Extra
Hausse hoogbouw
baart brandweer
ernstige zorgen
Trek jezelf uit het moeras
Top vijf van fobieën
Dinsdag 12 november 1991
Redactie: 023-150239 FRANS VISSER Vormgeving: CLARA KEMPER
Een Towering Inferno is in Nederland nog ondenkbaar maar...
Nederland schiet steeds verder de hoogte in. In een stad
als Rotterdam verrijst de ene wolkenkrabber na de ande-
re. Dat bezorgt de brandweer de nodige kopzorg. Een
brand in een toren van honderd meter hoog is van .een
andere orde dan een rijtjeshuis dat in lichterlaaie staat.
In brandweerkringen worden plannen beraamd die een
'towering inferno' moeten voorkomen.
JOHN BUNTE
„Bij de ontruimingsoefeningen
van hoge kantoorgebouwen lo
pen alle gebruikers trouw via de
noodtrappenhuizen naar bene
den. Veelal zonder al te veel
wanklanken," zegt voorzitter ir.
R. W. Scherjon van de commis
sie voor de brandpreventie van
de Nederlandse Brandweer Fe
deratie (NBF). „Schijnbaar le
vert het geen onoplosbare situa
ties op."
Hij was onlangs een van de
sprekers tijdens het symposium
'Hoogbouw in Nederland, gren
zen know-how en regelgeving',
in het Haagse Congresgebouw.
De bijeenkomst stond in het te
ken van de presentatie van het
eindrapport van de begin vorig
jaar opgerichte Programma Ad-
viescommisie Hoogbouw. Doel
van deze commissie was 'leem
ten in kennis, ervaring en regel
geving in kaart te brengen en
waar nodig te adviseren voor
nader onderzoek'.
Op het gebied van de brandvei
ligheid zal de regelgeving moe
ten worden aangepast of uitge
breid, luidt een van de aanbeve
lingen. „Over de problemen is
wel nagedacht bij ons," aldus
Scherjon, „maar mogelijke op
lossingen hebben geen weerslag
gevonden in de regelgeving. We
bouwen klaarblijkelijk nog niet
hoog genoeg om de ontrui-
mingsproblematiek tot een seri
eus probleem te maken."
Kenmerkend daarvoor acht hij
dat er waarschijnlijk nog geen
aparte regelgeving voor hoog
bouw komt. Minister Alders zou
zich al wel hebben voorgeno
men met speciale richtlijnen te
komen, maar hoe die eruit gaan
zien is Scheijon nog onduide
lijk. In november 1988 kwam
het rijk met hoogtenormen voor
kantoorgebouwen en daaraan
gekoppelde eisen. De hoogste
categorie was speciaal bestemd
voor gebouwen vanaf zeventig
meter. Op dat moment was de
ruim tweemaal zo hoge vesti
ging van Nationale Nederlan
den aan het Weena al ontwor
pen. Scherjon: „Voorlopig zul
len we het met die zeventig me-
tergrens in de regelgeving moe
ten blijven doen, maar als NBF
zijn we nu wel bezig met het
opstellen van interne richtlij
nen, die straks landelijk moeten
worden gehanteerd."
Model-verordening
Het handhaven van het veilig
heidsniveau is een verantwoor
delijkheid van de gemeentelijke
overheid, die daarbij veelal door
de Vereniging Nederlandse Ge
meenten vastgestelde model-
verorderingen hanteert. Volgens
Scherjon 'gebeurt dat haast al
tijd ongewijzigd'. De Rotter
damse brandweer en de dienst
Bouw- en Woningtoezicht wer
ken aan de hand van deze ver
ordeningen, die onder meer
voorzien in regelmatige contro
les. Volgens ing. J. A. Koelmans
van de afdeling Preventie van
de Rotterdamse brandweer is
een goed contact met de ge
bruikers een vereiste.Alle
maatregelen kunnen nog zo
goed zijn getrofen; een onjuist
gebruik of een slechte, tot pa
niek leidende, organisatie, doet
het nut van alle voorzieningen
teniet."
