Aziatische tapijten in trek
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
De Utrechtenaar Frits Janssen
handelt in tapijten uit Aziati
sche landen. Daar werken
mensen voor een grijpstuiver
aan kleden die geheel zijn afge
stemd op Nederlandse interi
eurs. Regelmatig komt Janssen
langs om de handelswaar te
keuren, omringd door gieche
lende knoopsters en brutale
handelaren. „Ze moeten weten
dat je de kwaliteit bewaakt.
DIRK DE MOOR
Duisternis en bedwelmende
warmte overspoelen de bezoe
kers van het schamele stenen
bouwsel in het Nepalese landschap, tegen de
achtergrond van de Himalaya. Meisjes en
vrouwen in kleurrijke gewaden verbergen
verlegen hun gezicht achter het tapijt-
knoopraam, een uit grove boomstammen
opgetrokken constructie.
Ze zitten op een plank, waarvan de hoogte
kan worden versteld naarmate het tapijt
groeit. Als de ogen wat zijn gewend aan het
donker, blijkt zich rond de ongeveer vijftien
knoopramen een huiselijk leven af te spelen.
Een baby ligt op een kussen te slapen. Peu
ters kruipen rond over de vloer, die is bezaaid
met resten wol.
De giechelende knoopsters bekijken ons
nieuwsgierig. Maar als baas Tondup de meis
jes verzoekt eens te laten zien hoe de ge
maakte knopen aan de tapijtroeden worden
vastgeslagen, pakken ze hun houten hamer
tjes en dan ontstaat een oorverdovende be
drijvigheid.
„Ze werken van 's morgens zes tot 's
avonds zeven uur. En dan moet ik ze echt af
stoppen", roept Tondup boven het tumult
uit. „Je werkt hier zo lang je zin hebt. De
mensen krijgen kost en onderdak in een ge
bouw dat ik voor ze heb gehuurd en ze kün-
nen veertig gulden in de week verdienen. Dat
ZATERDAG 18 JANUAR11992
Handelaar Janssen op zakenreis in Nepal en India
is hier voor een niet te groot gezin voldoende
om van rond te komen. Worden ze ziek, of
snijden ze zich ergens aan, dan breng ik ze
naar het ziekenhuis. Maar sociale voorzienin
gen zoals in het Westen kennen we natuurlijk
niet."
Tondup heeft in Kathmandu en in de vallei
er omheen, tot aan de voet van de Himalaya,
meer dan honderdvijftig mensen
aan het werk. In Nepal, een van
de armste landen van de wereld,
is hij een man die het gemóakt
heeft.
Tondup (47) komt oorspronkelijk
uit Tibet. Hij is zo'n 25 jaar gele
den met tienduizenden landge
noten gevlucht voor de Chinese
overheersing. Jarenlang dreef hij
een winkeltje, waarin hij door
zijn vrouw geknoopte tapijten
verkocht. Totdat hij tien jaar gele
den de Utrechtse tapijthandelaar
Frits Janssen ontmoette. Een ont
moeting die het leven van de
Tondups ingrijpend veranderde.
Exportartikel
De baby op het kussentje in de
Nepalese hut ontwaakt. De jonge
moeder pakt het kind op en stopt
het weg in een draagdoek voor
haar borst. Ze, lacht. „You know
Ruud Gullit?", vraagt ze aan Jans
sen. „Jij bent vast verliefd op
hem", antwoordt deze. „Ja, dat
zie ik aan je- ogen. Jij wilt met Gullit trou
wen." „Dat kan niet", zegt de vrouw met een
stalen gezicht, „want Gullit is mijn broer."
Hilariteit in het werklokaal.
Janssen komt er elke drie maanden. Alle
tapijten die in Tondups knoperijtjes worden
gemaakt, zijn voor hem bestemd. Op bestel
ling gemaakt volgens de ontwerpen die hij
enkele maanden tevoren, bij zijn vorige be
zoek, of later per fax heeft opgegeven.
