Cultuur
Nakijken, dromen, derven
'I
Het nut van een nette betrekking
'Ook een rot ei
heeft 'n gave dop'
HANS WARREN (1921)
BEKENTENIS
'Suf, kindsch of krankzinnig ben ik nog altyd niet'
Donderdag 30 januari 1992
Redactie: 071-161400 CEES VAN HOORE RENEE DE BORST Eindredactie: PAUL DE TOMBE Vormgeving: RON VAN HAASTREGT
15
BOEKEN
Hans Warren als jong dichter.
RECENSIE CEES VAN HOORE
F. Hiddema, Associatief, Aforismen. Uitg. De
Beuk. ƒ19,60.
Aforismen. Ten on
rechte worden ze
vaak beschouwd als
het 'afsnijsel' dat bij schrijvers
overblijft tijdens het werken aan
een oeuvre. Mensen als Karl
Kraus, Lichtenberg en Cioran
hebben echter laten zien dat het
aforisme, mits het meer is dan
een woordgrapje of omdraaiing,
wel degelijk levensvatbaarheid
heeft.
Feeling
De Oegstgeester psychiater en
schrijver F. Hiddema is verslin
gerd aan het genre. Bij uitgeve
rij De Beuk verscheen van hem
'Associatief, een bundel aforis
men die getuigt van 'feeling'
voor het genre. Enkele voor
beelden: 'Ook een rot ei heeft
een gave dop', 'Een draaitol
vraagt een zweepslag', 'Wie de
lakens uitdeelt, laat anderen
zijn bedje spreiden', 'De knoop
doorhakken is moeilijk als je er
inzit'.
De aforismen van Hiddema, die
ik liever 'spreekwoorden' zou
willen noemen, getuigen van
een kritische kijk op mens en
maatschappij. Ze trekken cli-
ché's en versleten zegswijzen
hun oude jasjes uit en trekken
ze dat ook weer aan, maar dan
met de voering naar buiten.
Zoals dat ook in het cabaret wel
gebeurt. Dat heeft een verras
send effect. Goed voor een
glimlach en de gedachte: tja, zo
kun je het ook bekijken. Maar
als ik eerlijk ben: ik val er niet
van uit mijn stoel.
Bewondering
Hiddema schreef eerder be
schouwingen en essays over het
werk van Maarten 't Hart, Oek
de Jong, J. van Oudshoom en
last but not least Franz Kafka.
Vooral dat laatste essay, waarin
hij bewijzen aandroeg voor het
'moedercomplex' van Kafka,
dwong mijn bewondering af.
Hiddema moet vooral blijven
doorgaan met het bedenken
van zijn 'spreekwoorden'. Zo
veel nieuwe komen er de laatste
tijd niet bij. Maar zijn kracht ligt
in het prikkelende essay. Al
moet ik er meteen bij zeggen
dat je zulke 'gekke' psychiaters
weinig tegenkomt.
Een laatste aforisme om het af
te leren: 'Dwarsliggers houden
de trein op de rails'.
Indrukwekkende bloemlezing uit poëzie Hans Warren
dit genoeg: een stuk
of wat gedichten-
,,/Voor de rechtvaar
diging van een bestaan'. Twee
regels van Bloem die in het land
der letteren net zo bekend zijn
als het 'olé,olé' op de vader
landse voetbaltribunes. Goed,
het zij zo. Maar ze raken wel de
kem van het dichterschap.
Sommige dichters schrijven
zich suf en publiceren de ene
bundel na de andere. Anderen
scheiden maar eens per tien
jaar iets af. Voor de literatuurge
schiedenis maakt het allemaal
niet zo veel uit Altijd zijn er
maar een paar gedichten die de
F. Hiddema: 'omdat het leven zijn
gang gaat is het vol meelopers'.
FOTO PR
Dementie
Sinds Bemlef met zijn prachti
ge, later verfilmde, boek Hersen
schimmen het onderwerp popu
lariseerde, is er veel over de
mentie geschreven. Als over een
onderwerp veel wordt gepubli
ceerd, wordt per nieuw werkje
de vraag dringender of het nog
iets toevoegt of niet meer is dan
een handige poging om een
graantje mee te pikken van de
belangstelling. Voor Help, ze wil
geen hulp van Thilly Kuiper
geldt het eerste.
