'Gek worden
is nog altijd
geen pretje'
r
0
T"
0
Trouw en Ontrouw
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1991
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
Psychiatrische musea genoeg. Maar geen is waarschijn
lijk zo uitgebreid als het museum van het Psychiatrische
Centrum St. Willibrord in Heiloo. Is dat nou leuk, zo'n
expositie? Of eerder luguber? Een van de museumbeheer
ders: Tsja, ik zie de meeste bezoekers altijd weer met af
grijzen naar bijvoorbeeld die elektroshock-apparatuur
kijken. Dat vinden ze schokkend. Maar ik heb patiënten
gekend die vroegen of ze onder een spanlaken konden
worden gelegd, omdat ze niet meer zeker van zichzelf
waren..."
Eetgerei uit het
Psychiatrisch Cen
trum anno 1935.
foto hans van weel.
rob v
Denkwijzej
de negen beheerders van het museum in het Psychiatrisch Centrum St. Willibrord te Heiloo. Van
links naar rechts: Frits Smets, Frans van der Ark, Johan Oosterbaan en Ben Oud.
foto hans van weel
oms gruwelijk, af en toe ontroe-
a rend, maar bij tijd en wijle ook op
de lachspieren werkend. Want wat
doet een originele Berkel snijmachine in het
museum van het Psychiatrisch Centrum St.
Willibrord te Heiloo? Ex-verpleger Ben Oud
schiet te hulp: „Zuiver museaal bekeken,
hoort dat ding hier natuurlijk niet thuis. Maar
vanuit ons eigen historisch standpunt bezien,
mocht het niet ontbreken. Aan deze machine
stond elke ochtend, twintig jaar lang en van
zes tot tien uur, de befaamde broeder Gabi-
nius boterhammen worst te snijden."
„Hij was waarschijnlijk niet groter dan één
meter zestig, maar hij had een rechterarm zo
dik als een boomstam. Kwam van dat draai
en aan die slinger. Gotsalmeliefhebbe, wat
was die man sterk. Boterhammenworst voor
zesduizend boterhammen, élke ochtend.
Broeder Gabinius hield met die ene arm, als
het moest, twee patiënten in bedwang."
Het museum van St. Willibrord. Het werd
in juli geopend nadat de collectie die met
name door broeder-vicarus Aventius en ge
neesheer-directeur A.JAM. Wijffels in de ja
ren zeventig was bijeengebracht dreigde
weg te rotten in de kelders van het Centrum.
Meindert Groefsema. verpleger in ruste, trok
zich die teloorgang aan. Want er was in Ne
derland al zo weinig, wist hij. Jawel, psychia
trische musea voldoende. In Bakkum, in
Noordwijkerhout, in Santpoort. „Maar", jere-
mieert historicus Joost Vijselaar reeds in zijn
in 1981 verschenen boek Verloren Ge
waand', „waar staat nog een dropbad? En wie
heeft er nog een rotatiemachine?"
Zenuwlijder
De geschiedenis van de psychiatrie in Neder
land? Ze wordt in Heiloo, ondanks het pio
nierswerk van Groefsema, slechts ten dele uit
de doeken gedaan. Ben Oud en met hem de
leden van de museumcommissie Frans van
der Ark, Johan Oosterbaan en Frits Smets,
weten dat als geen ander. „Maar", consta
teert Smets trots, „ik ben er van overtuigd dat
we wèl over een van de meest uitgebreide
collecties van ons land beschikken. We heb
ben zelfs nog op video overgezette films van
insuline- en cardiazolshock-kuren uit de ja
ren dertig. Uniek en van onschatbare waar
de."
Aan gewone museumbezoekers worden de
rolprenten overigens niet vertoond. Te
schokkend. Oosterbaan: „Bijna alles wat je
hier ziet, brengt emotie teweeg. Veel mensen
schrikken al van een bed met een spanlaken
erover. En zo'n patiënt die in gestichtskleding
rondliep, dat vinden ze ook maar 'zo zo'.
Want stigmatiseerde je ze daar niet mee?
Dan zeg ik: 'Waarschijnlijk wel, maar ten eer
ste moet je alles bekijken in het licht van de
tijd en ten tweede hadden de meeste patiën
ten geen cent op zak. Er waren nog geen uit
keringen, geen sociale voorzieningen. Bijna
iedereen die hier werd verpleegd, moest wor
den gekleed door het gesticht. En dat moest
ook elk dubbeltje twee keer omdraaien."
