Op het mudvolle busstation van Matanzas, waar we zoals ge woonlijk weer een halve dag moesten wachten voordat we eindelijk kon den doorrijden naar het oosten, hoorde ik voor het eerst voorzichtig gemor. Christoffel, surf-instructeur in het even verderop gelegen luxe vakantieoord Varadero, verklaarde zich niet voor het kapitalisme, verre van dat. „Maar", vond hij, „er moet toch meer zijn dan vijf uur reizen per dag, terwijl ik maar dertig kilometer van mijn werk woon. Het lijkt wel of het land moe wordt. Het gaat zo traag allemaal. We raken verstikt in de amb tenarij." Op de fiets naar 2000 ZATERDAG 15 JUN11991 In steden als Havana en Matanzas rijd je tegenwoordig langs N DEN DOBBELSTEEN Net als alle andere Cubanen die ik had ontmoet en nog zou ontmoeten, stapte Christoffel echter met bewonderenswaardige opgewektheid over de problemen heen. Ge voed. naar het leek, door de adoratie voor Fi del El Lider Maximo Castro, die ik tijdens mijn verblijf op Cuba elke dag wel iets behar- tenswaardigs zag zeggen in de partijkrant Granma. Was het niet over veeteelt dan was het wel over toerisme, was het niet over toe risme dan was het wel over jeugdkampen. Fidel, die op 13 augustus 65 wordt en al 32 jaar aan het bewind staat, lijkt van geen wij ken te weten, ondanks de sarrende stickers die 1 miljoen gevluchte Cubanen in het 140 kilometer verderop gelegen Miami op hun auto's hebben geplakt: 'See you next year in Havana'. GAPEND LEEG Toch rommelt het natuurlijk. Dat kan niet anders-iri een land waar de winkeletalages gapend leeg zijn, waar het rantsoen van een half pond vlees in negen dagen zojuist is te ruggebracht tot 2,5 ons per twee weken en waar per hoofd van de bevolking slechts 80 gram brood per dag kan worden gekocht. Maar voorzichtigheid is geboden. Want als je in de vroeger zo elegante San Rafael in Ha vana een uur in de rij moet staan voor het vullen van je wegwerpaansteker en er allicht iets aan je lippen ontsnapt dat de vertegen woordiger van het Buurtcomité ter Verdedi ging van de Revolutie niet bevalt, dan scheelt dat libreta, dan scheelt dat punten. En wie geen libreta heeft, krijgt het knap moeilijk in wat zo'n beetje de laatste communistische heilstaat is op aarde. Daar hebben we bij voorbeeld de beheer der van een rijwielzaak in het hartje van Ha vana. Het was mij niet zozeer opgevallen dat er nogal wat fietsers door de stad reden, als wel dat ze dat allemaal deden op fonkelnieu we, robuust gebouwde rijwielen van Chinese makelij die het veel optimisme uitdragende merk Forever Bicycle' voerden. „Kan ik die huren?vroeg ik, het antwoord al wetend. De beheerder glimlachte over zoveel naïvi teit van de extranjero, de buitenlander, en zei nee natuurlijk. Maar hij was wel zo vriende lijk uit te leggen hoe je als Cubaan zo'n fiets kan bekomen. Je blijkt allereerst voldoende punten te moeten hebben en ten tweede 130 pesos (circa 260 gulden). Hoewel dat voor de gemiddelde Cubaan ongeveer een maandsa laris is, vormt die laatste voorwaarde nog het minste probleem. Ook al omdat de meesten eenzelfde bedrag bijverdienen in het schnab belcircuit Veel moeilijker is het voldoende punten te verwerven. Ver van je werk wonen is bij het aanvragen van een fiets een pre, het missen in vinger merkwaardig genoeg al even- naar de meeste punten kunnen nog worden verdiend door je een loyaal volger te de denkbeelden van Fidel. 700.000 FIETSEN i En die wil van geen perestrojka weten, hoe j zwaar de door de Verenigde Staten van Ame rika geleide economische boycot Cuba ook treft, helemaal nu ook de Sovjetunie zijn handen van het eiland begint af te trekken. Tot voor kort subsidieerden de Russen Castro gemiddeld met zo'n 25 miljoen gulden per dag. Dat is nu al teruggebracht tot 10 mil joen, en het zal nog minder worden nu Ame rika Gorbatsjov begin deze maand heeft laten weten dat hij best wat meer dollars kan krij gen voor zijn zieltogende economie, maar dat zijn optreden als sponsor van Cuba dan subiet beëindigd dient te worden. Dat betekent zonder, enige twijfeld dat de Russen de oliekraan straks nog meer zullen dichtdraaien en dat Castro nieuwe markten moet gaan zoeken voor zijn suiker die hij nu nog tegen veel te hoge prijzen in de Sovjetu nie