Spanningsvelden in relatie justitie en media Feiten &Meningen DONDERDAG 1 OKTOBER 1992 Ooit sprak de rechter slechts in zijn vonnissen en de offi cier van justitie via zijn requisitoir. Die tijden zijn voorbij. Het rechtsbedrijf is, in navolging van de rest van de sa menleving, opener geworden. Persofficieren van justitie en persrechters staan klaar om de media te bedienen. De grotere openheid heeft echter zijn keerzijden en stelt zijn eisen. Want waar liggen de grenzen? Over de broze rela tie tussen openbaar ministerie en media. door de AVRO uitgezonden persconferentie werd het pu bliek medewerking gevraagd bij de oplossing van de ontvoering. 'Live' vanuit het statige Raad huis in Bloemendaal. HAARLEM ARTHUR MAANDAG I loofdrolspeler bij het Open baar Ministerie (OM) in het contact met de media is de persofficier van justitie, een ty pisch produkt van de tijdgeest. De samenleving wordt aan het eind van de jaren zestig steeds opener. Gevestigde machten schudden op hun grondvesten en derhalve ook het behouden de rechtsbedrijf. Openbaar Mi nisterie en rechters krijgen te maken met een samenleving, en dus met journalisten, die een steeds kritischer toon aanslaan. Op initiatief van justitie-voor- lichter mr. T. Faber-de Heer wordt besloten tot invoering van persofficieren van justitie. In 1974 gaat mr. C. van Steen deren in Den Haag bij wijze van proef als eerste aan de slag. Sinds 1983 beschikt elk arron dissement over een eigen pers officier. De persofficier ziet zich, als aanspreekpunt,geconfronteerd met de vertegenwoordigers van de journalistiek. Een bont gezel schap van schrijvende pers, ra dio en televisie. Ook de pers is met de tijd meegegaan. In vele kranten treft men tegenwoordig analyserende of recenserende verhalen aan over het optreden van de rechterlijke macht. Tot zo ver de plaatsbepaling van persofficier (OM) en media. Dan nu het spanningsveld. Ik beschrijf dat aan de hand van een praktijkvoorbeeld waarin enkele principiële vragen aan de orde komen: de zaak-Heijn. De feiten in het kort: Ahold-top- man Gerrit-Jan Heijn wordt op 9 september 1987 bij zijn wo ning in Bloemendaal ontvoerd. Na maanden van tergende on zekerheid komt de zaak op 6 april 1988 toch nog tot een op lossing. Heijn blijkt op de dag van zijn ontvoering al te zijn vermoord. Het misdrijf is door één man gepleegd, een 45-jarige inwoner van Landsmeer. Zo werd en wordt hij in deze krant ge noemd. Gebruik van initialen is immers taboe. Een kwestie van ethiek: de media horen nie mand extra te straffen door hem ook maar enigszins herkenbaar ten tonele te voeren. Privacy gaat vrijwel altijd voor. Maar terug naar de ontvoering. Die zaak laat in ieder geval zien dat met publiciteit het opspo ringsbelang kan zijn gediend. En dat de media zich daarvan bewust zijn en willen meewer ken. Zo kon televisiekijkend Ne derland op maandag 28 decem ber 1987 een opmerkelijk pro gramma aanschouwen. In een De informatiestop De kijkdichtheid was hoog, de hoeveelheid tekst in de geschre ven pers evenredig. Toch had den veel journalisten op dat moment een bittere smaak in de mond. Ze voelden zich al langer misbruikt. Justitie had immers zes dagen na de ont voering eenzijdig en zonder ver dere toelichting een omstreden informatiestopafgekondigd. De stop ging in op dinsdag 15 september 1987 om 14.30 uur. „Al in hun eerste brief, die op zaterdag 12 september met andere claimbrieven werd ontvangen, hebben de ontvoer ders kenbaar gemaakt dat zij op 'voorpaginanieuws' geen prijs stelden. Daarop werd in overleg met de familie besloten een 'in formatiestop' in te stellen", schrijft minister Korthals Altes van justitie eind december 1987 de zaak is dan nog onopge lost in een brief aan de Twee de Kamer. De bewindsman laat verder weten dat hij niets ziet in afspraken met de media. In kringen van de pers wordt op dat moment uitvoerig gepraat over de informatiestop. Het Ne derlands Genootschap van Hoofdredacteuren en de Neder landse Vereniging van Journa listen (NVJ) organiseren op 28 maart 1988 een discussiemid dag over dat