Scherpe lijnen wat verdoezeld
Van bohémien
tot burgerman
Cultuur&Kunst
Likte Napoleon Bonaparte aan
arsenicumhoudend behang?
DONDERDAG 1 OKTOBER 1992
22
REDACTIE: CEES VAN H
RECENSIE NICO KEUNING
"Weg met de bohème'. J.P. Guepin, uitg
Bert Bakker
"Weg met de bohème' is de titel
van het nieuwste boek van J.P.
Guepin. Om te weten waar de
schrijver nu precies tegen is, is
het goed te weten wat de Van
Dale onder bohème verstaat:
'Een ongeregelde levenszwijze
en de kring van aldus levende
artiesten, bepaaldelijk in grote
kunstcentra.' Bij het begrip 'bo
hémien' wordt daar in de drie
delige editie nog aan toege
voegd dat de levenswijze van
'zulk een jong artiest' zwervend
en armoedig is.
Guepin heeft het over de kun
stenaar als bohémien, die zich
principieel verzet tegen de
maatschappij. De bohème on-
staat rond 1830 en het gekke is,
aldus Guepin, dat zich in Euro
pa dan juist een samenlevings
vorm ontwikkelt die hij als de
best mogelijke beschouwt: de li
berale democratie, 'die bloeit
dank zij de vreedzame concur
rentie van fatsoenlijke burgers.'
Onder vreedzaam verstaat
Guepin - zo blijkt als hij Ber
nard de Mandeville (1670-
1735) als voorbeeld neemt - dat
er geen revolutie, geen oorlog is
in een samenleving vol bedrog,
corruptie, moord, krankzinnig
heid etc. De economie draait op
het principe 'particuliere zon
den, algemeen profijt'.
Waar het Guepin in dit boek
kennelijk om gaat, is de vraag of
het begrip bohème nog wel be
tekenis heeft, zeker in Neder
land waar volgens hem ieder
een tot die status is verheven.
Hoe kan bijvoorbeeld Karei Ap
pel bohémien zijn, terwijl zijn
kunstwerken juist door de bur
gers, de aanhangers van de ge
vestigde orde, tegen wie Appel
zich afzet ('ik rotzooi maar wat
aan'), worden gekocht? Een
paradox, zegt Guepin. De bohè
me maakt onlosmakelijk deel
uit van het burgerdom, onleent
er haar bestaansrecht aan.
De burger, die behoudend is
en niet durft te kiezen voor het
kunstenaarsbestaan, wordt met
de aanschaf van literatuur en
beeldende kunst en het luiste
ren naar of spelen van muziek
zelf ook een beetje bohémien.
Maar de burger zorgt ervoor dat
'het systeem werkt. Er zijn nog
wel kunstenaars die aanvanke
lijk eem 'zwervend en armoe
dig' bestaan lijden, maar naar
mate zij - hoe oprecht ook - be
ter vorm weten te geven aan
hun non-conformisme, nemen
zij een steeds vastere plaats in
binnen het establishment.
Hoe kon schrijver (en dichter
tje) Nescio- tevens directeur zijn
van de Holland Bombay Cie?
"Nescio's ideologie is een en al
Rousseau,' zegt Guepin. De per
sonages die dicht bij de natuur
staan, kunnen geen stand hou
den in de maatschappij: uitvre
ter Japi 'stapt' van de Waalbrug
en schilder Bavink wordt gek
omdat hij de zon niet kan schil
deren.
Guepin haalt heel wat over
hoop en de achteloze 'name
dropping' vooronderstelt een
zeer brede kennis van velerlei
zaken. Het fragmentarische van
dit boek, maakt te veel de in
druk van een omgevallen boe
kenkast. Geen enkele stelling of
gedachte wordt uitgediept. Net
als je greep op een onderwerp
hebt, springt Guepin naar een
nieuw, afgeleid onderwerp. De
schrijver associeert er maar op
los en de lezer raakt het spoor
bijster.
'Echt moeilijk is dit boek
niet,' zegt Guepin in zijn inlei
ding. Het is per fragment inder
daad te volgen, maar je verliest
toch de grote lijn uit het oog.
Uit de titel blijkt dat de auteur
een pleidooi houdt voor de bur
ger, maar zodra hij zichzelf in
het nauw schrijft, roept hij
'paradox' en begint vrolijk aan
een volgend hoofdstuk.
