Bedelend door de hongerwinter
ZATERDAG 2 MEI 1992
2ATERDACS
BIJVOEGSEL
De oud-journalist
Paul van Beckum beleefde
in Haarlem een erbarme
lijke hongerwinter. Het ge
zin Van Beckum overleefde
de oorlog op bet nippertje.
Paul was een van cle eerste
kindeten in Haarlem die
van het Militair Gezag
naar Brabant mochten om
aan te sterken.
Bijna een halve eeuw na
dato kon hij zijn herinne
ringen nog moeiteloos tot
leven wekken.
Aanvoer van suikerbieten aan het Spaame, december 1944. Het ergste moest nog komen /utcmiftOTO
Hoe in vier maanden tijd het leefklimaat afzakte naar het niveau van holbewoners
De straat uit mijn pubertijd; de straat uit
de Tweede Wereldoorlog. Nooit meer zal
ik de naam vergeten: Van Wickevoort
Crommelinstraat in Haarlem-Noord. We woonden
aan de even kant, op nummer 16: Mijn vader, boom
van een vent, architect, een goedhartig man met ge
zag. Mijn moeder, klein van stuk, een rasechte Belgi
sche, elegant, schrander, goedlachs ondanks veel te
genspoed. Mijn zuster Corry, vijf jaar ouder dan ik.
leerling aan het Amsterdams Conservatorium. Veelbe
lovende sopraan, studiehoofd, opvallend donkere
wenkbrauwen. Ikzelf, magere scholier met spillebe
nen, brilletje, vijftien jaar oud.
We hadden genoeg aan onszelf, zo heette het. Als
mijn moeder 's avonds het verduisteringspapier uitrol
de en de overgordijnen sloot, was dat bijna een sym
bolisch gebaar. De boze wereld buiten. Mijn vader was
werkloos. De kinderen mochten er niet onder lijden,
vonden ze. Daarom wisten we te weinig van alle ellen
de die dat financieel met zich meebracht.
Mijn zuster en ik tilden niet zwaar aan het feit dat er
weinig vriendjes over de vloer kwamen. Dat we nau
welijks kennissen hadden en dat we ook geen moeite
deden om ze te verwerven. Zo leefden wij voort in een
betrekkelijk isolement, dat ons maanden later bijna fa
taal werd.
Ik was vijftien jaar en het was oorlog. De volle
draagwijdte drong aanvankelijk nauwelijks tot mij
door. Ik wist dat er, gescheiden door een poortje. NSB-
ers naast ons woonden. Op zaterdag rukte de man uit
in het uniform van de WA. Zijn zoontje droeg het pak
je van de Jeugdstorm. Verder had niemand last van
hen. Van enig contact was geen sprake.
Gezapig
Het leven aan de buitenkant zag er zelfs niet afschrik
wekkend uit. Eerder gezapig. Nu en dan dreunde het
afweergeschut met grijsgetinte plofjes aan de hemel.
De geallieerde vliegtuigen, die steeds vaker en veeltal-
liger overkwamen, lichtten op in de zon of stormden
stuurloos met een zwarte rookpluim achter zich aan
de aarde tegemoet. Het wachten was op de klap. Bam.
Neergestort. Je raakte er aan gewend. Weinig emotie.
September 1944 scheen de zon nog. Duitse militai
ren waren in het straatbeeld opgenomen en wanneer
ze niet in actie waren gedroegen ze zich zelfs gedisci
plineerd. Voor ons jongens hadden ze iets krijgshaf
tigs. In de eerste jaren van de oorlog marcheerden wij
achter de zingende compagnie aan van de Dr. Ba-
vinckschool. Tot aan een open plek achter het EDO-
terrein, waar de soldaten velddienst deden op de be
velen van blaffende officieren.
Op 17 september 1944 decreteerde de Nederlandse
regering vanuit Londen een spoorwegstaking voor on
bepaalde tijd, ter ondersteuning van het geallieerde
luchtlandingsoffensief bij Arnhem. Het liep uit op een
jammerlijke mislukking. Voor het westen van Neder
land een nederlaag met macabare gevolgen. De Duit
sers. woedend over de spoorwegstaking, namen wraak
door alle voedselaanvoer uit het noorden en oosten
van Nederland te verbieden. Toen die maatregel tijden
later weer werd ingetrokken, waren de vaarwegen be-
We zaten als ratten in de val. want de geallieerden,
die het zuiden van ons land bevrijdden, hadden er
geen belang bij verder op te rukken naar het noorden.
West-Nederland werd aan z'n lot overgelaten, hoe ko
ningin Wilhelmina en minister-president Gerbrandy
in Londen ook bij Churchill pleitten voor de bevrijding
van dit gebied.
