Feiten Niet op de ruit tikken als je moeder passeert 'De staat zal hen met affectie benaderen' Dinsdag 10 December 1991 Redactie: 023-150225 janine bosma altan erdogan ronald frisart (chef) onno havermans Patrick van den hurk hans jacobs jolanda oukes jan preenen sjaak smakman Vertalingen: MARGREET HESLINGA LUUTJE NIEMANTSVERDRIET Vormgeving: MARIANNE VERSCHUREN endsw leuw: Wereldlmrfc Europa X -/WNPe ewEKAtffewsruK. lsmre-i££,jA-MAAf^ AAM ptAWPüee V KAMT TOCH OOC \pceg aXj TéoWit enclave rTimslan V3" [van Sa Sc ."Beren -tn' pisavstan© Endavistan. ^ÏSSwte wi^V^OlTmCIQ* Tt)01))k)$teO\ Kiro-jlië ^JB\\ o £7 <?Str<»t3:ni»«ii6rSy> ^pJtóckïtlnArirGV LM m>€<J -róetiftfrrineraë C De vice-president wordt geïnterviewd door een verslag gever van de Washington Post. De verslaggever, met baard en gekreukt jasje, vraagt hem of er enig verband is tussen de slechte behandeling van een federale gevange ne en de beschuldigingen van die gevangene dat hij de jonge Dan Quayle op de universiteit marijuana heeft ver kocht. De vice-president antwoordt: „Wel, ik ben geen jurist, maar..." De verslaggever onderbreekt hem: „Ik wil u niet beledigen, meneer, maar dat bent u wel." met lezen." Twee kwesties wor den hier naar voren gebracht: in de eerste plaats media-ethiek (twintig kranten hebben de strip laten vallen en The Boston Globe plaatst hem met een waarschuwing voor de politieke gezondheid). In de tweede plaats de aard van Dan Quayle, de man en de mythe. Er gingen al stemmen op voor het heroverwegen van Quayle voordat de strip Doonesbury be gon. Maar Trudeau lijkt het om gekeerde te hebben bereikt van wat hij wilde. Hij heeft de 'deze- spottemij-gaat-te-ver-stroming' binnen de commentaren op Quayle een flinke zet gegeven. Zelfs met de campagne van *1992 voor de deur wordt de vraag gesteld: zou Dan Quayle in 1996 president kunnen wor den? Is hij daarvoor geschikt? Het antwoord op de tweede vraag is 'waarschijnlijk niet', het antwoord op de eerste vraag is 'heel goed mogelijk'. THE INDEPENDENT Alweer een Quayle-mop. Het enige probleem is dat het inter view nooit heeft plaatsgevon den. Het is ontsproten aan het satirische brein van stripteke naar Gary Trudeau. Zijn strip Doonesbury is een frisse wind in de belegen wereld van de Ame rikaanse politiek en commenta ren. Al ruim een maand belas tert de strip van Trudeau, die in meer dan honderd kranten in Amerika en de rest van de we reld verschijnt, de vice-presi dent die steevast wordt voor gesteld als een zwevend veertje. In de strips worden de bedenk sels van Trudeau zoals het interview met de Post verwe ven met de beschuldigingen van Brett Kimberlin, een gevan gene in Memphis, Tenessee. Kimberlin is een veroordeelde drugshandelaar en afperser, die door de mand is gevallen bij een test met de leugendetector en toen tegen een team docu mentairemakers van het tv-sta- tion CBS heeft gezegd dat hij het hele verhaal van Quayle en de marijuana heeft Mei 1991. Dan Quayle staat de pers te woord, nadat president Bush met een schildklieraandoening is opgenomen in het ziekenhuis. Ameri ka houdt zijn hart vast. foto ap bob strong Zachtaardige wreedheid Trudeau staat bekend, en wordt door velen gerespecteerd, om de zachtaardige wreedheid van zijn politieke satire. Maar dit is iets nieuws: de onderzoekende strip, een mengeling van be weerde feiten en fictie, die lijkt op de verontrustende trend op de Amerikaanse televisie om ac tualiteiten plaats te laten maken voor halfnagespeelde verslagen van echte gebeurtenissen. Step hen Hess, een media- en poli tiek commentator aan het Brookingsinstituut, zegt: „Toen ik een paar jaar geleden in de jury zat voor de Pulitzer Prize, heb ik voor Trudeau gestemd vanwege een briljante serie die hij had gemaakt over aids. Maar dit is een stoot onder de gordel en, nog