M Berging 'Lutine' in beslissende fase ZATERDAG 16 MEI 1992 HONGER IN AFRIKA Dat er in het zuiden van Afrika 17 miljoen mensen bijna van honger omkomen, wil nog maar niet echt tot de wereld doordringen. Peter van Nuij- senburg bezocht met vertegen woordigers van het Wereld Voedsel Programma de provin cie Masvingo in zuidelijk Zim babwe, en stibtte op bureaucra tische onmacht en een presi dent die doet alsof zijn neus bloedt. „Als de ezels sterven we ten we dat we een catastrofe te gemoet gaan." Mazuwe weet precies voor het laatst geregend heeft. „Dat was 15 januari, een klein buitje. Een muis kon er niet eens nat van worden." We zitten onder de enige boom in Zvaton- ga, een nauwelijks schaduw gevende stam die elk moment de strijd tegen de droogte kan opgeven. Meneer Mazuwe heeft zijn fa milie opgetrommeld om ons te verwelko men. Kinderen met gezwollen buiken xmder rafelige hemden, twee vroeg oude vrouwen en hijzelf, tanig, lachend met een tandeloze mond. vormen een halve cirkel. Aan mijn voeten ligt een hond, een onbestemde zak botten, te zieltogen. De in een zwart dorp al tijd rondsscharrelende kippen zijn afwezig. Dood. Net als zijn 15 koeien, zijn geiten en zijn ezels. Meneer Mazuwe doet in korte, stotende zinnen zijn relaas aan William Kativu, een medewerker van het Rode Kruis en mijn tolk. Hij wordt regelmatig onderbroken door zijn echtgenote, de oudste van de twee vrouwen. Zijn familie bestaat uit 15 mensen, van wie negen kinderen. Tot verleden jaar hebben ze van het land, dat hij mag verbouwen, kunnen leven. Geen vetpot, maar ook geen honger. Nu hebben ze al in geen maanden een nor male maaltijd gehad. Twee maanden geleden hebben ze van de regering 20 kilo mais, het basisvoedsel, gekregen. Daar hebben ze sindsdien van geleefd. Een maaltijd per dag. Maar die zak is nu leeg. Ze lijden honger. Waterput Hij voert ons over zijn akker, harde bruin grijze kluiten, naar de bron, een diep droog gat. De dichtstbijzijnde waterput is 15 kilo meter verder, vier uur heen en vier uur terug onder de moordende zon. Hij heeft de rege ring een paar maanden geleden gevraagd een put voor hem te slaan, maar hij wacht nog steeds op antwoord. Zvatonga, een vlek met negen hutten, ligt in de provincie Masvingo, 300 km ten zuiden van de hoofdstad Harare. Masvingo, met een kleine 2 miljoen inwonèrs, is het zwaarst door de droogte getroffen. De weg naar Zva tonga gaat door bruin geblakerde velden waar de gewassen staan te verdorren. De. zon heeft de begroeiing van de eens groene heu vels geschroeid. Alleen de doornstruiken lij ken de aanslag te weerstaan, maar deze plan ten zouden zelfs op de maan kunnen leven, zegt William. Bijna de helft van de bevolking van Zimbabwe wordt bedreigd door hongersnood, maar president Mugabe doet alsof zijn neus bloedt Hongersnood bedreigt 17 miljoen mensen in zuidelijk Ajrika Eerder op de dag had hij mij in droge cij fers de omvang van de ramp in Masvingo op gesomd. In de afgelopen 100 jaar heeft het gebied 17 goede regenseizoenen gekend. De afgelopen 12 jaar is er per jaar nooit meer dan 50 mm regen gevallen. De huidige droogte is de ergste sinds 1911. De meeste meren en rivieren zijn drooggevallen. De putten hebben tot 80 meter geen druppel water. De laatste twee jaar zijn er geen oog sten geweest en nu sterverf ook de dieren op grote schaal. „Zelfs de ezels, die onder de meest barre omstandigheden kunnen leven, gaan nu dood. En als die sterven weten we dat we een catastrofe tegemoet gaan." Onafwendbaar Hij gaat door met het in staccato opdreunen van zijn statistieken: van de twee miljoen in woners hebben 870.000 mensen acuut hulp nodig, 220.000 kleuters zijn ondervoed. Om de eerste nood te lenigen zijn 96.000 90-kilo- zakken mais nodig. Onnodig te zeggen dat die er niet zijn. Als de voedselhulp lang uit blijft is hongersnood onafwendbaar en zullen de meesten van de 870.000 mensen stenen. Zijn woorden zijn een echo van de uitspra ken van David Morton van het Wereld Voed sel Programma (WVP) van de Verenigde Na ties. Morton is een veteraan, die vijf jaar in Etiopië heeft gewerkt en dank zij die ervaring atie in zuidelijk Afrika goed kan taxe- Van de tien landen in de regio zijn Mo zambique. dat al 16 