Nu nog de gele trui van Wim van Est Toch! z Musicus Tonny Eyk in het bezit van unieke collectie wielertricots Een van de beroemdste kleding stukken ter wereld: de gele trid. Wielerfans schijnen er een ver mogen voor over te hebben om ooitzo'n leiderstricot van de Ronde van Frankrijk ingelijst in hun kamer te mogen han gen, maar daar begint Tonny Eyk niet aan. Geen gehandel, geen geruil, hij wil ze alleen maar krijgen. Misschien bezit de musicus-componist met het wielerhart juist daarom wel de grootste collectie gele truien van Nederland. Maar daar blijft het nietbij. Eykheeftooknog250 andere exemplaren: de regen boogtrui van Hennie Kuiper, de roze trui van Erik Breukink, de groene (met motgaatjes) van Jan Janssen... „Japimer alleen dat ik die gele trui waarmee Wim van Est in dat ravijn viel, niet heb." M DEN DOBBELSTEEN delijk komt ook de trui van Piet Moeskops te voorschijn. We reldkampioen sprint 1921. Zweetplekken, hier en daar een los draadje, maar voor het overige klokgaaf. Tonny Eyk: „Kreeg ik van Piets weduwe na bemiddeling van Gerrit Bontekoe. Mooi he? Moet je die knoopjes sluiting zien bij de hals. Dat moet toch om te stikken zijn geweest? Die truien van nu zijn heel wat comfortabeler." Truien zijn het. Tricots mag eventueel ook, maar zeg vooral geen shirtjes. Want dat is Tonny Eyk een gruwel. Les nummer een: voetballers doen het in shirtjes: wielrenners in truitjes. De beroemdste aller truien is on getwijfeld de gele, maar de bolletjestrui, de roze trui, de groene trui en de regenboogtrui mogen evenmin worden uitgevlakt. Er worden er wat uitgereikt in de wieler- wereld. Zo veel zelfs dat Godfried Bomans er in het verhaal 'Waar het hem in zit' (uit de bundel 'Noten kraken') de spot mee dreef. 'En dan grijp ik terug naar 8 juli 1937, want van de prakrijk moeten we het hebben Ik droeg toen al een week de gele trui, moet je weten, ik was tweede in 't bergklassement achter Lepe Arie en eerste in 't puntenklasse ment vóór Loze Piet en Goocheme Willem. Ik droeg dus ook de groene trui. In die dagen was er ook nog de zwarte trui en de rooie trui en die had ik eveneens om m'n bast. Ja, dat loopt op als 't volle zomer is, ik zat als 'n baal ka toen in 't peloton, want ik had ook nog de blauwe trui voor de dikst geklede renner, die heb je nu niet meer. Maar wie weet, komt-ie ooit nog terug. Ton ny Eyk zou het in elk geval toejuichen. Weer een nieuw exemplaar voor z'n unieke collec tie. Hij heeft ze niet geteld, de fnusicus met het wielerhart, maar hij moet onderhand zo'n 250 klassementstruien hebben. Keurig ingelijst en in sommige gevallen voorzien van de handtekening van de man die er triomfen in vierde. Een tiental exemplaren heeft hij opgehangen: de andere liggen wegens ruim tegebrek opgestapeld in een kamertje. Verbazingwekkend overigens, zoals Eyk daarin de weg weet. De roze trui (Ronde van Italië) van Eddy Merckx, de gele (Ronde van Frankrijk) van Joop Zoetemelk, Greg Le- mond, Gerrie Knetemann, Eddy Merckx en Charly Mottet, de regenboogtruien (wereld kampioen) van Hennie Kuiper, Zoetemelk en Knetemann, de groene trui (puntenklasse ment Ronde van Frankrijk) die Jo de Roo in 1965 een halve dag droeg... Eyk: „Dat vind ik dan toch wel zo fantastisch hè, dat De Roo 'm aan mij schenkt terwijl het een prachtige herinnering