erger, vervelend. Ik ben na een paar strips opgehouden Jampotje Het Amerikaanse president schap is vaak beschreven als een goudviskom waar iedereen die erin zwemt, wordt vergroot. Het vice-presidentschap is tra ditioneel een jampotje waar ie dereen die daarin terecht komt, verschrompelt. De bekleders van het naoorloge vice-presi dentschap zagen in het open baar hun prestige aangetast, terwijl zij onzichtbaar werden gesterkt. De laatste acht Amerikaanse vice-presidenten waren Bush, Mondale, Rockefeller, Ford, Ag- new, Humphrey, Johnson en Nixon. Vier van hen (Bush, Ford, Johnson, Nixon) werden president. Twee van hen (Humphrey en Mpndale) wer den presidentskandidaat voor hun partij. Van de acht vice- presidenten voor hen, in de ja ren veertig en dertig, bereikten er maar twee het Witte Huis en geen van de anderen werd kan didaat. Een paar recente vice-presiden ten hebben succes geboekt ten koste van het ongeluk van hun baas. Maar de methode waar Richard Nixon het patent op had en die is gekopieerd door George Bush en nu door Quay le, is het ambt (dat in zijn aard zowel prestige als veel vrije tijd met zich meebrengt) gebruiken om in het gevlei te komen bij ambtenaren en partijfunctiona rissen. Quayle is achter de schermen druk bezig geweest met het eten van een miljoen kippepoten voor de Republi keinse donatiecampagne (de manier waarop Richard Nixon en George Bush zich in 1960 en 1988 hun weg hebben gegeten naar de Republikeinse nomina ties). In de afgelopen drie jaar heeft Quayle meegeholpen aan het loskrijgen van meer dan twintig miljoen dollar voor Re publikeinse kandidaten. Sukkelachtig Aangezien imago alles is in de Amerikaanse politiek, is Quay- les slechte imago zelf al een ver achtelijke politieke mislukking (eri het heeft geen zin de media de schuld te geven want de me dia is het water waarin de mo derne politicus zwemt). Maar zijn sukkelachtige imago is niet helemaal eerlijk. Ik heb tijdens de campagne van 1988 een paar dagen met Quayle doorge bracht. Het beeld dat ik me toen van hem heb gevormd, lijkt nog steeds terecht. Hij is niet stom. Hij is een man met een intelli gentie boven het gemiddelde, maar misschien maar net daar boven. Hij heeft weinig intellec tueel uithoudingsvermogen of emotionele kracht. Het is een rijke jongen, niet gewend om te vechten. In verschillende opzichten doet Quayle denken aan Ronald Reagan. Anders dan George Bush (lichtgeraakt onder zijn oppervlakkige laagje charme) is hij een autentiek zonnige en optimistische persoonlijkheid. Anders dan George Bush heeft hij een paar simpele conserva tieve ideeën waarin hij echt ge looft In een overheersend opzicht verschilt Quayle echter zeer van Ronald Reagan en is hij slechter dan hij. Hij heeft geen theatrale kwaliteiten. Zijn ellendig&repu- tatie bij het publiekvolgens onlangs gehouden peilingen vindt bijna zestig procent hem ongeschikt voor het president schap is voornamelijk geba seerd op zijn paniekerige, 'ko- nijntje-in-de-koplamp-achtige' optredens op de televisie. Quayles staat van dienst binnen de regering is loffelijk genoeg. Hij stelde toen anderen zich aan de kwestie trachtten te ont trekken dat een stemming in het Congres voor de Golfoorlog de president zou sterken. Hij was bijna de enige die de VS op riep de Iraakse Kurden en sji'ie- ten te hulp te komen voordat hun opstand werd neergesla gen. Onaardse dwaas Zijn twee hobby's als vice-presi dent zijn ruimtevaart en indus triële concurrentie. Als hoofd van de Raad voor de Ruimte vaart heeft hij de neiging zich als een intergalactische dwaas aan te stellen. Om het idee van een missie naar Mars aan te moedigen, zei hij eens dat het 'tijd werd dat de menselijke soort het zonnestelsel binnen drong'. De kwaliteit van zijn werk in de presidentiële Raad voor de Mededinging hangt