De boodschap
van God
als levensdoel
De goddelozen zullen worden vernietigd
Fluitketel
ZATERDAGS
IJ VOEGSEL
'Het Paradijs kun je
niet verkondigen
in de rommel'
In Emmen staat het
hoofdkantoor van de
Jehovah's getuigen in
ons land. Honderd
dertig vrijwilligers
wonen en werken
hier tegen kost en in
woning en een zak
geld van 200 gidden
in de maand. Alle
activiteiten staan in
dienst van het evan
gelisatiewerk. De ge
bouwen ogen smette
loos. Orde en netheid
passen bij de levens
houding van de ge
tuigen. „Je kunt het
paradijs niet verkon
digen, terwijl het een
grote rommel is of
als je er slordig
ZATERDAG 1 FEBRUAR11992
Het applaus in de eetzaal klinkt
beschaafd. Er wordt niet te kort
geklapt, maar zeker niet te lang.
Het enthousiasme is er echter niet minder
om, want er zijn twee nieuwe leden 'aange
steld'. Dat is reden voor vreugde en beheerste
uitbundigheid. Het ritueel is de bewoners
van de hoofdvestiging van het Wachttorenge
nootschap inmiddels vertrouwd. Na het mid
dagmaal, dat exact twintig minuten duurt,
volgen de mededelingen die' voor iedereen
van belang zijn.
Honderddertig vrijwilligers wonen en wer-
keó hier tegen kost en inwoning en een zak
geld van 200 gulden in de maand. Niemand
is in dienst van het Genootschap en niemand
heeft een salaris. „Wat wij doen, gaat hele
maal buiten het economisch verkeer om",
erkent woordvoerder J. Crans, „maar wij zijn
er tevreden mee." Zelf zijn hij en zijn vrouw
enkele jaren geleden opgehouden met het
betalen van premies voor pensioen- en ziek
tekostenverzekering omdat het te duur werd.
In principe regelen alle broeders en zusters
op het complex uitsluitend vrijgezellen en
echtparen zonder kinderen hun eigen za
kelijke aangelegenheden, maar de meesten
hebben weinig bezit. Aan de dagelijkse be
slommeringen zijn ze niet veel tijd kwijt,
want alles is tot in de puntjes geregeld. Vlotte
obers keurig wit overhemd met zwarte
strik serveren de maaltijden. Kleding
wdrdt centraal gewassen en zo nodig hersteld
en een schoonmaakploeg onderhoudt de
tweepersoonskamers.
Om de kosten te drukken wordt zo min
mogelijk werk uitbesteed. Er is een bakkerij,
een garage, er zijn werkplaatsen voor tim
merlui, schilders en metaalbewerkers en er is
oolc een eigen kapsalon. De zaken worden zo
praktisch mogelijk aangepakt. „We verbou
wen ook onze eigen groenten, maar als het
voprdeliger is iets te kopen, doen we dèt",
vertelt Crans. „Als het niet meer loont, zaaien
we bloemen, dat is nog leuk
ooik."
Orde
Hét complex van het Genoot
schap is grotendeels eigen
handig opgetrokken uit bak
steen en blank hout en heeft de
airure van een ruim en comforta
bel, maar volstrekt onpersoonlijk
hotel. Overal ligt vaste vloerbe
dekking, links en rechts staan
grote boeketten droogbloemen.
Aan de muren hangen luchtfoto's
van andere kantoren overal in de
wereld en kitscherige olieverf
schilderijen van wilde dieren.
De bibliotheek bevat encyclo
pedieën en een kleurrijke verza
meling bijbels en veel andere re
ligieuze lectuur. Zelfs de koran
ontbreekt niet.
Uiteraard staan alle activiteiten
in dienst van het evangelisatie
werk en ook daarvoor is men uit
stekend toegerust. Vertalers ma
ken de lectuur die het hoofdkan
toor in New York de wereld in
stuurt toegankelijk voor Neder-
landstaligen. Zetters en drukkers
beschikken over de modernste
tekstverwerkers en zetmachines
om de boodschap te verspreiden.
bijloopt.De gemeenschappelijke was- en strijkafdeling van de Jehovahs getuigen in Emmen.
