Opschieten
als vloek
en misdaad
De bas naar
Damascus (slot)
o
Wj
'".'Sp' PStV-;
Plankgas
op het
doel af
Het leek onze medewerker Peter
Bruyn wel wat: bij hetAmstel-
station in Amsterdam gewoon
de bus pakken, de blik op Da
mascus en het verstand op
avontuur.
Viereneenhalve dag later, bijna
5000 kilometer verder, was-ie I
er. Damascus. Snakkend naar
een broodje falafel.
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1992
Buiten de bus wordt ruzie gemaakt omdat een Turkse reiziger twee enorme balen vol citroenen mee de grens over wil nemen; de chauffeur voorziet problemen.
FOTO S PETER BRUYN
ntakya, Turkije, enkele tientallen
kilometers van de Syrische grens.
Lik zit inmiddels drieëneenhalve
i de bus en heb in theorie nog ongeveer
een halve dag te gaan tot Damsacus. In theo
rie, want de praktijk is anders.
7*r
jDerde etappe: Antakya - Aleppo. 100 kilome
ter Vijf uur rijden.
De aansluitende bus die hier - op het bussta
tionnetje van Antakya - klaar zou moeten
staan, is al weg. Een uur eerder vertrokken,
wordt me doodleuk verteld. Maar waarom
druk maken? Er gaat morgen im
mers weer een bus naar Damascus. En weg
zijn de chauffeurs, en de lieve stewardess en
dat laatste handjevol reizigers met wie ik de
twintig uur durende rit van Istanbul tot hier
heb gemaakt.
Toch maak ik me druk. Ik heb
me nu eenmaal in m'n kop gezet
om zo snel mogelijk naar Syrië te
'bussen'. Er gaat die middag om
drie uur nog wel een I
Aleppo, in Syrië, zegt de
de busmaatschappij. En vandaar
ik misschien... De beslissing
is gauw genomen. Overnachten
dit Turkse grensstadje trekt
niet echt. Damascus, dat is
het doel. Ik drink een glaasje thee
en wacht.
De bus is weer een stuk min
der luxe. Het reisgezelschap klei
ner. maar intemationaler dan ik
tot dusverre heb meegemaakt.
Dat is leuk. Een paar Turkse
mannen van het type krui
melsmokkelaar. Een Arabisch ge
zin uit Duitsland. Een Syrisch
echtpaar dat vloeiend Engels
spreekt. Buiten de bus wordt ru
zie gemaakt omdat een Turk
twee enorme balen vol citroenen
mee de grens over wil nemen; de
chauffeur voorziet problemen.
Het wordt heter en heter in de
bus en van airconditioning is
geen sprake. We zijn amper rijf
minuten onderweg als er gestopt
moet worden om het water van
de radiator bij te vullen.
Aan de grens begint het grote theater. De
Turks-Syrische grens laat zich vergelijken
met het voormalige ijzeren gordijn. Op dit
stukje niemandsland lijken alle maatschap
pelijke en politieke cliché's nog eens tot reus
achtige proporties opgeblazen te worden.
Saudiërs rijden hier inderdaad consequent in
slagschepen van het merk Chevrolet. Branie
achtige Syrische vrachtwagenchauffeurs in
Operation Desert Storm t-shirts met daarop
een Patriot-raket tegen de achtergrond van
een Amerikaanse vlag. Aan de Turkse kant is
'opschieten' een vloek, maar verder blijft de
sfeer gemoedelijk. Men wacht inde schaduw,
maakt van de gelegenheid gebruik om nog
eens te gaan plassen, wassen en scheren of
hangt wat rond bij een cola-kraampje. Een
gelovige is op zijn knieën op een stuk karton
neergestreken om zijn middaggebed te zeg
gen. Als hij klaar is biedt hij het karton ge
dienstig aan een passerende geloofsgenoot
aan. Ook deze stort devoot ter aarde, maar is
als ik rijf seconden later nog eens kijk alweer
opgestaan. Ach, Allah begrijpt natuurlijk ook
wel dat zijn discipelen meer te doen hebben.
Ik zie een paar van mijn medereizigers dis
creet de iithoud van verschillende tasjes uit
wisselen. Plastic tassen worden verspreid on
der de stoelen in de bus gelegd. Dan smoe
zen ze buiten, in de schaduw, weer verder.