Eenheid van leven en werk.
Dat geldt als voorwaarde voor
de marginale kunstenaar, 'die
consequent aan de rand van de
conventies van de maatschappij
leeft. Plichtsgevoel wat het werk
betreft hebben ze gemeen met
alle grote kunstenaars - en met
de burger,' schrijft Guepin aan
het eind van zijn essaybundel
die dus net zo goed 'Weg met
de burgerij' had kunnen heten.
Maar ik geef toe dat die titel
minder provocerend klinkt.
J.P. Guepin: „Echt moeilijk is dit boek niet" foto cerhard jaeger
Jan Kuyper
STOTTERAAR
Hij klampt mij aan: ik ben zijn beste vriend.
Kan ik hem niet in and're armen drijven?
Heeft hij geen and're paal om zich te wrijven?
Als ik eens zei: 'k ben niet van jou gediend!
Ik kan het niet. Eens heb 'k hem nietsontziend
iets aangedaan (waaraan is toe te schrijven
dat niets daarvan mij bij heeft willen blijven?)
en dus heeft hij mijn duldzaamheid verdiend.
Hij houdt een toespraak, maar hij brengt niets uit.
Hij balt zijn vuisten: heel de wereld lacht.
Hij wijst mij met de vinger en spreekt luid:
stenigt hem! Maar ik be i het raam al uit.
Daar staat hij weer. Ik had het wel verwacht.
Zijn mond beweegt, maar is niet in zijn macht.
Maarten 't Hart: „Als ik echt een vrouw was, was ik lesbisch."
FOTO HIELCO KUIPERS
Mensje van Keulen over Maartje 't Hart als 'Geheime Dame
RECENSIE HANS WARREN
Mensje van Keulen. Geheime Dame. Uitg. Atlas.
ƒ29.90. geill., met vele foto's.
Maarten 't Hart was als kind al graag een
meisje geweest en hij is reeds van zijn
25ste gezwicht voor de drang zich af en
toe als vrouw te verkleden en op te ma
ken. Hij diende deze fantasie zo veel mo
gelijk verborgen te houden uit liefde
voor zijn echtgenote die, hoe ruimden
kend ook, toch moeilijk accepteren kon
haar man met nep-borsten, een blonde
pruik, dikke lagen make-up, in een jurk
en op hooggehakte pumps te zien.
't Hart was dus gedwongen zijn steeds
groeiende vrouwelijke garderobe te ver
stoppen en stiekem, als 'geheime dame'
door het leven te gaan. Maar ook hij is
uiteindelijk, op middelbare leeftijd, met
zijn afwijking in het openbaar getreden.
Hij laat nadrukkelijk weten niet homo
seksueel te zijn, niet transseksueel en hij
heeft er zelfs een hekel aan bij de traves
tieten te worden ingedeeld. Hij be
schouwt zijn verkleedpartijen als een
soort 'troost' waarbij hij tevens van in
stelling en gedrag verandert: hij wordt
rustiger, is als vrouw niet gierig, houdt
dan van felle kleuren, wil dan zelfs roken,
wat hij niet kan. Hoewel hij het fijn vindt
om bewonderd te worden, is zijn seksua
liteit dan vrijwel uitgeschakeld. ,,Als ik
echt een vrouw was, was ik lesbisch",
laat hij weten.
Waarschijnlijk benijdt hij het de echte
vrouwen dat zij zich mateloos versieren
mogen, terwijl de man op straffe van
hoon vroeger in dat opzicht geen enkele
speelruimte werd gegund. De gewone
Maarten 't Hart die de spiegel hem toont
interesseert hem niet, is hij als vrouw
vermomd, dan boeit zijn spiegelbeeld
hem mateloos.
Groteske oma
Wat had er meer voor de hand gelegen
dan dat hij zelf over deze gecompliceer
de instelling een zo eerlijk mogelijk auto
biografisch verslag had uitgebracht? Wat
was er fascinerender geweest dan de ge
nadeloze zelfanalyse van een streng op
gevoed gereformeerd jongetje dat, op
groeiend, als een geperverteerde omge
keerde Narcissus zijn spiegelbeeld als
jongmeisje, jonge vrouw aanbidt en pas
op de drempel van de ouderdom toe
geeft en zich als een groteske oma aan
de wereld vertoont? Wat een onderwerp,
wat een boek. Vermoedelijk is hij nog
niet met zichzelf in het reine, en hopelijk
hebben we het nog in petto.
