Het aroom van vervlogene tijden 25 VRIJDAG 17 JANUAR11992 Jarenlang keken Nederlanders nauwelijks naar het land om. Reden ze zo snel mogelijk van Wuustwezel naar Kortrijk en van Luik naar Luxemburg op weg naar Spaanse en Franse kusten. Maar daar kwam langzamerhand ver andering in en ziedaar, vorig jaar bleek België in Nederland pardoes te zijn uitgegroeid tot de belangrijkste bestemming voor korte vakan ties. Vooral Brussel, Brugge en Antwerpen trekken. Niet onbegrijpelijk natuurlijk. Alleen: België heeft nog zoveel meer te bieden. Is bij voorbeeld het Begijnhof van Diest niet veel mooier dan het aanmerkelijk beroemdere van Brugge? En Doornik niet veel genoeglijker dan Brussel. Rob van den Dobbelsteen zwervend door en langs dorpjes als Lissewege, Zuienker- ke, Buisson en Bouillon. Kijkend naar kathe dralen, kastelen en onbekende meesterwer ken. „Alweer een beeld dat zich nooit meer zal laten verdringen" en „wat hou ik van dit Bel gië". Wat is dat toch, dat gemopper van Belgen op hun eigen land? Couperus schreef - het aroom van vervlogene tijden. Lissewe ge, Zuienkerke, Ter Doest en Damme. Kronkelweggetjes die zich als riviertjes tussen zulk hoog gras door slingeren dat de torens van Brugge bij tijd en wijle onzichtbaar worden. Ui- lenspiegelland, of meer nog misschien het land van Guido Gazelle. Vette knipoog Eens fietste ik met Roger de Vlaeminck voorbij het Lisse- weegse Vaartje, de Kuyper- scheeweg en het kaarsrechte pad langs het kanaal Brugge- -Oostende naar Blankenberge. „Trainde je altijd in deze omge ving", vroeg ik de voormalige wielervedette. Scheye grijns, vette knipoog. „Jawel. Maar soms trainde ik in deze omge ving ook wel eens niet." Hoe vaak hij op z'n rug in het gras had gelegen, kijkend naar de vleugeltjes die door de popels schuufeld'n (Gazelle) had hij na tuurlijk niet bijgehouden. Quasi deemoedig: „Maar wel veel te veel natuurlijk." De Vlaeminck was de man van de kasseien. Van de heuvels tus sen Gerardsbergen en Poperin- ge. Precies daar dus, waar Vlaanderen op z'n Vlaanderenst is. Zeker bij slecht weer als de wind rimpels bijt in je van kou krakende gezicht en de regen als afwaswater uit een egaal grijze lucht valt. Dan huilt mijn land, mijn Vlaanderenland zong Brei en je kon horen hoe hij mooi hij dat vond. Maar ook reed ik eens met de wind in de rug en het voorjaarszonnetje op mijn losjes op het stuur liggen- Elf minuscule slaagjes van de pendule. De heer Devos vraagt kleintjes ga pend vanachter z'n hand of 'meneer nog wat wenst' en zegt dat hij de zaak gaat sluiten. „Maar als u de stad nog even in wil? 't Kan heel gezellig zijn 's avonds in Leuven." Voor de hoeveelste keer ben ik hier nu al? En bijna altijd sliep ik bij Devos. Wit overhemd, bruine bretels en een grijze pantalon waarvan het bovenste knoopje al sinds jaren niet dicht kan. Ik zag hem nooit anders dan met bruine leren sloffen die klapperend tegen z'n hielen sloegen als hij mij een glas bier bracht. „Asseblieft, een tuke voor meneer", lispelde hij dan. Zelf dronk Devos nooit. En ze ker geen tukes, zoals een glas Tuborg-bier in Leuven wordt genoemd. Devos deed tot op hoge leeftijd aan sport Uit di ploma's die aan de wand van de ontbijtzaal waren opgehangen, kon de hotelgast opmaken dat Devos in z'n jonge jaren onver slaanbaar moet zijn geweest op de Staande Wip. En later, toen hij was overgeschakeld op de Liggende Wip, eveneens. „Da's dus boogschieten hè", legde hij me een keer uit. Meneer Teil, noemde ik 'm daarna wel eens en dat kon hij best waarderen. Le plu bo Zijn echtgenote, madame Christine, overleed jaren gele den vrij plotseling. Ze deelde mijn passie met wielrennen, maar haar interesse lag niet zo zeer op het sportieve vlak. „Wie gaat aanstaande zondag Luik- -Bastenaken-Luik winnen, ma dame?" „Rik van Looy, mon sieur". „Waarom madame?'