De autorit door het kleurrijke centrum van
Kathmandu met zijn rode tempels en nauwe
straten biedt ruimschoots tijd voor het ver
haal achter de zakelijke samenwerking tus
sen de Nederlander en de Tibetaan. De ste
nen brug over de Bakmadhi, de rivier die de
stad doorsnijdt, is een week eerder ingestort
en het verkeer zit volkomen vast op een veel
te smalle noodbrug. Vlak voor ons rijdt een
autobus met op het dak een kudde blatende
schapen. Naast ons hurken op een verveloos,
blauw vrachtwagentje mensen naast het lijk
van een man, op weg naar een der crematie
plaatsen aan de oever van de rivier.
„Tien jaar geleden", vertelt Janssen, „toen
de Nepalese tapijtcultuur bij ons nog nauwe
lijks bekend was, ging ik me eens oriënteren
in Nepal, op zoek naar nieuwe dingen. Zo
kwam ik terecht bij het gezin Tondup. De
vrouw zat achter het knoopraam en maakte
mooie kleden. Ik heb toen een order gegeven
om voor mij tapijten te knopen in voor Hol
land gangbare maten. De betaling ging voor
af en na drie maanden hoopte ik dan een
goed resultaat te zien. Zo plaatste ik bij meer
huisknoperijtjes orders. Maar de tapijten van
Tondup kwamen er steeds als beste uit. En
dat is zo gebleven. Nu werkt hij alleen nog
maar voor mij."
We stoppen even bij het Tibetaanse vluch
telingenkamp. Het ziet er op het eerste ge
zicht deerniswekkend armoedig uit, maar bij
nadere beschouwing blijkt het een centrum
van grote bedrijvigheid te zijn. Winkeltjes die
zich op toeristen richten, meisjes aan de
knoopramen, mannen die onafgebroken lad
ders beklimmen met loodzware tonnen ce
ment op de schouders. „Tibetanen zijn be
trouwbare, harde werkers en ze delen met el-
Vrouwen in kleurrijke gewaden
achter het tapijtknoopraam, een
uit grove boomstammen opge
trokken constructie.
FOTO DIRK DE MOOR
n de tapijten is een van de zwaarste onderdelen van het produktieproces.
kaar", zegt Janssen. „Ik doe liever zaken met
hen dan met Nepalezen."
Janssen investeerde in Tondups knoopra
men, kocht voor hem een fax en andere kan-
toorbenodigden. En dat Nederlands-Tibet-
aanse zakenhuwelijk leverde beiden rende-,
ment op. Tondup, trots: „Samen hebben wij
het Nepalese tapijt naar Nederland gebracht,
toen het daar nog nagenoeg onbekend was.
Nu vormen de tapijten het belangrijkste ex-
portarikel van Nepal."
De cijfers van het ministerie van economi
sche zaken in Den Haag bevestigen die groei.
De afgelopen twee jaar is de export van
Nepalese tapijten naar ons land ruim ver
dubbeld. Alleen tijdens de volksopstand te
gen het dictatoriale bewind van koning Bi-
rendra, vorig jaar, liep de uitvoer enige
maanden sterk terug.
Inmiddels zijn in mei van dit jaar voor het
eerst vrije verkiezingen gehouden. Die zijn
glansrijk gewonnen door de op India geori-
enteerde Congrespartij. De rust is weerge
keerd. Maar de koning in zijn fraaie paleis te
Kathmandu geniet nog altijd veel respect, als
incarnatie van de hindoegod Vishnu die als
behoeder van de schepping wordt be
schouwd.
Patronen
Tondup: „De toestand is stabiel, maar als Ti
betaanse immigrant moet ik wel op mijn tel
len passen. Zien ze dat het goed met je gaat
dan word je veel harder aangepakt dan een
Nepalees. Ik krijg sinds kort bij voorbeeld
enorme huurverhogingen opgelegd voor de
panden die ik gebruik."
Zijn bedrijf omvat niet alleen loodsen en
gebouwtjes voor de knoopsters, maar ver
zorgt ook het kleuren van de wol, die in ruwe,
vuile vorm uit de Himalaya wordt aange
voerd. Voor het kleuren op natuurlijke wijze
heeft Tondup zelf een ketel geconstrueerd.