Ze beschrijft hoe de bejaarde
buurvrouw met wie ze aanvan
kelijk een stugge, maar in de
loop der jaren steeds hartelijker,
relatie onderhoudt, langzaam
dementeert. In het hele boekje
is* geen medische term te vin
den. Dat is ook het sterke punt
ervan: het menselijke aspect
staat centraal. Alle kleine din
gen waar iemand tegenaan
loopt als hij een dementerende
persoon in zijn omgeving heeft,
en vooral ook de gevoelens van
onmacht die daarmee gepaard
gaan, worden trefzeker beschre-
In vrijwel uitsluitend dialogen,
afgewisseld en aangevuld met
beschrijvingen van haar eigen
emoties, weet de schrijfster dui
delijk te maken wat dementie
betekent voor mensen in de di
recte omgeving.
SJAAK SMAKMAN
Help, ze wil geen hulp, Thilly
Kuiper. Uitg. Kok, 28,50.
grote bloemlezingen halen of in
grafzerken of kademuren gebei
teld worden.
Een van die gedichten is het
vers waarmee Hans Warren
'Nakijken, dromen, derven' laat
beginnen. Het heet 'Bekentenis'
en is ontroerend eenvoudig en
subtiel. De twee laatste regels
vergeet je nooit meer als je ze
eenmaal hebt gelezen. Zelfs dat
archaïsche 'der' in de voorlaats
te regel is op zijn plaats. Je weet,
als je dit leest, dat hier iemand
zegt wat nog nooit iemand zei.
'Nakijken, dromen, derven', dat
door Gerrit Komrij van een in
leiding is voorzien, biedt een re
presentatieve 'doorsnede' van
Warrens poëzie. Het aardige
aan dit soort verzamelbundels
is dat je soms opeens iets tegen
komt dat je om wat voor reden
dan ook nog niet was opgeval
len. Ik weet niet of een bundel
als 'Schetsen uit het Hongaarse
Volksleven' destijds veel succes
heeft gehad, maar ik weet zeker
dat 'I Bruiloftsstoet op weg naar
de kerk 2' mijn vaste 'Stehgei
ger' bij het Hongaarse restau
rant de tranen in de ogen zou
brengen. En al ben ik dan zelf
een jongen van Johan de Witt,
ik moet er ook een beetje om
huilen, zo mooi is het.
Het gaat over een meisje dat de
huwbare leeftijd heeft. In een
van de jongens die haar op de
boerderij bezoekt, ziet ze wel
wat. Ze verwent hem met geu
rig, zelfgebakken, brood. De
jongen neemt en eet en prijst
het brood. En dan eindigt War
ren het gedicht met de ontroe
rende slotstrofe: 'Later zendt
het meisje, als ze wil,/hem een
boodschapper na met haar ja
woord,/met grote zijden zak
doeken, een boeket/en een
koek, zó groot/dat ze er de oven
voor heeft moeten/kapotslaan.'
Het thema van Warren is de
aardse schoonheid en de teloor
gang daarvan. Vooral de
schoonheid van knapen wordt
door hem in welluidende ver
zen uiterst nauwkeurig beschre
ven. Zo nauwkeurig dat je af en
toe het idee hebt dat hij de lezer
een signalement van de jongen
wil verstrekken. Alsof hij wil
zeggen: help toch mee zoeken,
lezer, mijn geliefde is weg.
Het wonderlijke is nu, dat dat
signalement de plaats inneemt
van de 'vermiste'. Alsof Warren
ons een portret voorhoudt dat
plotseling tot leven komt en
ogen krijgt, en een mond en een
neus en een over het voorhoofd
vallende blonde lok, die je weg
zou willen strijken.
Warrens bundel moet op het
nachtkastje. En dan elke avond
een of twee gedichten. Om mee
te nemen in je dromen als het
daar koud wordt.
Wanneer krijgt Warren - voor
zijn dagboeken, zijn novellen,
zijn poëzie, zijn kritieken, zijn
literaire bevlogenheid - nu eens
de P.C. Hooftprijs?
Met zoveel liefde heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het zeggen van je naam mij is gebleven
een liefkozing, waar ik dagen op kan leven.
En dit is de liefste herinnering:
hoe op het plein, een honinglied van linden,
vanuit de schaduw over witte straten
je aan kwam lopen. Speelse zomerwinden
sloegen de gele zijde van je kleed
tegen je ranke lichaam, en je ogen
waren van heimwee raadselig verwijd.
