Elke leeftijd z'n
eigen Jappenkamp
'Begin met een hapje ogen of oren'
Boek
handel
Haasbeek
Cultuur& Kunst
'We aten de eerste sneeuw'
DONDERDAG 19 MAART 1992
27
v. Mandersloostr. 19
Alphen a/d Rijn
Tel. 01720-73047
Op verzoek van deze krant schreef de beeldhouwer/schrijver Jan Muider een essay naar aanlei
ding van het veelbesproken boek Het Oostindisch Kampsyndroom van Rudy Kousbroek. Jan
Mulder debuteerde vorig jaar als schrijver met de roman Jacob's Wapen, waarin hij zijn kamper
varingen verwerkte. Mulder werkt nu aan een tweede boek dat eind dit jaar bij Meulenhoff zal
verschijnen.
In 1986 vertelde Rudy Kousbroek aan Lien Heyting toen
hem werd gevraagd hoe het was in het laatste kamp Si
Rengo-Rengo, waar hij op zijn vijftiende en zestiende
verbleef: Ik denk er niet veel aan, maar het is op een
speciale manier op de achtergrond aanwezig, zoals je
schooljaren zal ik maar zeggen. Soms betrap ik me er op,
dat ik lijstjes zit te maken in mijn hoofd van dingen om
mee te nemen voor als je geïnterneerd wordt."
Boekenweek:
de laatste
gongslag
De Japanse kampen waren
lang niet zo afschuwelijk
als de Duitse
concentratiekampen. Alle
vergelijkingen die door de
slachtoffers uit de
Jappenkampen in dit
verband worden gemaakt,
zijn volkomen misplaatst
Het leed wordt zwaar
overdreven. Bovendien
vergeten die slachtoffers
hoe wreed wij zelf hebben
gehandeld in de koloniale
periode.
Kort samengevat is dit een
van de conclusies die wij uit
'Het Oostindisch
Kampsyndroom' van Rudy
Kousbroek lijken te moeten
trekken. Kousbroek is bij
het vormen van zijn
mening niet over één nacht
ijs gegaan. Toch zouden wij
het standpunt dat hij
inneemt niet graag
voorleggen aan een moeder
dienaar kind in een
Jappenkamp heeft zien
sterven.
In deze Indische
boekenweek, als een laatste
gongslag, nogmaals
aandacht voor deze
problematiek. Schrijver en
beeldhouwer Jan Mulder
schreef over 'Het
Oostindisch
Kampsyndroom' een essay
waarin hij betoogt dat de
leeftijd van de
geïnterneerden een
belangrijke rol speelt bij de
wijze waarop het verblijf in
het Jappenkamp werd v
ervaren.
Maar ook minder droevige
zaken op deze
boekenweekpagina's.
Ronald Frisart gespte in
gedachten alvast de
knapzak om, zette een
zakdoekpetje op en vertrok
richting tropenzon. Frans
Nypels doet verslag uit 'zijn
vorig leven op Java': hij liet
wok en watjang vrolijk
kletteren en serveert ons
een prachtige, fluwelen
rendang van ossehaas. En
dan is er natuurlijk nog het
nieuwe boek van ons aller
Maarten 't Hart! zijn
'polemische paukeslagen'
in 'Een havik onder Delft'
zullen orkestmeester Carel
Peeters nog lang heugen.
HAARLEM JAN MULDER
Rudy Kousbroek en ik zaten
aanvankelijk irf hetzelfde kamp
in Deli maar omdat hij elf jaar
ouder was, verhuisde hij naar
het mannenkamp. Zijn uit
spraak heeft mij altijd verwon
derd en ik deed mijn best om
een gevoel van wantrouwen te
onderdrukken, omdat ik zelf
nauwelijks in staat was mijn
herinneringen aan die tijd naar
de achtergrond te schuiven
en mij niet kon voorstellen dat
een ander dat wel zou kunnen.
Zo nu en dan las ik zijn essays
in NRC en Vrij Nederland, maar
Indië interesseerde mij niet op
de manier waarop Kousbroek er
over schreef. Was ik misschien
jaloers dat hij had beleefd wat ik
zo graag had willen meemaken?