Die wordt gestookt op hout, maar verbruikt
de helft minder dan wanneer het kleuren ge
woon in een pot op het vuur gebeurt. Belang
rijk in Nepal, waar de ontbossing door het
stoken op hout een ernstig ecologisch pro
bleem is.
Tanige jongens met getrainde armspieren
knippen in hurkzit met vlijmscherpe scharen
de lussen uit het kleed, zodat het egaal wordt:
het zogenaamde trimmen. Anderen knippen
de patronen tot in elk detail bij. En is dat ge
beurd dan gaat het kleed naar de wasserij.
Vier, vijf mannen schuiven met houten spa-
dels over het kletsnatte kleed, een loodzwaar
werk dat tot doel heeft het tapijt zijn glans te
geven. Tot slot wordt het kleed in een specia
le installatie strak gespannen en in de zon te
drogen gelegd, alvorens het in balen genaaid
op het vliegtuig naar Holland wordt gezet.
Aan een kleed van twee bij drie meter heb
ben dan al met al zeker vijftig mensen ge
werkt.
Thee, frisdranken, kerriebroodjes, crois
sants en haring in tomatensaus vormen de
lunch die Tondup ons voorzet als Janssen de
per fax bestelde tapijten komt controleren op
foutjes. Schoenen uit en kruipen over de kle
den, voelen naar bobbeltjes, loeren naar
scheve lijntjes, de centimeter bij de hand.
Van de honderd bestelde tapijten keurt hij er
drie af. „Ze moeten weten dat je de kwaliteit
bewaakt."
De Belgische ontwerpster Joanna Bossier
en Fred Kampman, medewerker van Jans-
sens onderneming, leveren geregeld nieuwe
ideeën voor patronen. „Het Nepalese tapijt
met zijn pasteltinten leent zich goed voor on
ze moderne, lichte interieurs", zegt Janssen.
„En het is gemakkelijk aan te passen aan de
Nederlandse smaak. Het is grover van struc
tuur dan de Indiase, Pakistaanse en Iraanse
•kleden, maar ze zijn eerlijk en sterk en heb
ben een rustig, strak design."
Tondups vrouw staat tijdens de inspectie
zwijgend op de achtergrond. In haar handen
houdt ze een elektronisch rekenmachientje.
Als we afscheid nemen omhangt zij ons met
rijstpapier dat brengt geluk.
Ritueel
Het is maar een uurtje vliegen van Kathman
du naar Varanasi, de uit de Zesde eeuw voor
Christus daterende bedevaartsplaats van de
Hindoes aan de Ganges in India, in het Brits-
koloniale tijdperk Benares geheten. Kwam de
temperatuur in Nepal niet boven de 27 gra
den, hier slaat de hitte van ruim 40 graden op
je neer. De bonte verstrengeling van aller
hande voertuigen is een adembenemende er
varing. Het labyrint van straatjes en nauwe
stegen is overbevolkt door voertuigen, pries
ters en pelgrims, zelfkastijders en loslopende
Aan de pelgrims (jaarlijks een miljoen)
wordt voor de plechtigheden op de terrassen
aan de oever van de Ganges van alles te koop
aangeboden. Soms klinkt boven het verkeers-
Frits Janssen keurt ta
pijten in India. „Ze
moeten weten dat je
de kwaliteit be
waakt."
FOTO DIRK DE MOOR
'De grote
jongens zijn
vaak blasé'
tumult uit ineens van dichtbij het mystieke
geluid van bellen en gongs of weemoedige
gezangi afkomstig uit een van de vijftienhon
derd tempels.
Varanasi is behalve als pelgrimsstad ook
befaamd als centrum van tapijtweefkunst. Je
ziet het al aan de fietsers, die zich in even
wicht proberen te houden met onwaarschijn
lijk hoge stapels kleden op stuur en bagage
drager. Janssen heeft hier niet te maken met
één vaste leverancier, maar met talrijke grote
en kleine ondernemingen die verspreid lig
gen over een uitgestrekt gebied. Het worden
dagelijks lange tochten over ontstellend
slechte, druk bereden wegen of eenzame, on
verharde paden vol kuilen, diep de sawavel-
den of de woestijn in.