Hoevele zomers zijn sindsdien vervlogen.
Met zoveel liefde toch heb ik van je gehouden
dat, nu ik bijna je vergeten ben,
het een liefkozing der lippen is gebleven
je naam te zeggen als ik eenzaam ben.
Deel 22 Volledig Werk Multatuli: polemiek rond mager huldeblijk
Honderd jaar geleden.
Tussen toen en nu
ligt een eeuwigheid.
Maar als je iemand kent van
tachtig of negentig jaar, is dat
verleden heel dichtbij en als je
de brieven van Multatuli leest
lijkt 1882 nog pas gisteren.
Van het Volledig Werk van Mul
tatuli is onlangs deel 22 ver
schenen, waarin de jaren
1882/83 aan de orde komen.
Het jaar 1882 staat in het teken
van de Huldeblijk. Om het Mul
tatuli op zijn oude dag (in 1882
werd hij 62 jaar) wat makkelij
ker te maken, wordt er als hul
deblijk een inzameling voor de
schrijver van de Max Havelaar
gehouden. De voorbereiding
voor deze inzameling bestaat
uit het verspreiden van circulai
res en intekenlijsten. In de hul
digingscommissie hebben zit
ting F. van der Goes, D.J. Korte-
weg, Willem A. Paap en J. Ver-
sluys. Met hen en nog vele an
deren voert 'Dek' een uitvoerige
correspondentie.
De circulaire is nog amper ver
spreid en in landelijke en regio
nale kranten verschenen of er
barst een polemiek los over de
rol van bestuursambtenaar
Douwes Dekker in Lebak. Mul
tatuli houdt zich er met de
grootste moeite buiten, maar
geeft 'vrienden' wel advies hoe
te polemiseren.
Multatuli had een 'schitterend1
resultaat verwacht. De inzame
ling zou gemakkelijk de 20.000
gulden overtreffen. Als spoedig
blijkt dat de 'collecte' tegenvalt
de vervloekte spokery van 'n
God. Het bederf zit de maat
schappij in 't merg.'
Arsenicum kuur
Ook dit 22ste deel van het Volle
dig Werk bevat weer vele Multa
tuliaanse parels van brieven, die
lezen alsof ze gisteren zijn ge
schreven. Niet alleen het taalge
bruik, maar ook het denken en
de gevoelens van de schrijver
zijn nog zeer herkenbaar. Na
tuurlijk komt zijn hekel aan het
schrijven van 'vertellinkjes'
weer veelvuldig aan bod.
Naast de brieven van Multatuli
i diens vrouw Mimi zijn tallo
ze brieven van vrienden en
vriendinnen opgenomen, maar
ook circulaires, polemische
stukken en andere reacties op
de huldeblijk. Juist die veelheid
van geschriften geeft een helder
beeld van de meningen over In-
dië, over de Max Havelaar, over
de levensstijl, de schrijfstijl en
de ethiek in de jaren tachtig van
de vorige eeuw.
Aan Multatuli's weerzin tegen
de schrijverij en de daarmee ge
paard gaande neiging iets an
ders te gaan doen hebben wij
de vele prachtige brieven te
danken.
In dit deel 1882/83 klaagt Mul
tatuli regelmatig over astma,
maar als een arsenicumkuur
geen enkele verbetering te zien
geeft, blijkt het iets anders te
zijn, maar wat? Hij heeft het
oms zo benauwd dat hij bang
s te stikken. Voor het eerst van
zijn leven gebruikt hij medicij-
Dit deel eindigt in december
1883. Op dat moment heeft
Multatuli nog slechts een goede
drie jaar te leven. Drie jaar
waarin nog veel moois geschre-
i zal worden. Het wachten is
op deel 23.
Leidse schrijver W.5. Teller geestig en intelligent, Gaasbeek flauw
LITERATUUR
RECENSIE. ROB VOOREN
Theo Gaasbeek, Een nieuw onderkomen.
Verhalen. Uitgeverij Veen, Amsterdam-
/Antwerpen 1991, ƒ24,50.
W. S. Teller, Het geschenk van Lucius
Langfusz en andere verhalen. Uitg. Stich
ting Uitgeverij Barabinsk, Leiden.