Was ik afgunstig op zijn vroege
zelfstandigheid in het kamp,
ontdaan van bemoeizuchtige
vrouwen, temidden van man
nen? Hinderde mij zijn kennis
van het Maleis, zijn spel als jon
gen met Indische vriendjes in
een periode die niet werd ver
scheurd door granaatinslagen,
niet werd verkild door achter
docht?
Zijn bundel essays Het Oost
indisch Kampsyndroom logen
straft zijn uitspraak dat het
kamp, zij het op een speciale
manier, op de achtergrond aan
wezig is. Na lezing moet ik be
grijpen dat ook Kousbroek niet
aflatend met zijn Indische jaren
in de weer is.
Zijn boek is een zoektocht
naar het waarom van de schei
ding tussen Holland en Indië en
tegelijkertijd wordt aangetoond
dat die scheiding hoe spijtig
ook onontkoombaar was
(blz. 198: 'Ik heb in een zwak
ogenblik wel eens geschreven
dat het in bepaalde opzichten
tragisch is dat het Nederlandse
koloniale bewind niet een gene
ratie langer heeft geduurd.')
Hij speurt naar de ressenti
menten van de gerepatrieerde
Nederlanders, de oud-kolonia
len die zich in de steek gelaten
hebben gevoeld door de Neder
landse regering. Hij ontleedt
hun haat jegens de Japanners
en hij toont aan dat die haat
van racistische oorsprong is.
Hij zoekt naar het waarom
van de overdrijving van het lij
den in de interneringskampen
en hekelt de vergelijking met de
vernietigingskampen in Europa.
Liefdevol
Kousbroek ridiculiseert de
woeste kampervaringen in
Brouwers Bezonken rood, in
Ballards Empire of the Sun, hij
laat niets heel van Bergamini's
Japan's Imperial Conspiracy of
van het dagboek van Wim Kan.
En hij doet dat allemaal met
buitengewone kennis van za
ken, liefdevol en soms met de
naïviteit van iemand die nog
nooit op straat heeft gevochten.
Vele pagina's ontroeren, an
deren leren en steeds dacht ik:
Goddank heeft hij het allemaal
uitgezocht: hoef ik dat niet
meer te doen. En nergens steekt
het Tempo Doeloeërige 'wij'-ge-
voel de kop op, die samen
zweerderige, naar pindasaus
riekende Tante Toeti opwin
ding.
Maar hoe komt het dan dat
Kousbroek jarenlang door de
'Indische' gemeenschap wordt
verketterd, dat er in die kring
niet naar hem wordt geluisterd?
Welke bewijzen hij ook voor
welke stelling aandraagt, zijn
standpunten worden gebagatel
liseerd. Hij vraagt zich dat zelf
ook af, verwonderd, verbijsterd
soms, in zijn botsing met dom
heid en geslotenheid.
Het zou kunnen zijn dat
Kousbroek zoveel onbegrip ont
moet omdat hij niet dimensio
neert in tijd. Ik bedoel daarmee
dat hij voortdurend op zoek is
naar zijn 'Land van Herkomst'
en dat hij dat doet vanuit zijn
preoccupatie die is gevoed door
zijn jeugd in het koloniale tijd
perk. Hij heeft er te kort ge
woond om gefrustreerd te raken
door het verlies van een leven in
de kolonie maar te lang om niet
overvallen te worden door
heimwee.
Ziin en mijn ouders verlieten
na de oorlog hun tweede vader
land. Teleurgesteld omdat zij
hun bezittingen moesten ach
terlaten, hun privileges, hun
dromen. Zij moesten na een
krankzinnige periode in welk
interneringskamp dan ook, ge
scheiden van de geliefde, vaak
gescheiden van de kinderen, in
het koude geboorteland op
nieuw beginnen. Terugkijken
betekent voor hen zich verra
den voelen door de tijd, door de
omstandigheden.
Kousbroek en leeftijdgenoten
brachten hun schooljaren door
in een land van warmte en rijk
dom. Zij veroverden niets, alles
om hen heen had voor hen de
vanzelfsprekendheid, de zorge
loosheid die nu eenmaal hoort
bij het leven in tijd van vrede.