Maar voorlopig heeft Maarten 't Hart
een andere weg gekozen. Hij heeft ermee
ingestemd dat Mensje van Keulen een
stuk over hem als dame schreef, mits ze
hem niet spaarde. Dat stuk werd gevolgd
door een hele reeks impressies, en uit
eindelijk werd het een boek, 'Geheime
Dame'.
Ze hield zich aan zijn woord,
heeft ze haar vriend niet en daardoor
werd het een fascinerend verslag. Ze
toont hem in zijn onvoorstelbare ijdel-
heid, zijn lafheid, zijn grenzeloze egoïs
me, zijn kinderachtigheid, zijn curieuze
verlangen om als vrouw pijn te lijden en
zet hem zelfs een paar maal letterlijk in
zijn blote kont onder de meest lachwek
kende omstandigheden. Terwijl hij zich
onder haar ogen aan puur exhibitionis
me overgeeft, noteert ze: „Niet wrevelig
worden, alleen omdat ik het niet goed
begrijp. En het ook niet gaan stellen te
genover het leed van de wereld, want
wat is er dan niet nietig? Selectief relati
veren is net zo goed vals spelen. Dus geef
toe, ga erin mee, in godsnaam, geen
droeve noten."
Haalt hij iets dergelijks uit bij een
kleermaker tijdens het passen, dan lees
Uit: 'Wendingen.
1970-1990'. Ian Kuyper. Uitg. Querido.
RECENSIE ASTRID VAN DEN BERG
Julia Blackburn. Het laatste eiland van c
keizer. Een reis naar Sint Helena. Uit
G A. van Oorschot, ƒ44.90
Hoe leefde Napoleon Bonaparte
op Sint Helena, het eiland waar
naar de Engelsen hem in 1815
hadden verbannen? Hoe waren
die laatste jaren van de heerser
die zijn rijk teruggebracht zag
tot een vochtig huis en een
zwaar bewaakte tuin? Hoe
kwam hij aan zijn eind? Vergif
tigde de keizer zichzelf inder
daad nietsvermoedend door 's
nachts aan het arsenicumhou-
dende behang naast zijn bed te
likken?
We zullen het nooit met ze
kerheid weten, want Napoleon
heeft niets opgeschreven in die
tijd. Maar de mensen in zijn
omgeving - zijn hofhouding, de
Engelse militairen en de eiland
bewoners - schreven des te
meer. Talloze verhalen over de
keizer op het eiland liggen te
verstoffen in archieven. De En
gelse schrijfster Julia Blackburn
liet zich niet afschrikken door
het materiaal dat aan de ene
kant zeer overvloedig is en aan
de andere kant veel gaten ver
toont. Zij heeft in haar nieuwe
boek 'Het laatste eiland van de
keizer, Een reis naar Sint Hele
na' de geschiedenis van Napo
leons laatste zes levensjaren ge
reconstrueerd.
Maar al te vaak moeten
schrijvers van historische ro
mans uit hun fantasie putten
om de leemtes in het bronnen
materiaal op te vullen. Neder
lands beroemdste schrijfster
van historische romans, A.L.G.
Bosboom-Toussaint, schreef in
het voorwoord op haar boek
'Mejonkvrouwe de Mauléon'
dat de historische grondslag van
haar verhaal ligt in een boek
van Voltaire. Maar, zo voegde ze
er aan toe: „Het karakter dat er
zich uit laat afleiden, en de
groepering, is - mijn verdich
ting." Toen de roman in 1847
verscheen werd er gefluisterd
dat Toussaints liefdesverhou
ding met de grote letterkundige
Bakhuizen van den Brink haar
de inspiratie had verschaft voor
de beschrijving van het liefdes
leven van mejonkvrouwe de
Mauléon. De jonkvrouw wordt
daardoor bijzonder levensecht,
maar je kunt je afvragen wat de
projectie van Toussaint voor ge
volgen heeft gehad voor de his
toriciteit van het werk.