Om de een of andere
reden komen redac
teuren van het pro
vocerende literaire tijdschrift
Propria Cures zelden goed te
recht. Pogingen te over, daar
ligt het niet aan. Een willekeuri
ge greep: Theodor Holman
deed grappige en sentimentele
verhaaltjes in Apenliefde, maar
functioneert verder hoofdzake
lijk als journalistieke clown. Ad
van Iterson maakte een roman
"over vrouwen vol ambitie en
mannen vol ironie", in doodse
stilte ontvangen. En Vic van de
Reijt maakte tijdelijk furore met
een bundel vol andermans pret-
versjes en trok zich daarna
voorgoed terug op de burelen
van Nijgh Van Ditmar, waar
hij thans vergeten in een lade
verstoft.
De teloorgang van zo groots in
gezette ambities in de jaren
tachtig! Is dat niet huivering
wekkend en een waarschuwing
aan geletterde snotneuzen om
de weg naar de AKO-prijs
NOOIT op het redactiekantoor
van PC aan te vangen?
Theo Gaasbeek is argeloos de
weg van zijn verongelukte voor
gangers opgewandeld. Onlangs
debuteerde hij met de verhalen
bundel Een nieuw onderkomen,
dat ik hiermee aan een verdien
de vergetelheid ontruk. De tien
verhalen waarmee Gaasbeek
zo'n doodssmak maakt, worden
traditioneel voor de jaren
tachtig verziekt door leutig
heid en onmachtige lolbroeke
rij, deftig wel 'ironie' genoemd.
Meer samenhang is tussen de
vertellingen onderling nergens
te bekennen. De een gaat over
Erik die zijn oma tracht te bela
zeren, een volgende over ge-
tructe Spanjolen, een derde
over een maffe Xandra, een
vierde over een debiel, een vijf
de over Dimitri Holicoptenco...
Ach, de lezer glimlacht allang
niet meer, maar geeuwt zich de
tranen uit de ogen. Almaar dat
lach-of-ik-schiet-je-hartstikke-
dood-proza, dat kennen we tot
vervelens toe van Propria Cures,
van Theo en Ad en Vic. Behalve
in flauwiteiten en gekunstelde
fantasietjes verzandt Gaasbeek
ook in een overweldigende
langdradigheid.
Het verhaal 'De weddenschap'
is daar een uitermate pijnlijk
voorbeeld van. De ik-figuur, de
scholier Matthijs, kiest zich
slechte vriendjes, zoals Henk-
Jan Keizer, die hakenkruizen op
het bord schildert om van
school getrapt te worden. Vele
bladzijden lang suft de lezer
mee met de benepen Pietje
Bell-praatjes en avontuurtjes
der pubers. Uiteindelijk ik
bespaar u het eindeloze geneu
zel en infantiele gedoe draait
het allemaal om een mislukt
vrijpartijtje vanwege impoten
tie. So what?
De serieuze ondertoon doet on
gerief en autobiografische aard
vermoeden. Alweer: nou èn? Is
ieder puberaal pijntje een heus
verhaal waard, afgedrukt in een
echt boek? Nee. Gaasbeek doet
er goed aan zich een nette be
trekking te zoeken. Anders is er
wellicht nog wel een la in het
bureau van Van de Reijt vrij.
W.S. Teller
De kunstmatige snedigheid
waarmee de PC-generatie ko
ketteert, ontbreekt ten enenma
le bij een andere debutant.
Wouter S. Teller is een niet-wes-
terse socioloog, verbonden aan
de Rijksuniversiteit van Leiden
en eerder werkzaam voor
UNESCO en SNV in Noord- en
Midden-Aftika. Een man met
een vak. Een betere achtergrond
kan een schrijver niet hebben.
Teller blijkt een intelligent, be
reisd en geestig verteller, die
met zijn zes verhalen tellende
bundel Het geschenk van Lucius
Langfusz en andere verhalen
een fraaiere uitgave had ver
diend dan waarop het Leidse
uitgeverijtje Barabinsk hem
heeft getrakteerd. Na het mooie
moralistische 'De zendeling en
de insluiper' (lokatie: Abidjan,
West-Afrika) en de merkwaardi
ge titelschets over een grafsteen
in Tokyo is het vooral de hilari
sche anekdote 'De Goedheilig
man' die de lezer oprecht
gegrinnik ontlokt.