Met mij praten ze over voetbal. En of ik mis
schien met hen geld wij wisselen, wat me
niet zo n goed idee lijkt. Over die plastic
tasjes zwijgen ze in alle talen. En ik zie en
Theater aan de Turks-Syrische grens
4rv.
^82 S JT- JS/t
n Jars* ..g» 1
hoor natuurlijk niets. Peter Haas is de naam.
Bij de Syrische douane begint het echte
wachten. Ik wacht. Op de balie waarbij niet-
Arabische reizigers zich moeten vervoegen,
ligt een gigantische stapel paspoorten die al
lemaal van de juiste stempels moeten wor
den voorzien. En in dit land is 'opschieten'
niet eens een vloek meer, maar een misdaad
waar blijkbaar de meest verschrikkelijke lijf
straffen op staan. In het kale kantoor voel ik
van tientallen portretten en posters de ogen
van president Hafiz el-Assad op mij gericht.
In feite is Assad natuurlijk net zo n despoot
als zijn Iraakse collega Saddam, alleen speelt
de Syriër het machtsspel subtieler. Hij kiest
steeds de kant van de winnende partij. In de
weken die volgen zal ik geen vierkante meter
muur, geen raam. geen etalage tegenkomen
zonder portret van de man. Een Assadloze
niimte is in Syrië net zo zeldzaam als een Ne
derlandse woonwijk zonder snackbar.
staat Assad naast
een telecommunicatie-zender geportret
teerd. in de stations prijkt zijn hoofd bij een
sneltrein en in kapperszaken ziet zijn snor er
op de foto's extra verzorgd uit. Ik vraag me af
hoe hij er in een bordeel bijhangt. maar het
antwoord blijft uit; ik ben in Syrië niet één
bordeel tegengekomen.
Terug naar het grenstheater. De bagage
moet uitgepakt worden. Die van de anderen,
althans. Ik ben blijkbaar volkomen onver
dacht. Maar mijn Turkse. Syrische en andere
Arabische reisgenoten moeten alle zorgvuldig
ingepakte koffers, tassen en dozen overhoop
halen. Aan hun gefluister en gesmoes merk ik
dat ze niet echt gerust zijn over de gang van
zaken. Vooral de kruimelsmokkel-types ge
dragen zich opvallend nederig, kruiperig
zelfs, tegenover de douaniers. Een uur later,
als we weer in de bus zitten, zullen ze elkaar
lachend op de schouders slaan. Het is toch
maar weer gelukt.
De eerste indruk van Syrië: een roodbrui
ne. dorre steenwoestijn. Betoverend en apo
calyptisch tegelijk. Na rijf kilometer een ben
zinepomp van een bouwjaar dat Alladin er
destijds zijn wonderlamp waarschijnlijk nog
mee heeft kunnen vullen. We stoppen om te
tanken. De diesel kost hier een paar cent per
liter.
Dan begint het te stinken in de bus. Een
lucht die niets exotisch heeft. Een lucht die ik
als eigenaar van zoveelstehands auto's on
middellijk herken: de eiectrische bedrading
brandt door. Geen licht in de bus. Geen kop
lampen. (ieen achterlichten. En de nacht valt
snel in dit deel van de wereld. Wat te doen?
De chauffeur aarzelt rtiet lang. Plankgas
wordt in het aardedonker de laatste dertig ki
lometer naar Aleppo afgelegd. De claxon
werkt weliswaar ook niet. maar de bus ram
melt genoeg om argeloze Arabieren, kinde
ren. ezels en kippen verschrikt opzij te doen
stuiven. Even dreigt er nog een probleem als
een jeep met militairen de weg blokkeert.
Bont beschilderde autobussen.
Het ziet er allemaal prachtig uit.
Maar ook dat wordt snel opgelost. Misschien
wisselen ook nu wel weer een paar pakjes
Marlboro van eigenaar: ik kan het in het don
ker niet meer zien.
Acht uur 's avonds komen we in de miljoe
nenstad Aleppo aan. Ik zou nog een bus naar
Damascus kunnen nemen, wordt me door de
Engels sprekende Syrische verteld. Maar ik
moet er niet op rekenen dat ik daar voor een
uur of rijf de volgende ochtend zal arriveren.