onderwerp. Druk bezocht door de pers, maar he laas gemeden door vertegen woordigers van het ministerie van justitie en het Haarlemse OM, dat in de Heijn-zaak een prominente rol speelde. Een werkelijke dialoog bleef daar door uit. Justitie en politie komen tijdens de bijeenkomst fors onder vuur te liggen. Niet alleen omdat er onjuiste inlichtingen blijken te zijn verstrekt. Kritiek is er ook omdat van de zijde van justitie èn door politici wordt gesugge reerd dat de media zich niet aan afspraken houden. Afspraken zijn er echter niet. Dan zou er sprake zijn geweest van een perspaiize. In zo'n geval vormen de media een volwaardige partner in het proces dat uiteindelijk tot op lossing van een ernstig misdrijf moet leiden. Voorbeelden van afspraken zijn er. Bij de treinka ping, door Molukkers bij De Punt, hebben de Nederlandse media in 1977 in overleg met de autoriteiten gebeurtenissen ver- Grote belangstelling voor de persconferentie in de Heijn-zaak op 28 december 1987. 'Live' uitgezonden vanuit het statige Raadhuis in Bloemendaal. De Nationale Ombudsman, mr.drs. M. Oosting, staat op de bres voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. FOTO ANP COR MULDER zwegen. Zo is geen melding ge maakt van luchtmachtoefenin gen, nabij Gilze-Rijen, ter voor bereiding van de uiteindelijke bevrijding van de gegijzelde passagiers. Te vrezen valt dat de discussie over de informatievoorziening zich bij een volgende gerucht makende (ontvoerings)zaak zal herhalen. Een inhoudelijke dis cussie tussen alle betrokkenen is er immers nog steeds niet ge weest. Terughoudendheid Wié bij justitie had verwacht dat de informatiestop tot rustig af wachten bij de media zou lei den, komt bedrogen uit. De pers kent een eigen verantwoor delijkheid en gaat zelf op onder zoek uit. Dat leidt tot juiste èn tot onjuiste berichtgeving. Het crisisteam van Ahold, waar de feitelijke onderhandelingen met de ontvoerder(s) worden gevoerd, pakt de zaak daarom, ondanks de informatiestop, an ders aan. Terwijl politiewoord voerder Anne Geelof in de rol van papegaai figureert (hij ver wijst steevast naar de informa tiestop), bellen leden van de raad van bestuur van het Zaan- se concern met hoofdredacties. Beleefd wordt verzocht bij in dringende publikaties contact met Ahold op te nemen. En dat gebeurt ook. De redactie van Haarlems Dag blad is als eerste getipt dat de ontvoerders van Heijn een stuk pink hebben opgestuurd. Na overleg met de contactpersoon van Ahold wordt besloten nog niet over de pink te schrijven. Bij een belangenafweging geeft het individuele belang van Ger rit-Jan Heijn de doorslag. Later herhaalt zich hetzelfde als aan de krant wordt gemeld dat bij banken de eerste gemerkte exemplaren van losgeldbil jetten zijn gesignaleerd. Ook andere bladen besluiten daar over voorlopig niets te pu bliceren. Puur in het belang van de opsporing van de ontvoer ders, want dat Heijn nog leeft gelooft vrijwel niemand meer. De media hebben hun eigen verantwoordelijkheid, politie en justitie hebben die ook. Dat le vert een spanningsveld op, maar daarin valt, op basis van wederzijds respect, te werken. Het blijft daarom jammer, het zij nogmaals gezegd, dat ervan de zijde van justitie niets is ge bleken van bereidheid tot een dialoog. Het lijkt een indicatie voor de verslechterde relatie tussen jus titie en pers. Opvallend is in dit verband ook dat het in 1976 tot stand gekomen overlegorgaan Politie-Justitie-Pers inmiddels een zachte dood is gestorven. De mediavertegenwoordigers trokken zich eind 1990 terug nadat de procureurs-generaal, zonder enige vorm van overleg, richtlijnen hadden opgesteld over de voorlichting van politie en justitie aan de pers. De normen De taakomschrijving van de eerste persofficier, Van Steende ren, is even kort als simpel. Hij moet inlichtingen verschaffen over alle zaken van het parket waarvoor belangstelling bij de pers bestaat of waarover het Openbaar Ministerie meent dat eigener beweging voorlichting moet worden gegeven. Pas na geruime tijd ontwikkelen zich meer uitgewerkte normen. Voor een