Het gestroomlijnde leven van het
keurkorps der Jehovah's getuigen
In grote aantallen rollen 'De Wachttoren'
en 'Ontwaakt' van de drukpers. Nieten, ver
pakken en verzendklaar maken, gebeurt ge
heel automatisch en met de nieuwste machi
nes. Ook wordt papier op maat gesneden
voor drukkerijen elders in Europa en verder
wordt van hieruit de distributie geregeld voor
een groot aantal landen.
De bedrijfsgebouwen zijn smetteloos, de
rommel die in ieder ander bedrijf rondzwerft,
is hier volstrekt afwezig. Orde en netheid
passen bij de levenshouding van de getuigen.
„Je kunt het paradijs niet verkondigen, terwijl
het een grote rommel is of als je er slordig
bijloopt", verklaart Crans de filosfie die daar
aan ten grondslag ligt. Dat de voormalige
bankemployé zelf een keurig pak draagt met
das en pochet in gedekte kleur, is daar niet
vreemd aan.
Bij een pallet met keurig in plastic verpakte
tijdschriften, houdt Crans even de pas in.
„Deze gaan als schenking naar Suriname. De
r zijn er blij mee, want door de
schaarste aan papier is er haast niets meer te
lezen. Onderwijzers gebruiken ze zelfs in de
les, omdat ze geen schoolboeken hebben."
De saamhorigheid op het complex is groot.
De broeders en zusters die bezig zijn met
soppen en boenen, het behangen van een
nieuw in te richten kamer of andere klussen,
zijn zonder uitzondering goed gemutst. Met
een blijmoedigheid die buitenstaanders niet
vatten, doen ze hun werk en staan ze bezoe
kers te woord.
Dit is het keurkorps van de 32.000 Konink
rijksverkondigers in ons land. Getuigen moe
ten ook werkelijk het evangelie verkondigen
en de 70.000 geïnteresseerden die vergade
ringen bijwonen en bijbelstudie doen, tellen
dus niet mee. Allemaal zijn ze gepokt en
gemazeld in de verkondiging van het evange
lie en ze kunnen worden ingezet waar dat
nodig is. Lang niet iedereen is daarvoor ge
schikt en de getuige die zich full-time wil in
zetten voor de goede zaak, dient zich te ver
zekeren van de steun van de ouderlingen in
zijn gemeente. Zonder dat wordt het niets.
Weinig geld
De combinatie van samen wonen en werken
is heel gebruikelijk voor het Wachttorenge
nootschap, dat wereldwijd 4,5 miljoen leden
telt en nog altijd gestaag groeit. Het samenle
ven met gelijkgestemden ziet Crans als een
groot goed. „Je bent de hele dag bezig met
geestelijke zaken." Maar hij sluit niet de ogen
voor de offers in materiële zin en het gebrek
aan privacy. „Het is niet ideaal, maar wel dé
manier om goedkoop en efficiënt belangrijk
werk te doen."
Het zijn voornamelijk jonge mensen die
zich aanmelden in Emmen. Zij treden voor
onbepaalde tijd toe, maar kunnen in principe
van het ene moment op het andere opstap
pen. Sommigen blijven tientallen jaren, an
deren vertreldcen na kortere tijd. „Als iemand
wil trouwen, kan hij niet hier blijven, want
het geld dat is bijeengebracht is bedoeld voor
evangelisatie en niet om iemands partner te
onderhouden of een gezin." Als een echtpaar
wordt aangesteld, is het natuurlijk anders,
maar Crans wekt de indruk dat gelovigen
daar maar niet te veel op moeten hopen.
Hoeveel geld er precies omgaat in de orga
nisatie willen de Jehovahs getuigen niet kwijt.
Naast de vrijwillige bijdrage wordt de ver
koop van drukwerk twee kwartjes voor een
boekje de enige bron van inkomsten ge
noemd.