Hoe in vier maanden tijd het leefklimaat afzakte
naar een niveau van holbewoners, ten dode opge
schreven, zich vóórslepend in doffe wanhoop, is nau
welijks te bevatten. Maar het gebeurde. Met name in
Amsterdam. Haarlem, Utrecht, Rotterdam en Den
Haag verpauperde het totale leven en dat van de men-
Hout
Een dag in februari. Al sinds kerstmis leven we in de
achterkamer. Niemand heeft nog kolen, want die
moeten uit Limburg komen. Daarom ook zijn de scho
len gesloten. Elektriciteit is er evenmin. De Jaarsma-
haard staat in de schuur. Er is een minuscuul potka
cheltje voor in de plaats gekomen dat op hout stookt.
Mijn vader en ik slopen dat hout met bijl en zaag uit
huizen van gcëvacueerden in IJmuiden. We duwen er
een gehuurde handwagen heen. koortsachtig snel,
want we zijn niet alleen. Wonderlijk gezicht hoe een
complete wijk met prachtige moderne huizen door
honderden mensen wordt aangevreten en met de
grond gelijk gemaakt.
De zucht naar brandhout is zo groot dat de mensen
als wilden op de begane grond beginnen los te wrik
ken wat ze tegenkomen. Eenmaal aangeland op het
dak. worden ze verrast omdat het wankel geworden
huis in elkaar klapt. Enkele zijn er al te pletter gevallen
of bedolven onder het puin.
Mijn vader en ik tasten het hout hoog op. Door de
rulle sneeuw strompelen we naar huis. Aan de as van
de handwagen hebben we een touw vastgemaakt. Het
andere eind draag ik over mijn schouder. Mijn vader
duwt, ik trek. Het weer is erbarmelijk. Gure sneeuw
jachten slaan ons in het gezicht, dringen door onze
kleren en sijpelen door onze schoenen die we gevuld
hebben met karton of kranten om de gaten in de zolen
te dichten.
Het isolement van het gezin wreekt zich nu. Geen
familie in de onmiddellijke omgeving die hulp kan
bieden, geen vrienden of kennissen met wie we samen
iets zouden kunnen organiseren. Behalve de voedings-
arme warme hap uit de gaarkeuken hebben we geen
eten meer. Als ik mijn kans schoon zie. krab ik mijn le
pel krom in de gamellen en druk iedereen opzij die op
'mijn' plekje begint te schrapen. Andere jongetjes,
even haveloos gekleed als ik.
Eten
Wat kun je meer doen dan jezelf in leven houden? Er
zijn geen debatten meer thuis, geen leuke onderwer
pen om over te praten. Het enige gesprek gaal over
eten. Wat we vroeger aten. hoe lekker dat was en wat
we straits zullen eten aJs de oorlog voorbij is, als we
het einde van de oorlog halen. Eten. eten. eten. de ge
dachte daaraan heeft volledig bezit van ons genomen.
We benoemen hapjes, proberen de geuren van gebra
den vlees te herinneren, hoe smaakt boter, hoe zag
een wit brood er uit?
In plaats van ontbijt en lunch verorberen we kilo's
rauwe, schoongemaakte suikerbieten of we maken er
een soort pannekoek van. Dc stank die dat geeft, trekt
door het hele huis. Pulp met stroop (.een boter, geen
vet. Sinaasappelen, een reep chocolade, hoe smaakten
bieten is een da-
i mijn moeder,
jf een jas, want
n het kacheltje
n er even grauw
heen. Wassen
die ook weer? Het schoonmaken v
gelijks terugkerende klus. Voor mij i
We hebben allemaal extra truien aan
het is bitter koud. De actie-radius v
reikt niet verder dan een meter. We zi
en groezelig uit als de wereld om oi
doen we ons met een klei achtige groene substantie,
die geen effect heeft van reiniging. Er hangt een zure
lucht in huis.
Mijn vader begint af te takelen. Hij is sterk verma
gerd de laatste tijd, zijn pak slobbert om hem heen. De
hele dag zit hij met gespreide handen voor de kJeine
opening van het potkacheltje en gooit blokjes op het
vuur. 's Avonds is dat vuur ook de lamp die onze han
den bijlicht als we tulpenbollen poffen op de rand van
het kacheltje. We beschouwen het als een lekkernij en
beweren zelfs dat we het na de oorlog zullen blijven
eten.
