'Ik hoor bij de groten' Rtv show 'Zingen is gewoon mijn tweede natuur' 'Het doek valt voor Vlaams tv-drama' 1U Maggie Reilly: altijd op de goede plaats Kippevel-muziek is het, Maggie Reilly's 'Gaia'. Het is een van de twaalf nummers op Maggie's cd 'Echoes'. Ter pro motie van de plaat zong ze on langs in Nederland Vakantie land van Veronica en op de kar 'an de Zomertoer van de TROS. Ze is behangen met zilveren sieraden en heeft een stem als een zilveren klokje. In 1984 had ze in Nederland een hit met 'Moonlight Shadow' en met 'To France'. Toen was ze al jaren bezig met muziek. „Ik vermoed nee ik weet zeker dat zingen gewoon m'n tweede natuur is." Kan kloppen, ook tijdens het ;esprek mag ze graag ter illu stratie van wat ze bedoelt even i paar maten zingen. „Erg hè. Ik heb er wel eens opmerkingen over gehad. Voor mezelf is het niet vreemd, maar ik zing altijd, de auto, bij de afwas en dan niet zo'n beetje hummen, maar voluit. Het is een tweede, mis schien wel m'n eerste natuur. Vaak hoor ik in mijn hoofd een melodie en al zingend, komen daar de woorden bij. Zo is het ook gegaan met 'Gaia'." „We gingen vorig jaar de stu dio in. De muziek van het num- r was al klaar. Ik begon te zingen en opeens kwamen de woorden vanzelf. Nog weet ik niet waar ze vandaan zijn geko- n. We waren klaar en men sen waren helemaal stil. Ik stond zelf ook raar te kijken. Op een of andere manier heb ik ts' - God mag weten waar vandaan - opgevangen. Het heeft met mijn wortels te ma ken, denk ik. Niet altijd komen m'n liedjes zo tot stand, maar soms wel en als het gebeurt, ben je stomverbaasd." Gaelic Haar wortels liggen in Schot land. „Zelf denk ik: eigenlijk in Ierland. M'n grootouders zijn van oorsprong Iers. Ik heb zelf ook in Ierland gewoond. Op dit moment woon ik in Londen, ar ik ben ervan overtuigd dat ik naar Ierland terugga. Ik ben i Schotland geboren, in Glas gow, ben er met de muziek op gegroeid. Maar niet met de ou de Schotse muziek. Mijn vader, Danny Reilly, was zanger. Hij zong bij big bands, Amerikaan se songs: Frank Sinatra, Ella Fit zgerald, Bing Crosby. Mijn 'mum' vertegenwoordigde in het gezin de pop-kant. Die was dol op Elvis, Johnny Ray. „Natuurlijk kende ik wel Schotse muziek, maar die stelde in de jaren vijftig, zestig niet zo veel voor. Nu doen veel mensen hun best om het Gaelic te doen herleven: de taal, de muziek. Maar in die tijd? 'Donald, wher- 're your trousers' en Andy Ste wart. In feite was het geabor teerde Gaelic-muziek. Ik kon er niet veel enthousiasme voor op brengen." Die kant wilde ze dus niet op. Ze wilde jazz of jazzy en uitein delijk, begin jaren zeventig, werd het funky jazz, in de groep Cado Belle in Glasgow, uitgeno digd door de keyboard-speler Stewart MacKillop. Nog werkt ze met hem samen, al ligt Cado Belle uit elkaar. Alle leden van de band zijn hun eigen weg ge gaan. Zo ging Stewart op we- reldtoemee met Abba. Maar hij kwam terug naar Engeland. Om samen te werken met Mike Old- field. Van het een kwam het an der en van het ander kwam de samenwerking tussen Maggie en Mike Oldfield. Hippies „Mike had over mij gehoord en hij vroeg me of ik met hem wil de werken. Ik stemde toe, om dat ik hem een aardige man vond. Het klikte tussen ons. Maar ik durfde het nauwelijks tegen mijn vrienden te zeggen. Mike Oldfield gold in die tijd als een hippie. En met hippies: daarmee hielden mensen die bezig waren met jazz zich niet op." „Ik weet nog dat ik zei: 'Ik ga werken met Mike 01...' en de rest van z'n achternaam zei ik achter m'n hand. Als je erop te rugkijkt, is het belachelijk. Maar, in