.' „Parsk-il e le plu bo!" Waarna ze gierend van de lach maar weer een tuke tapte. En proostte op Van Looy, de mooiste van het peloton. Zoals madame Christine heb ik er in België tientallen leren ken nen. Broodmager, zwaar bepoe derd, Coupe Koningin Beatrix en vriendelijk op een onnadruk kelijke wijze. Ze haasten zich nooit, maar gaan wel achter het fornuis staan als je 's avonds om tien uur komt binnenvallen na een fietstocht van tweehonderd kilometer. Of kopen aan de overkant, bij de bakker, een taartje voor bij de café filtre om dat ze 's ochtends om half tien nog geen voorraad hebben. „En een taartje hoort erb'ij zulle. Dat heeft calorietjes, daar kunt ge kilometers op rijden." Waarom Frankrijk altijd wordt aangeduid als het leukste fiets land van Europa is me volstrekt onduidelijk. Geef mij België maar. Waarbij het me om het even is of ik in het oosten dan wel het westen rij. Hoewel: mis schien dat de kuststreek mij toch het liefst is. Fietsen door de middeleeuwen, in - zoals Louis Daar waar Vlaanderen op z'n Vlaanderenst is. foto tjalke bercsma. foto'pr. zei me dat Het Laatste Avond maal van Dirk Bouts in de Sint- -Pieterskerk van Leuven veel mooier is dan het aanmerkelijk beroemdere van Leonardo da Vinei (waarin hij gelijk bleek te hebben) en hij ging met mij naar de Onze Lieve Vrou- we-baseliek in Scherpenzeel. Was dat het mooiste moment van die eerste dag dat we sa men door Belgisch Brabant trokken? Het zonlicht viel in dikke bundels vol warrelend stof door de hoge ramen en streek kietelend over de uit gesleten plavuizen. Recht voor ons, begon een bezoeker met de rug stokstijf tegen de muur, zo maar te zingen. Verbaasde blik ken en hier en daar een be smuikte lach. Maar de man zong onverdroten door. Totdat iedereen uit pure bewondering geen stap meer durfde te Ver zetten en de adem inhield. „Was dat niet prachtig?" fluis terde Louis toen de laatste to nen zoemend achter het altaar waren weggegleden. Het was de eerste en laatste keer dat ik hem iets lovends over België en de Belgen hoorde zeggen. Wat is dat toch, dat gemopper van die Belgen op hun eigen land? Want Louis was de enige niet. Eens belandde ik in Louva- in-la-Neuve, een splinternieu we universiteitsstad die als een middeleeuwse stad in moderne stijl oprijst uit de hoogvlakte van Lauzelle, een kilometer of twintig ten zuidoosten van Brussel. Nooit eerder van ge hoord. Nieuw-Leuven is een door de Belgen zelf anstvallig doodgezwegen meesterwerk. Maar als je dan niet van de futuristische bouw houdt, dan mag je toch op z'n minst trots zijn op dit unieke architectoni sche hoogstandje. Stenen kant Maar nee, Louvain-la-Neuve wordt in de vakantiegidsen nauwelijks genoemd. Belgen De vakantietrends voor de komende zomer: een korte vakantie in België en/of een lange in Griekenland. Maar ook de belangstelling voor Amerika stijgt nog altijd sterk. En steeds meer Nederlanders trekken naar het noordennaar Noorwegen en Denemarken. Voor 'ver' loopt de interesse na de hausse van de laatste jaren een ietsje terug, maar nog altijd zitten de vliegtuigen naar de Caribbean en het Verre Oosten mudvol. En wat te zeggen van een 'verwen-weekendje' in een luxueus kuur-hotel? In deze reiskrant uitgebreid aandacht voor genoemde bestemmingen. Alleen: de drukke plekken worden zorgvuldig vermeden. Dat kan zonder al teveel moeite, naar blijkt. Zelfs op het door toeristen overlopen Kreta zijn nog stille stranden en dorpjes te vinden. En waarom altijd maar weer naar Florida gegaan als er in New England en Texas ook zoveel te zien valt? Japan tenslotte, is geen vakantieland voor de doorsnee toerist, maar razend interessant is het wel. Voor als je echt eens iets heel anders wilt... La Roche, dommelend op een vroege zondagochtend. de handen, van Veume naar Doornik. Aan alle horizons tot aan de hemel lijkende torens en wit lentelicht dat als water door het lover spartelde. Wat hou ik ook dèn van België. Louis van Itteren uit Hasselt kon dat nooit