voor 'm moet zijn." Maar De Roo is de enige niet. Van Piet Da- men kreeg Eyk zo maar diens gele win naarstrui uit de Vredeskoers van 1957, Henk Faanhof bracht hem z'n rood-wit-blauwe kampioenstrui uit 1948 (50 kilometer op de baan) en Jan Derksen gaf hem hetzelfde tri cot uit 1943 (sprint profs). De collectioneur: „Heb je dat gezien? De kleuren van de Ne derlandse vlag, met op de witte baan letters die er in oranje zijn opgeborduurd. Dat heb ben ze vast gedaan om de Duitsers te pes- -fc -k Vragen om truien doet Tonny Eyk nooit. Handelen en ruilen ook niet. Hij heeft zijn vaste leveranciers. Gerrie Knettemann, Peter Post, wedstrijdleider Wim Jeremiasse... Eyk: „Die zijn veel brutaler dan ik. Theo de Rooy zoekt zich nog altijd kleurenblind naar de lei derstrui van de Ronde van Noorwegen. Ik zal 'm nu uit zijn droom helpen: die heb ik. Door Post uit zijn tas gepikt. Dat schijnt nog een heel pandemonium te zijn geweest, daar in Oslo. De Rooy die zijn trui niet kon vinden en Peter die kwaad riep dat-ie beter op z'n spul len moest letten. Hahahaha." Verzamelaar van wielertruien werd Tonny Eyk volstrekt per ongeluk. „Raar verhaal. Ik was nogal een fan van Rini Wagtmans en die vroeg of ik niet eens een keer met wat vrien den wilde optreden voor zijn supportersclub in Sint-Willebrord. Goed, ik stap met Jan Blaazer, Willy Alberti en Cees de Lange... verrek valt jou dat ook op? Allemaal dood. Mmmm ik stap dus met die drie in een auto en we rijden op een zondagmiddag naar Sint-Willebrord. Komen we daar aan: geen Wagtmans te bekennen. Was plotseling op gebeld door Merckx omdat-ie mee moest naar een koers. Het verongelijkte kwartet wilde onmiddel lijk rechtsomkeert maken, maar daar kon niets van inkomen. 'Ze vermoorden jullie als jullie niet optreden', zei de uitbater van de lo kaliteit waar het feest zou plaatsgrijpen. Eyk: „Als je ooit in die contreien bent geweest, weet je meteen dat je zulke berichten hoogst serieus dient te nemen. Dus Cees vertelt een mop, Willy zingt 'Mamma', ik speel 'O Hei deroosje' en Jan sluit de boel professioneel af met een paar enorm schuine witzen. Klaar!" Maar wel met de pest in het lijf naar huis, natuurlijk. Totdat Eyk vier dagen later diep in de nacht thuis kwam van een schnabbel en met de accordeon in zijn armen bijna een doodsmak maakte op de stoep van zijn huis. „Je zal het niet geloven, maar ik struikelde over twee gestroopte hazen en de zwarwitte trui die Wagtmans in de Tour had gewonnen als leider van het combinatieklassement. Die hazen mocht ik opeten: die trui ophangen. Begin van een passie. Eyk, niet alleen trouw volger van alle belangrijke wielerkoersen in Europa, maar als lid van het befaamde, iet wat elitaire 'vélocipèdegezelschap Door Oefe ning Flink (DOF) onder meer ook 18 keer deelnemer aan de 235 kilometer lange Friese Elfstedentocht, werd verzamelaar. Aanvanke lijk het bekende werk (een groene trui van Jan Janssen, de gele van Joop Zoetemelk, de regenboogtrui van Rik van Looy); later ook het exclusieve. „Dan kwam Leo van Vliet uit het Westland naar Badhoevedorp rijden, at tot grote verbazing van mijn vrouw en kinde ren een heel brood op plus een pot jam, gaf me de witte trui die Zoetemelk in Parijs-Nice had gewonnen en fietste barstend van de honger waarschijnlijk weer terug naar