de jaren zeventig zat de wereld zo in elkaar: iedereen zat in een hokje en als je voor het ene was, was je tegen het andere. Wij hielden ons met jazz met een hoofdletter J bezig en dan kon je je niet afgeven met iemand die zoiets als Tubu lar Bellshad geschreven." „Ik heb altijd de omstandig heden meegehad. Als het een was afgelopen, diende het an dere zich aan. Altijd bleek ik op de goede plaats op de goede tijd ergens te zijn. Ik heb nooit aan wat heet 'carrière-planning' heb gedaan. Ik heb nooit ergens hard achteraan gelopen. Het enige dat ik heb gedaan, is ver trouwen op het talent dat ik nu eenmaal heb. Ik kan trouwens niet anders, het is een deel van mezelf." STRIPS Muzikant-zanger Manke Nelis (72): een eeuwige optimist De Vlaamse acteur Jo de Meyere wordt, als hij in Nederland vertoeft, nog steeds veelvuldig herkend. Zijn indrukwekkend optreden in tv-series als 'Dag boek van een herdershond', 'De Heren van Zichem' en 'De vor stinnen van Brugge' is hier nog steeds niet vergeten. Op de Vlaamse televisie is De Meyere wekelijks te zien als ko mische boer in het showpro gramma van Margriet Hermans: 'Margriet' (elke woensdag BRTN lom21.15uur). „Sommige mensen verwijten me dat ik door mijn rol van Boer Speeltie in Het Boerenpar- lement mijn geloofwaardigheid als acteur in het gedrang breng", zegt Jo De Meyere. „Ik ben en blijf een klassiek ge schoold acteur, en mooie rollen spelen komt op de eerste plaats. Helaas is dat binnenkort mis schien niet eens meer mogelijk. Ik stam uit een tijd dat er bij de BRT en andere omroepen nog met begeestering, liefde en spelvreugde grootse feuilletons werden gemaakt." „Door de geweldige verande ringen die in medialand gaande zijn, kruipen we nu allemaal in hokjes en wordt er met hoge snelheid gefabriceerd. Van som mige series wordt zelfs in een hoekje van een studio één afle vering per dag opgenomen. Tot nog toe heb ik nog niet zoveel ervaring met die manier van werken. Eerlijk, het doet me pijn dat er geen geld meer is voor een mooie Vlaamse serie. Het doek is gevallen voor een kwart eeuw Vlaams tv-drama waaraan ik als jonge kerel ge lukkig heb mogen meewerken." Amateurs De Meyere weet niet wat de toekomst hem zal gaan bren gen. „Ik heb nog nooit aan een soapserie meegedaan. Maar ik weet wel dat ik afscheid zal moeten nemen van artisticiteit. Adieu, diepere motieven... Als ik toevallig naar zo'n soapserie kijk weet ik echt niet wat ik zie. De kwaliteit is zo laag. Boven dien valt het me op dat er steeds meer amateurs in tv-se ries binnen sluipen die bepaal de rollen niet eens kunnen waar maken." „Als beroepsacteur heb je het al vaak moeilijk om een rol goed te spelen. Wat bezielt dan de makers van zo'n serie? De kans is groot dat er in de toekomst nauwelijks nog een beroep zal worden gedaan op beroepsac teurs voor televisiewerk. Het is een angstwekkende ontwikke ling." Met weemoed denkt de Belgi sche acteur terug aan 'ambach telijke' regisseurs als Dré Poppe, Maurits Balfoort, John van de Rest en Willy van Hemert. „Dat zijn goden. Ze brachten de hele wereld van het theater met zich mee en hechtten nog belang aan het ontleden van een relatie tussen mensen." Bewust heeft De Meyere op een gegeven moment gekozen voor een baan bij het drama tisch gezelschap van de Vlaam se televisie, omdat het hem een vast inkomen oplevert. „Ik heb een gezin. Ik heb met mijn vrouw en kinderen een gelukkig evenwicht gevonden dat be langrijker is dan het vak waar voor je hebt gekozen. Ik geef toe dat ik door deze keuze voor mijn gezin een stuk van mijn mogelijkheden als acteur