jaar door een burgeroor log wordt geteisterd, Malawi en Zimbabwe er het beroerdst aan toe. In Angola. Botswana, Lesotho, Namibia, Swaziland en Tanzania is de toestand 'ernstig, maar niet hopeloos'. In totaal 17 miljoen mensen worden regelrecht door de honger bedreigd. Een ramp waarop zuidelijk Afrika niet is voorbereid. Morton: „Onze ervaring is dat het onge veer vier maanden duurt om de internationa le gemeenschap te mobiliseren, voedsel te kopen, het transport te regelen en het voed sel op de bestemde plekken te krijgen. Dat betekent dat als er nu, begin mei, actie wordt ondernomen, de eerste pakketten er eind au gustus, begin september, kunnen zijn." „Maar de wereld lijkt zich nog niet bewust van de ernst van de situatie. Etiopië, Sudan en Somalia, daarvan weten ze hoe slecht het gaat. Maar dat het hier en met name in Mas vingo, in zuidelijk Zimbabwe, net zo de sastreus gaat worden, is nog niet goed tot West-Europa en de VS doorgedrongen. Het gevaar is dus groot dat men pas in het ge weer komt wanneer de eerste beelden op de tv verschijnen. En dan is het te laat." Enorm Karwei Wanneer de 'internationale gemeenschap' gemobiliseerd is en de voedselhulp op gang komt, lijken de problemen pas echt te begin nen. De hulpverleners breken zich vooral het hoofd over de vraag hoe ze de 1.6 miljoen ton voedsel die naar schatting nodig is, naar de verschillende landen en vervolgens naar de zwaarst getroffen gebieden kunnen vervoe- „Het transportsysteem is in geen van de landen op een dergelijke operatie berekend", aldus Morton. „De dichtstbijzijnde havens met voldoende capaciteit zijn Port Elisabeth en Durban in Zuid-Afrika. Maar als Zuid-Afri- ka zelf voedsel moet importeren, wordt dat alweer problematisch. Er is nu besloten het transport via zes routes te laten lopen, waar bij behalve van de Zuidafrikaanse havens ook van Walvis Baai (in Namibia), Dar es Salaam (Tanzania), Maputo en Beira (beide in Mo zambique) gebruikt zal worden gemaakt. Maar de organisatie en coördinatie van het vervoer is een enorm karwei en ik kan alleen maar hopen dat we niet te laat zijn." Wanneer een probleem in elk geval op pa pier lijkt opgelost, kondigt zich weer een an der aan. Wat de de hulpverleners het meest blijken te vrezen is het moment dat de bevol king het land verlaat, op zoek naar voedsel gaat zwerven en via een eindeloze lijdensweg ten slotte naar de stad trekt. „Als dat gebeurt is de ramp niet te overzien. Als ze eenmaal van het land weg zijn, keren ze niet meer te rug. Dat betekent dat er niet meer geplant wordt en dat de eigen voedselvoorziening nooit meer van de grond zal komen. Dan is hongersnood een permanente dreiging ge worden." Maar wie in Harare een rondgang maakt langs diplomaten, internationale organisaties en later met hulpverleners 'in het veld' spreekt, kan tot geen andere conclusie ko men dan dat de omvang van de dreigende ramp nog steeds niet tot de in hun bureau cratische egelstellingen verschanste rege ringsfunctionarissen is doorgedrongen. „Viereneenhalf miljoen mensen, bijna de helft van de bevolking, wordt bedreigd door hongersnood, maar president Mugabe doet alsof zijn neus bloedt. Hij houdt liever tirades tegen het verderfelijke apartheidsbewind in Pretoria", zegt een bestuursambtenaar in Masvingo. De klachten over regering en bu reaucraten laten zich tot een refrein samen vatten: ze horen niets, ze zien niets en ze doen niets. Falend Beleid De tragiek van de situatie in Zimbabwe is dat de dreigende hongersnood voor een groot deel op het conto van een falend regerings beleid kan worden geschreven. Alan Burl van de blanke Commercial Farmers Union (CFU): „Wij hebben de regering in augustus verleden jaar al gewaarschuwd dat er mais- importen nodig waren. De voorraden waren toen, dus nog vóórdat de droogte begon, al te klein. Onze waarschuwing werd in de wind geslagen. Het zou wel gaan regenen en dan kwam alles wel voor elkaar. Nou. het ging dus niet regenen, met als gevolg dat ze veel te laat in actie kwamen en te weinig konden bestel len." „Maar de eigenlijke oorzaak van de crisis zit dieper. We kunnen makkelijk in onze voedseibehoefte voorzien. Maar om politieke redenen wil de regering de maisprijs zo laag