De leiding van dit 'bijkantoor' wekt de in
druk dat de organisatie met weinig geld toe
kan. Hand- en spandiensten van de leden
van de geloofsgemeenschap kunnen veel
kosten voorkomen. Niemand is te beroerd de
handen uit de mouwen te steken en meer
dan eens is een weekeinde een nieuwe Ko
ninkrijkszaal uit de grond gestampt. „Het is
een kwestie van goed voorbereiden", glim
lacht Crans minzaam. Hij zei het al eerder:
„We leven wel in deze wereld, maar we ma
ken er geen deel van uit."
In de hypermoderne keuken wordt volop
FOTO JAN ANNINGA
gezongen, terwijl een paar jongens de rom
mel opruimen die na het middagmaal is ach
tergebleven. Het werk verloopt soepel en ge
routineerd, zoals alles hier op rolletjes lijkt te
lopen. Netheid en orde zijn het handelsmerk
van de getuigen: iedereen staat om half ze
ven op. Om zeven uur is er een kwartier bij
belstudie in de eetzaal en voor het ontbijt zelf
is twintig minuten uitgetrokken.
Na de bel van vijf voor acht gaat iedereen
naar zijn werk. Om vijf voor twaalf wordt op
nieuw gebeld voor de lunch om twaalf uur.
En van één uur tot vijf over vijf, dit ter com
pensatie van de vijf minuten voor de lunch,
gaat iedereen opnieuw aan de slag.
Alle vrijwilligers hebben een vaste plek aan
tafel, maar dat geldt niet voor de broodmaal
tijd 's avonds. Zo vindt kapster Sonja Tilgen-
kamp, die 's ochtends in de wasserij mee
werkt, het plezierig af en toe haar boterham
mee te nemen naar haar eigen kamer.
Welbespraakt
De avonden gaan veelal op aan bijbelstudie.
Voor de Jehovahs getuigen een zeer wezenlijk
onderdeel van hun godsdienst Zelfs in de
folders over hun werk staan maar weinig fo
to's waarop de bijbel ontbreekt. „Je kunt niet
zeggen: ik heb liefde voor God, maar het in
teresseert me niet wat hij te zeggen heeft",
verklaart Crans. „Een brief van je geliefde laat
je ook niet ongelezen."
De welbespraaktheid van de getuigen is
spreekwoordelijk. Ook Crans voelt zich vol-
strekt thuis in de wereld van het Oude en
Nieuwe Testament. Abraham, Noach, Kaïn
en Abel zijn goede vrienden die hij door en
door kent. „Voor ons zijn het gewoon broe
ders en zusters, het enige is dat ze in een an
dere tijd leefden." Zodra andere zaken aan
bod komen, is hij aanzienlijk terughouden
der. Over de uitbreidingsplannen, de moge
lijke groei van het aantal leden en de ver
wachte ontwikkelingen in het missionaire
werk voor de komende jaren, hult hij zich in
stilzwijgen.
De slechte naam die de Jehovahs overal in
de wereld hebben, danken ze aan de beleef
de, maar irritante vasthoudend
heid waarmee ze trachten ande-
Bij de Jehovahs getuigen
staat het geloof in de we
derkomst van Christus
centraal. Ze geloven dat na het
Laatste Oordeel de paradijselijke
toestand op aarde wordt hersteld.
Goddelozen worden vernietigd,
slechts een klein groepje mensen
kan onder ideale omstandigheden
op aarde verder leven.
De 4,5 miljoen Jehovahs getuigen
in de wereld komen voort uit een
studiegroepje dat aan het eind van
de vorige eeuw werd opgericht door
Charles Taze Russell in Pennsylva
nia (VS). Hij voorspelde op grond
van bijbelteksten het einde van de
wereld in 1914. In dat jaar brak wel
de Eerste Wereldoorlog uit, maar de
profetie van Russell kwam niet hele
maal uit.
Toch beschouwen de getuigen dit
jaar als een keerpunt in de menselij
ke geschiedenis. Zij gaan er nu van
uit dat het Koninlaijk van God op
aarde wordt gevestigd, voordat de
generatie die in 1914 leefde volledig
is verdwenen. Naar menselijke
maatstaven geredeneerd valt het
einde der tijden dan rond 2014.