Gesticht. Een beladen woord. Net als bij
voorbeeld zenuwlijder verdween het uit de
vocubalaire van de modeme verpleger. Maar
de veteranen mogen ze nog wel eens een en
kele keer gebruiken. Niet helemaal onbegrij
pelijk, want een naam als 'Sanatorium voor
Zenuwlijders Rhijngeest' (nu heet het Jelgers-
ma Kliniek, Oegstgeest) is bijna te mooi om
waar te zijn. Van der Ark: „Er werd vroeger
wat grover met allerlei begrippen omge
sprongen. Het woordgebruik is nu veel ver-
hullender. Maar dat neemt niet weg dat gek
worden nog altijd geen pretje is. En het ver
plegen van die mensen net zo min."
Elektroshock
Oud beweert aan de hand van de expositie
dat er in wezen zelfs weinig is veranderd. „Ik
zie de meeste bezoekers altijd weer met af
grijzen naar die elektroshock-apparatuur kij
ken. Want ja, dat vinden ze dan heel schok
kend, wat ik best kan begrijpen. Maar vergeet
niet dat de elektroshock momenteel een co
me-back maakt. Laatst had ik een oud-pa
tiënt hier in het museum, die tegen me zei:
'Als ik dat ding niet achter me had, ging ik te
gronde.' Het klinkt een leek misschien on
waarschijnlijk in de oren, maar echt: ik heb
ook mensen gekend die vroegen of ze onder
Unieke collectie psychiatrische hulpmiddelen uit een grijs verleden
een spanlaken konden worden gelegd. Die
waren dan niet meer zeker van zichzelf."
Op wat voor manier dan ook: zorg en behan
deling, daar heeft het altijd om gedraaid.
Maar hoe kon dat als je met twee man een
slaapzaal van 60 tot 65 mensen moest bewa
ken? Van der Ark: „Dat kon dus niet. Maar je
probeerde het. De eerste nacht dat ik hier in
dienst was, moest ik in mijn eentje 40 van die
knakkers in de gaten houden. Ik dacht: dat
moet mij weer treffen. Maar uiteindelijk sloeg
ik me er toch wel doorheen."
Oud: „Je had meer macht Ik zou het ei
genlijk niet moeten vertellen, maar vroeger
kon je zonder problemen iemand nog eens
een hengst verkopen. 'En nou liggen en je kop
houden!' Dat werkte, hoor. Als je dat nu zou
doen, sta je binnen 24 uur voor een tucht-
commissie. Aan de ene kant is dat goed -
want het voorkomt excessen - aan de andere
kant denk ik wel eens
Verlangt-ie terug naar die oude tijd? Oud
geschrokken: „Oh nee. Neem alleen al het
klasseverschil. We hebben hier nog de
doodshemden waarin de patiënten vroeger
werden begraven. De eerste klasse je had
hier als roomskatholieke stichting veel geflip
te paters gingen in zo'n zijden ding met
blauwe streepjes, de tweede klasse kreeg een
hemd zonder streepjes en de derde klasse
verdween in een pak van behangselpapier.
Ja, echt, gekocht van de fabriek Goudsmit
Hoff of zo. Kijk, hier heb je ze. Toen we in de
jaren vijftig iedereen in pyjama gingen begra
ven, was dat een ware revolutie. Is nog heel
wat over te doen geweest."
Gouden baldakijn
In een pyjama naar de hemel. 'Op' (zoals te
Heiloo zeiden) 'de Stichting' stond het onge
veer gelijk aan klaverjassen tijdens de hoog
mis. Het psychiatrische centrum was ten
slotte opgericht door de Congregatie van de
Broeders van Onze Lieve Vrouwe van Lour-
des en - wat meer zegt - door diezelfde gees
telijken nog jarenlang bestierd ook.
Je ziet er in het museum fraaie relikwiën
van. Er is zelfs een hele zaal gewijd aan het
Rijke Roomse leven. Vertederende foto's,
maar ook indrukwekkende gewaden. Dat
moet een spektakel zijn geweest: de rector
die onder een gouden baldakijn door vier po
tige minderbroeders tijdens de sacraments
processie over het ganse terrein werd ge
sjouwd. Van den Ark: .Zoiets weet je nooit
zeker, maar ik denk dat de patiënten het
prachtig vonden."