huis," Aardig van Van Vliet; aardig van Zoete melk. Eyk: „Vind ik ook. Denk maar niet dat ik ooit een trui had weggegeven als ik er een had gewonnen. Daarom kon ik ook nooit boos worden op Gerrit Schulte. Dat was een hele goeie vriend van me, maar meer dan een lint heb ik nooit van 'm gehad. Terwijl ie mand als Theo Smit, alias 'De Katapult', me vanochtend nog de sprinterstrui uit de Vre deskoers kwam brengen. En ik heb van Cor Schuuring de Nederlandse kampioenstrui 1962 kreeg zonder dat ik er ooit om heb ge waagd. Dat doen die jongens allemaal uit zichzelf." Hoewel... In Limburg fietste hij kort gele den nog met Piet de Wit, twee keer wereld kampioen stayeren bij de amateurs. De Wit had zich nogal ingespannen op de stuitend steile heuveltjes in Neerlands diepe Zuiden en liet zich de witte wijn na afloop van geploeter goed smaken. „Nog een flesje Piet? vroeg Eyk die het zeer doortrapt zelf bij twee glazen rooie Spa hield. „Waarom niet" zei de goedgeluimde Zaankanter die zich on getwijfeld pas bij thuiskomst realiseerde dat hij de musicus niet alleen zijn nationale titel- trui had beloofd, maar ook een van zijn re genboogtruien. Eyk grijnzend: „Daar zit-i dus mooi aan vast." ■fc Hoe lang hij nog door kan gaan met verza melen? Eens moet er toch een einde aan kc men, eens moet het moment komen dat Tonny Eyk in het bezit zal zijn van alle klas sementstruien, die er bestaan. De pianist-ar- rangeur-wielergek: „Oh nee, dat zal nooit ge beuren. D'r zijn er zo veel. Ik heb bij voor beeld nog steeds de amarillo niet, de gele trui van de Ronde van Spanje. Raar natuurlijk, want de leiderstrui van de Ronde van Ca- ladonië in Australië heb ik bij voorbeeld wel. Misschien dat ik Pedro Delgado eens moet aanschieten." Ofschoon dat dus niet zijn manier van werken is. Veel leuker vindt hij het als ama teur John den Braber, winnaar van Olympia's Ronde van Nederland, plotseling aanbelt om hem zijn winnaarstrui te overhandigen. „Zo aardig." Eén uitzondering zou hij slechts willen n ken en dat is voor de gele trui waarmee Wim van Est Zeventig meter viel ik diep/mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac liep) in 1951 van de Aubisque afdonderde. Eyk met van spijt druipende stem: „Die verkreukelde fiets is, als ik het goed heb, nog steeds in het bezit van mijn goede vriend Willem Breukink. de vader van Erik. Maar die trui is nooit m boven water gekomen. Verloren gegaan waarschijnlijk in het ziekenhuis of zo.Ver schrikkelijk hè?" tiOLT£f--r Musicus Tonny Eyk. 'Per ongeluk' verzamelaar van bijzondere wielertruien. FOTO United Photos De Boer POPPE DE BOER ZATERDAG 4 JUL11992 Onze taal Wie deze zomer met de auto door België gaat ziet daar langs de snelweg iedere tien kilometer een groot bord staan. Steeds is hetzelfde meisje afgebeeld: ze lijkt me zeventien, ze ziet er niet onaardig uit en ze kijkt heel ernstig. De tekst is: Liever nuchter, jongens!', met onder aan de toevoeging: Wel jong, niet gek'. T~]1 ven voorbij Brussel is de taalgrens. m Hetzelfde meisje blijkt nu ineens Frans te spreken: Sans alcool, les mees!', en daaronder: jeune mais pas fou'. Ik kan het niet bewijzen maar de Franse tekst lijkt me de vertaling van de Nederlandse ver sie: niet andersom. Zou de Franse versie er eerst geweest zijn (jeune mais pas fou) dan was dat