heb verloren". „Maar ik mag voorlopig niet klagen. Ik heb een vrij grote rol in 'De Put', een driedelige tv-se- rie die van september tot de cember in Belgisch Limburg wordt opgenomen. De serie is gebaseerd op het gelijknamige boek van Luc Beerten. Ik heb het scenario gelezen en een ze ker niveau geproefd. Wat het uiteindelijke resultaat op televi sie zal zijn weet ik echter niet." Jo de Meyere wil ambachtelijk toneel Niet zomaar een loca tie: het Amsterdam se Concertgebouw. En dan staat daar Manke Nelis. Wie? Manke Nelis (72), solist bij het Amsterdams saxofoonen semble. Het levert een wonder lijke avond op. Een avond die aanvankelijk niet helemaal wil lukken. Maar als Nelis gaat zin gen, klapt het publiek mee en voordat hij weg mag, worden twee toegiften afgedwongen. De Amsterdamse en Gooise chique staan op de bankjes voor Kleine jodeljongen. „Muziek is kunst. Ordinaire muziek bestaat niet. Ik ken al leen gezellige muziek". Een hel der statement. Nelis houdt van duidelijkheid. Hij doet het rus tig aan, tegenwoordig, maar stoppen is er niet bij. Plaatop namen, radio, televisie en een enkel optreden, 't Is goed zo. Manke Nelis heeft een paar tik ken gehad. Maar hij relativeert alles wat hij heeft meegemaakt, inclusief de confrontatie met kanker en twee zware ongeluk ken. Cornelis Pieters laat zich niet gek maken. Het gaat goed. Pes simisme en gezeur passen niet in z'n stemmingsbeeld. Amster dam is altijd zijn stad gebleven, ook al woonde hij van 1948 tot 1960 in Den Haag. Een be schouwende man met een gei nige, clowneske mimiek en een humoristische kijk op de men sen in de lichte muziek, zijn vak. Namen komen boven Eddy Christiani („die zijn haar zwart liet verven") en een competitie hield met Max van Praag. De Wama's, Johnny Meyer (dit voorjaar overleden), André Hazes, Harry Touw, An nie de Reuver („een lieve meid"), Willy Vervoort, Tonny Boucher, Cees de Lange, Lou Bandy („een schijthuis"), Frans Vrolijk, Heintje Davids. Nelis heeft met tal van coryfeeën ge werkt. Met wie niet? Henny Huisman noemt hij een „slijmerd", omdat hij enke le seizoenen terug een pseudo Manke Nelis op een barkruk met een afgebonden been in de Soundmix Show zette. Nelis vond het smakeloos, voelde zich diep beledigd en absoluut niet vereerd. „Dat was een schande. Hou op, anders word ik weer boos als ik er aan denk. En toen moest hij ook nog lo pen van meneer Huisman! Ze zetten de imitator van Koos Al berts toch ook niet in een rol stoel neer..." „Ja, Koos. Hij lag ook in een ziekenhuis, vijfjaar geleden, na dat wij dat ongeluk hadden ge had met de Nederlandse arties tenclub op de snelweg bij San Diego in Califomië, toen een dronken vrachtwagenchauffeur inreed op ons busje. Koos is een geschikte jongen. Met hem heb ben we een goed contact. Zijn vrouw Joke verdient een stoel in de hemel." Met de Alberti's kon hij het altijd prima vinden. Willeke heeft als kleine meid bij hem op schoot gezeten. Toen ze elkaar echter een tijd geleden tegen kwamen op een feest, groette ze Nelis Pieters niet. „Misschien zag ze me niet", merkt hij op, een milde twinkeling in zijn ogen. Breken Stoort het hem niet, de naam BOLLEBOOM Manke Nelis? „Beschouw het maar als een handelsmerk. Manke Nelis, zo heet ik van kinds af aan. Ik ben geboren op het randje van de Jordaan. Ik woog dertien pond en er was iets mis met mijn voeten. Die stonden naar binnen en ze moesten met breken recht gezet worden. Dat is dertien keer ge beurd. Daar heb ik mijn bij naam aan te danken. Die raak je nooit meer kwijt. Op de Noor- dermarkt, in de Haarlemmer straat, overal