Bijna 700 waren er op een gegeven mo
ment, 700 patiënten die werden verpleegd
door 120 broeders, 20 leerlingen en 25 leken.
Oud: „Nu zijn er nog 440 en is er bijna net
zoveel personeel. Als je er op terugkijkt, be
grijp je niet dat het toch nog zo goed ging.
Temeer daar hier toen nog alle soorten pa
tiënten bijeen waren. Neuroten, zwakzinni
gen en psychiatrische patiënten. Maar je was
op je qui vive hè. Denk maar niet dat er een
psychopaat dat was de gevaarlijkste soort
patiënt omdat ze zo gewoon deden denk
maar niet dat er een psychopaat achter m'n
rug kon komen als ik dienst had. Want daar
was je heel goed van doordrongen: als dat ge
beurde, had je een gerede kans dat je een
kleun in je nek kreeg."
Maar toch nooit bang. Oosterbaan: „Nee,
het was je leven. Buitenstaanders keken er
vreemd tegenaan omdat ze niets begrepen
van het hoe en waarom. En eigenlijk is dat
nog altijd zo. Daarom is zo'n museum zo be
langrijk. Niet eens zozeer omdat bij een be
zoek alles plotseling duidelijk wordt - was het
maar zo makkelijk - maar veel eerder omdat
wij eindelijk in de gelegenheid zijn begrip te
kweken voor ons werk. Er is altijd wel iemand
van ons aanwezig om uitleg te geven."
r'
Een grotendeels
van zeildoek gemaak
te narcosekap uit de
jaren dertig. De uit
drukking 'onder zeil
gaan' zou er van zijn
afgeleid. foto hans
van weel
Keulse potten
Dat is wel nodig ook. In veel gevallen ont
breekt bij de tentoongestelde voorwerpen
schriftelijke explicatie en moet een van de
rondleiders bijspringen. Van den Ark: „Die
vier Keulse potten daar? Die waren voor de
hersenen. Bij sommige overleden patiënten
werd de schedel gelicht voor obductie, on
derzoek. De hersenen deden wij in die pot
ten. Met wat formaline erbij hardden ze in 6
weken zó op, dat er makkelijk in kon worden
gesneden."
Alweer zo'n verhaal dat de leek als
enigszins gruwelijk ervaart, maar door de
museumbeheerders wordt verteld als ging
het over het plakken van een
fietsband. Oud: „Voor buiten- hm
staanders is alles vreemd. Dat
komt, omdat zo'n stichting zo
goed als helemaal van de wereld
was afgesloten. Sommige patiën
ten kwamen wel eens buiten en
die werden dan meteen legenda
risch ook. Zo had je ene Jantje
die de godsganse dag heen en
1 weer liep tussen Alkmaar en Hei
loo. Iedereen kende hem, ieder
een riep 'Dag Jantje' omdat het
zo'n vrolijk ventje was. Hij zwaai
de ook altijd terug. En maar grijnzen, Jantje.
Een levend visitekaartje. Maar verder leefden
<jÊ we toch min of meer in een vesting."
Een vesting die in de jaren zeventig door
jï de bewoners werd opengegooid en die nu -
via het museum - belangstellenden zelfs naar
I binnen lokt. Smets: „Wat we alleen nog mis
sen, is een goeie expositie over modeme ge
nezingsmethoden. Daar vragen de bezoekers
ook naar 'Hoe gaat het nu?' Er wordt mo
menteel veel meer met medicaties gewerkt
en maak dat maar eens zichtbaar in een mu
seum. Heel moeilijk, maar we gaan het pro-
vl beren."
Maar wel nadat eerst de huidige expositie
geheel en al in orde en in kaart is gebracht.
Oud: „Er is nog zoveel te doen. Neem alleen
al die kunstexpositie van patiënten die aan
schizofrenie leden en de insulinecoma-thera
pie hebben ondergaan. Dat was heel modem
indertijd. Kranten en tijdschriften hebben er
vol van gestaan. Sommige schilderijen van
onze patiënten zijn zelfs heel beroemd ge
worden. We hebben ze weer te voorschijn ge-
haald en tentoongesteld. Maar we beseffen
heel goed dat allemaal nog veel beter kan."