Hun identiteit in het naoorlogse
Nederland werd gevormd door
de bijzondere positie die zij te
midden van leeftijdgenoten in
namen. Zij hadden veel beleefd
en om hen heen hing de exoti
sche geur van de 'gekende
vreemdeling'. Zij waren interes
sant en wisten met hun op
schepperige verhalen, met hun
vreemde gewoontes en buite
nissig taalgebruik, kleur te ge
ven in de grijze Nederlandse
schoolgemeenschap.
Mijn generatie, de kinderen
die werden geboren rond 1940
brachten hun kleuterjaren door
in een mannenloze gemeen
schap, temidden van wanhopig
naar eigen identiteit zoekende
vrouwen. De jaren na de oorlog
brachten niet het door de moe
ders beloofde leven en in Ne
derland bleven het vreemde
kindertjes die nauwelijks iets
over het 'Land van Herkomst'
konden vertellen. En aan wie
werd gevraagd het kamp te ver
geten maar die zich, wel dan
niet intuïtief, bewust werden
dat hun ouders altijd terug ke
ken naar het verleden, dat
prachtige leven waar zij zelf
nooit aan hadden kunnen deel-
De drie generaties hebben
een gebeurtenis in hun relatie
met 'Indië' gemeen en dat is het
kamp, een intemerings- of een
krijgsgevangenkamp. Maar wat
die jaren hebben betekend voor
hun latere leven staat in ver
houding tot hun leeftijd en
Kousbroek schenkt aan dat in
zicht geen aandacht. Hij is de
nieuwsgierige kijker met histo
risch inzicht en met een nim
mer aflatend academisch gelijk
maar hij beseft nauwelijks dat
dat vermogen eerst kan worden
gemobiliseerd wanneer vol
doende afstand tot het onder
werp is genomen. En noch de
generatie van zijn ouders en
vanuit een andere dimensie
mijn generatie, uitzonderingen
daargelaten, zijn daar goed toe
in staat.
In de onsmakelijke polemiek
tussen hem en Brouwers over
de maat en het gewicht van de
door de Japanners uitgeoefende
wreedheden die te vergelijken
zouden zijn met de verpulve
ring van joden, zigeuners, ho
mofielen en andere 'Untermen-
schen', sta ik verbijsterd aan de
kant. Kousbroek blijft de beleef
de, argumenterende intellectu
eel waar hij straatvechter zou
moeten zijn en met slagvaste
vuist de tegenpartij knock-out
had moeten slaan. Ik raad hem
aan zich niet meer in de discus
sie te mengen rond de hiërar
chie van het lijden.
Het Oostindisch Kampsyn
droom zou verplichte literatuur
moeten zijn voor ieder die pro
blemen heeft of meent te heb
ben met zijn of haar Indische
verleden en zich onder thera
peutische behandeling heeft ge
steld of dat van plan is te gaan
doen.
Een meesterwerk.
Stapels goede boeken voor reiziger naar Indonesië
Riem de Wolf, de 'helft' van The Blue Diamonds,
is verzot op Indische kookboeken. „Indonesisch
eten van A tot Z. Dat soort boeken verslind ik. Een
tijdje geleden heb ik ook 'Indonesië in mijn rug
zak' gekocht, een boek van Dolf de Vries. Hij be
schrijft z'n ervaringen tijdens zijn reis door Indo
nesië. Omdat ik er nu een aantal malen terug ben
geweest, vind ik het leuk om zo'n boek te lezen.
En ik heb ook goeie herinneringen aan de prach
tige verhalen van Tjalie Robinson."
The Blue Diamonds gaan af en toe nog terug
naar Indonesië, 'het land van herkomst'. Riem en
zijn broer Ruud zijn geboren in Depok, een
plaatsje op 35 km afstand van Djakarta. Ze wor
den er beschouwd als Indo's die het hebben ge
maakt. Ook nu nog heeft het duo werk in over
vloed. Aan het lezen van boeken komen ze niet
vaak toe. Ruud: „Ik lees eerlijk gezegd niet zo veel
boeken. Maar de traditionele Nederlands-Indi
sche literatuur, zoals de 'Max Havelaar', ken ik
natuurlijk wel. Ik ben me goed gaan documente
ren voor mijn rol destijds in de film Blue Hea
ven'. Toen heb ik o.m. gelezen over de problema
tiek van de repatrianten en de Japanse ere
schuld.''
„Toen de Indische mensen pas in Nederland
aankwamen, was er van protesten tegen de ma
nier waarop zij werden behandeld nog niet veel te
horen. Wij hadden het goed, wij troldcen meteen
in een 'echt' huis en hoefden niet in een pension.
En daarbij beschouwden we onszelf altijd al als
Nederlanders. Maar heel veel Indische Nederlan
ders voelden zich toch echt een gast'. Ik ken
mensen die in die beginjaren hun koffers niet uit
pakten omdat ze dachten: we gaan terug. Welnu,
als je je ergens te gast voelt, ga je geen grote
mond opzetten. Later is die mondigheid er geluk
kig wel gekomen. De Indische Nederlanders had
den en hebben dezelfde plichten als de Nederlan
ders. Velen hebben zich in de afgelopen jaren af
gevraagd waar hun rechten zijn."
„Mijn vader was scheepswerktuigkundige. We
zijn met de Willem Ruys naar Nederland geko
men. In de Golf van Biskaje werden er truien uit
gereikt. Toen we in Rotterdam aankwamen, ston
den we wel even te kijken. Aan het klimaat moes
ten we erg wennen. En sneeuw dat was toch
zoiets vreemds. Ik weet het nog goed: die eerste
i hebben we gegeten."
HAARLEM RONALD FRISART
Malaria slaat vaker toe. Aardbe
ving vernielt huizen. Vulkaan
Merapi kookt over. Inflatie
stijgt. Recente berichten waar
van de Indonesië-reiziger nogal
somber wordt. Pas over ruim
een maand stap ik op het vlieg
tuig, maar nu al word ik ge
plaagd door problemen.
Gelukkig is er ook reden tot
optimisme. De meeste Indone-
sië-gangers krijgen geen enge
ziektes, de Merapi borrelt maar
zal niet zo snel uitbarsten, van
stijgende prijzen heeft de toerist
weinig last. Twee jaar geleden
kreeg ik voor een gulden 774 ru-
piah, nu 1.001. Dat weegt mooi
op tegen de prijsstijging, zodat
Indonesië spotgoedkoop blijft.
Vorige keer ontbrak het ons aan
weinig en gaven we toch in vijf
weken met z'n tweeën nog geen
1.500 gulden uit, de vliegreis
niet meegerekend.
Indonesië is een van 's we
relds mooiste landen. Aan het
eind van de Max Havelaar om
schreef Multatuli het als ,,'t
prachtig rijk van Insulinde dat
zich daar slingert om den eve
naar, als een gordel van sma
ragd."
Wie zich wil informeren over
het huidige Indonesië 185
miljoen mensen, 13.677 eilan
den leest Bill Dalton's Indo
nesia Handbook. Prees Dalton
de vierde druk aan met This is
the book', op de vijfde meldt hij
trots: This is still the book'. De
boekhandelaar bij wie ik de vijf
de editie (gegevens geactuali
seerd; plattegronden verbeterd)
kocht, zei terecht: „Dit is de bij
bel over Indonesië."
Vrijwel alles wat de reiziger
moet weten, staat er in. Maar
zou de toerist echt zo worden
bedreigd door inbrekers en
beurzensnijders als Dalton be
weert? Juister lijkt me de mede
deling in de fraaie Neder
landstalige gids Java: „Java is
relatief veilig en de kans op
diefstal is er klein, zolang de no
dige voorzorgsmaatregelen
worden genomen."
Die gids bevat wat minder in
formatie dan het Handbook,
maar is evenmin te versmaden.
Neem de tip om.in Jakarta te
eten in de stalletjes aan de Jalan
Kendal: „Begin de maaltijd bij
voorbeeld met een hapje ogen
of oren en neem daarna een
bord testikels." Ik ga zeker kij
ken, maar eten...
'Nopember'
Ook woordenboekjes zijn aardi
ge lectuur. Heel wat Indonesi
sche woorden hebben een Ne
derlandse oorsprong. Wat wij
een po of pot noemen, heet in
het Bahasa rechttoe-rechtaan
'pispot'. Verwarrend is dat het
zakwoordenboekje meldt dat
het Bahasa-alfabet tegenwoor
dig ook de f en de v kent, zodat
„februari en november nu dus
worden uitgesproken en ge
schreven net als in het Neder
lands", terwijl het Indonesia
Phrasebook het nog houdt op
'nopember' en 'pebruari'.
Van Sukarno erfde het land de
staatsideologie Pancasila, De
Vijf Deugden. Geloof in God is
de eerste. Niet verwonderlijk in
een land met zeker 165 miljoen
islamieten. Indonesië is het
grootste islamitische land ter
wereld. Dat heeft gevolgen voor
de gewoonten. Het leuke boekje
Indonesische Etiquette vertelt
daarover. Raak nooit het hoofd
van een Indonesiër aan, ook
niet van een schattige baby,
want dat is een diepe beledi
ging. Curieus is dat dit werkje
meldt dat fooien zeer welkom
zijn, terwijl Dalton juist uit
roept: „Doe niet mee aan die
kanker." Pas tijdens een verblijf
ter plekke blijkt wanneer het
niet nodig is fooi te geven en
wanneer wel. Soms gaat fooi
trouwens over in regelrechte
omkoping: korrupsi heet dat in
de landstaal.
Nuttig is de tip om er op ver
dacht te zijn dat een Indonesiër
je de verkeerde kant op kan stu
ren als je de weg vraagt. Geen
antwoord geven is onbeleefd en
levert gezichtsverlies op. Vooral
dat laatste verafschuwen Indo
nesiërs. Weet hij het niet, dan
zal een Indonesiër een vraag
vaak beantwoorden met kurung
tahu, daar weet ik niet genoeg
van. Zelfs als u iemand vraagt
hoe laat het is. kan het ant
woord luiden: kurung tabu!
Als vreemdeling word je soms
stapelgek van de voortdurende
vraag: „Mister, where you go?"
Zeg dan vaagjes: „jalan-jaJan"
(wandelen), of fraaier „Saya
makan angin" (Ik eet de wind).
Zeg het vriendelijk, altijd vrien
delijk. Wees altijd beleefd en ge
duldig. Dat zijn eigenschappen
die de Indonesiërs waarderen
en waarvan ze zelf onuitputtelij
ke voorraden in huis hebben.
Dr. Rcimar Schefold r.a.: Indonesia,
afta kabarT Edu'Catief. ISBN 90 5117
027 0.
Thlll Sunler, Armd |an Termeuten
(red.): Macht, mobilisatie rn moskee.
Ambo/Novib, Baam/Den Haag 1991.
ISBN 90 288 1165 6.
Mauri U van den Toorn: Indonesische
etujuette. BZ/TAH. Den Haag 1990.
ISBN 90 6291 478 0.
Bill Dallon: Indonesia Handbook 4lh
edition. Moon Publication*, Chko
USA 1989. ISBN 0 918373 12 3.
Bill DaJton: Indonesia Handbook 5th
edition. Moon Publication*, Chlco
USA 1991. ISBN 0 918373 72 7.
Tim Bob rend u.: faoa/Indonesif
ReishlbUotheek. Perl plu* Edition*,
Berkeley/Singapore 1991. ISBN 0
945971 20 6.
Amln Singgih, drv W. Mooi|man: Ra
mus kantons; Indonesia Hrianda
Indonesia. P. 1. Ichtlar Baru/Van Hoe
ve. lakana 199a ISBN 90 222 0228 7.
Margit Meinhold: Indonesia
Phrasebook. 1-onety Planet, South
Yarra Australia 1986. ISBN 0 908086
55 5.
Multatuli: Max Haoeiaar. Ad. Donker,
Rotterdam 1972. ISBN 90 6100 045 9.
Danseres aan het hof van Yogya.
The Blue Diamonds: „In de Golf van Biskaje kregen we truien uitgereikt.
FOTO ANP