Tjeerd van Rij: Misschien moet
ik politiek meer als spel zien'
1 van Rij: 'Mis
jlitiek meer al
Anderhalf jaar geleden trad dePvdA'er Tjeerd van Rij als wethou
der aan om zich bezig te houden met de gigantische woningnood
en het ruimtegebrek in Leiden. Veelbelovend, deskundig en intel
ligent werd hij genoemd, maar ook politiek onervaren. Inmiddels
heeft hij de beloftes ingelost met een overtuigend optreden als
wethouder en prikkelende uitspraken, maar een politieke nieu
weling voelt hij zich nog steeds. Een gesprek over woningzoeken
den op het spreekuur, de politiek-obsessie van de PvdA, mooie
bankjes in de stad, de tijdverspilling in de gemeenteraad en het
politieke spel: „Misschien moet ik leren wat meer toneel te spe
len".
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
Tjeerd van Rij (1939) eet nog
geregeld in de studentenmensa en
reist in de trein nooit eerste klas uit
een principiële afkeer van
klasseverschillen en snobisme. Het
typeert de sobere levensstijl van de
serieuze en harde werker, die de
wethouder ruimtelijke ordening en
volkshuisvesting in Leiden volgens
zijn omgeving is. Een calvinist
zonder geloot een sociaal
democraat zonder de ideologische
ballast die de PvdA jarenlang
verlamde.
Van Rij heeft sinds zijn aantreden
als wethouder in 1990 de voor politici
nogal ongebruikelijke gewoonte
geopenbaard te zeggen wat hij denkt.
Vorig jaar zomer joegt hij de
regiogemeenten op de kast door
publiekelijk de aan Voorschoten
toebehorende Papenwegsepolder
aan te wijzen voor de bouw van
Leidse woningen een heel teer
onderwerp. „Je kunt maar het beste
maar meteen zeggen wat je wilt, dat
praat het makkelijkst", zei van Rij
toen tegen het Leidsch Dagblad.
Volgens een gemeentevoorlichter is
Van Rij voor politicus 'misschien wat
té openhartig, zo rechtstreeks dat het
hemzelf wel eens schade zou kunnen
doen'. Voor Van Rij is het uitspreken
van een mening onlosmakelijk
verbonden met de politieke
discussie, waaraan hij veel waarde
hecht. „Ik ken geen wethouder die zo
open staat voor de mening van
anderen en zoveel ruimte laat voor
een goede gedachtenwisseling. Hij
luistert en is bereid zijn eigen
mening eventueel te herzien", zegt
een lid van de raadscommissie
ruimtelijke ordening.
Van Rij is geboren en getogen in
Leiden, de stad die hij zijn hele leven
trouw is gebleven. Na het Stedelijk
Gymnasium studeerde hij fiscaal
recht aan de Leidse universiteit,
voordat hij belastinginspecteur werd.
Gedurende die tijd bekleedde hij
talloze bestuursfuncties, onder meer
in de medezeggenschapsraad bij de
universiteit, bij de Vereniging tot
integratie van Homosexualiteit COC
en woningbouwvereniging Leiden.
Op 1 mei 1974 werd hij lid van de
Partij van de Arbeid in Leiden,
waarbij hij eind jaren zeventig ook in
bestuur zou komen. In 1989 schreef
het partijbestuur in het blad
Partijgenoot: „Op grond van zijn
ervaring, zijn capaciteiten en zijn
deskundigheid op het terrein van
financiën en volkshuisvesting acht de
commissie hem ook op korte termijn
geschikt voor het wethouderschap".
Een half jaar later was het zover en
nu wordt hij door een groot aantal
raadsleden beschouwd als de 'beste
en meest deskundige wethouder'.
Samen met onder meer collega
wethouder J. Walenkamp trok Van
Rij de vastgelopen onderhandelingen
over het stationsproject weer vlot. De
al jaren slepende kwestie over de
Koets-o-theek werd eindelijk
beslecht. Het systeem van
woonruimteverdeling wordt
KA86L BERKHOUT EN JANET VAN PUK
Woedend was Tjeerd van Rij op
een vrijdag in het vorige jaar,
woedend zoals hij zelden is.
„Alleen als iemand mij heeft belazerd en
dat gevoel had ik toen. Uit pure boosheid at
ik rond een uur of zes zo twee gevulde koe
ken, wat anders echt bijna nooit voorkomt.