af van hoe je het bekijkt: conserva tieven en zakenmensen zeggen dat Quayle goed werk verricht door de economie te verlossen van buitensporige regels. Milieuactivisten zeggen dat hij heimelijk de ecologische initia tieven ondermijnt die de rege ring op haar naam heeft staan. Samengevat is de standaardin- druk van Quayle fout. Maar niet zo fout dat hij een geruststellen de figuur is voor de wereld, wanneer hij ooit nog eens de ambtseed aflegt op de trappen van het Capitool. Zou hij kun nen winnen? Al zijn waarschijn lijke tegenstanders hebben hun zwakheden: Jim Baker wordt gehaat door de Republikeinse rechtervleugel, Dick Cheney heeft hartklachten, Pete Wilson zit als gouverneur van Califor- nië diep in de problemen na be lastingverhogingen en senator Phil Gramm van Texas wordt buiten Texas niet gepruimd. Sinds de oorlog hebben slechts twee vice-presidenten acht jaar onafgebroken gediend: beiden, Nixon en Bush, zijn later presi dent geworden. Demirel probeert Kurden gerust te stellen correspondent „U bent allen eersteklas bur gers. Het zal uit zijn met de on derdrukking. Ik ben nog meer tegen foltering dan u. Er zal een brug worden geslagen tussen staat en volk. ledereen zal van nu af mogen roepen dat hij Kurd is. Wij hebben het Kur- den-vraagstuk goed begrepen." Dat zijn enige van de betuigin gen uit de toespraken die de nieuwe Turkse premier Demirel en de nieuwe vice-premier Inö- nü ten beste gaven tijdens hun reis door het zuidoosten van het land. Het was de invulling van de belofte uit Demirels rege ringsprogramma: „De staat zal de bevolking van het zuidoos ten met affectie benaderen." In de steden Diyarbakir, die zich als Kurden-hoofdstad be schouwt, en Siirt waren behoor lijk veel mensen op de been om naar de nieuwe regeerders te luisteren. Daar zorgde de HEP wel voor, de Kurdisch georiën teerde Partij van de Volksarbeid die bij de verkiezingen van 20 oktober nauw met Inönü's Soci aal-democratische Populisti sche Partij (SPP) heeft samen gewerkt. In Diyarbakir kreeg de SPP zeven van de acht districts zetels, Demirels Conservatieve Partij van het Juiste Pad slechts één. Zonder de voorafgaande rege- ringen van de Moederlandpartij met name te noemen, liet De mirel doorschemeren dat deze, samen met het militaire regime dat in 1980 aan de macht kwam, verantwoordelijk moet worden gesteld voor het gebrek aan vertrouwen dat de Kurdi- sche bevolking in de staat had. Maar dat was nu verleden tijd. „De staat zal u omarmen, zodat u ook de staat kunt omarmen." Een Turkse soldaat patrouilleert In de visie van Demirel verliest ook de Kurdische guerrillam acht PKK haar voedingsbodem, zodra de regering de Kurden als volwaardige burgers gaat be handelen. Deze heeft onmis kenbaar haar groei te danken aan het feit dat de bevolking de maatregelen van de Turkse po litie als nog drukkender ervaart dan het ruige optreden van de PKK. Maar het is de vraag of de ze laatste intussen niet zozeer om zich heen heeft gegrepen dat zij nu een vaste plaats is gaan innemen in het bewustzijn van de bevolking. Zonder dat men de HEP 'de politieke arm van de PKK' mag noemen, zijn er ongetwijfeld connecties tus sen partij en beweging. En het is de PKK waaraan de Kurden de aandacht voor hun zaak dan ken. foto ap burhan ozbilici de buurt van enkele Kurdische schaapherders. zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor operaties, maar deze win ter zal wel een voorlopige oor- PKK-leider Ocalan is vorige week uitvoerig aan het woord gekomen in een vraaggesprek met de Engelstalige, in Ankara uitkomende Turkish Daily News, dat vijf afleveringen in beslag nam. Het werd opgeno men in het centrale kamp van de PKK in de Bekaa-vallei. waar degenen die zich uit Turkije aanmelden worden getraind. Volgens hem kan de beweging het aantal aanmeldingen niet meer bijhouden. „Elke Kurdi sche familie uit Turkije wil nu een zoon aan de PKK afstaan." Ocalan ontkende berichten die door de Iraakse Kurdenleider Talabani werdén verspreid, als zou de PKK een eenzijdige wa penstilstand in acht nemen die tot het Kurdische nieuw jaarsfeest. 