Opeens voel ik mij heel moe. Door een toe
gesnelde en verdacht vriendelijke medewer
ker van het Tourist Office' laat ik mij een
goedkope hotelkamer aanpraten. Veel te
duur, ervaar ik later. De kraan blijkt niet te
werken en het barst van het ongedierte. Ge
lukkig draag ik een bril. Als ik die afzet, wan
neer ik op bed lig, zie ik de beesten niet langs
de muren lopen.
Vierde etappe: Aleppo - Damascus. 375 kilo
meter. Zes uur rijden.
Woensdagochtend half acht. Naar Damascus
kan ik het beste zo'n relatief luxe bus van het
staatsbedrijf 'Kamak' nemen, heeft de man
van het Tourist Office mij al verzekerd. De
hotelhouder is dezelfde mening toegedaan.
Maar de vrouw met de hoofddoek achter de
Karnak-balie schudt haar hoofd. De eerste
twee. drie of vier bussen naar Damascus zit
ten al vol. Misschien eind van de middag. Re
serveren is noodzaak.
Maar ik wil nü weg. En ik haat reserveren.
Dus laat ik de Kamak voor wat het is en volg
de route naar waar volgens mijn stadsplan
het 'lokale' busstation zich moet berinden;
zeg maar de 'volksbussen'. Volgens menig
beter gesitueerde Syriër die ik de volgende
weken zal ontmoeten, is dat niets gedaan
met die volkse, wrakkige bussen. Wat moet
ik. als toerist, zo voor beeld krijgen van het
moderne Syrië? Het personeel van het Am
sterdam Hilton stuurt de gasten Immers ook
gemakkelijker naar de PC Hooftstraat dan
naar de Albert Cuyp. Maar pas als ik bij het
krankzinnige, lawaaierige en stinkende bus
station van Aleppo aankom, heb ik het gevoel
dat ik echt in Syrië ben.
Weer een Topkapi; in het klein, uiteraard.
Tientallen bont beschilderde autobussen. Al
le tekst is in het Arabisch. Organisatorisch
kan ik er weinig systeem ontdekken, maar
het ziet er allemaal prachtig uit Echt prach
tig! Die bussen waarvan de carrosserie met
ijzerdraad. touw en tape bij elkaar gehouden
wordt. De bagage - koffers, koelkasten, krui
wagens, meloenen, dozen met kippen -
wordt op het dak geladen. Het interieur is be
hangen met plastic bloemen, spiegeltjes,
kerstboomveriichting.
Ik vind een loketje waar men snapt dat ik
naar Damascus wil. Voor vijftig Syrische pon
den - amper twee gulden - mag ik de bijna
vierhonderd kilometer afleggen in een bus
die geen airconditioning-installatie nodig
heeft, omdat de helft van de ramen gewoon
ontbreekt.
Turkije is dankzij de Turkse vader des va
derlands - Atatürk - bijna Europees. Mannen
lopen er in colberts en broeken* op hun
hoofd vaak een pet tegen de zon. Syrië is de
Arabische wereld Hier dragen mannen jalla-
ba's, gewaden die er van boven uitzien als
overhemd en van onderen als jurk Ideet] m
dit klimaat. Grote rood- of zwartwitte sjaals
om hun hoofd. ('Palestijnensjaals' of "Yasser
Arafat-sjaals' heten die op het Waterloo-
plein). Een Arabier op een fiets, waar zie je
zoiets? In Syrië. In het relatief vlakke Syrië zie
je vooral buiten de grote steden de Arabieren
in hun lange witte jallaba s overal fietsen,
zelfs midden in de woestijn.
De chauffeur heeft zijn smoezelige lange
gewaad vol olievlekken tot op zijn dijen op
getrokken. Dat rijdt blijkbaar gemakkelijker.