'Waarvoor doe ik het allemaal?', dacht ik.
Even had ik echt helemaal geen zin in meer
in mijn werk als wethouder, terwijl ik het
toch eigenlijk altijd leuk vind".
Enige uren later kwam het plezier als bij
toverslag weer terug bij een inspraakavond
over de verhoging van de onroerend-goedbe-
lasting (ogb). „Daarvan knapte ik helemaal
op, ik, kreeg het gevoel van 'hè, hè wat heer
lijk'. Dat al die mensen de moeite hadden ge
nomen om helemaal naar de bijeenkomst te
komen om hun mening te geven over de ogb,
deed mij echt goed. Ik was daarna helemaal
opgefrist en wist weer waarvoor ik het deed".
De vraag wat zijn belangrijkste drijfveer
dan precies is, stemt hem tot enig nadenken
bij het interview in zijn werkkamer op het
Stadsbouwhuis. De kan karnemelk blijft even
zweven boven de lunchbroodjes en wordt
weer neergezet. „De wens om iedereen
ook mensen met een laag inkomen te la
ten wonen in een goed huis met een betaal
bare huur. Het is zo ontzettend belangrijk om
goed te wonen. Hoe kun je verder komen als
je je huiswerk moet maken in de woonkamer
bij een televisie die hard aanstaat?".
Gemeentegrenzen
De wethouder volkshuisvesting en ruimtelij
ke ordening kan daar zelf wel het een en an
der aan doen en zegt bescheiden: „Ik heb het
niet alleen gedaan, maar ik ben wel een
beetje trots dat het systeem van woonruimte
verdeling wordt veranderd en verbeterd
hoop ik". Maar Leiden kan de woningproble
men (11.000 woningzoekenden) natuurlijk
nooit alleen aan, klinkt het wat geïrriteerd:
„Als je over wonen praat, zijn gemeentegren
zen natuurlijk volstrekt absurd. Wat maakt
het uit of je nu in Leiden of in Voorschoten
woont, als je maar een huis met een tuin
hebt. Een deel van Merenwijk was Warmond,
de Stevenshof was Voorschoten".
De Leidenaren die te maken krijgen met
Van Rij zijn niet altijd even tevreden over ge
meentelijke plannen. Op inspraakavonden
spuwen burgers vaak hun gal als een nieuw
gebouw ten koste gaat van hun parkeerplaats
of lichtinval, terwijl woningzoekenden mope
ren over het jarenlang uitblijven van een
huls. „Die inspraakavonden vind lk niet frus-
tererend, ook al zijn sommigen wel eens on
redelijk. In het algemeen belang mqak ik een
afweging en als dat verkeerd uitpakt voor
sommigen, begrijp ik best dat zij dat verve
lend vinden".
„De woningnood is natuurlijk een gigan
tisch probleem. Sommige mensen zijn onte
vreden over het functioneren van woonruim
teverdeling en bellen dan allerlei ambtena
ren. Uiteindelijk komen zij dan vaak bij mij
uit en ik zeg dan precies hetzelfde wat amb
tenaren hen ook al hebben verteld. Elke vrij
dagmiddag heb ik hier mensen op bezoek
met klachten over de woonsituatie. Ik kan
dan niets voor hen doen het zou natuurlijk
ook geen goede zaak zijn als een bezoek bij
een wethouder meer opleverde dan een ge
sprek met een ambtenaar. Maar toch gaan
die mensen vaak heel blij weer weg, heel ver
rassend, misschien omdat ik dan heb geluis
terd".
Maatschappelijk onrecht
Zijn drijfveren ontstonden in zijn jeugd met
een werkende moeder (orthodontist) en een
kritische vader. „Mijn vader was huisman en
had daardoor veel tijd om na te denken over
maatschappelijk onrecht. Daarbij maakte hij
zich vaak boos en riep dan 'schandalig'. Hij
stemde dan óf WD óf PSP, want hij vond dat
je duidelijk moest kiezen en kleine dingen
gaven dan de doorslag. Ik ben ook duidelijk
opgegroeid in de sociaal-democratische cul
tuur met iedere zaterdag Voskuil op de
VARA-radio
De geur van het rode nest ('de cultuur van de
SDAP is na de oorlog helaas grotendeels ver
dwenen') bracht hem begin jaren zeventig
ook uiteindelijk bij de Partij van de Arbeid.