21 maart, zal duren. De winterse omstandigheden logsregering worden gevormd in het Kurdische kerngebied tussen Botan en Bedinan, dus op Turks territorium, waar de PKK nu al de feitelijke controle uitoefent. Afscheiding Interessant was overigens, dat hij zich in dit vraaggesprek voor het eerst distantieerde van het ideg van afscheiding van Tur kije. „We hebben 900 jaar met de Turken samengeleefd. Pas tijdens Atatürk werden we be roofd van onze uitingsmogelijk heden", aldus Ocalan. Gevraagd naar zijn inschatting van het 'affectie-offensief van Demirel, verklaarde hij graag De machteloosheid van Amsterdam-Oost in WO 2 met hem te willen onderhande len, en zelfs onvoorwaardelijk. Maar over de daadwerkelijke mogelijkheden is hij pessimis tisch. Ten eerste is het te betwijfelen of Demirel werkelijk het Kurdi sche vraagstuk heeft begrepen, als hij van mening is dat de PKK een bloeddorstig uitschot is dat moet worden vernietigd. Maar nog nijpender is de vraag in hoeverre Demirel in staat is de feitelijke macht uit te oefenen. Volgens Ocalan zijn er duistere mèchten, officiële verlengstuk ken van het veiligheidsapparaat en de geheime dienst, die hij 'contra-guerrilla' noemt, en die, zeker in het betreffende gebied, de gang van zaken bepalen. Hij herinnerde eraan dat al eerder dit jaar president Ozal was ge komen met een soort vredesof fensief waarin zelfs even sprake was van een federalistische op lossing (die Inönü tijdens de jongste tournee met klem heeft verworpen). Daarop begon in het gebied een reeks van ge heimzinnige moorden en aan slagen op Kurdische doelen. Dit alles kan zich na Demirels vredesoffensief op grotere schaal herhalen, waarschuwde Ocalan. De contra-guerrilla, die elk begin van opdeling van de Turkse staat wil verhinderen, is stellig niet op nonactief. Ook de laatste tijd komt het in Diyar bakir en omstreken weer tot po litiek geïnspireerde moorden, diè aan het veiligheidsapparaat worden toegeschreven. Demirel en Inönü refereerden er slechts zeer terloops aan. „Als er ver dachte moorden plaatsvinden", aldus eerstgenoemde, „zullen we dat verhinderen." En Inönü riep optimistisch: „Alle moor den zullen grondig worden on derzocht." In de trein van Nijmegen naar Amsterdam praat de joodse man over flarden verleden. Sommige dateren uit de oorlog, die hij als enige van zijn familie overleefde. Zijn jongere reisge noot suggereert dat die herin neringen een fraai boek zouden opleveren. De oudere man zucht. „Ik kan het niet", zegt hij. „Ik breng het niet op om al die ellende weer op te rakelen." Nu, zestien jaar later, begrijpt de jongeman van toen wat zijn ge sprekspartner bedoelde. Hij heeft het boek gelezen dat de joodse man toch schreef. En hij stelt vast dat nog nooit een boek hem zo de strot heeft dichtge knepen. Maurice Ferares, want zo heet de auteur, vertelde in die trein over een voorval in het vooroor logse Amsterdam-Oost. Er woonden veel joden en de buurt was dus een doelwit van NSB-gespuis. Op een dag bots ten fascisten op buurtbewoners. Verderop in de wijk stond een groepje mensen op straat. Het middelpunt was Arie de Mesa, volgens Ferares de bekendste communist ter plekke („beken der dan Stalin"). Oost was een röoie buurt, vol sociaal-demo craten en hier en daar een com munist. Revolutionair jargon was velen bekend, dus schreeuwde iemand in het groepje rond De Mesa: „Het proletariaat eist de wapens. Het is nu of nooit". Maar Arie had niets te bieden, „geen wapens en zelfs geen minuscule verdik king van zijn bovenarmen", al dus