In de tapijthandelshuizen volgt steevast
hetzelfde ritueel: we krijgen ter begroeting
een bloemenkrans om en dan komt een stoet
van mannen in lange witte gewaden in het
geweer. Vanwege ruimtegebrek zijn de tapij
ten niet op stapels gelegd, dus moeten ze
worden uitgerold en na bezichtiging weer
opgerold. Van knallende winden tijdens deze
inspanningen kijkt niemand op.
De meeste verkooplokalen zijn
vuil en haveloos, zelfs die van
schatrijke handelaren. Hagedis
sen kruipen langs de muren, vo
geltjes vliegen rond en op de
vloer zoeken kakkerlakken een
goed heenkomen. Ventilatoren
waaien het opstuivend stof van
de neergekwakte tapijten in het
rond. Zo nu en dan moet ie
mand naar buiten om zich van
wat slijm te ontdoen of van een
vlo die al drie keer heeft toege
slagen.
Onze vaste begeleider, gids en
adviseur Ashok, tapijtkenner bij
uitstek, stelt, zich naast Janssen
op en dan begint het monotone:
'yes-no, yes-no' waarmee over
het lot van kleden'wordt beslist.
Soms slingert Janssen een kleed
met een soort judogreep van
zich af: 'rubbish!' (rotzooi!)
Pijnlijke situaties doen zich voor
als helemaal niets wordt gekocht
of besteld. Een tapijthandelaar
uit Bedohi, die er lucht van heeft
gekregen dat een Hollandse tapijtimporteur
is aangekomen, staat ons 's ochtends vroeg al
op te wachten in de hal van het hotel. Het is
ruim zestig kilometer rijden naar zijn knope-
rij. Thee, frisdranken en knabbelgoed staan
klaar. Een groeiende menigte buurtbewoners
verdringt zich voor de deur om niets van de
handelsrituelen te missen. Tapijten worden
in hoog tempo uitgerold.
„Bah", mompelt Janssen, „wat gaan we
nou meemaken? Wat is dit allemaal lelijk! Ze
rollen maar uit, shit, rubbish, shit, rubbish."
En dan laat hij ineens een luid 'stop it' horen.
„What has happened, mister Jènssen?" „Niks
has happened."Janssen verzekert de man dat
hij heel zuinig zal zijn op zijn visitekaartje en
spoedt zich terug naar het hotel.
Kwaad
„Ja zo gaat dat", verzucht hij later, „ik werk
dan wel met vaste knoperijen, die ik steeds
bezoek, maar toch kom je elke keer weer
voor verrassingen te staan. De grote afne
mers in Amerika, Duitsland en Japan bestel
len containers vol kleden per fax en daardoor
worden ze hier soms minder kritisch. Boven
dien beïnvloeden zulke ondernemingen de
kleurstelling en patronen. Zo heeft men in
Duitsland een sterke voorkeur voor rood en
grote bloemmotieven, dus gaan ze in India
die tapijten steeds meer maken. Maar de Ne
derlander geeft de voorkeur aan rustige pa
tronen en kleuren, zoals donkerblauw. De
kleinere knoperijen kan ik nog wel beïnvloe
den, maar de grote jongens zijn vaak blasé."
„Ze staan je soms gewoon uit te lachen als
je niet meteen hun hele voorraad bestelt,
maar kleed voor kleed wilt zien. En daar kan
ik verschrikkelijk kwaad om worden."
In het vliegtuig naar huis stippelt hij reizen
uit naar Egypte, Marokko, Turkije, Iran, Uz
bekistan. In Frankfurt staat een Indiase rela
tie, die naar de Buchmesse is geweest, hem
op te wachten. Daags erna heeft hij een di
neetje op de Pakistaanse ambassade in Den
Haag. Wie aan de woldraad vast zit kent geen
rust. „Ik houd van tapijten", zegt Janssen. „Ik
zit al sinds mijn 22ste jaar in dit vak en het
blijft me fascineren. Jammer dat zo weinig
jonge mensen er iets in zien. Een vakoplei
ding tapijthandel bestaat niet in ons land, je
moet het in de praktijk leren. Jongeren heb
ben er een totaal verkeerd beeld van. Ze den
ken dat je zit te suffen tussen die ouwe tapij-