Speciale regelgeving voor de
'buiten-categorie hoogbouw'
blijft vooralsnog achterwege en
dat wordt vooral door de brand
weer betreurd. Hoe hoger het
gebouw, des te groter de pro
blemen en Rotterdam heeft er
inmiddels al aardig wat, die de
grens van zeventig meter over
schrijden. Dat levert extra werk
op. Koelmans, gelaten: „De
sterkte van het korps groeit niet
mee met de intensiteit van de
bebouwing."
Bij gebouwen met een grotere
hoogte wordt de brandweer bij
de uitoefening van haar taak
met specifieke problemen ge
confronteerd. Zo is het vermo
gen van de voertuigen niet meer
toereikend om bluswater boven
deze hoogte te pompen. Andere
negatieve gevolgen van hoog
bouw: de bereikbaarheid is be
perkt tot de voordeur; het duurt
langer voor de brandweer daad
werkelijk kan optreden; het
transport naar boven verloopt
trager; er bevinden zich grote
concentraties mensen op een
klein oppervlak en de gangbare
(vlucht)route bij calamiteiten is
onbruikbaar of moet ook door
de 'aanvallende' brandweer
worden gebruikt.
Douche uit plafond
Er is inmiddels volop nagedacht
over oplossingen. Die zijn er le
gio aan. Zo dienen in gebouwen
boven de zeventig meter de
droge blusleidingen voorzien te
zijn van een pomp om voldoen
de druk op het benodigde blus
water te kunnen houden. Ook
kan een automatische blusin
stallatie, (een zogeheten sprink
ler, waarbij het water als een
douche uit het plafond komt
zetten) een vereiste zijn.
In de rijksverordening uit 1988
zijn alle kantoren gerangschikt
naar oplopende hoogte met
daarbij steeds strengere eisen:
interne en externe alarmering,
automatische blusapparatuur,
zoals sprinklers, extra bescher
ming van de liftschaften en
trappehuizen, de aanleg van
speciale technische installaties
zoals brandweerliften en stijg-
leidingen en een hogere brand
werendheid van de draagcon
structie.
In Rotterdam werkt de brand
weer met standaard-inzetproce
dures voor hoogbouw. Zo liggen
in iedere wagen bereikbaar-
heidskaarten van de diverse ob
jecten, waarop onder meer de
ingang en de aansluiting van de
blusleiding staan aangegeven.
Daarnaast is er voor alle hoog
bouw een zogeheten 'aanvals
plan', compleet met plattegron
den.
Bij de bouw van de Weenato-
ren, 106 meter kantoren en wo
ningen, is ook vooraf al heel
veel aandacht aan brandpre
ventie besteed. De vluchtwegen
vanuit de kantoren worden ge
vormd door twee trappehuizen,
die bij een brandmelding onder
overdruk komen te staan.
Voorts alarmeert de auomati-
sche brandmeldinstallatie
rechtstreeks de brandweer en
zet het een aantal stuurfuncties
in werking. Zo wordt de over
druk ingeschakeld, gaan de lif
ten naar de begane grond en
sluiten de rookweringen. De
woningen in de toren zijn bo
vendien onderling brandwe
rend gescheiden. Ook zijn er in
het gebouw twee speciale
brandweerliften aangebracht en
is er een stijgleiding, die door
pompen rechtstreeks door de
waterleiding wordt gevoerd. Op
iedere willekeurige verdieping
kan zo automatisch de voor de
brandbestrijding vereiste druk
worden geleverd.
Spookbeeld
Het zou voor de hand liggen om
eens in de Verenigde Staten te
kijken. Die wolkenkrabbers daar
worden, een spookbeeld als de
film 'Towering Inferno' even uit
de gedachten bannend, toch
ook geacht uiterst brandveilig te
zijn. Volgens Koelmans is een
vergelijking met Amerika echter
nauwelijks zinvol. „Er wordt
daar veel decentraler gedacht.
Er zijn gescheiden liftblokken
over meer verdiepingen, ver
springende trappehuizen en
ventilatie-, verwarmings- en
watervoorzieningen bevinden
zich veelal op speciaal daarvoor
gereserveerde etages. Boven
dien zijn de verdiepingsopper-
Wol ken krabbers. In Nederland hebben we ze nog niet, i
bij te stellen.
r ook hier worden de gebouwen steeds hoger. Voor de brandweer reden om zijn beleid
vlakten daar veel groter, zodat
de verticale vluchtwegen een
stuk optimaler zijn te gebrui
ken."