De gebruinde voeten stampen op gas. rem en
koppeling. Toch is geen onderdeel in het Sy
rische gemotoriseerde verkeer zo belangrijk
als de claxon. Turkse buschauffeurs kunnen
er wat van. maar de Syriërs bewijzen dal je
altijd weer baas boven baas hebt. Toch maak
ik in de tien volgende dagen dat ik nog in Sy
rische bussen zit niet de kleinste aanrijding
Wt moeten ergens op een kilometer of
honderd van Aleppo zijn, als de chauffeur
aan de rand van een dorp de bus langs de
weg stilzet. HIJ loopt tussen de overblijfselen
van wat eens luxe busfauteuils waren, naar
de achterbank. Opstaan, gebaart
hij naar mij en naar de man die
naast me zit. Ik sta op. De zitting
wordt opgetild; er komt een gi
gantische gereedschapskist te
voorschijn. Het half uur dat
volgt, ligt de chauffeur onder de
bus te sleutelen. Afgaande op de
reacties van mijn medereizigers
is dat de normaalste zaak van de
wereld. Uit het dorp komen jon
getjes die sigaretten, water en
broodjes venten. Een ijsverkoper
die zijn waar in een soort nuni-
melkbus met zich meedraagt,
ruikt klanten. Een venter met ge
kookte maïs. De reizigers hangen
en roken buiten, in de schaduw
van de bus. In de zon moet het
nu een graad of veertig zijn. Dan
kruipt de chauffeur weer onder
de bus vandaan. Hij veegt zijn
vette, zwarte handen nog eens
lekker aan zijn jallaba af. We
kunnen verder.
Ik zit ingeklemd tussen twee
shaggievkettingrokende Arabie
ren. „Where from? Where from?"
vraagt de één. „Hollanda.ant
woord ik. .Ah... Hollanda. Good,
good! Goellit. Vaan Baasten!
Good!"'
Zo begint en eindigt de conver
satie die ik de komende tijd tien
tallen keren zal voeren. En tel
kens op precies dezelfde wijze. Als de kennis
van het Engels iets verder gaat, vraagt men
hoeveel kinderen ik heb. om dan zelf onmid
dellijk handen vol vingers de lucht in te ste
ken. Met minder dan üen tel je hier niet mee.
begrijp ik al snel.
De stop bii een wegrestaurant rond het
middaguur. Ik heb nog niet de kans gehad
mij ui de Syrische keuken te \erdiepen IV'
khobz - de platte Syrische broden zien er
weliswaar goed uit. maar bij de aanblik van
de duizenden vliegen om en op het vlees dal
daar bij vijfendertig graden Celsius ligt te
stinken draait mijn maag om. Misschien kan
ik toch beter wachten met eten tot ik in Da
mascus ben.
Ik koop voor twee dubbeltjes een flesje
gazzos. limonadegazeuse van het type dat in
ons land meer vermaard is geworden vanwe
ge de explosieve eigenschappen dan om de
smaak. Ik ga weer naar buiten, het parkeer
terrein op. Hier - in dit deel van SyTié. tegen
de Libanese grens aan - is het nog wel een
beetje groen. Maar in de verte, naar het Oos
ten toe. daar zie ik al het begin van de woes
tijn. Eindeloos niets. Prachtig.
De chauffeur stapt weer in en toetert zijn
kudde naar de bus. Twee uur later zijn wc in
Damascus. Althans het busstation van Da
mascus. Mijn zoveelste busstation ondertus
sen. En alweer die chaos van schreeuwende
kaartjesverkopers, taxi's, schoenpoetsers,
schooiers, de hele rataplan. Maar ik laat me
er niet meer gek door malven. Of ben ik het
al?!
Damascus. Ik heb in viereneenhalve dag
zo'n viereneenhalfduizend kilometer 'gebust
voor de prijs van negen grote strippenkaar
ten. Het kan dus. In Amsterdam op de bus
naar Damascus stappen zoals je de bus naar
het station of het strand neemt. De komende
Wén zullen nog ruim i|fdui/end huskilo
meters volgen. Dwars door de woestijn, tot
bij de Iraakse grens, naar het noorden, door
Koerdistan. .Zijn dat schoten?'' vraag ik aan
de hotelhouder in het Koerdische stad|c Ka
mesjli als er in de verte knallen klinken terwijl
hij mi| n kamer hm ika Da nan knfld en
sluit het raam.
r terug, via Istanbul r
r Amstcr
En dan
dam.
Maar daar denk ik allemaal niet aan. als ik
in Damascus uit de bus stap. Nu draait het
leven nog maar om één duig: een lekker Sy
risch broodje falafel.