deel gebeurt dat op basis van incidenten, die tot rechter lijke uitspraken leiden. Later volgen officiële richtlijnen, waarover straks meer. Normen zijn er uiteraard ook voorde pers. Bij beoordeling van rechtmatigheid van perspu- blikaties is er een spanningsveld tussen de vrijheid van menings uiting en de bescherming van privacy/eer en goede naam. De pers heeft in het kader van de vrijheid van meningsuiting een bijzondere positie. Ook in de rechtspraak wordt erkend dat de media de taak hebben mis standen aan de kaak te stellen en zonodig namen te noemen. „Tegen de beschuldiging dat een publicatie onjuist is, be hoeft de pers niet de waarheid aan te tonen, maar kan zij vol staan met haar goede trouw aannemelijk te maken", vat mr. Ulco van de Pol de jurispruden tie samen in zijn proefschrift 'OpenbaarTerecht'. „Relevant hiervoor is de zorgvuldigheid die in acht is genomen bij de totstandkoming van de ge wraakte publicatie." Normen voor de media zouden ook van de zijde van de Raad voorde Journalistiek moeten komen. Deze in 1960 opgerichte instantie bestaat uit vertegen woordigers van journalisten en uitgevers en heeft een onafhan kelijke voorzitter. De raad geeft een oordeel over een gewraakte journalistieke ge draging. De opinies worden ge publiceerd in het vakblad De journalist, terwijl de raad het betrokken nieuwsmedium ver zoekt de beslissing te publice ren. Aan dit verzoek pleegt vaak geen gehoor te worden gegeven. Sancties zijn er niet. Veel gezag heeft de raad niet. Wie vindt dat een publikatie niet door de beu gel kan, kan beter naar de rech ter stappen. Nationale Ombudsman Eén instantie die nonnen stelt, is nog niet genoemd: de Natio nale Ombudsman. De ombuds man heeft de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld. Hij beoordeelt immers gedragingen van politie- en justitiefunctio narissen en kan in zijn uitspra ken ook gedragsregels formule ren. En dat is gebeurd. De ombudsman neemt het op voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In een aantal rapporten, onder meer over de zaak van de in een Am sterdamse politiecel overleden kraker Hans Kok (wiens naam overigens in het betreffende rapport consequent niet wordt genoemd), heeft de ombuds man normen ontwikkeld waar aan politie en justitie moeten voldoen bij de voorlichting aan de media. Zo moet de informatie feitelijk en zakelijk zijn. Omdat politie en justitie partij zijn, mag van hen worden verwacht dat ze de vereiste objectiviteit in acht ne men. De praktijk maakt duide lijk dat de ombudsman strenge eisen stelt. Het verstrekken van initialen van een verdachte gaat vaak al te ver. Als er kans op herkenning is, vindt de om budsman deze vorm van infor matieverstrekking niet behoor lijk. Als het niet om verdachten maar om slachtoffers gaat, dient eenzelfde gedragslijn te worden gevolgd. Weliswaar zijn er op dit punt (nog) geen uitspraken, maar „we vinden dat überhaupt een slachtoffer al helemaal geen andere behandeling verdient dan een verdachte", verklaarde ombudsman mr.drs. M. Oosting op 2 september 1988 bij monde van zijn woordvoerder in Haar lems Dagblad. Officiële richtlijnen De Nationale Ombudsman vroeg de minister van justitie eind maart 1988 om duidelijke richtlijnen met betrekking tot de informatievoorziening. In 1990 kwamen die er. In de 'Richtlijnen informatieverstrek king en voorlichting aan de me dia in en over strafzaken' wordt ook een competentieconflict beslecht tussen politievoorlich- ters en persofficieren. Het OM draagt de verantwoor delijkheid voor de voorlichting, ook als die door de politie wordt gegeven. Niet iedere politie- voorlichter toont zich daar blij mee. Bij de discussie speelt met name de kwaliteit van de voor lichting een rol. Politievoorlich- ters wijzen daarbij op hun pro fessionele kennis en ervaring. Daar valt wel wat op af te din gen. Bij de politie zijn er soms professionele voorlichters, maar vaak ook niet. Het komt voor dat iemand voorlichter wordt omdat dat de enige manier is om in de ambtelijke hiërarchie een hogere rang te bereiken. Anno 1992 blijkt