Russells opvolger, Rutherford,
bouwde de studiegroep uit tot een
zeer streng van bovenaf bestuurde
organisatie. De uitleg van de bijbel,
die zeer letterlijk is, wordt vanuit het
hoofdkwartier in Brooklyn (New
York) voorgeschreven. Persoonlijke
interpretaties zijn taboe.
In de praktijk betekent dat onder
meer dat de getuigen zich onthou
den van het gebruik van bloed.
Bloedtransfusies wijzen zij af en ook
eten ze geen gerechten waar bloed
in is verwerkt. 'Geef aan God wat
aan God toebehoort en geef aan de
keizer, wat aan de keizer behoort',
zei Christus ooit. In navolging van
zijn woorden betalen Jehovahs ge
tuigen wel belasting, maar gaan ze
niet naar de stembus. Militaire
dienst wijzen ze af en in veel landen
zitten getuigen die dienst weigeren
in de gevangenis. Homoseksualiteit
is verboden, evenals seks voor het
huwelijk.
Groei
In tegenstelling tot andere christe
nen geloven de getuigen niet in de
onsterfelijkheid van de ziel. Slechts
144.000 uitverkorenen krijgen na
het Laatste Oordeel toegang tot de
hemel. In de verkondiging van het
evangelie benadrukken de getuigen
dat zonder lidmaatschap van hun
organisatie geen kans op eeuwig le
ven bestaat.
De strenge discipline en vasthou
dendheid waarmee ze huis aan huis
evangeliseren, heeft hun een slechte
reputatie bezorgd, maar dat veran
dert niets aan hun ijver. Op dit mo
ment groeit de aanhang vooral in
Middenamerikaanse landen. Dit
komt volgens de getuigen omdat
mensen teleurgesteld zijn in het ka
tholicisme. Bovendien is de familie
band er zo sterk, dat hele families
ineens lid worden.
Hun leer verspreiden de getuigen
via 'De Wachttoren', die in 111 talen
verschijnt met een oplage van bijna
16 miljoen exemplaren, en het blad
'Ontwaakt' (65 talen met een oplage
van ruim 13 miljoen) waarin ze hun
visie geven op actuele problemen.
Het hoofdkantoor van de Jeho
vahs getuigen in Nederland is aan
uitbreiding toe. De vestiging in Em
men, een prachtig gebouw aan de
rand van de bebouwde kom om
ringd door een parkachtige tuin, is
te klein geworden. Twee barakken
bieden inmiddels onderdak aan en
kele tientallen vrijwilligers.
Het Wachttorengenootschap be
zint zich op mogelijkheden het
complex uit te breiden, maar onder
zoekt tevens mogelijkheden voor
vestiging elders. De gedachten gaan
uit naar een stuk grond van dertig
hectare, want de toegankelijkheid
van het voormalige Oostblok kan
wel eens veel extra werk opleveren.
ren van hun gelijk te overtuigen.
Crans is zich daar uiteraard van
bewust. „Velen van ons hebben
ook een tijd 'nee' gezegd als er
een getuige aan de deur kwam.
Maar het is niet fair om het na
één keer al op te geven. Iemand
kan van gedachte veranderen.
Daar moet je rekening mee hou
den."
Binnen de geloofsgemeenschap
zijn de banden hecht 'en men
gaat zeer intensief met elkaar
om. „Daarbuiten hebben we al
leen goede kennissen. Dat kan
niet anders, want intieme vrien
den delen wat je heel belangrijk
vindt." Die opvatting verklaart
waarom Jehovahs getuigen ge
loofsgenoten die het Wachtto
rengenootschap vaarwel willen
zeggen, maar nauwelijks losla
ten. „Dat moet je zien als een
wijkverpleegster die knorrige pa
tiënten verzorgt. Achteraf zijn ze
er blij om." Twijfel is hier onbe
kend, dat kan ook niet anders.
„De bijbel is als een goede
vriend, die heeft zijn betrouw
baarheid ruimschoots bewezen."
Onze
TAAL
Mijn vader had een grote hekel
aan fluitketels. Of eigenlijk niet
zo zeer aan die ketels als wel
aan hun snerpend gefluit. Als
wij eens een nieuwe ketel had
den, was meestal kort daarna
de fluit spoorloos verdwenen.
