Terra incognita in Zuid-Amerika H ZATERDAG 1 FEBRUAR11991 Een aantal nederzettingen van de Inca's in Peru is in kaart gebracht, zoals op de foto de stad Ma- chu Picchu. Er wordt nog steeds naarstig gezocht naar de verloren gegane stad Paititi in de on toegankelijke bergen ten noordoosten van de oude Inca-hoofdstad Cuzco. zoekers vallen hem vaak lastig. Pas was er een man van 85 die de Aconcagua, een bijna 7000 meter hoge berg in Argentinië, wilde bekleden. Montague: „Een half procent van de leden is eerlijk gezegd gestoord." Niet alle verzoeken om informatie worden gehonoreerd. „Als mensen me zeggen dat ze inlichtingen willen over het afvaren van de hele Amazone, dan probeer ik het uit hun hoofd te praten. Dat is zo iets saais! Het is een hele brede rivier, dus je ziet niets, en je kookt er bovendien in de hitte." Als leden expedities willen uitrusten om in contact te komen met indianenstammen die nog niet of nauwelijks in aanraking zijn ge weest met de westerse beschaving, dan zijn ze bij Montague ook aan het verkeerde adres. Hoewel hij moet toegeven dat hij heel nieuwsgierig is naar sommige van die stam men. „Er zijn in de loop van de jaren allerlei meldingen geweest dat in het Wilcebab-ge- bied in Peru nog Inca's wonen. En dat is heel goed mogelijk, want het gaat om een van de moeilijkst toegankelijke gebieden ter we reld." En dan is er het raadsel van de Zuidameri- kaanse pygmeeën. Niemand weet of ze nog bestaan, maar het is zeker dat in ieder geval tot 1937 een indianenstam leefde in het berg gebied bij de grens tussen Noord-Colombia en Venezuela waarvan geen volwassene lan ger was dan 1.40 meter. Het gaat om de Ma- racas. Ze werden in 1920 ontdekt door de Zweedse antropoloog Gustaf Bolinder, en er bestaan foto's waarop Bolinder als een soort witte reus temidden van een aantal van deze dwergen te zien is. In zijn boek 'Wij waagden ons in de Andes' Een oude gravure met ontdekkingsreizigers te paard. Volgens Don Montague van de Explorers Club zijn er nog veel gebieden in Zuid-Amerika die nauwelijks of helemaal niet zijn onderzocht oosten van de oude Inca-hoofdstad Cuzco, «ïf Peru. Mogelijk gaat het om de berg Apu Ca- Wie Paititi vindt, vindt wellicht ook de. le gendarische, verloren gegane Incaschat: het goud, de edelstenen en andere schatten die door Incapriesters werden verstopt, tóen Spaanse troepen in 1572 koning Tüpac Amaru executeerden. Maar het is niet zeker dat de stad ooit heeft bestaan. Vierhonderd jaar lang hebben schatgravers in het gebied geopereerd, maar nooit werd iets gevonden, afgezien van kleinere ruïnes en potscherven -J en dergelijke. Een van de vele verhalen over Paititi wil, dat de in de buurt levende Machiguenga-in- dianen zonder wie men nergens komt de schatgravers steeds weer de verkeerde kant opsturen. Ze zouden, aldus dit verhaal, ooit de Inca's hebben gezworen de ligging van de stad geheim te houden. Is op expeditie gaan in de jungle niet vrese lijk gevaarlijk? Don Montague schudt het hoofd. „Zuid-Amerika is lang niet zo gevaar- - lijk als de meeste mensen denken." Er jijn uiteraard gebieden die men beter kan mlfs^. den. De streek in Peru bijvoorbeeld waar dett guerillabeweging Lichtend Pad met genade- loze hardheid opereert. Maar over het algemeen, aldus Montague," ben je een stuk veiliger in Zuid-Amerika dan j in de grote steden van de Verenigde Staten. „Want bij ons worden tenslotte om de haver- f ldap mensen vermoord, terwijl dat reizigers in Zuid-Amerika vrijwel niet overkomt." Hij vult aan: „Laat ik het zo zeggen: we hebben nog nooit een van onze leden aan geweld verloren. Gewoonlijk blijft misdaad in Zuid-Amerika beperkt tot diefstallen en der- 1 gelijke." Reizigers naar afgelegen bestemmingen t dienen natuurlijk wel zelf de nodige voor zorgsmaatregelen te treffen. „Je moet je prik ken tegen gele