noemden ze me zo. Mensen van buiten spreken me soms aan met 'Meneer Manke Nelis..." Zijn eerste echtgenote, Willy Kattenburg, stierf toen ze veer tig jaar was. Vele jaren later leerde hij Henriëtte Elisabeth Bonenberg kennen. Ook een Amsterdams meisje. „Het hoog tepunt in mijn leven", meent Nelis Pieters. „In 1990 zijn we getrouwd, nadat we al een paar jaar hadden gehokt. Vrouwen... ik lust er wel van soep van, hè schat," zegt hij pesterig. Een glanzend gepoetste kope ren naamplaat vertelt waar Liz en Nelis Pieters wonen. Liz heeft in het beeldige poppen huis aan een Amsterdamse ka de de regie in handen. Hij vindt het best. „Ze kan best door- drammen," schetst hij liefdevol de situatie. Portretten en foto's uit de car rière sieren de muren van de gang. Ingelijste gouden en plati na platen, een prent van Nelis met Maurice Chevalier, afbeel dingen met Johnny Meyer en andere grootheden. Daar hangt ook het teken van verdienste dat de stad Amsterdam aan Comelis Pieters heeft geschon ken. Soms draagt hij het lintje van zijn koninklijke onderschei ding, de gouden eremedaille een duo. Twee jaar later ging hij de samenwerking aan met zijn zwager Johnny Meyer. Dit ver bond zou veertig jaar duren. Als muzikant toerde hij naar België, Frankrijk, Engeland en Duitsland. Trio's in wisselende samenstelling. Nelis en Johnny vormden de basis. Soms was Christiani er bij, vaak Eddy Hoorenman en drummer Huub Eikenboom. Ze speelden in nachtclubs, bars, hotels en res taurants, overal waar muziek gemaakt moest worden. In 1945, bij voorbeeld, in het Am sterdamse Lido voor de club van Canadese officieren. Het re pertoire telt honderden stuk ken. In Londen stonden ze in het Palladium met de fameuze orkestleider Ted Heath. Dat was omstreeks 1952, elf dagen ach tereen. Manke Nelis, al meer dan vijf tig jaar muzikant, leest geen en kele noot. De bas is zijn enige instrument. Altijd geweest. „Ik voel me meer zanger, maar ik ben van huis uit muzikant. De muzikaliteit heb ik van mijn moeder. Ze zong achter de was tobbe. Ik zong al voordat ik bij Johnny Meyer kwam te werken. Voor lessen was geen geld. Later heeft Wim Kastelein van The Skymasters me les gegeven op de bas. Ik heb alles gezongen: Engels, Frans, Duits en Hol lands. Mijn topsuccessen waren een kerstliedje, De Jodeljongen en Laat de heleboel maar waai en." Optimistisch Nelis is een optimist. „Ik kom makkelijk over tegenslagen heen en verander niet door roem. Ik heb mezelf steeds voorgehouden dat het niet no dig is om je anders op te stellen als je succes hebt. Ik hoor bij de kenhuis was opgenomen. Ik schrok ervan. Tante Leen dood, het kwam zo onverwacht. John ny Jordaan was heel apart, uniek. Ik geloof dat er nooit meer iemand komt zoals hij. André Hazes vind ik wel leuk, maar hij is niet de opvolger van Johnny Jordaan. Hazes is heel anders. Een aardige jongen, maar verder... Nee." Viezigheid De muzikant Manke Nelis is ei genlijk pas echt een nationale figuur geworden, toen hij zijn liedjes als Kleine Jodeljongen en Tante Saar ging zingen. Liz is niet zo weg van dat genre. Maar Nelis doet de mensen graag een plezier als de stemming er naar is. „Bij mij loopt het toch op viezigheid uit Ik ben ruim denkend. Dat gaat automatisch, met zo'n grote kop als ik heb." Liz maakt bezwaar, maar hij pikt weer een sigaretje. „Mensen zeggen me wat als ze de moeite waard zijn. Rijk of arm, dat zegt me niks. Overal waar je komt, in Amsterdam of in de provincie, zijn de mensen anders. Ik pas me wel aan. Je merkt na een paar liedjes wat ze willen. Het publiek is na de oor log