„De PvdA had toen voor mij als aantrek
kingskracht het grote maatschappelijke
draagvlak en toch ook de inbedding in de ar
beidersklasse. Niet dat de partij bestond uit
arbeiders dat was de partij ook niet in de
tijd van de SDAP (voorloper van de PvdA,
red). De PvdA en de SDAP zijn altijd de par
tijen van de onderwijzers geweest. Toen ik lid
werd vond ik de partij niet,star er was
ruimte voor discussie en ook minder be
voogdend dan de PSP die indertijd sterk het
idee had van 'wij weten wel wat goed voor
jullie is', meer dan de PvdA".
Hoewel nog altijd verknocht aan de 'rode
familie' is Van Rij nu zeer kritisch over de
PvdA, die het zwaar te verduren heeft in de
opinie-peilingen. „In de partij hebben veel te
lang dogma's geheerst, sommige groepen
werden door ons automatisch in bescher
ming genomen. In 1981 schreef ik als belas
tinginspecteur al eens een artikel over fraude
met sociale uitkeringen. Daarop heb ik geen
enkele reactie gehad, geen negatieve geen
positieve, het werd compleet doodgezwegen.
Misschien hadden ze iets van: die werkt nu
bij de belastingen, dan krijg je dat zeker. Nu
pas wordt dat als een probleem erkend en
kun je zeggen dat ik achteraf gelijk heb ge
kregen".
„De PvdA heeft ook te veel de neiging zich
bezig te houden met politiek en interne
kwesties, de partij is gefixeerd op de eigen or
ganisatie. 'Het was een leuke vergadering, wij
hebben weer flink gediscussieerd', hoor je le
den vaak zeggen. Kijk ook naar het partijbe
stuur van de Leidse afdeling, waarin veel te
veel kwaliteit zit om eens in de vier jaar de
kieslijst samen te stellen. Laat die mensen
met al die kennis gaan zitten in besturen van
woningbouwverenigingen of buurthuizen,
dan zijn ze v^el nuttiger. In tegenstelling tot
het CDA is de PvdA nauwelijks vertegen
woordigd in dat maatschappelijk midden
veld. Daar hebben wij nog wel wat in te halen
ik zou het goed vinden als dat gebeurde"
De wethouder beschouwt zich nog steeds
een beetje als onervaren in de politiek, na
een periode van ongeveer anderhalf jaar
waarin de wethouders Hettinga (CDA), Bor-
dewijk en Van Dongen (beiden PvdA) uit het
college verdwenen. „Wij zijn allemaal min of
meer nieuw, de enige echt ervaren wethou
der is De la Mar die zich niet als een nestor
opstelt. Bordewijk en Van Dongen hadden
gezaghebbende oordelen1, waarmee je het
mee eens kon zijn dat was makkelijk. Die
hielden vaak een goed verhaal waar geen
speld tussen te krijgen was. Tegenwoordig
moeten wij meer zelf nadenken en discussië-
De nieuweling verbaast zich nog altijd over
de politieke cultuur in de Leidse gemeente
raad, die de ogb met 6,5 in plaats van met de
eerder voorgestelde 5,5 procent liet stijgen.
„De begroting van dit jaar was een herha
lingsoefening en had in een avond kunnen
worden afgewerkt in plaats van 3 avonden.
Want waar ging het helemaal over? In feite
was er sprake van een bestuurlijk falen, om
dat het college mijzelf incluis eerst voor de
5,5 procent en dan later alsnog voor de 6,5
procent stemde. De stijging had van mij trou
wens nog wel minder gemogen, ik ben nogal
zuinig van aard en houd wel van een solide
financiering. Dan kun je minder doen, maar
laat dat dan ook maar zien: zet bijvoorbeeld
minder nieuwe lantaarnpalen neer. Nu heeft
de politiek zitten schuiven met posten, waar
mee het college overigens zelf is 'begonnen.
Veel moet nog in de toekomst worden opge-
slost, zoals dat gat in de begroting van 1993".
Van Rij heeft de politiek wel vaker betrapt
op een weinig consistent oordeel. „In de
raadscommissies krijgt meestal de laatste in
spreker zijn zin. Het meest opvallend vond ik
dat indertijd bij de discussie over Endegeest,
waarbij D66 in een vergadering 180 graden
draaide. Eerst was de oude directeur geko
men om te zeggen dat hij iets niet wilde en
kreeg de steun van D66. Toen een jaar later
de nieuwe directeur kwam met andere argu
menten dat hij dat juist wel wilde, volgde
D66 hem".