mogelijk houden. Ze heeft een prijs vastge steld die het voor de boeren onmogelijk maakt om mais te verbouwen. Onze zwarte collega's vinden dat ook. De maisproduktie 'Op 15 januari uhs er een klein buitje, een muis kon er niét eens nat van worden liep bijgevolg zó ver terug dat er geen reser ves meer zijn." „Dat gebeurde in alle sectoren waar de re gering een te lage prijs voorschreef: katoen, sojabonep en zuivel. Maar waar de prijs rea listischer is, bijvoorbeeld van graan en noten, is de produktie hoger. En de sectoren waar de regering zich helemaal niet mee bemoeit: ta bak en sierplanten bijvoorbeeld, floreren." Nul op Rekest De passiviteit van de regering, het onvermo gen adequaat te reageren op de noodtoe stand, is ook een steen des aanstoots voor de donorlanden. Zij willen geld beschikbaar stellen, maar krijgen bij een verzoek om een plan voor de besteding daarvan steevast nul op het rekest. Een westerse diplomaat meldt dat zijn regering een kleine 100 miljoen in de aanbieding heeft. „Dat is toch geen misselijk bedrag. Maar een afspraak maken met de desbetreffende minister bleek onmogelijk. Hij had andere dingen aan zijn hoofd! Alsof ze geld te veel hebben. Uiteindelijk hebben we hem toch weten te bereiken. Dat is nu drie weken geleden, maar sindsdien hebben we niets meer gehoord." Deze houding drijft artsen, verpleegsters en andere hulpverleners, maar ook plaatselij ke bestuurders tol wanhoop. Voor hen is de dreigende hongersnood meer dan lastige te lefoontjes van diplomaten die met de geld buidel rammelen. De ellende heeft voor hen een menselijk gezicht. Dokter Peter Nhindiri is hoofd van de pro vinciale geneeskundige dienst in Masvingo. Hij maakt zich zorgen over de ondervoeding bij kinderen. Maar een goed inzicht in de si tuatie heeft hij niet. „Ik heb alleen maar ge gevens van kinderen die door hun ouders naar de klinieken worden gebracht. Maar dat is en kleine minderheid. Ik zou graag een on derzoek laten verrichten om de werkelijke stand van zaken in kaart te brengen. Maar dan krijg je te horen dat er geen geld is We weten nu bijvoorbeeld niet eens hoeveel kin deren er aJ van de honger zi|n overleden." Nhindiri vreest dat de hongersnood het in zijn provincie toch al alarmerend hoge aantal aids-slachtoffers nog verder omhoog zal ja gen. „De weerstand tegen het virus zal ver minderen. de honger zal veel vrouwen en meisjes tot prostitutie drijven en. vergis je niet, veel mensen zullen seks gaan zien als een manier om hun zorgen te vergeten Aids is hier al een enorm probleem. Het zal alleen maar erger worden." Dovemansoren Het zijn klaagzangen die nog steeds tot dove mansoren gericht zijn. Maar president Muga be kan zich niet te lang doof houden voor het gemor dat met name in de grote steden hoorbaarwordt.Opdcunivcrsit. il «U Hfla re zijn de studenten onrustig. In de tweede stad Bulawayo zijn de eerste winkels al ge plunderd. In de lange rijen voor de winkels wordt steeds openlijker geklaagd over cor ruptie en fraude. De positie van de president is volgens di plomaten nog steeds onaantastbaar, maar zelfs in de slaafse regeringspers wordt de In competentie van het regeringsapparaat met een tot voor kort ongekende regelmaat en felheid op de korrel genomen. Het geknoei met de voedselsituatie heeft de geloofwaardigheid van de regering volle dig ondermijnd, zegt Alan Buri van de CFU. „Ie hoort de mensen al zeggen onder lan Smith (de premier van het in 1980 tot aftrr den gedwongen blanke minderheidsbewind, red.) hadden we nooit honger Een diplomaat zegt rekening te houden met een voedseloprocr. „Honger is in de ge schiedenis al vaker de motor van de revolutie gebleken." Als het ooit zo ver mocht komen, zal me neer Mazuwe zich niet onder de bestormers van de barricaden bevinden Wanneer v,. ).i| de plek komen waar hij zijn waterput wil la ten slaan, vraagt William katuva: „Wat gaat u doen als de regen uitblijft en de put er niet komt? Trekt u dan weg, gaat u dan op zoek naar land met water?" Meneer Mazuwe en zijn vrouw lachen. Nee, weggaan zullen ze niet Waar water Is. is het land schaars. Als de droogte vooriduurt zullen ze hier sterven. Ze zeggen het met een verbijsterende op gewektheid. De twaalf leden van het duik team Caranan uit Harlingen gaan deze maand het derde sei zoen in met hun jacht op het goudschip The Lutine, dat voor 60 tot 250 miljoen gulden goud en zilver aan boord zou heb ben. Zal deze bergingsexpeditie, de vijftiende al sinds het schip in 1799 met man en muis ver ging, dan eindelijk het mysterie onthullen? Een gunstig voorte ken is in elk geval dat het wrak gevonden is. 