begrijpen. Hij vond België 'een land van en voor idioten'. „Zijt ge dan steke blind?" zei hij dikwijls als ik de lof van België aan het bezingen was. Louis verbleef liever in Ne derland. Hij is er vorig jaar ook gestorven toen hij - zo noemde hij dat altijd - „even kwam uit rusten van mijn geboorteland". In Bergen aan Zee was dat. Een dag eerder had ik hem aan de telefoon gehad en ik hoor hem nog vertellen hoe heerlijk hij door de boswachterij van Schoorl had gefietst. „In België kan dat niet", foeterde hij. „Daar hebben ze geen fietspa den in de duinen. Daar komen ze niet eens op het idee, be grijpt ge." Toch was het Louis die mij vol enthousiasme begeleidde op mijn eerste tochten door België. Hij woonde toen in een plaatsje met de merkwaardige naam Herk-de-Stad, niet ver van Diest, waar hij was geboren. Ik ontmoette hem op een terrasje en als hij dan niet van zijn land heeft gehouden, dan wist hij er in elk geval wel geweldig veel over te vertellen. „De Witte", van Ernest Claes was zijn lieve lingsboek en hij kon mij precies de winkel aanwijzen waar de deugniet zijn petten kocht. En ook wees hij me het Begijnhof, „dat mooier is dan dat van Brugge." Kankerpit Louis, die grootste kankerpit die ik ooit tegenkwam, kende zijn land ^ls weinig andere Belgen. Hij vond dat ik naar de Parkab dij bij Leuven moest gaan (met die prachtige plafonds van de Amsterdamse meester-stuca- door Jan Christian Hansche), hij langs de Ourthe, aten we soezend in het zonnetje boter hammetjes onder de merkwaardigste kruisbeelden die we ooit zagen en wan delden we urenlang door de bossen van Sy. We ontdekten dorpjes als Warem- page, Amonines, Buisson en Devanta- ge en suisden op een vroege zondag ochtend van de acht kilometer lange hel ling van Samrée het gelukkig nog dom melende La Roche binnen. En ook dre ven we ooit met een eigenhandig aan el kaar geknoopt vlot op de Semois van Bouillon naar een plaatsje waarvan ik de naam ben verge ten. Althans, dat was de bedoeling. In de eer ste bocht al voeren we ons zelf met een schok vast in de af brokkelende oever. De sakkerende kapi tein schaamde zich tot het hartje van de Hoge Ve- Daar waar beekjes gorge len met namen als de Rivier van het Kleine Geluk. Zeven uur ge wandeld, niemand tegen geko- n. De nevel hing vet en jar over het sompige land, ar soms - alsof er een gor dijn werd opengetrokken - brak de zon door. Dan gloeide het herfstland in duizenden kleuren goud en plofte de dauw zachtjes i zilveren druppels z e geverniste bo- Toen we tegen de avond terug kwamen in ons hotel, dachten we het mooiste gedeelte van de Ardennen te hebben gezien. Maar later fietsten we ook nog dere Belg. Alléz, hè, die had toch zeker nooit toestemming mogen geven voor de trip? Het water stond veel te laag. Wij verlieten giechelend het wiebe lende vlot en wandelden terug naar Bouillon. De zon kwam recht voor ons achter de bomen vandaan en we zagen een zich in het water spieg'lende ree drinken uit een plas eerder ge vallen regen. Om de bocht van de rivier, hoog op een heuvel, lag als geëtst tegen een droog- blauwe lucht, trots en on genaakbaar het kasteel. Alweer een beeld uit België dat zich nooit meer zal laten ver dringen. De merkwaardigste kruisbeelden... houden waarschijnlijk meer van hun uit stenen kant opgetrok ken oude steden: Brugge, Leu ven, Gent; Antwerpen ook. Mij wordt het er - zeker in de zomer - te druk. Liever hoor ik de to nen van het carillon buitelend door de straatjes van het veel stillere Doornik waaien, liever sta ik op het Belfort van leper, liever ook kuier ik licht van hart over het Begijnhof van Lier, dat nog steeds de geest ademt van Felix Timmermans' Pallieter en Juffrouw Symforosa. Er is nog zoveel meer in België dan Brussel, Antwerpen en Brugge. Op aandringen en aan wijzingen van Jules de Remoor- tere drong ik wandelend door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 25