anders geworden. Hoe moet ik 't zeggen? Wat nu kan, kon vroeger niet. Ze accepteren meer en zo ben ik gaan optre den in stadions, bij braderieën, in disco's, cafés en theaters." „In de oorlog werkte ik zon der microfoon in een café op de Nieuwendijk. Daar was het ver boden voor joden en voor de Wehrmacht, maar ik mocht er optreden omdat ik Engels zong. Eind 1941 mocht het niet meer, maar ik deed het ijskoud wel. Je kon zien wat er binnen zat en je kreeg een seintje van de bar als het gevaarlijk was." Manke Nelis: „Ik voel me meer zan. verbonden aan de orde van Oranje Nassau. Niet altijd. Dat protserige hoort niet bij Manke Nelis. In de kamer vol oud roze tin ten en gebroken wit domineert een gigantische vitrine met Spaans en Italiaans porselein. Een expositie van het mooiste van het mooiste: Lladro (sepa raat op een kast een schitteren de, frêle amazone, het lieve lingsstuk van Liz) en de uitbun dige Capo di Montecollectie die Nelis heeft verzameld tijdens zijn buitenlandse reizen. Nachtclubs Er 'is champagne, de hapjes gaan rond. Twee katten, de roodharige Ruby en de grijswol- lige Alfredo van Vollenhoven tot Spinnershonk, wenden zich hooghartig af om te mediteren op het terras van de bloemrijke binnentuin. Nelis Pieters teert niet op het verleden. Maar toch. Je komt er niet onder uit. Zijn eerste con tact met de showbiz was zijn opvolging van Jackie Coogan. Het duurde tien jaar tot hij doorbrak als komisch en muzi kaal talent. Met de accordeonist Willem Vrolijk begon hij in 1937 er, maar ben van huis uit muzikant." groten. Dat doet me wat. Daar werk je uiteindelijk voor. Het is leuk en dat wil ik zo houden. Verder stop ik de dingen graag weg." Waar heeft hij de pest aan? Nelis Pieters overweegt een antwoord en besluit niet met namen te gooien. „Ik haat on- sympatieke mensen en ga ze uit de weg." Wie vindt hij goed? „Joling, Ronnie Tober, huis vriend èn vakman, Willeke Al- berti. En Willy Alberti natuurlijk. Met die kabouter was het altijd lachen. Maar je moest oppas sen. Hij flikte je kunstjes. Hoe wel, ik ben zelf ook in voor een dolletje... Ik heb zo veel colle ga's meegemaakt. Johnny Meyer was een van de grootste accordeonisten van zijn tijd. Ik heb altijd gezegd: 'Die stopt pas als hij dood gaat.' Je hebt het gezien." „Wanneer ik zelf stop? Ik weet het niet, ik weet 't niet. Voor het geld hoef ik niet meer te wer ken. Ik heb wat gas teruggeno men. Ik heb toch aow... Met Tante Leen heb ik ook wel ge werkt. Jammer dat het met haar zo gegaan is. Schlemielig. Ik wist niet eens dat ze in het zie- foto cpd „Eind '44 ben ik opgepakt op het Rembrandtsplein, toen ik een Landwachter met een dub belloops geweer uitschold voor konijnenjager. In Amersfoort heb ik daarna drie maanden in een kamp gezeten. Daar heb ik voor de gevangenen gezongen, zonder muziek en zonder mi crofoon. Een half jaar later werkte ik voor de Canadezen, nadat ik eerst mijn bewijs van politieke betrouwbaarheid had ophaaJd." Nelis Pieters tikt vrolijk met een kruk op de vloer. Hij heeft pijn. Fantoompijn op de plek waar zijn been is geamputeerd na een motorongeluk bij Lyon. Dat is 32 jaar geleden. „Mijn knie hing aan een bumper. La ter kwam er tetanusvergiftiging bij. De rechtszaak heb ik ge wonnen. Ik kreeg een ton. Dat was veel in die dagen. Natuur lijk zijn protheses geprobeerd. Maar ik kan er niet op lopen, omdat precies onder het litte ken een zenuw zit. De doktoren hebben voorgesteld om het been tot de heup weg te halen. Dat wil ik niet. Dat verdriet heb ik verwerkt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 10