waarschijnlijk vertaald als 'jong maar niet gek'. Een vertaler voegt meestal worden toe en daarom denk ik dat 'wel jong, niet gek' de oorspronkelijke versie geweest is. Ook 'Liever nuchter' lijkt me trouwens veel te Ne derlands om de vertaling te zijn van 'Sans al cool'. Als ik werkelijk gelijk heb, is dat voor België nogal bijzonder: meer dan 150 jaar lang vertaalden de Vlamingen alles uit het Frans en nu gebeurt het eindelijk ook eens andersom. Ondertussen bevat 'wel jong, niet gek' evengoed als de Franse vertaling een opval lende wending: jong maar toch, desondanks, niet gek. Blijkbaar valt van jonge mensen te verwachten dat ze gek zijn Al staat het er niet met zo veel woorden, het ligt er wel in beslo ten. Of het waar is, wat hier tussen de regels gesuggereerd wordt, weet ik niet. Het gaat mij er nu om hoe men zonder het te zeggen, toch iets kan beweren. Het doet me denken aan 'Beschaafd en toch niet smakeloos', waar het woordje toch ook veel meer uitdrukt dan er feitelijk gezegd wordt. Kennelijk mag je bij beschaafd ver wachten dat het smakeloos is. 'Toch' drukt uit dat er iets onverwachts komt, 'toch' is al tijd 'ondanks iets'. Wie zegt 'Ik doe het TOCH', die gaat iets doen ondanks gevaar, ondanks waarschuwingen, ondanks een ver bod of verzoek; het is hoe dan ook tegen de verwachting in. Zelfs bij een andere klem toon is er die tegenstelling: 'Ik DOE het toch' wordt ongeduldig gezegd na een overbodig verzoek, waardoor de schijn gewekt wordt dat ik nalatig ben maar ondanks die schijn doe ik het. Opnieuw bevat 'toch' iets van 'on danks...'. Hetzelfde hebben we soms met 'maar'. Kort geleden werd over een politicus gezegd: 'Rechts maar fair' en prompt reageerden al lerlei rechtse figuren verontwaardigd. Begrij pelijk, want 'Rechts maar fair' suggereert dat rechtse politici niet fair zijn. Minder opvallend zit het woordje 'toch' in de reclame van Veronica die op de zijkant van veel treinen te zien is: 'Veronica: Jong... Snel... Wild. Dat wil jij toch ook!' Ik voel me niet aangesproken. Jong. dat gaat nog. snel vind ik al minder aantrekkelijk en wild daar moet ik niets van hebben. Ik ben dan ook lid van een andere omroep. Maar nu het volgen de: 'Dat wil jij toch ook!' Wie nog niet afge haakt heeft moet minstens gaan twijfelen bij dat woordje 'toch'. Daar klinkt iets in van on zekerheid. Kennelijk zijn er ook bedenkingen mogelijk. Ook wie dolgraag jong, snel en wild is moet blijkbaar iets overwinnen om lid te worden van Veronica. Maar wat? Er zijn in derdaad allerlei goeie redenen te noemen om geen lid te worden van Veronica, maar ik vind het niet handig van die reclame om daar tussen de regels zo de aandacht op te vesti gen. Je zou verwachten dat er in plaats van dat uitroepteken een vraagteken aan het ein de had gestaan. Of iets in de trant van 'niet waar?' of 'ja toch?' Allemaal betuigingen van onzekerheid: de spreker wacht voorzichtig af of zijn woorden bijval vinden. Ondertussen betekenen 'maar' en 'toch' lang niet hetzelfde. We zeggen wel 'klein maar dapper' en 'klein en toch dapper', maar 'mooi maar duur' en niet 'mooi en toch duur'. Het is 'mooi en toch goedkoop'. En hoe moet ik aan een buitenlander het ver schil uitleggen tussen 'Ga nou maar' en 'Ga nou toch'? JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 39