koorts en dat soort ziekten ha- len. Dat spreekt vanzelf." Verder dient men T met een tekort aan voorzieningen rekening te houden. „Het is in de Andes geen Zwitser- land. Als je een ongeluk op een berg in Zuid- I Chili krijgt, staat er geen helikopter klaar om je op te halen. Dat risico neem je. Maar daar i staat tegenover dat je bergen kunt beklim men die nog geen naam hebben, of dat jë als I derde mens in de geschiedenis de top-van een berg kan bereiken." I schrijft Bolinder over deze indianen: „Ze wa ren verbijsterd toen ze ons, de reuzen, in hun vallei zagen rondlopen. En wij waren net zo verbaasd. Ze waren allemaal slank en de mannen hadden opmerkelijke baarden. Wij lieten hen voor de eerste keer in hun bestaan kennismaken met handelen, en ze vonden dat leuk." „Veel van deze pygmeeën liepen rond met dieren die ze tam hadden gemaakt. Vaak ging het om kleine vogeltjes die ze op hun hoofd of schouder hielden. Maar er waren er ook die tamme ratten bij zich hadden die voor zichtig eten uit de mond van hun baas haal den." Zijn de Maracas er nog? Wellicht niet, want er was van oudsher nogal wat strijd met om ringende indianenstammen. Het gebied le vert verder weinig voedsel op en de kans dat besmettelijke ziekten hebben huisgehouden is groot. Voor wie het wil onderzoeken: als de Maracas en/of de maar nauwelijks langere Sicacaos nog leven, dan is het vrijwel zeker in de meer afgelegen gebieden van de Sierra de Perija. Wellicht dat de missionarissen in Ma- chiques, een stadje in Venezuela, iets weten. En nu we het toch over grote raadsels heb ben: wat zijn de tien 'stippen' die door satel lieten in de jungle van Zuidoost-Peru, aan de voet van de Pantiacolla bergen, zijn waarge nomen? In het blad van de South American Explorers Club is er een paar keer over ge schreven. Waarschijnlijk gaat het om om vangrijke ruïnes, maar niemand die het zeker weet. Een andere hoofdprijs die nog altijd moet worden gevonden, is de verloren gegane In- castad Paititi. Als die stad bestaat, dan is het in de selva alta, de 'hoge jungle' in de zo goed als ondoordringbare bergen ten noord Ten slotte dient men, speciaal als men in'het Amazonegebied baadt, uit te kijken voor'de t candiru. Don: „Ik dacht altijd dat het maar een legende \vas, maar de candiru bestaat echt. Een van onze leden heeft twee jaar ge- leden in ons clubblad er nog een artikel over geschreven, met foto's en al." Waar heb je het over? Wat is een candi ru? Don: „Je hebt vast wel eens het verhaal ge^ hoord dat je niet in het water van sommige 1 rivieren in Zuid-Amerika moet plassen, om- dat je dan het risico loopt dat een visje, tegen de stroom in zwemmend, zich in de pisbuis t nestelt. Wel, dat verhaal is waar. Het visje i heet de candiru." Don loopt naar een kast, haalt er een tijd- - schrift uit, en zoekt een artikel op van ene dr. Joseph Breault, een lid van de South Ameri- I can Explorers Club. „Lees maar, hier staat al- "t les over de candiru in." De candiru is een I bloedzuigend visje dat normaal in de kieuw- i holten van vissen leeft, maar ook binnen- dringt bij mensen die zich ontlasten. Een vre selijk lot treft degene die door het minuscule visje wordt aangevallen, vooral mannen.. Want eenmaal binnengedrongen, zet de can.- diru zich met weerhaakjes vast. Uit het tijdschriftartikel: „Het visje wordt T aangetrokken door urine, en als het eenmaal de pisbuis is binnengedrongen, kan het er niet meer worden uitgetrokken. De enige manier waarop kan worden voorkomen dat het de blaas bereikt waar het ontsteking en uiteindelijk de dood veroorzaakt is on middellijke amputatie van de penis." Explorers Club staat ontdekkingsreizigers met raad terzijde oe smaken pinguins? Het is een de vragen die ooit werden gesteld aan .oprichter Don Montague aan de South American Explorers I Club in Denver. En ook deze