Smets: „Er is in elk geval een begin ge
maakt en dat is het belangrijkste. De rest
volgt vanzelf."
Vroeger kon je
nog
wel eens iemand
een hengst ver
kopen'
Het museum van het Psychiatrisch Cen
trum St. WUJebrord te Heiloo (RJJksstraat-
weg) is elke eerste zaterdag van de maand
geopend van 14.00 tot 17.00 uur. De toe-
Veel bezoekers schrikken al v
i bad met spanlaken.'
foto hans van weel
De eerste ontmoeting tussen Bertie, zoals vrien
den hem noemden, en Lilly vond plaats op 24
mei 1877. Bertie's vrouw was op dat moment in
Griekenland op familiebezoek. Al gauw ontstond
er tussen beiden een verhouding die jaren zou
duren. Lilly volgde Bertie als een schaduw. Waai
hij was, was zij ook wel ergens in de buurt.
Ook Bertie stak zijn
gevoelens voor haar
in het openbaar niet
onder stoelen of banken. Als dat
zo uitkwam, kuste hij haar rustig
onder het oog van iedereen vol
op de mond. Dat verhinderde
niet dat Bertie, wiens werkelijk
naam Eduard en wiens titel Prins
van Wales was, in 1901 koning
van Groot-Britannië werd.
Het is vrijwel zeker dat als de
huidige Prins van Wales, Charles,
hetzelfde zou flikken als zijn
veelbesproken voorganger, hij
het van zijn leven niet meer tot
koning zou schoppen. De publie
ke opinie zou hem gewoon niet
meer pikken. Zijn we tegenwoor
dig dan zoveel conservatiever of
preutser dan 100 jaar geleden?
Tot op zekere hoogte is het ant
woord op die vraag 'ja'.
Onze opvattingen over emotio
nele en seksuele trouw in een
huwelijksrelatie zijn duidelijk an
ders dan die in de vorige eeuw.
Onderzoek, onder andere door
de 'relatie'-socioloog Francois de
Singly, laat zien dat bijna 9 op de
10 volwassenen van nu vinden
dat trouw een absolute-voor-
waarde is voor een partnerrela
tie. Vijf op de 10 vindt dat een
slippertje ('een nacht maar dan
moet het ook weer over zijn')
geen regelrechte relatie-ramp is.
Met andere woorden, aan
trouw hechten we zeer veel
waarde terwijl we veelal wel be
reid zijn om kortstondige ont
rouw door de vingers zien. Histo
risch gezien is dit compromis
een noviteit. Nog aan het einde
van de 19e eeuw maakte in bur
gerkringen trouw geen deel uit
van het contract tussen echtelie
den. De man had niet alleen het
recht er een maitresse op na te
houden, maar ook om trouw aan
die vrouw te zijn.
De functie van de wettige echt
genote was niet om het hele as
sortiment van behoeften te be
vredigen. Als dat kon was dat
meegenomen, maar de echtge
note was op de eerste plaats ge
kluisterd aan de rol van moeder.
De 19e eeuwse burgermannen
hadden een systeem uitgedacht
dat aan de ene kant de duur
zaamheid van het huwelijksleven
bewaakte, noodzakelijk voor de
opvoeding van toekomstige ge
neraties, en aan de andere kant
de mogelijkheid bood tot emo
tionele en seksuele hevrediging
buiten de huiselijke kring. De
keuze van de echtgenoot gebeur
de niet op grond van de modeme
logica van de liefde. Het huwelijk
was een instituut dat voor alles
de familiebelangen moest die-
In honderd jaar tijd zijn de zaken
op dit punt behoorlijk veranderd.
De liefde heeft zich steeds meer
opgeworpen als het regelmecha
nisme, de thermostaat, van hu
welijks- en partnerrelaties en
heeft een heleboel gedragingen
'onwettig' of onacceptabel ge
maakt, die eertijds voor gehuwde
betrekkelijk gewoon wa-
Vooral sedert de jaren 70 zijn de
eisen van partners ten opzichte
van elkaar sterk toegenomen.
Partner-zijn betekent op ieder
moment, zonder onderbreking,
bereid en in staat zijn tot emotio
nele intimiteit, tot het leggen van
contact met het 'ik', met de in
nerlijke belevingen van de ander.