Ons referentiekader is kromgetrokken, onze smaak
en kritische zin zijn aangetast. Overwintering op Nova
Zembla, denk ik vaak. als het vuur uit de potkachel dc
vier gezichten verweerd rood kleurt. Een enkele keer
horen we een auto in de straat. Dat kunnen alleen
maar Duitsers zijn. Stoppen ze bij ons of rijden ze
door? Wat zouden we gedaan kunnen hebben? Harde
stemmen, metalen voetstappen, de straat houdt de
Geen Cent Meer
Er moet iets gebeuren. De toestand is onhoudbaar. We
hebben geen cent meer in huis. We weten het nu ze
ker. het gezicht van de geallieerden heeft zich van ons
afgekeerd. Met bemoedigende woorden uit londen
worden we aan ons lot overgelaten. Door de onttakel
de stad. waar straks geen boom meer de nieuwe lente
zal begroeten, jaagt dc wind met de fluittoon van on-
'Een half brood. Ik zet
mijn tanden erin,
huilend, omdat ik me
niet kan beheersen'
heil. Mensen vallen neer in de sneeuw, sterven, wor
den in kanonnen dozen of papieren zakken verpakt
en opgetast in kerken.
In één nacht hebben honderden zagen het hele
Zaanenpark langs de Oriornveg in Haarlem-Noord
kaalgevreten. Het witte Huis te /aanen met dc rood
witte luiken staat er middenin als een pas geschoren
schaap, onbeschermd, kil. erbarmelijk alleen Er blaft
geen hond meer. Ze zijn opgegeten, net als de poezen.
Soms open ik het dakvenster en luister naar geluiden
die er niet zijn.
Behalve die ene keer. Het is op een middag. Ik hoor
het geratel van een machinegeweer, niet ver van ons
vandaan. Nauwelijks een half uur later is het tot ieder
een doorgedrongen dat de Duitsers op de Jan Gijzen -
brug een aantal gijzelaars uit een vrachtwagen hebben
laten stappen Ze zijn op een rij gezet en vervolgens
gefusilleerd, 's Nachts, als de hemel vibrerend gromt
van honderden geallieerde bommenwerpers en jagers
op weg naar Duitsland, heb ik geen mededogen met
dc steden en burgers die straks de zoveelste bommen
regen over zich krijgen uitgestrooid.
de bevroren
leger zonder
Al een paar keer was ik in alle vroegte naar de Haar
lemmermeer getogen om wat tarme, aardappelen of
peulvruchten te bemachtigen. Merkwaardig dat ik me
nauwelijks moe voelde. Vijftien jaar. je kunt wat aan.
Ik liep naar Vijfhuizen en schuimde de erven af van de
boerderijen. Sommige boeren stuurden hun honden
op mij af. anderen zeiden: 'Het is op.' Ze zaten al vol
met het mooiste linnengoed, met antiek, bestek, goud
en zilver, schilderijen en meubilair Overal elders in
Nederland gebeurde hetzelfde, de goede niet te na ge
sproken. Op een gegeven moment kon je met geld bij
dc boeren niet meer terecht. Ze hadden genoeg ver
diend door schandelijk hoge bedragen te vragen
Leger zonder Stem
We waren dom geweest We hadden al veel eerder de
route moeten gaan die honderdduizenden anderen
nog steeds volgden. Naar het platteland in het noor
den. de Wieringermeer in (nog niet ondeT water) en
verder naar Friesland. Groningen en Twente. Maar
ook voor die gebieden moest je spullen meenemen
om te kunnen ruilen. Kostbare zaken, en die hadden
we niet. Die waren al veel eerder verkocht en beleend.
Dag in dag uit sjokte achter onze wijk een ononder
broken stroom mannen, vrouwen en kinderen langs
de Rijksstraatweg. Treurige aanblik van tienduizen
den. die in een snijdende kou o
sneeuw schuifelden. Ze vormden
stem. Praten kostte te ved energie,
Dat leger duwde tegen handkarren, bakfietsen, kinder
wagens en rammelende fietsen zonder banden. Het
hield de blik op oneindig, angstig, om niet in te stor
ten. Alleen het geluid van zuchtende ladingen en het
moeilijk scharnieren van wielen was nog te horen.
Sommige familieleden waren uitgeput en lagen boven
op de lading. Waar bleven die mensen na spertijd? In
schuren, cafés, in scholen en bij particulieren
Er moest iets gebeuren. We waren de schaamte
voorbij. Met het toenemen van de honger verdwijnt
elk normbesef. Daarom nam ik het besluit iets te
gaan doen. dat ik onder normale omstandigheden
niet gedurfd zou hebben, laat staan dat het in mijn
hoofd zou zijn opgekomen
Wc hadden thuis geen plattegrond van Haarlem,
maar ik wist hoe de stad in elkaar zat. Ik verdeelde
haar in denkbeeldige wijken Uitgangspunt: als ik
straat in. straal uit langs de deur ga met het verzoek
één aardappel of één snee brood af te staan, dart kon
den honderd huizen mij misschien tien aardappelen
opleveren. Dat betekende die dag voor ieder van ons
gezin een maaltijd van viercneenhalve aardappel, lx»
nend genoeg om er op uit te trekken.