Een totale ontruiming via trap
pehuizen zal, zijns inziens,
daarom in Nederland moeilijker
verlopen dan in de Verenigde
Staten. „Wellicht zou je in de
toekomst aan het ontruimen
van slechts enkele verdiepingen
kunnen denken. De opvang in
het gebouw zal dan op niveau
kunnen plaats vinden."
Hij weet overigens wel hoe het
komt, dat in Amerika vooraf
nog veel meer met preventie re
kening lijkt te worden gehou
den. „De architect kan daar
hoofdelijk verantwoordelijk
worden gesteld voor het niet
uitvoeren van preventieve voor
zieningen in zo'n gebouw.
Daarom worden al deze maat
regelen meteen in het ontwerp
geïntegreerd."
Daarbij is volgens hem ook een
belangrijke taak voor het onder
wijs weggelegd. „Het is mijn
stellige indruk dat bij het tech
nisch onderwijs in Nederland te
weinig wordt gewezen op het
belang van brandpreventie. En
dat terwijl die kosten toch een
niet onaanzienlijk deel van het
bouwbudget uitmaken. De ont
werpers van de toekomst moe
ten vanuit het Onderwijs die
handvaten krijgen aangereikt."
Voor Koelmans is het zon
neklaar wat moet gebeuren: een
bouwbesluit met daarin heel
duidelijke normen, waarin
wordt vastgelegd dat in bouw
ontwerpen een geïntegreerde
brandpreventie (zowel bouw
kundig als wat installaties be
treft) is opgenomen. Zoals dus
ook in de Verenigde Staten ge
beurt. „Dan," aldus Koelmans,
„is veilige hoogbouw in Neder
land haalbaar."
Panische angst verlamt, telkens weer. De straat op, een
plein oversteken, in een drukke winkel staan - er zijn
mensen die op zulke momenten in paniek raken. Ze
worden gekweld door onredelijke angsten, door een fo
bie, en ze weten zich geen raad. Zelden worden ze seri
eus genomen zoals een drietal tv-uitzendingen onlangs
nog liet zien. Met zelfhulp kom je eraf, zeggen sommi
gen, zonder dat de dokter of de therapeut eraan te pas
hoeft te komen. Over enkele dagen is er een handleiding
voor beschikbaar.
Zelfliulpboek moet redeloze angst fobielijder wegnemen
dacht gek te worden, nee gek te zijn". Nieuwe hoop voor degenen ring. Psychotherapeuten van de Riagg zijn de meest aangewezen
die gebukt gaan onder dat vreemde verschijnsel dat fobie heet? Als genezers in zijn visie, maar doordat er per Riagg maar enkele psy-
ze bereid zijn het gedetailleerde trainingsprogramma van Anneeses chotherapeuten zijn, komen die om in het werk en dan sta je als fo-
boek te volgen mogelijk wel. Maar daarvoor hebben ze wel een be- bicus mooi in de lange rij van wachtenden,
geleider nodig, een vertrouwensman of -vrouw en de vraag is of je Als ik met mijn boek tien procent van de fobielijders kan helpen",
die zomaar vindt. „In elk geval niet de huwelijkspartner", zegt op- zegt Anneese, „dan is dat toch schitterend?"
Heerlijk is dat, niet gehinderd door angsten of ander ongemak naar
een talkshow van Koos Postema over fobieën kijken. Het leed van
anderen garandeert altijd prima kijkcijfers. Medisch amusement
voor het publiek, maar heeft de patiënt er een boodschap aan? Psy
choloog drs Cor Anneese van de Riagg in Den Bosch, schrijver van
de nieuwste zelfhulp-gids voor fobielijdrs, betwijfelt of Postema er
enig begrip mee heeft gekweekt. Wie met een fobie zit, zoekt behal
ve begrip vooral genezing. Hij wil er vanaf. Met een pilletje? In zijn
eigen aanpak van het fobieleed heeft Anneese meer vertrouwen. Je
moet het zelf doen, houdt hij de fobicus voor. En therapie bij een
Riagg dan? Ach, eer dat je bij een Riagg wordt geholpen, verzucht
hij, dat duurt maanden. Je zult het dus toch zelf moeten doen.