Informele circuits
De besluitvaardigheid van de politiek moet
een stuk groter worden, heeft Van Rij wel ge
leerd de afgelopen tijd. „Zeker ook ik moet
sneller knopen doorhakken. Ik heb dingen te
veel op hun beloop gelaten, over sommige
dingen had ik eerder een besluit moeten ne
men. Je kunt het toch nooit iedereen naar de
zin maken".
„Misschien moet ik de politiek ook meer
als een spel zien en middelen gebruiken om
mijn zin te krijgen, zoals De la Mar een ge
weldige politieke strateeg is, Walenkamp bui
tengewoon veel bereikt in de informele cir
cuits en Koek die zo mooi bevlogen een zaak
kan verdedigen. Neem de Beyerinklaan. Als
ik had gezegd 10 lagen dan hadden de com
missie en de bewoners er 3 lageri afgehaald
en het idee gehad dat hun inspraak had ge
werkt. Dan was iedereen tevreden geweest, ik
ook met mijn 7 lagen. Maar zo werkt dat bij
mij niet, ik vond 7 lagen prima en dat verde
dig ik. Misschien moet ik wat meer leren to
neel te spelen, ik ben daar nog niet helemaal
„Ik heb denk ik mij te veel in de ma
terie ingewerkt en te weinig gedaan om als
politicus te functioneren. Ik heb toch iets van
hard werken, goed je werk doen en dan blijkt
wel of anderen het goed vinden, heel calvi
nistisch. Ik heb eigenlijk nooit het gevoel dat
ik heb gescoord op een idee. Als een ander
mijn idee verkoopt dat is gebeurd maar ik
geef geen voorbeeld dan heb ik toch. iets
k
bi
A
G
h
van: nou ja als het maar wordt overgenomen, d
dan ga ik wel in mijn eentje feestvieren met 3
een gevulde koek; Ik zal de ideeën meer zelf
moeten verkopen, niet voor mijzelf maar
voor de profilering van de partij, het gezicht
van de PvdA".
Van Rij- zit al sinds zijn jonge jaren op het j
Stedelijk Gymnasium in allerlei besturen. „Ik
vind het leuk om ergens zelfstandig een oor- j;
deel over te vormen, te discussiëren, te argu-
menteren en belangen tegen elkaar af te we-
gen. Daarom heb ik ook altijd op plaatsen ge-
zeten waar je dat kon doen". Dan schertsend:
„Als je diep zou graven psychologisch is
het misschien dat ik altijd te dik was voor J;
sport en daarom maar in besturen ging zit- t
ten".
Dezelfde bemoeizucht kan Van Rij nu uit
leven als wethouder. „Ik zou geen andere s
portefeuille willen dan die ik nu heb. Het is
zo leuk dat de dingen die je doet zo zichtbaar
zijn, dat je meedenkt over het inrichten van 1
de omgeving in Leiden. Dat is bijvoorbeeld
iets groots zoals het stationsproject, maar dat 1
kunnen ook kleine dingen zijn zoals bankjes
op straat. En steeds zijn er die afwegingen, de I
durf hebben meer geld uit te geven voor iets c
dat je echt mooier vindt. Liever drie mooie i
bankjes dan vier middelmatige. Die andere 1
bankjes komen later wel of je ziet af van een 1
allochtone meidenwerkster".
Wanneer hij stopt met de 'baan die te
zwaar is om lang te kunnen doen', weet Van j
Rij nog niet. „Voor mij in elk geval geen func-
tie in Den Haag of een burgemeesterspost,
dat staat allemaal te ver af van de dagelijks 1
zichtbare dingen". Van Rij zoekt het in een
geheel andere richting: „Ik ging rechten stu-
deren omdat ik altijd geboeid ben geweést
door de verhouding tussen overheid en bur-
ger. Het is nogal wat, wat een overheid een
burger kan opleggen zoals dienstplicht. Voor j
een baan als rechter had ik toen te weinig le-
venservaripg en ik werd belastinginspecteur, 1
iemanmd die steeds een afweging maakt tus
sen het belang van zijn 'klant' en de over
heid. Nu lijkt het mij wel wat om rechter te
zijn, geen advocaat die dient maar één be
lang terwijl een rechter allerlei belangen I
steeds afweegt ik denk dat ik het in die
richting zal zoeken".