'Zwarte doos' van 17de-eeuws goudschip is al gevoiulen ANKO DE JONG i het mysterie eindelijk in Vol vertrouwen beginnen de dui kers aan het derde jaar van hun onderzoek. Nu kan het eigenlijke graafwerk in de bodem beginnen. Eindelijk breekt het interessante werk aan. Woord voerder Ane Duijf: „Eerst zagen ze alleen zand. zand en nog eens zand, maar dat wordt nu anders." Het wrak ligt niet direct aan de oppervlakte, dus moet er zes tot zeven meter diep worden gegraven. Voor het grote werk kan het team gebruik maken van een schelpenzuiger. Die zal maar incidenteel nodig zijn. om de bo venlaag van de zeebodem en grote partijen zand weg te halen. De rest gebeurt met een z.g. airlift, een zuigerbuis die met de hand te bedienen is. Zo tussen neus en lippen zegt Duijf erbij dat het bodemonderzoek „gericht is op resul taat." Dat klinkt veelbelovend en zo is het ook, beaamt de amateur-archeoloog. Het einddoel is tenslotte het bergen, van wat dan ook. „Die verwachting hebben we inderdaad, anders blijf je hier niet mee bezig met twaalf man. En we hebben al veel bereikt." De eerste twee seizoenen verstreken met nauwgezet archeologisch onderzoek van de vermoedelijke vindplaats van het wrak. Die was vastgesteld aan de hand van een nieuwe strandingstheorie Met de hulp van een com puter berekende het team jje vermoedelijke lijn die het schip in die wrede noordwester storm van 8 op 9 oktober 1799 moet hebben gevolgd. Duijf en zijn mannen zijn ervan uit gedaan dat het schip op een zandplaat door midden gebroken is. Het achterschip - met het goud en zilver - moet op de zandplaat zijn achtergebleven. Door die plaats in kaart te brengen en nauw gezet te onderzoeken is inmiddels vast ko men te staan dat deze theorie juist is. „We hebben als het ware de zwarte doos van het schip gevonden. We weten wat er gebeurd is", zegt Duijf. En de schat? Die komt bij voorbaat de verze keringsmaatschappij I Joyds in London toe. „Zij hebben toentertijd de totale schade uit gekeerd. Ze hebben er recht op. Dat is heel helder en daar hoeft ook niet over gedicussl- eerd te worden. Zelfs de Nederlandse staat erkent dit." En IJoyds is de Lutine niet vergeten. De bel van het onfortuinlijke goudschip, in 1846 bo ven water gehaald, wordt er nog steeds naar oude traditie geluid als ergms ter wereld een schip vergaat. Hoe dan ook. alles mag dan naar IJoyds gaan. een beloning zit er vast wd m denki i >ui|f Maar mochten de pessimisten toch gelijk krijgen en blijft de Lutine-schat in de schoot van de zee. dan ligt hel volgende klusje voor Duijf en zijn mannen misschien wel bij Texel Ook hier ligt naar verluidt nog een goudschat voor het oprapen. Hij moet alleen nog wel gevonden worden. Het gaat om hel Duitse vrachtschip Renate I j-on.irdt >p If. |uli dit j.i.ir is het pret i<- jaar geleden dat twee Engelse torpedojagers het in 1917 naar de bodem joegen, zestig ld- lomter van de kust voor Den Helder bij het Texelse Molengat Fas na verloop van tijd werd bekend dat de Duitsers een geheime la ding van 170 miljoen gulden aan goud onder de cokes en cacaoboter zouden hebben ver st-.pi Het wrak gaf in 19To de cacaoboter prijs na een zware noordwester storm Maar het goud is ondanks vele pogingen nooit ge vonden. Niemand kijkt tegenwoordig nog naar het wrak om. maar dat was dertig jaar gr leden wel anders Enthousiaste avonturiers met een ouderwetse goudkoorts spendeerden niim 400 000 gulden aan berging*.pogingen Onge veer 3300 mensen staken hun spaarcentjes in een aparte stichting. De onderneming ging uil als een nachtkaars na de houw van een onveilige duikerklok (kosten f 200 000) die nooit gebruikt werd. en na ruzie binnen het bestuur. Het enige dat bovenkwam was een brok cokes, met gevaar voor eigen leven op gedoken door een amateur-duiker.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 41