Ferares. Humor? Jazeker. Maar vooral een trefzekere be schrijving van de machteloos heid van een bevolkingsgroep die enkele jaren later bijna ge heel was uitgemoord. Ferares (geboren 1922) be schrijft met veel oog voor aardi ge zaken de buurt waarin hij opgroeide, maar ook met aan dacht voor de sores waaronder al die eenvoudige, hard werken de mensen gebukt gingen. Hij beschrijft zijn familie, vader, moeder, ooms en tantes en noteert pijnlijk nauwkeurig de dag waarop zij in Auschwitz de gaskamer werden ingejaagd. Is het toeval dat hij zijn ouders vaak met voor- en achternaam aanduidt in plaats van met 'mijn vader' en 'mijn moeder'? Of is het een poging nog enige 1 afstand tot de gruwelijke ge schiedenis te bewaren en niet door verdriet volledig te worden platgewalst? Wat maakt een joodse knaap door als hij in de eerste weken onderduik vanachter een raam zijn moeder over straat ziet gaan en niet op de ruit kan kloppen om te zwaaien? Wat maakt die jongeman door als hij kort nadien verneemt dat zijn ouders in Westerbork zitten? Toch hield hij vol. Hij verkoos de onderduik en tikte niet tegen de ruit om zijn moeder te groe ten. Het heeft hem het leven ge red en hij kan het navertellen. Dat laatste geldt ook voor jood se kinderen die in de oorlog bij (niet-joodse) pleegouders woonden. Honderden van die kinderen overleefden de nazi- Maurice Ferares. barbarij. Van een aan tal keerden de ouders of een van hen uit Hitiers hel terug. Voor kinderen die dat geluk niet hadden, be gon na de oorlog een nieuwe beproeving. Ze werden onderwerp van stuitend getrouwtrek tussen de joodse ge meenschap en het voormalige verzet. Maar niemand vroeg zich af wat voor de op vang en ontwikkeling van zo'n kind het beste zou zijn. Die kinderen waren in de oorlog onderge bracht bij niet-joden: mensen zonder geloof, katholieken, commu nisten, gereformeer den. Een belangrijke hulpgroep was die van Gezina van der Molen. Eerst was zij lid van de Vrij-Nederlandgroep, maar later behoorde ze tot de oprichters van het illegale blad Trouw, dat nog steeds als dagblad verschijnt. Van der Molen was rechtlijnig gereformeerd. Na de oorlog speelde ze een hoofdrol in het drama rond de joodse onder duikertjes. Het stond haar tegen die overlevenden toe te vertrou wen aan de kleine joodse ge meenschap die Nederland na 5 mei 1945 nog rijk was. Van der Molen en de haren sleepten er tal van argumenten bij, maar wie Elma Verhey's boek daar over leest, merkt dat toch vooral religieuze motieven telden. Een betrokkene vertelde later over Van der Molen: ,„Ze mag dan veel geweldige dingen hebben gedaan, maar ze was zó over tuigd dat de beste dienst die ze haar kinderen kon bewijzen, was ze christen te maken. Red ding kon er alleen komen van Jezus Christus. Anders waren de joden verdoemd". Aan gerefor meerde zijde meende men dat je niet tegelijk joods en echt Ne derlands kon zijn. Ook aan joodse kant was het fa natisme trouwens groot. Dat is Ondergedoken joods meisje. begrijpelijker dan de felheid van de andere 'partij', maar leidde evenmin tot iets fraais. Harde, vaak onredelijke verwijten over en weer waren schering en in slag. De geschiedenis van de joodse pleegkinderen onderstreept nog eens dat religieus fanatisme tot ellende leidt. Het enige dat te gen Verhey's boek valt in te brengen, is dat ze wel schrijft dat de dwazen van de ene 'par tij' gereformeerd waren, maar nergens aanduidt om welke soort gereformeerden het ging. Naar goed Nederlands gebruik zijn die er immers in vele soor ten en maten. Maurice Ferares: Violist in het verzet. De Bataafsche Leeuu Amsterdam 1991, f25. ISBN 90 67072680. Elma Verhey: Om het joodse kind, Nijgh Van Ditmar. Am sterdam 1991. f 49,90 ISBN 90 38880510. EN MENINGEN WIM STEVENHAGEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 2