Met als gevolg dat menig ketel
tje droogkookte en lek raakte,
zodat mijn moeder een nieuwe
kocht en dan begon de geschie
denis opnieuw.
Heel wat ketels zijn er zo ver-
bruikt. De ketels van nu heb
ben, geloof ik. een ander soort
bodem en kunnen niet meer lek worden. De
fluit zit er trouwens vaak aan vast, een bril
jante oplossing voor mensen als mijn vader.
Toen de techniek nog niet zo ver was en
ook nog voor de tijd dat men een lekke ketel
weggooide, werden ze gerepareerd. De man
die ze repareerde, was de ketellapper, ofte
wel de ketelaar of ketelboeter. Woorden die
net zo zijn vergeten als het beroep zelf. In
Leiden is er een Ketelboetersteeg, als een
zaam monument voor dit uitgestorven be
roep.
De ketelaars of ketelboeters waren lang
geleden niet zulke keurige ambachtslieden
als de smid, de bakker en de leertouwer. Ke
telboeters waren meestal rondtrekkende
zwervers. In 1586 is sprake van 'Leprosen, ke
telboeters, kramers met marsen, quacksal
vers ende diergelijcke landtloopers.' En kort
daarna lezen we over 'vrembde bedelaers,
ketelboeters, rattenvangers, kannenstoppers
offte andere dergelycke vagabonden.' Er be-
stonden destijds ook uitdrukkingen als
'schreeuwen als een ketelboeter' en 'zuipen
als een ketelboeter*. Het is duidelijk dat men
er niet veel mee op had.
Aan de benaming kan het niet hebben ge-
legen, want in ketelboeter hebben we hetzelf-"
de woord als in boetedoening, boete, boet- ~T
profeet en boetepreek. Maar het verband tus
sen die woorden is zoekgeraakt.
Boeten betekent van huis uit gewoon 'her
stellen, repareren'. Het is verwant met 'baten'
en 'beter'. In die oorspronkelijke betekenis zif
het in ketelboeter en ook nog in netten boe-
ten'. In vroeger tijd werden niet alleen ketels-^
en netten geboet maar ook bij voorbeeld dij--
ken en muren. Later kreeg het woord vooral
de betekenis van 'herstellen wat je zelf kapot
gemaakt hebt, weer goed maken'.
En via dat 'weer goed maken' ging het de
kant op van 'straf die iemand opgelegd krijgt
om genoegdoening te geven. Wie tegenwoor
dig een boete krijgt, betaalt (mag je hopen),
maar het idee van 'boetvaardig boete doen' is
meestal ver te zoeken. De agent wil daarbij
nog wel eens een vermanend woord spreken,
maar dat noemen we geen boetepreek. En
'het boetekleed aandoen' wordt alleen nog fi
guurlijk gezegd. Boetgezant en boetpredika
tie staan nog steeds in de woordenboeken
maar alfabetisch is daartussenin de boetiek
terechtgekomen die niets met deze woorden
te maken heeft.
Onze vlaamse zuiderburen, die altijd zo
'fier' zijn op hun taalverzorging, noemen een
boete meestal een amende, wat regelrecht
Frans is. Het aardige is dat dit Franse woord
amende ongeveer dezelfde ontwikkeling
heeft gehad als het Nederlandse 'boete'.
Want amende' is al van de middeleeuwen af
het woord voor 'herstel, reparatie' en voor
'weer goed maken wat je beschadigd hebt'.
Wij hebben het woord amendement van de
Fransen overgenomen als 'verbetering', eerst
alleen van een wetsvoorstel, later in het alge
meen als 'wijzigen'.
Althans een voorstel kun je amenderen.
Een ketel kun je niet amenderen. Wat mijn
vader deed was gewoon iedere keer die fluit
verdonkeremanen. Ik kan het hem niet meer
vragen wat hij er mee deed. Gooide hij ze in
de gracht? Deed hij ze aan het station in een
prullenbak? Hij was er de man niet naar om
ze zo maar op straat te gooien.