Niks geen routine meer, niks
geen 'nou ben ik binnen, heb ik
een dak boven mijn hoofd' hou
ding meer.
Iedere dag moeten liefde en inti
miteit aanwézig zijn bij de ont
moeting van de echtelieden. Als
een garantie voor de echtheid, de
authenticiteit van de relatie,
maar ook als een ondersteuning
voor het zelfbeeld van elk van
beiden. In een wereld waarin alle
dingen, van godsdienst tot op
voeding en dus ook relaties, 'ge
commercialiseerd' worden,
waarin iedere volwassene, ge
huwd of niet, tot op hoge leeftijd
handelswaar blijft op de markt
van relaties, is het hebben van
een authentieke relatie - bemind
worden om 'wie ik ben' - een van
de laatst overgebleven en be
langrijkste peilers van zelfres
pect.
Omgekeerd is iemand die tot hei
onderhouden van zo'n relatie in
staat is, een voorwerp van res
pect en bewondering door ande
ren. De maitresse en haar man
nelijk equivalent hebben niet
veel handelswaarde meer omdat
zij per definitie afbreuk doen aan
de eisen van authenticiteit en in
timiteit in liefdesrelaties. Het
dubbelleven, geheim of niet, is
niet langer het teken van maat
schappelijke macht of rijkdom
(over de middelen beschikken ei
een tweede huishouding op na tj
houden). Het is eerder een be
wijs van een manco, van incom
petentie om een duurzame,
authentieke persoonlijke relatie
met iemand anders te kunnen
onderhouden. Wie dat niet lijkt
te kunnen, moet, zoals de huidi
ge Prins van Wales heeft onder
vonden, rekening houden met
verlies van respekt bij anderen.
Typerend voor de huidige opvat
tingen over liefdesrelaties is de
definitie die veel modeme psy
chologen - dat zijn tenslotte ook
maar kinderen van hun tijd - van
liefde geven. Liefde, zegt bijvoor
beeld de Amerikaan Stemberg,
hangt aan drie draden. Dat is be
trokkenheid: het bezorgd zijn
voor het wel en wee en de per
soonlijke ontwikkeling van de
partner en (eventuele) kinderen
en het investeren van tijd en
energie in het bevorderen daar
van. Verder emotionele intimi
teit: het regelmatig delen met en
meedelen aan de partner van in
tieme gevoelens en ervaringen,
positieve en negatieve, en het
niet verzwijgen van voor de rela
tie belangrijke fantasieën, ge
dachten en gedragingen. Ten
slotte, lichamelijke intimiteit of
hartstocht.
Terwijl in de 19e eeuwse burger
kringen het huwelijk vooral was
opgehangen aan de draad van
betrokkenheid en tussen de man
en zijn eventuele maitresse voor
al de draad van lichamelijke inti
miteit liep, is de modeme part
nerrelatie een weefsel van alle
drie draden. Maar anders dan bij
textiel betekent dat niet dat het
weefsel ook sterker is geworden,
eerder hét tegendeel. De burger
lijke scheiding tussen het officië
le privé-leven en het privé-privé-
leven zorgde voor stabiliteit van
het eerste. Een man kon van
maitresse veranderen zonder van
vrouw te veranderen. Een derge
lijke toer veroorzaakt vandaag de
dag meestal een breuk of in ieder
geval een ontwrichting van de re
latie.
Als de partner geen 'goede psy
choloog' is, of geen goede seksu
ele partner, of geen goede ouder,
waarom dan nog doorgaan? De
duur van een partnerrelatie
vormt op zichzelf allang geen cri
terium meer voor een positief
oordeel. Het is de kwaliteit, dat
wil zeggen het vermogen om alle
drie behoeften (betrokkenheid,
emotionele intimiteit en licha
melijke intimiteit) te vervullen,
dat telt. In feite moeten we daar
nog bijtellen het vermogen van
zowel man als vrouw om een
goed evenwicht te vinden tussen
beroeps- en privé-leven.
Dat brengt me op een van de be
langrijkste hamvragen van deze
tijd: als het lot van relaties af
hangt van de mate waarin part
ners beschikken over deze vier
bepaald niet eenvoudige vaar
digheden, waar kunnen ze dan
naar toe om die - op tijd! - te le
ren? Ik ben benieuwd naar het
antwoord.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie