Winterspelen
'Zé zal toch altijd de koningin van Calgary blijven'
'Vervelend, dat 't
verleden er steeds
bij wordt gehaald'
33
zaterdag 8 februari 1992
Redactie: Karei Jansen, Ad van Kaam
Eindredactie: Paul de Tombe
Vormgeving: Ed Petit Rutger J. Hoogerdijk
Ard Schenk: van topschaatser tot topbestuurder
Een historische WK-race en een hysterische verslaggever. Veertien februari
1971, het Ullevi-stadion in Gotenburg, laatste ronde op de tien kilometer. Ard
Schenk schaatst snel, Theo Koomen praat snel. „Het kan waarachtig. Gewel
dig voor Ard. Ik zie daar Leen Pfrommer. Het kan een wereldrecord worden.
Vijftien-nul-drie-zes is het wereldrecord. Dames en heren, zit u overeind?
Nou ik wel. Vijftien-nul-drie-zes is het wereldrecord. Vijftien-nul-drie-zes,
vijftien-nul-drie-zes..en dat wordt hem. Het is een wereldrecord...jaaaa...vijf-
tien-nul-een-zes. Nieuw wereldrecord Ard Schenk."
Ard Schenk: „Ik ken de verhalen, maar wat moet ik ermee?"
FOTOw OUT STEENSMA
albertville covert wisse
Terwijl Theo Koomen in Zweden pogingen
onderneemt de geluidsbarrière te doorbre
ken en het Hollandse legioen het 'Ard die
wint de wereldcup' aanheft, luidt Schenk
een supersonisch schaatstijdperk in. Wie
zou in de eerstkomende tien jaar in vredes
naam Schenks bovenaardse prestaties kun
nen overtreffen? Geen mens toch. Dat den
ken de verslaggevers, die inkt te kort komen
om de resultaten van de Noordhollandse
superkampioen drie wereldtitels, drie
maal Europees kampioen, drie gouden
olympische plakken, een keer zilver, 17 we
reldrecords te omschrijven.
Eenentwintig jaar later. Inmiddels heb
ben meer dan 150 schaatsers sneller gere
den dan die beroemde 15.01,6. Schenk zou
nu door Koss (wereldrecord in 13.43,54) op
tweeën eenkwart ronde achterstand worden
gezet. Op de wereldranglijst aller tijden is
hij afgezakt naar de 194e plaats. Hoezo ont
wikkelingen in de schaatssport? De aërody
namische pakken, verbeterde trainingsme
thodieken en de introductie van het indoor-
schaatsen hebben van de revolutionaire
Schenk-periode sneller dan verwacht een
stenen tijdperk gemaakt.
Apollo
Schenk is nu 47, opgegroeid in Anna Pau-
lowna en via Amstelveen in Grootschermer
terecht gekomen. Toen was hij fysiothera-
pie-student, nu is hij fysiotherapeut (in Pur-
merend). Tien jaar lang wilde hij, de blonde
Apollo, niets meer te maken hebben met de
mensheid om zich heen. die hem bleef ver
eren als een halfgod. Hij leefde en werkte
anoniem in Noord-Holland. Weg van de
drukte, het aanstaren, het gefluister. En de
geruchten. Hij zou aan de drank zijn. „Ik
ken die verhalen, ja. Wat moet ik ermee?"
Na tien jaar is Schenk uit zijn onderduik
adres gekropen. Hij liet zich eerst overhalen
iets in de sector 'zorg en nazorg voor top
sporters' te doen, werd vervolgens lid van
de Begeleidings Commissie Kernploegen
van de KNSB en is twee jaar geleden aange
steld als chef de mission van het NOC. In de
verte gloort tevens een baan als ISU-be-
stuurslid.
De topschaatser van weleer is de super
bobo van nu. Het laatste heeft een negatie
ve klank, maar het dient gezegd: Schenk
voorziet al zijn functies van een positieve
inhoud. Schenk zit er niet louter om het zit
ten, hij bestuurt niet om het besturen, maar
probeert daadwerkelijk de enorme kloof
tussen de ivoren toren van het NOC en de
atleten te verkleinen. Een bobo nieuwe stijl.
Op misschien een enkele bobsleeër na zijn
de Nederlandse sporters te spreken over
hun olympische chef. Schenk luistert en re
gelt en zal niet vooraan staan als het Wilhel
mus opklinkt. „Nee, voor een polonaise ben
ik niet geschikt. Pertinent niet."
Punten
Soms worden er nog wel eens Polygoon
beelden vertoond uit de oude schaatsdoos.
De Schenk van nu moet dan lachen om de
Schenk van toen. „Vooral de manier, waar
op ik in de eerste jaren schaatste. Dan denk
ik: nou, nou...Ik slingerde, schokschouderde
en schaatste met vreselijk lange slagen. En
ik stond bijna rechtop. Ik kan alleen maar,
van die beelden genieten als het er een
beetje goed uit gaat zien. Maar zoals ze nu
terugkijken op mijn tijd, keek ik aan tegen
grootheden van voor mijn tijd, zoals Hjall-
mar Andersen en Kees Broekman. Die flod
derige shirts, die gedurende een race steeds
meer oprekten naar de oksels, en petjes met
van die rare punten erop."
Tussen 1966 en 1972 lag Nederland aan
de voeten van Kees Verkerk en Ard Schenk.
Het gouden duo. In de eerste jaren was Ver
kerk de toonaangevende man, later nam
Schenk het roer over. „In het begin maakte
ik de fout te geconcentreerd bezig te zijn. Ik
was te scherp gericht op het presteren, kon
de zaken niet van elkaar loskoppelen. Later
ging dat beter. Een kwestie van ervaring,
van leren. Dat maakt elke sporter mee. Het
is een proces, waar jezelf uit moet komen.
Tegenwoordig is er een optimale begelei
ding, maar ik vind, dat men het initiatief
niet te veel bij de sporter weg moet halen.
Anton Huiskes en later Leen Pfrommer wa
ren mijn klankbord, voor de rest was er
niks. Kees Verkerk en Rudi Liebrechts gin
gen in het begin wel veel naar dokter Rolink
van Ajax. Dat had meer met bluf te maken.
Hij gaf hen een grote spuit met vitamine-B
en dan dachten de mannen, dat het grote
geheim weer in de billen zat. Rolink speelde
het spel."
Het sportieve hoogtepunt voor Schenk
lag in Sapporo. Driemaal goud. Op de 500
meter miste hij een medaille, omdat hij in
zijn rit tegen Neil Blatchford na vier meter
met zijn rechtersthaats in het ijs hakte en
viel. Hij verbeterde toen wel het wereldre
cord opstaan. Terugkijkend: „Ik kan niet
zeggen, dal ik genoten heb van die Spelen.
Ik ging er naar toe als medaille-kandidaat.
Dat lag anders dan met Jappie van Dijk. Die
was reserve en schoof elke avond in de trein
richting Sapporo om vertier te zoeken. Ik
herinner me niks van gezellig naar een dis
co gaan of andere dingen. Sapporo was een-
gigantische stad. Na een bezoekje aan het-
winkelcentrum en een stoombad had ik het;
wel gezien. Voor de rest was het geconceog
treerd bezig zijn."
„Het was tien dagen voorbereiden in Ja
pan, de poespas van de westrijden en de
dingen erom heen. Voor ik het wist zat ik al
weer in het vliegtuig richting Europa. Ik
ging in die tijd liever naar een WK. Dat was
toch meer ontspannen. Kwam ook omdat je
dan op plekken kwam waar je t^e weggetjes
wel kende. Ik ging dan op een zaterdag
avond nog wel eens naar een hotel, waar
wat te beleven viel. Ik kon niet puur gericht
zijn op alleen de sportprestatie. Ik zocht
naar afleiding."
Na een kort, maar hevig profavontuur
hing Schenk in 1974 zijn schaatsen in een
boom. Maar de belangstelling hield aan.
„Twee jaar nadat ik was gestopt kwamen er
nog mensen op me af. Heel enthousiast.
Terwijl mijn sportcarrière al achter me lag.
Ik heb dat niet als plezierig ervaren. Maar ik
was nog aan het wereldje verbonden als
commentator voor Studio Sport en kwam
met mijn smoel op de buis. Ik kon. als ik
wilde zo meedraaien in het circuit van tv
spelletjes en kwissen. Na twee jaar heb ik
alles afgekapt en het schaatsen links laten
liggen. I'ocn verdween ik gelukkig ook uit
de publiciteit." Schenk mo^t zijn bestuurlij
ke ambities nu bekopen met een hernieuw
de interesse in zijn persoon. Ls het ijs niet in
orde in Albertville? Hup, even met zijn allen
bij Schenk langs om te vragen wat hij ervan
vindt. Welke schaatsers mogen mee naar
Albertville? Schenk geeft antwoord. Sport-
verkiezing bij de AVRO, Schenk schuift aan
,,'t Is het nadeel van deze job. Andere chefs
de missions hebben nooit veel met de pers
gedeald. Het knopje is van nul weer naar
zes gedraaid. Het is net als vroeger. Ik weet
niet hoeveel interviews ik al heb gehad. Ik
maak daar natuurlijk ook gebruik van om
het imago van het NOC positief te verande
ren. Maar op een gegeven moment ga >k
wel zegen: 'Praat nu maar met anderen."
„Van Nieuvveschans tot Zeeland, overal zit
wel een blad, dat me wil spreken. Wat me
tegenstaat is dat het verleden er voortdu
rend wordt bijgehaald. Hel is wel logisch,
maar ik denk dan. hou daar toch mee op. Ik
ben nu met heel andere dingen bezig. Het
is wel mooi geweest." ..Aan de andere km^j
is het misschien het ambivalente in me
want ik zoek de belangstelling natuurlijk
ook weer op. Ik had net zo goed in de |l
der kunnen blijven zitten. Maar ondanks
bepaalde nadelen, vind ik het leuk om te
doen, hoewel wel steeds gedachten bij me
opborrelen wat nou precies de zin van du
alles is. Ik ben het niet gaan doen omdat
iets altruïstisch heb. In de zin van: ik moet
iets terug doen voor de sport. Ben je mal
Dit werk moet voor mij persoonijk ook een
bepaalde tegenwaarde'hebben en dat heelt
het. Ik doe het mede, omdat ik er zelf vol
doening uithaal."
haarlem wybren de boer
gpd-verslaggever
Yvonne van Gennip verdedigt in Albertville
drie olympische titels. Zelfheeft ze altijd ge
zegd, dat het nooit meer zo zal worden als
in Calgary. Dat ze ook nooit meer zo wil rij
den als in Calgary. Met oogkleppen op, be
reid om te sterven voor het goud. „Dat is
bezopen", vindt ze.-
De coaches, rijdsters en vrienden die haar
van nabij kennen, zeggen echter dat nie
mand zich zo kan opladen voor een evene
ment als Van Gennip. „In theorie is het bij
na onmogelijk, vier jaar na Calgary weer zo
vreselijk gemotiveerd te zijn. Maar Yvonne
is een geval apart. Zo bezeten, zo fanatiek,
die wil gewoon de beste zijn. En trouwens,
wat heeft ze te verliezen?"
Vroeger al, op school, was ze zo, herin
nert zich haar hartsvriendin Gré Tijmes.
„Ze dacht altijd dat ze zou blijven zitten of
een proefwerk verknald had, maar ze haal
de allemaal zevens, achten en negens. Als
ze iets heel belangrijk vond, dan werd ze
vreselijk fanatiek."
Schaatsen was aanvankelijk niet belang
rijk voor Van Gennip. Ze turnde, zwom,
deed aan paardrijden en was een verwoed
softbalster. In die laatste sport bracht ze het
zelfs tot de nationale jeugdselectie.
Giebeltante
Tien jaar was ze toen ze voor het eerst naar
de ijsbaan ging. De IJsclub Haarlem organi
seerde de actie 'Winterkoninkje'; kinderen
uit de stad werden opgehaald met bussen
en naar de ijsbaan gebracht. Een jaar later,
in 1975, werd ze lid van de club. Samen met
onder anderen Ingrid Haringa en Peter Ste-
venhaagen, de latere wielrenner. Huub
Snoep werd haar eerste trainer. „Ze stak er
echt niet meteen bovenuit", zegt hij. „Het
was een echte giebeltante. Niks van dat hele
felle. Wat ik me vooral van haar herinner, is
dat ze haar clubgenootjes altijd stond aan
te moedigen. Als het maar gezellig was."
Spontaan is ze nog steeds, zegt Gré Tij
mes, maar ze is ook harder geworden.
„Vroeger wilde ze iedereen te vriend hou
den. Zei ze vaak ja, om iemand maar niet
voor het hoofd te stoten. Als ze nu met rust
gelaten wil worden, verzint ze een smoes."
Woorden die Snoep, tegenwoordig hoofdre
dacteur van het maandblad Schaats, beves
tigt. „Ze zegt makkelijker nee; ook tegen
Yvonne van Gennip heeft niets te verliezen in Alberh'iUe
nationale kampioenschappen werd ze
dat jaar derde en achttiende. Het seizoen
daarop eindigde ze beide keren als derde.
Maart 1979 haalde ze haar perste titel bin-
de Unie van Utrecht-trofee. Voor
Snoep reden bondscoach Henk Louwmans
in te seinen. „Ik heb hem gebeld en gezegd:
ik heb een aardig talentje bij mij rondrijden,
kom maar eens kijken." Kort daarna ont
ving Van Gennip een uitnodiging voor de
kernploeg.
Grillen
Louwmans werd als eerste geconfronteerd
met de nukken en grillen van de Haarlem-
Van Gennip en haar ploeggenotes uitten
hun ontevredenheid over de trainer, waar-
i Louwmans van de KNSB te horen kreeg
dat hij mocht vertrekken. Later, toen Van
Gennip haar naam internationaal had ge
vestigd, reikte haar macht zo ver, dat ze ei
genhandig besliste over het lot van coaches.
Zoals in het geval van Dinus Vos. In het na
jaar van 1987, op een moment dat de Drent
nog maar enkele maanden in dienst was als
bondscoach, liet Van Gennip weten dat het
niet klikte tussen haar en de trainer. Vos
werd ontslagen.
April vorig jaar was Jan Wiebe Last een
zelfde lot beschoren. Hij zou volgens de
olympisch kampioene de rijdsters uit de
kernploeg onvoldoende weten te motive-
Last ontkent stellig dat de zaak zo is ge
lopen. Toch is bij de Zwollenaar de verbitte
ring voelbaar. Praten over de schaatsster
Van Gennip, dat wil Last wel, maar wanneer
de persoon Van Gennip ter sprake komt, is
hij opvallend zuinig met zijn woorden. „Ik
ga geen kwaad spreken van een ander. Het
interesseert me ook niet wat Van Gennip
r mij gezegd heeft. Hoe ik met haar ge
werkt heb? Ach, ieder mens heeft een eigen
handvat. Als je dat weet te vinden, is ieder
mens te sturen. Of ik het handvat van Van
Gennip gevonden had? Ik dècht van wel.
Slechts één trainer kan rekenen op het
onvoorwaardelijke vertrouwen van Neer-
lands beste schaatsster: Tjaart Kloosterboer,
destijds de opvolger van Henk lxiuwmans.
?en café in Muiden vond hun kennisma
king plaats. „Het klikte gelijk", aldus de
Cios-docent uit Heerenveen. In de navol
gende jaren legde hij naar eigen zeggen de
basis voor de uiteindelijke successen van
Van Gennip. „Ze was door en door ver- I
prutst. Ze had van Louwmans een totaal
andere slag moeten leren. Daar had ze to
taal geen baat bij. Ik ben met Yvonne weer
vanuit het eerste schaatsboekje begonnen.
Toen ook is haar mentaliteit ingrijpend ver
anderd. Ze werd een trainingsbeest, daar
voor zag ze trainen als een noodzakelijk
kwaad. In wedstrijden werd ze een killer."
Dat mag blijken uit haar eigen terugblik
op Calgary. „Ik reed met een instelling zoals
paarden die kunnen hebben. Alles uitscha
kelen en gaan. Ik stond aan de start met het
idee: als ik straks dood neerval, vind ik dat
niet erg. Het zoeken naar de uiterste gren
zen van mijn eigen kunnen, was belangrij
ker dan mijn leven. Een hele enge gedachte.
Nu denk ik: ik was bezopen bezig, maar
toen had ik er vrede mee.'
Zo wordt het dus nooit meer, volgens
haarzelf. Egbert van 't Oever, in Calgary
coach van de dames, houdt niettemin een
slag om de arm. „Yvonne is een geval apart.
Ze kan naar hoogten stijgen, waarvan nie
mand voor mogelijk had gehouden, dat die
in haar zaten."
Een tweede Calgary hoeft ook niet.
„Yvonne zal altijd de koningin van Calgary
blijven", zegt namelijk Ron Mulder. „Of ze
moet in Albertville hetzelfde presteren,
maar dat is natuurlijk niet reëel." Mulder,
oprichter van het sportsmarketing-bureau
Referee, behartigde na Calgarv 'de zakelijke
belangen van Van Gennip. Miljonaire werd
ze niet. zegt hij, maar slecht verging het
haar ook allerminst.
„Ze heeft het heel goed gedaan. Nu, vier
jaar na Calgary, heeft het bedrijfsleven nog
altijd veel interesse voor haar. Het zou me
niets verbazen als die belangstelling haar
hele leven blijft bestaan. Ze is een van de
weinige Nederlandse sporters voor wie dat
geldt. Wie de anderen zijn? lohan Cruijfï en
Ard Schenk." Ard Schenk won eveneens
driemaal goud op de Olympische Spelen, in
1972 in het lapanse Sapporo, maar werd
daarnaast driemaal Europees en driemaal
wereldkampioen. Die titels ontbreken op de
erelijst van Van Gennip. Dat neemt niet
weg dat Schenk veel overeenkomsten her
kent tussen hem en zijn Noordhollandse
provinciegenote. „Ieder ander meisje dat na
haar komt en goed presteert, zal vergeleken
de gelijkenis tussen beiden is de zucht naar
erkenning na hun olympische goldnish
Waar Schenk de waardering zocht via d<
oprichting van het profschaatsen, daar
ijverde Van Gennip vijftien jaar later voor
de gelijke financiële behandeling van
schaatsers en schaatssters.
Schenk, tegenwoordig chef de
het NOC,' zegt veel begrip te hebben voo^
de wensen van zijn vrouwelijk evenknie
„Er is niemand die zoveel publiciteit krijgt
als zij. Ook Veldkamp en Visser niet. Zelfs ik
heb in mijn tijd niet zoveel aandacht gekre
gen als Yvonne. Maar Yvonne is een uitzon
dering. Damesschaatsen trekt gewoon min
der aandacht dan herenschaatsen. daarom
zal het premiestelsel zoals de bond dat nu
hanteert, niet veranderen. Maar op zich zou
het niet onterecht zijn een uitzondering te
maken voor Van Gennip. Alleen, dat wil ze
niet. Ze komt op voor het totale dames
schaatsen. En ik moet zeggen: dat kan ik
wel waarderen."
Volgens Schenk heeft de kampioene van
Calgary in Albertville niks te verliezen. „Ze
heeft het hoogste al een keer bereikt. Dat
neemt niemand haar meer af Trouwens,
Niemann heeft de laatste drie jaar zo'n
beetje alles gewonnen wat er ie winnen
valt. Als er iemand iets te verliezen heeft,
dan is zij het."
In Duitsland denken ze daar net zo ovei
En wie een Duits feestje kan verstoren, we
ten ze ook. „Nur einer, Von Gennip", zx-gl
Gaby Fuss, trainster van Gunda Niemann,
de favoriete voor het goud op de 1500. 3000
en 5000 meter in Albertville. Gunda Nie
mann (voorheen Kleemann) nam na Karin
Kania het Duitse vaandel over en lijkt als
Europees en wereldkampioene de aange
wezen persoon om het komende olympi
sche schaatstoernooi naar haar hand te zet
ten. Maar ook de schaatsster uit Erfurt kent
de geschiedenisboeken. „Kann Kania w«w
in '88 de beste schaatsster van de werrtcf
Dat weet toch iedereen. Maar als de men
sen over Calgary praten, denkt niemand
aan haar. Dat moet een grote teleurstelling
voor haar zijn geweest. Ik hoop niet dat ik
zoiets hoef mee te maken.
jr :sp;v;
Een geval apart: Yvonne van Gennip.
mij."
Eerlijk is ze wel gebleven, te eerlijk soms,
meent de vroegere trainer. „In Sarajevo, bij
het EK, wordt ze derde en zegt ze dat ze lek
ker ontspannen heeft gereden. Prompt
wordt ze door de pers te kakken gezet. Als
ze dat niet zegt,-roept iedereen: 'derde,
hartstikke goed' en is er niks aan de hand.
Maar zo zal ze nooit worden. Ach, dat is ook
FOTO OMNIPRESS
haar charme."
Twaalf jaar was ze, toen haar talent voor
het eerst goed zichtbaar werd. „Je legde iets
uit, deed het een keer voor en na een rondje
voerde Yvonne de beweging al bijna perfect
uit", aldus Snoep. Op 8 december 1977 reed
ze haar eerste wedstrijdje: 57,0 op de 500
meter. Een maand later was ze liefst vier se
conden sneller: 52,9. Tijdens gewestelijke