In zijn krachtige, opgewekte stijl
verhaalt de schrijver over de
mislukte pogingen der diploma
tieke dienst in het Sahelland
Tuango-Ferkassi om een Sinter
klaasviering op touw te zetten.
Doctoranda Nelleke Knipscheer
is als tweede ambassade-secre
taris de laagste in rang en dus
de klos: zij moet voor Sint spe
len. Dat leidt tot kolderieke tafe
relen. Het paard steigert en:
"De staf trok een zwiepende be
weging door het hoog opgetaste
aardewerk in het marktkraam-
pje dat op het trottoir geïnstal
leerd stond. Een kleine lawine
van borden, tagines, kookpotten
en waterkruiken kletterde op de
aarde. Rintze had het gevaar
wèl zien aankomen, maar ont
ving de zijsprong van de oude
Bes op de volle borst Hij werd
W.S. Teller een intelligent bereisd en geestig verteller.
hard met zijn rug tegen de
hoekpaal van het kraamstaket-
sel gesmeten, zakte naar bene
den en bleef met zijn pofbroek
aan een haak hangen. Noch het
staketsel noch zijn broekelastiek
bleken tegen het geweld be
stand". (p. 25) Aan de chaos
wordt een einde gemaakt door
het bevoegd gezag, maar het
kost de ambassade heel wat uit
leg aangaande dit traditionele
Nederlandse feest.
Minstens zo aardig is 'Een ap
peltje voor de dorst', waarin de
zegevierende Pruisen nabij Pa
rijs doeken van Monet en Pisar-
ro als vlonders gebruiken ("Von
Gersthoven trapte het rivierge
zicht achteloos in de modder
terug..."). Maar de mooiste,
meest amusante verhalen zijn
FOTO HIELCO KUIPERS
wel 'Het staatsbezoek' en 'Reïn
carnatie", die beide aan Elsschot
doen denken. Humor, speels
heid en eruditie gaan bij Teller
zij aan zij en zullen tezijnertijd
meer literair aanzien en fraaiere
bekwerkjes bezorgen. En een
flinke plek op de toonbanken
der boekhandels, want daar
ontbreekt hij vooralsnog. Ge
heel ten onrechte.
Tekening van Joh. Braakensiek. Lin
schrijver, rpchts de in armoede vooi
en dat bovendien de commissie
wil beslissen hoe het geld (in de
vorm van een polis) in maan-
deenheden aan de schrijver zal
worden uitbetaald, reageert hij
fel dat hij zelf wil beschikken
over zaken die hem aangaan:
'Suf, kindsch of krankzinnig ben
ik nog altyd niet en ik heb geen
lust daarvoor door te gaan.'
Hij maakt zijn vrienden uit voor
zijn 'vijanden' en hij voelt zich
vereerd door de felle kritiek
vanuit christelijke hoek, omdat
daaruit pas echt blijkt wat hij
door zijn schrijverschap teweeg
heeft gebracht. Ironie heeft
plaatsgemaakt voor sarcasme.
Vanuit Nieder-Ingelheim waar
hij met vrouw Mimi en pleeg-
Huet als gearriveerd
ide Multatuli.
zoon Wouter woont, schrijft
Dek op 31 mei 1882 aan vriend
Haspels: 'Ook is 't zeker dat de
uitslag van de zaak niet over
eenkomt met m'n getob en ge-
wurm, met de groote woorden
die ik van aanhangers of geest
verwanten kreeg. Evenmin met
het schelden en lasteren van
m'n vyanden. En ook niet met
de taxatie van geloovers die my
verweten dat ik 'de godsdienst
had vernietigd'. Die kerels be
vallen my! Beter dan de met my
gelykgezinde liberalen of vry-
denkers die zóó'n wapenfeit
(geen kleintje, waarachtig!) be
lonen met 'n pensioentje dat
my voor gebrek-lyden beveiligt.'
De godsdienst speelt ook in de
Eduard Douwes Dekker alias Mul
tatuli: 'Het bederf zit de maat
schappij in 't merg'.
FOTO ARCHIEF
opvoeding van de kleine Wou
(in 1883 wordt hij zeven jaar)
een rol. Wou, door zijn vader
'pret op twee benen' genoemd,
leest de kindergedichten van
Van Alphen. Multatuli verzucht:
'En telkens stuiten we daarin op