vraag wist hij met enig nazoeken te beantwoorden. Pin guins hebben een smaak die het midden houdt tussen rundvlees en wilde eend, maar dan gesmoord met bedorven vis en opge diend met levertraan, aldus kenners. Montague's leven wordt gevuld door vra gen van de leden van zijn club. Waar vind ik de cochineal kever waarvan indianen in de Andes verf maken? Waar kan ik de verloren Inca-stad Paititi vinden? Hoe nauwkeurig kun je schieten met een blaaspijp? Vaak weet Montague het antwoord uit zijn hoofd. En als hij het niet weet, dan is er zijn immense archief vol knipsels, vol boeken, en vooral barstensvol rapporten van leden die zelf op expeditie in Zuid-Amerika zijn ge weest. Want zoals de naam al zegt is de South American Explorers Club met z'n 6200 leden bedoeld voor moderne ontdekkingsrei zigers. Mannen en vrouwen die reizen, of liever gezegd expedities maken, die zelden en bij voorkeur nooit eerder zijn gemaakt. Kan dat? Valt er nog iets te ontdekken in Amerika? Is het hele gebied niet al lang in kaart gebracht, en kun je niet overal op het continent, maar dan ook overal cola kopen en bandjes met muziek van Michael Jackson horen? Rufrres Montague lacht om zoveel naïviteit en loopt naar een grote kaart van Zuid-Amerika die aan de wand van z'n kantoor hangt. „Er zijn tal van gebieden die nog maar nauwelijks of helemaal niet zijn onderzocht. Er vallen in Zuid-Amerika ook nu nog plenty ontdekkin gen te doen." En hij wijst aan. Het tjordengebied in zuid- west-Chili is zo ontoegankelijk dat er nauwe lijks mensen komen. In Vuurland zijn nog onbeklommen bergtoppen. In het zuiden van Bolivia vind je zoutvlakten waar vrijwel geen mensen wonen, laat staan een toerist. Verder is het gebied rondom Mana in Peru vrijwel onontdekt. „De jungle daar zit vol mïnes, waarvan we vrijwel niets weten.". In het zui den van Venezuela zijn wat diamantmijnen, maar voor het overige is het ook daar terra incognita. Montague, enthousiast wordend, wijst en wijst op de kaart. Daar. Daar. Daar. Het wes ten van Brazilië en het gebied ten zuiden van de Amazone. De zuidoostpunt van Colombia. De binnenlanden van Guyana, Frans Guyana en Suriname. De woestijn in het midden van Paraguay. Tijd voor enig historisch perspectief. Hoe is Montague aan zijn merkwaardige beroep ge- j komen? Eigenlijk was hij als jongen helemaal i niet geïnteresseerd in Zuid-Amerika. Toen hij I zich na een studie filosofie opgaf voor het j Vredeskorps schreef hij op het aanmeldings formulier dat hij niet naar Zuid-Amerika wil De dagen van het Wilde Westen zijn al lang vervlogen. Alles in Noord-Amerika lijkt keurig in kaart te zijn gebracht. Maar Zuid- Amerika, dat is andere koek. Daar is nog lang niet alles aangeharkt. Er zijn genoeg mensen die daar het avontuur zoeken. De South American Explorers Club staat hen met raad terzijde. Waar kun je de kevers vinden waarvan indianen in de Andes verf maken? Waar moet ik zijn om goud te zoeken? Waar ligt de legendarische Inca-stad Paititi? En bestaat de candiru? de. „Dat leek me van Mexico tot Vuurland hetzelfde. Ik wilde liever iets exotisch zien." Montague kwam in Korea terecht, keerde na enige jaren terug naar de States en vond in New York werk als bureauredacteur. Toen merkte hij dat cameralieden „eigenlijk een veel interessanter leven hadden dan ik." Ook vond hij de televisiebeelden uit Zuid-Ameri ka vaak van slechte kwaliteit. „Eri daarom be sloot ik freelance cameraman in Zuid-Ameri ka te worden. Ik ging eigenlijk alleen maar om het avontuur." En avonturen beleefde Montague, maar van het soort dat hem al gauw begon te ver velen. „Het enige dat ze in Amerika wilden hebben was stuff over coups en aardbevin gen en zó. Als je geluk had kon je de omroe pen twee minuten ellende verkopen. Maar voor de aardige dingen in Zuid-Amerika had niemand belangstelling." En