Anders dan Bosboom-Tous
saint gaat Julia Blackburn te
werk in 'Het laatste eiland van
de keizer'. Blackburn waakt er
voor speelbal te worden van
haar eigen verbeelding. De
schrijfster probeert juist de fei
ten van de verdichting te schei
den: „In dit boek gaat het mij
om het kluwen van feitelijkhe
den, verhalen, mythen en ab
surde anekdotes dat rond Na
poleon onststond terwijl hij op
Sint Helena verbleef."
Julia Blackbum ontwart het
kluwen voor zover in haar ver
mogen ligt. Ze beseft daarbij dat
de verdichting al heeft toegesla
gen vanaf het moment dat ver
halen over Napoleon, zelfs bij
leven, werden opgetekend.
Toch onthoudt Blackburn de
onwaarschijnlijke anekdotes
niet aan de lezer. Gelukkig niet,
want juist de fantastische ver
halen zijn tekenend voor de
manier waarop de mensen te
gen de onttroonde keizer opke
ken. „Als hij zich in het open
baar vertoonde, moest men
zich aan het protocol houden
en zich strikt volgens de regels
van de etiquette gedragen om
de indruk te wekken dat dit on
derkomen, Longwood House,
ondanks de ratten, en de regen
en de wind die hun weg zoch
ten door de kieren van de dun
ne dakbedekking, een keizerlijk
paleis was, waar een keizer resi
deerde en de scepter zwaaide."
De waakzaamheid waarmee
Blackburn, die zelf het laatste
eiland van de keizer bezocht,
haar eigen associaties scheidt
van de historische feitelijkhe
den, heeft het boek toch niet tot
een onpersoonlijk document
gemaakt. De schrijfster houdt
haar persoonlijke indrukken wel
gescheiden van de geschiedenis
van Napoleon, maar laat ze niet
weg uit het verhaal. Anders dan
Bosboom-Toussaint, die haar
eigen gevoelsleven op haar ro
manfiguur projecteerde, plaatst
Blackbum haar wederwaardig-
je: „En waarom is hij daar in zijn blote
kont gaan staan?" En in een nog zottere
situatie waarbij hij voor haar rondhup
pelt in een panty met een gat van boven
waardoor zijn geslacht bungelt, citeert ze
met instemming de schrijver Loesberg:
„Men moet toch wel behept zijn met een
bizarre seksuele afwijking om met Maar
ten 't Hart naar bed te gaan."
Mensje van Keulen bracht de uiterst
delicate opdracht tot een goed einde, ze
verdient daarvoor bewondering en lof.
Met grote omzichtigheid, telkens op
nieuw proberend, nu eens verbijsterend,
dan kritisch, geïrriteerd, maar altijd
ruimdenkend en met ware vriendschap
tekende zij dit moeilijke portret van
Maarten 't Hart als vrouw. Het lijkt, het is
goed, ieder kan tevreden zijn, zelfs 't
Hart is enthousiast.
Maar als hartstochtelijk literatuurlief
hebber denk ik dat het een doodenkele
keer toch wel eens jammer is dat vriend
schap, die zeer nobele aandrift, ons zo
mild kan maken dat de scherpe lijnen
wat worden verdoezeld. Dit portret had
ook een genadeloos meesterwerk kun
nen worden als Mensje van Keulen zich
minder ingehouden had. Het had haar
dan wel die vriendschap gekost waar
schijnlijk.
Julia Blackbum: eigen wederwaardigheden op Sint Helena naast die van
Napoleon. foto h. bonger
heden naast die van Napoleon. Longwood House, verweeft ze
Haar ervaringen op de tocht met de overleveringen van Na-
naar Sint Helena, haar indruk- poleons laatste jaren. Het is een
ken van het eiland, haar gevoe- fraai en subtiel patroon dat ze
lens tijdens het bezoek aan weeft.
Eenzaam continent
Dit jaar is het vijfentwintig jaar
geleden dat Honderd Jaar Een
zaamheid van Gabriel Garcia
Marquez verscheen. De roman
was niet alleen een schitterende
mijlpaal in de Latijns-Ameri
kaanse literatuur, maar ook een
voorbode van een belangrijke
en grote literaire produktie van
dat continent.