Maar zelfhulp aan de hand van een boek als je een fobie hebt, als je
hevige last hebt van paniekaanvallen - helpt dat dan echt?
Bij de Stichting Fobieclub Nederland geloven ze er niets van en de
verslaggever heeft, niet gehinderd door onredelijke angsten, ook zo
z'n twijfels. U vraagt nogal wat discipline en doorzettingsvermogen
van die fobicus, werp ik de 'fobiespecialist' tegen. Hij knikt instem
mend en lijkt niet door enige twijfel te worden gehinderd.
In zijn therapiekamer van de Riagg (Regionale instelling voor am
bulante geestelijke gezondheidszorg) in Den Bosch straalt psycho
loog en gedragstherapeut Cor Anneese vriendelijkheid en zelfver
trouwen uit en dat kan moeilijk anders als auteur van het zelfhulp
boek. 'Uit de ban van je fobie' heet het, met ex-fobielijder Tino Pol
als mede-auteur. In het september-nummer van het personeels
blad van de Riagg in Den Bosch wordt hun produktie hooggepre
zen. „Je hoeft van Cor alleen maar een beetje in jezelf te geloven,
dan helpt hij je wel te redden, wat er te redden valt", recenseert een
collega.
Tekstschrijver Pol is in ernstige mate fobielijder geweest, hij be
schrijft zijn bittere ervaringen met het medische circuit met vlotte
pen: „Opgeven wilde ik niet, dus successievelijk moesten een acu
puncturist, een manueel therapeut, een haptonoom, een hypnoti
seur en een flinke portie yoga de oplossing brengen. Niet dus. Ik
richter en directeur Marina de Wolf van de Stich
ting Fobieclub Nederland. „Dat lukt nooit. Je
moet een ander hebben, want vreemde ogen
dwingen".
Maar wie is bereid zoveel tijd en energie in jouw
genezingsproces te steken als Anneese nodig oor
deelt? Mevrouw De Wolf is niet optimistisch op
grond van de ervaringen van velen. „Je begint en
thousiast, je denkt een hele trouwe en goeie be
geleider te hebben, maar na een paar dagen laat-
ie je al in de steek. Dat gebeurt echt, maar dan
zak je wel mooi in de prut".
Daar zit inderdaad een probleem, moet Anneese
toegeven. „De patiënt moet zeer gemotiveerd
zijn, de helper ook. In het tijdschrift van de Fo
bieclub Nederland zie je wel van die advertenties
als 'vrouw met straatvrees zoekt maatje' en dat
werkt ook. Vaak bieden zich dan ex-patiënten
Psycholoog Cor Anneese var
het RIAGG in Den Bosch, de
auteur van het zelfhulpboek.
Co-therapeut
Maar toch, vindt maar eens zo'n persoon. Bij veel
therapieën is sprake van een co-therapeut, waarbij veelal aan de
partner wordt gedacht, in dit programma wordt de rol van co-the
rapeut toch vooral aan een externe hulpverlener uit de directe om
geving toebedeeld, een buurman of -vrouw, een goede vriend of
vriendin, een collega. „Begeleiding door een eerlijke, serieuze hel
per, die je steun en toeverlaat is, biedt grote voordelen", schrijft
Anneese in zijn zelfhulp-gids. „Zie het zo: je helper en dit boek vor
men samen je gedragstherapeut".
Niet mis
Praten met de huisarts, dat is het niet volgens Anneese. Die heeft
een paar minuten voor je en misschien een pilletje. En stuurt die
huisarts je naar de zenuwarts, dan wordt het ook niks, is zijn erva-
Zelfhulp als zodanig is niet nieuw in de medische
wereld. Overal wemelt het van de zelfhulpgroepen,
van de patiëntenverenigingen. De boekwinkel puilt
uit van de populair geschreven boekjes over allerlei
narigheid en ook voor fobielijders zijn al eerder zelf
hulpprogramma's geschreven. „De mensen met een
fobie kopen zich kapot aan de boeken", zegt Marina
de Wolf. „Zonder een therapeut wordt het echt
niks". De in Driebergen gevestigde stichting heeft al
meer dan 60.000 lijders aan fobieën op de een of an
dere manier hulp verleend, van doorverwijzing tot
'oppeppende' telefoongesprekken.