overigens dat FOTO UNITED PHOTOS DE BOER ook het OM niet vies is van 'scoren' met een mooie opge rolde zaak. „De trotse recher cheur achter een koffer met daarin de inbeslaggenomen hoeveelheid drugs etc. figureert nog steeds", zegt (pers)officier van justitie mr. H.P. Wooldrik in november 1984 ietwat scham per aan de vooravond van het congres 'Pers en strafrechtple ging'. Wie thans in plaats van rechercheur het woord persoffi cier invult, doet de werkelijk heid geen geweld aan. De richtlijnen uit 1990 zijn in middels door nieuwe vervan gen. Het stond begin mei plot seling in de Staatscourant. Eni ge vorm van begeleidende in troductie, bijvoorbeeld via een persbericht, was er niet. In de nieuwe richtlijnen zijn de door rechtspraak en Nationale Om budsman ontwikkelde normen en door commissies gedane voorstellen in een aantal alge mene gedragsregels vastgelegd. Dat informatie objectief en za kelijk van toonzetting moet zijn, vloeit rechtstreeks voort uit de eisen van de ombudsman. Ver der moet bij het verstrekken van persoonsgegevens worden voorkomen dat een verdachte gemakkelijk herkenbaar wordt in de woon/werkomgeving. Een uitzondering geldt voor een (reeds) zo bekende verdachte dat bescherming van de per soonlijke levenssfeer niet meer te verzekeren valt. Bij slachtof fers, nabestaanden, getuigen en aangevers geldt dezelfde be scherming. In de regel moet worden volstaan met de ver melding van leeftijd, geslacht en woonplaats. Politie en justitie moeten zich bij het geven van informatie ook onthouden van kwalifica ties inzake persoonlijke en functioneleomstandigheden, tenzij er een duidelijke relatie is tussen die omstandigheden en het gepleegd feit. Dit geldt in het bijzonder bij vermelding van bijvoorbeeld nationaliteit, etnische afkomst of seksuele ge aardheid. Aan de media mag „in het be lang van een richtige opsporing en vervolging van strafbare fei ten" geen informatie worden verstrekt over voorgenomen op sporingshandelingen in indivi duele strafzaken. Hetzelfde geldt voor strafprocessuele be slissingen waarvan de verdachte nog geen weet heeft. Als er sprake is van een persconferen tie moet de advocaat van de verdachte en zo mogelijk ook het slachtoffer worden ingelicht. De raadsman heeft ook recht op een kopie van een uit te geven persbericht. Is er onjuist voorgelicht, dan moet dat aan de media worden gemeld. Nieuw is sinds begin mei 1992 de regel dat, in geval van actieve voorlichting, ook aan de pers moet worden ge meld wanneer iemand niet lan ger als verdachte wordt be schouwd. Lag in de jaren zeventig nog sterk de nadruk op de open baarheid van overheidshande len, in het afgelopen decenni um is ook de keerzijde van de medaille ontdekt. Openbaar heid vindt zijn grens in het res pecteren van de persoonlijke le venssfeer van de burger. In alle discussie over gedragsre gels voor politie en justitie is echter één vraag ten onrechte buiten beschouwing gebleven. Mag er, in welk nobel belang ook, worden gelogen? Nee, moet het antwoord zijn. Maar het gebeurt wel. Zoals in de kwestie-Heijn en later in de zaak van de gestolen schilderij en van Van Gogh, waar de Am sterdamse politie onjuiste infor matie naar buiten bracht om de dieven op een dwaalspoor te brengen. Het wordt tijd voor duidelijke regels. Niet eenzijdig opgelegd, maar na overleg. Ook met de pers. Dit artikel is een samenvatting van een hoofdstuk in 'Magi straat met beleid, de officier van justitie en zijn omgeving'. Deze bundel opstellen van di verseauteurs verscheen vorige week ter gelegenheid van het afscheid van de Amsterdamse hoofdofficier van justitie, mr. C. van Steenderen. Uitgever is Gouda Quint, winkelprijs 49,50gulden. WIM STEVENHAGEN JÉ NOU W£c 7Af 7uiï7''AV.££!<AN£M OotG fATSOEhiUXé]I fotlTlCi £UNN6a! 2UM- rnU - ---1 O- OMDAT ZB t&i a>2gppv£ 171 /pf&SiPfcur MÊ-TJÊS dEMO(2ATISC.H J7 éaioZSEU? HE£, IA &ÉJ0Ê.UALS FIB FEKHAWO conté PB weiio ££M eéêrjÊ (OPPupr Wté^EWEEST HAP HP I7I&441 PAZUZ- MÊWTr.RlggJ -fooi 2/JK] Lj StM0!Z$nXq [AT£N tfE/VVHÊN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 2