In die vijfentwintig jaar heb
ben de Zuidamerikaanse schrij
vers niet alleen fictie geschre
ven, maar ook reisbeschrijvin
gen en documentaires. Meuien
hoff heeft nu een verzamelbun
del van deze beschrijvende en
beschouwende literatuur uitge
bracht onder de titel Het Conti
nent van de Eenzaamheid. Car
los Fuentes onderzoekt de ge
volgen van de Mexicaanse revo
lutie: Mario Vargas Llosa be
schrijft zijn belevenissen tijdens
de campagne die hem president
van Peru moesten maken en
Sergio Ramirez blikt terug op de
Sandinistische revolutie in Ni
caragua. Opvallend is dat Meu-
lenhoff ook Fleur Bourgonje,
Marlise Simons en Carolijn Vis
ser tot de Latijns-Amerikaanse
literatuur rekent. Bourgonje
geeft een verslag van een reis
naar Argentinië, Simons bracht
een bezoek aan het Amazone
gebied en Visser verhaalt van de
laatste ontwikkelingen in Haïti.
Het resultaat is een bundeling
van rijp en groen. Sommige be
schrijvingen zijn zo beeldend en
sterk dat ze zeker belangrijk zul
len blijven, andere zullen over
enkele jaren zeker gedateerd
overkomen.
WILFRED SIMONS
Het Continent van de eenzaamheid.
Uitg. Meuienhoff, Amsterdam, 1992.
ƒ25,-
Augusto Matraga
De Braziliaanse schrijver Joao
Guimaraes Rosa kreeg interna
tionale bekendheid met zijn
grote roman De Derde Oever
van de rivier. Toch is zijn roman
bij lange na nooit zo bekend ge
worden als Honderd Jaar Een
zaamheid Iedere lezer voelt
zich bij tijd en wijle gekweld
door de vraag: moet ik zo'n dik
boek nu lezen of niet? Is het
wat? Wie daar een duidelijker
idee over wil krijgen kan Het
uur en Ogenblik van Augusto
Matraga lezen. Deze novelle is
een voorloper van De Derde Oe
ver en behandelt dezelfde the
matiek.
De vergelijkingen met het le
ven van rooms-katholieke heili
gen dringen zich op bij de ge
schiedenis van Augusto Matra
ga. Hij zondigt, doet penitentie,
hij maakt een wedergeboorte
mee. Lange tijd leidt hij een stil
en arbeidzaam leven, in toene
mende geur van heiligheid. Dan
komt het moment van de grote
verleiding... Rosa schrijft als een
trein: korte alinea's, flitsende
dialogen.
W.S.
Joao Guimaraes Rosa, Het Uur en
Ogenblik van Augusto Matraga. Novel
le. Uitg. Meuienhoff, 1992. ƒ24,95.
Rampzalige reis
Schipbreukelingen. Kroniek van
een zwerftocht van Spaanse
veroveraars is een 'bestseller' uit
de zestiende eeuw. In 1542 ver
schenen de avonturen van Alvar
Nunez Cabeza de Vaca voor het
eerst en zij werden gelezen als
een spannende avonturenro
man. Toch is het een waar ge
beurd verslag. Karei V verleende
in 1526 toestemming aan de de
Spaanse edelman Narvéez, die
gouverneur van Florida en
Texas wilde worden. Het jaar
daarop vertrok een vloot van vijf
schepen uit Spanje, met in to
taal zeshonderd man aan
boord: zeelieden, soldaten, be
lastingambtenaren en zelfs
Franciscaner monniken.
De reis eindigde rampzalig:
de schepen leden schipbreuk en
de overlevenden maakten een
jarenlange, barre reis door
Texas, New Mexico, Californië
en het noorden van Mexico. Ze
werden geteisterd door honger,
kou, muggenplagen, vijandige
Indianen, bosbranden. Een
handjevol kolonisten bleef uit
eindelijk in leven. Cabeza de
Vaca was één van de overleven
den en hij stelde zijn odyssee te
boek. Zijn carrière eindigde als
gouverneur van Buenos Aires.
W.S.
Alvar Nufiez Cabeza de Vaca, Schip
breukelingen. Kroniek van een zwerf
tocht van Spaanse veroveraars. Vert.
G.J. Geers. Uitg. Meuienhoff, 1992.
ƒ29,50.