Anneese en Pol willen het anders aanpakken. Ze
gaan ervan UIT dat van de ruim tweehonderddui
zend fobielijders een fors aantal bereid zal zijn met
hun boek in de hand aan de slag te gaan. „Wie het
serieus leest, kan een heel eind komen", meent An
neese en dat geldt dan vooral de fobielijder die nog
niet zo lang gebukt gaat onder zijn kwaal. Toch zal
het ook voor hem geen gemakkelijke weg zijn en
foto gpd daarom is een helper noodzakelijk, maken de twee
auteurs duidelijk. „Heb je geen begeleider", zegt Pol,
„dan mis je een klankbord, een stimulator als het je
tegenzit want dat gaat ook gebeuren".
Onderzoekers in de Vere
nigde Staten, Canada en
Duitsland schatten volgens
drs C.W. Anneese het aan
tal fobici op 13 procent
van de volwassen bevol
king. Bovendien zou 2,3
procent van de inwoners
aan paniekstoornissen lij
den. Er zijn meer dan 100
verschillende soorten din
gen, dieren en situaties
waarvoor mensen bang
kunnen zijn.
Straatvrees of agorafobie
komt het meeste voor, in
60 procent van de geval
len. Op de tweede plaats,
met 20 procent, komen de
fobici die zich onzeker, on
gemakkelijk of onhandig
voelen wanneer ze zich
onder mensen begeven. In
het algemeen hebben 'so
ciaal angstige mensen'
hinder van lichamelijke
verschijnselen als blozen,
zweten en trillen.
Alleen gedragstherapie én hulp van een begeleider bieden uit
komst, aldus de twee auteurs. Dat kost veel energie en veel tijd
maar omdat 'de kwaliteit van het leven in het geding is' zal de ge
motiveerde fobicus die van zijn kwaal af wil, daar weinig proble
men mee hebben. „Die zelfdiscipline heb je of dié heb je niet", zegt
Anneese. „Ik ben een enthousiaste therapeut, ik moet mijn enthou
siasme overdragen en dat heb ik in dit boek geprobeerd".
Gedetailleerd beschrijven Anneese en Pol hoe je als fobicus jezelf
uit het moeras kan trekken als je voldoende gemotiveerd bent. Dat
betekent veel huiswerk, veel schrijven in een dagboek en veel oefe
nen, in de angstwekkende situatie. En verder ontspannen, ademha
lingsoefeningen en anders Ieren denken, jezelf voorhouden dat je 't
kunt, dat je 't durft. Zelfregistratie, het zorgvuldig noteren in welke
situaties je meer of minder last van je fobie hebt, achten Anneese
en Pol van groot belang 'om meer orde en structuur in je werkwijze
te ontwikkelen'.
Ze geven ook aan wat je moet doen als je als fobicus gaat hyper
ventileren: „Het gevoel dat je flauwvalt, van pijn op de borst of in je
armen, de angst om dood te gaan, het zijn uiterst onprettige erva
ringen die ertoe kunnen leiden dat iemand die 'alleen maar' last
heeft van hyperventilatie, daardoor vanzelf een fobie ontwikkelt".
Genezing door middel van zelfhulp kan maanden vergen. „Nou en?
vraagt het zelfhulpboek. „Herinner je je nog hoeveel tijd er lag
tussen de eerste keer dat je van je fobie last kreeg tot de dag dat je
begon met programma 1? Praat er maar eens met je helper over.
Wees ervan overtuigd, dat de tijd die je voor de oefeningen ge-
bruikt, een prima investering is!
Therapeut Anneese is optimistisch gestemd over het effect van zijn
hulpprogramma, maar wil toch over twee jaar gaan onderzoeken of
zelfhulp werkelijk werkt. Hij wil dan drie groepen fobielijders vol
gen: zelfhelpers, mensen die gedragstherapie volgen en mensen die
niets ondernemen om van hun kwaal af te komen. „Ik zie een fobie
niet als een ziekte, dat doen de artsen. Ik zie het als een gedrags
probleem. Een fobicus vermijdt bepaalde dingen, maar is verder
een normaal mens".