Het plan maakte me bijna enthousiast Niet ieder
een zou positief op mijn verzoek reageren, dat besefte
ik. Maar het was het proberen waard Mijn ouders en
mijn zuster zagen er geen heil in.
Oogst
De eerste dag Bestemming Vogelenbuurt. niet ver bij
ons vandaan Er liggen bloemen op de |an Gi)/rnbrug
ter nagedachten»is aan de doodgeschoten gijzelaars
Daór st^ck ik de Ri|ksstraatweg over. dwars tusaen de
hongercolonnes door Znu ik de enige zijn die dit
doet? Is er al iemand vóór mij geweest die moest afha
ken? De kaarsrechte Vergicrwcg ziet er afstotend uit.
net als de zijstraten leven hier nog wel mensen? Waar
begin ik aan? Wat zou ik ook weer zeggen als er ie
mand open doet? Dc deuren hebben kloppers en ring
bellen. Doen. Nu
Geschuifel in de gang Een perkamentachtig wijfje
met een omslagdoek kijkt afwezig langs mij heen. Wat
zou ze mij kunnen geven? Ik mompel een excuu
loop door. Een paar huizen verder doet een jonge
vrouw open. Ik haat plotseling mijn cigrn stemgeluid.
..We hebben zelf niks." roept ze schel en knalt dc deur'
du hl
Harder praten misschien, de mensen verstaan t
niet goed Het volume van de vernedering Dag me
neer. kunt u misschien een aardappel of een
brood missen? Sommigen antwoorden niet een'
knikken nee Huis na huis. straat na straal werk ik af.
Vaak wordt er niet opengedaan of iemand kijkt vra
gend langs een opzij geschoven gordi|n.
Het is al middag Iwee kinderen doen open. ki|ken
mij nieuwsgierig aan. horen wat ik zeg Ze roepen n
achteren: ..Mamma, hier is een man die een .i.udappH
wil of een snee brood Het schnjnt. maar ik kon het
verwachten Er komt een oude man de ging in. hij H
half aangekleed Hij doet twee aardappelen In i
zak en knikt vriendelijk. Alsof iemand een feestr
voor mij heeft neergezet. zo voel ik me
Het werkt. Maar ik heb veel straten nodig Om half
vijf komt er nog een derde aardappel bij Schr.de oogst
van een lange dag maar we genieten ervan 's avonds.
Drie aardappels voor vier mensen Het smaakt als ge
bak.
Brood
De volgende dagen werk ik systematisch verder Dc
stad ziet er verschrikkelijk uit. Verwaarloosd, geschon
den. Het proces van vervJ is in volle ging t h- mensen
die ertussendoor schuifelen zien er spookachtig uil.
De kou doet pijn Wie buiten niets te zoeken heeft,
blijft binnen Lr zijn nergens bomen meer Soms kn
ik thuis met tien. vijftien aardappelen en een paar snr
den brood-
De andere dag kom ik niet verder dan één aardap
pel Op een dag vod ik plotseling een hand in mijn
nek. Iemand sleurt mij naar binnen, naar een kale
voorkamer. Op een smerige matras op de grond ligt
een uitgeteerde vrouw. Haar botten zijn akelig zich
baar. de dood is waarschijnlijk al onderweg Ha
mond is opengezakt. haar ogen hebben nauwelijks
uitdrukking meer De man schreeuwt en tiert, vraagt
me wat ik eigenlijk kom doen Ik voel een trap legen
mijn achterste en val in de sneeuw
Steeds groter worden de afstanden, steeds minder
mensen hebben iets om weg te geven De hongi-r
knaagt ook aan mij Op een dag in de buurt va
I eidsevaart. zie ik een vrouw met een half brood in
haar hand Ze ma aki een verontschuldigend gebaar cn
zegt: ..We kunnen niet meer missen."
en half brood Ik koester het als een couveusekind
je Ik streel het. ruik er aan en proef iets van de smaak,
f ataal moment Ik zet mijn tanden in het brood, hui
lend. omdat ik mij niet kan beheersen Ik sta op tV
hoek van de straat en vreet me door de korst heen. Het
brood wordt al gauw een vormeloze klomp Ex is geen
weg tenig Niemand kan ik het hesrf aandoen dat Cf
ren brood heeft bestaan Ik kokhals bijna, omdat ik
me gren tijd gun om kalm te slikken
De laatste kruimels lik ik achter mijn tanden t
daan en sjok veder Verdrietig schuldig ki|krr
thuis anders naar me' Zouden ze het weten of vorlni
misschien? Op zolder huil ik opnieuw, zondrr grlukl
Ze mogen het niet boren
4