daarom richtte Montague in 1977 in de Peruaanse hoofdstad Lima de South Ameri can Explorers Club op. De bedoeling was aanvankelijk een tijdschrift uit te geven waar in reizigers door verre streken in Zuid-Ameri ka hun ervaringen kwijt konden. De club be gon met 87 leden. Een jaar later waren het er 200. Zo schoot het niet erg op, en daarom vertrok Montague in 1979 naar Amerika om vanuit Denver aan ledenwerving te doen. Hij zit daar, geholpen door een minieme staf, nog steeds. De club heeft verder vestigingen in Lima (Peru) en Quito (Ecuador). Montague en zijn medewerkers besteden vrijwel al hun tijd aan het beantwoorden van telefonische en schriftelijke vragen van aspi rant-reizigers. „Eigenlijk is het volkomen uit de hand gelopen. Als we nog veel verder groeien dan kunnen we het echt niet meer aan." Een voorbeeld. Acht jaar geleden vroeg een van de leden iets over adoptie van Zuidame- rikaanse kinderen. Montague: „Daar hadden we nooit iets mee te maken gehad. Nu heb ben we een standaardpakket informatie van 77 pagina's." Ander voorbeeld: de wevers. Montague wordt horendol van vragen over wevers. „Ik heb er duizenden vragen over ge had. Welke kevers worden gestampt zodat er verf van wordt gemaakt? Hoe kom ik in con tact met de Tarabuco-indianen in Bolivia die zulke opmerkelijke weefpatronen hebben? Het gaat maar door. En met de pottenbak kers en de kajakkers is het al precies hetzelf de." Advies kost vrijwel niets. De leden van de South American Explorers Club betalen 25 dollar contributie per jaar, en hoeven voor de informatiepaketten die ze als antwoord op hun vragen krijgen toegestuurd, alleen porto kosten en de kosten van het fotokopiëren over te maken. Montague: „Ik sta een derde deel van mijn tijd achter die verdomde kopi eermachine." Rijk wordt niemand ervan. Montague: „Dit is een non-profit organisatie, en dat wil ik zo houden. Het houdt iedereen toegewijd. Om dat er hier zo weinig wordt verdiend, moet je wel gemotiveerd zijn. Wat ikzelf verdien? Vo rig jaar was het 12.000 dollar." Maar, geeft hij toe, hij heeft het er allemaal graag voor over. De club is zijn hobby en zijn levenswerk. „We zijn de enigen die mensen helpen bij niet-alledaagse reizen door Zuid- Amerika. Ik geloof ook niet dat er zoiets als onze club bestaat voor bijvoorbeeld Afrika of Azië." Alle clubleden zijn moreel verplicht om van hun reizen naar ongewone bestemmingen in Zuid-Amerika een rapportje te maken dat in Montagues archief gaat. Komt er dan een verzoek om informatie van een ander clublid dat naar dezelfde streek gaat, dan wordt van dat rapportje een fotokopie opgestuurd. Montague: „Op die manier weten de mensen wat ze moeten meenemen, wat ze moeten vermijden, waar ze kunnen slapen, al het soort informatie dat reizen makkelijker maakt". En zo bevinden zich in het archief van de club rapporten over een bordeel in Chili, een paar rapporten over de goedkoopste manier om in Antarctica te komen, een over gevan genissen in Rio en een over mensen in Cuen- ca, Ecuador, die men beter kan vermijden. Er worden door de ledep ook meer weten schappelijke artikelen afgescheiden. Monta gue kan werk laten zien van botanici die in de oerwouden naar nieuwe soorten orchi deeën hebben gezocht. En pas nog heeft hij een groep medici geholpen die in Colombia kikkers willen vinden die 70 keer zo giftig zijn als cobra's. Zijn werk leidt tot alles. Allerlei mensen willen van Alaska naar Vuurland. Liftend. Per jeep. Op een paard. Er zijn er die duizenden dollars willen uitgeven om een bepaald soort vogel te zien. Goud Wie inlichtingen wil hebben over het afvaren van de Amazone is bij Montague aan het verkeerde adres. „Dat is zo iets saais! Het is een hele brede rivier, dus je ziet niets, en je kookt er bovendien in de hitte."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 35