kan slijten. Met enig pathos heeft El Presidente al laten weten dat het gebrek aan olie zijn land in elk geval niet klein zal krijgen. Hij heeft adequate maatregelen genomen. Opdat de auto's (ro chelende Lada's dan wel Amerikaanse sleeën uit de vijftiger jaren) voortaan thuis zouden kunnen worden gelaten, bestelde hij fluks 700.000 fietsen in China. En in één adem door verordonneerde hij vervolgen ook dat Cuba ziet zich genoodzaakt het toerisme massaal te omarmen andere, zijn: Guevara was als minister van economi sche zaken allesbehalve een succes. De Argen tijnse arts, terecht van mening dat Cuba niet alleen maar afhankelijk mocht zijn van de sui- kerproduktie, besloot fabrieken te bouwen maar kwam, toen die eenmaal begonnen te draaien, al snel tot de conclusie dat het veel goedkoper was de in ei gen beheer gemaakte produkten te importe ren. Gevolg: in steden als Havana en Matan zas rijd je tegenwoordig langs enorme tot ruïnes verbrokkelde fabrieksgebouwen. „Maar dat is niet de schuld van Fidel" zeggen de Cu banen, „dat is de schuld van de bureaucra- i Cuba inderdaad de ploegen voortaan niet meer door en moeten worden getrokken, maar door een van de 400.000 Cubaanse ossen. Van enige weerstand tegen deze maatrege len lijkt geen sprake. Want Fidel is de revolu tie, en de revolutie het allerheiligste sacra ment. In de bus naar de stad Holguin zei Ni colas, een boer van 76 jaar „Als er oproer komt in de stad, pak ik mijn geweer en verde dig ik de revolutie. Het leven is hard, maar vóór de revolutie was het nog harder. Wij sterven niet meer van de honger, Fidel heeft de honger afgeschaft. Vóór de revolutie was ons volk niet zo gelukkig, zo gezond en zo goed opgeleid als nu." TROTS Vooral op die laatste twee verworvenheden is Castro zo trots als een kip met kuikens. Het analfabetisme in zijn land werd uitgeroeid en de medische hulp is niet alleen gratis, maar staat - zo heet het in bijna iedere publicatie die over Cuba verschijnt - nog op een gewel dig hoog peil ook. Maar dat is onzin, hoont Howard J. Wiar- da, hoogleraar politieke wetenschappen aan de universiteit van Massachusetts in Ameri ka. Refererend aan een onderzoek van zijn landgenoot Nick Eberstadt schrijft de profes sor in het januarinummer (1991) van het tijd schrift Problems of Communions: „De wrakke Cubaanse economie kan simpelweg te wei nig geld vrijmaken om artsen de opleiding en het instrumentarium te verschaffen die nodig zijn om gelijke tred te houden met het zich razendsnel ontwikkelende medische niveau." Een lezing waartegen nauwelijks iets valt in te brengen. Het gaat Cuba zeer slecht. De schuld van het land neemt sneller toe dan waar ook ter wereld, rekent de Mexicaanse wetenschapper Carmelo Mesa Lago zijn le zers in het rapport The Economy of Socialist Cuba voor. Het inkomen per hoofd van de Latijnsamerikaanse landen als Mexico geschift wordt. Kafka in de Cariben. Je kunt je en de Dominicaanse Republiek terwijl munistische bolwerken als China, Rusland en Noord-Korea het in economisch opzicht de laatste dertig jaar aanzienlijk beter hebben gedaan dan Cuba, dat voor 90 procent afhan kelijk is van de suikerproduktie. Vóór de revolutie was dat nog 75 procent, en dat gaf Fidel Castro indertijd al een angstig gevoel. Het verhaal gaat dat hij in januari 1959, tij dens een van de eer ste bijeenkomsten van zijn voorlopige regering, in wanhoop uitriep of er nu hele maal geen echte eco- nomista onder de companerosscho\en. Tot Fidels verbazing, maar ook opluchting stak Che Guevara z'n vinger op. „Dan word jij minister van economische zaken" riep de chef, die na afloop van de bijeen komst zijn vriend even terzijde nam en zei: „Ik wist niet dat je naast medicijnen ook economie had gestudeerd." Che: „Dat heb ik ook niet." Fidel: „En jij stak je vinger op toen ik om een económista vroeg." Che: „Verrek, ik ver stond communista- ...Wat er van het ver haal ook waar moge kont niet keren of er moet door de dienst doende ambtenaren (soms twee, vaak drie) een formulier worden ingevuld. Krant kopen, taxi bestellen, ansichtkaart versturen: niets kan zonder een voorbedrukt velletje papier waarop de man of vrouw achter de balie met stroeve ballpoint god-weet-wat invult. Geen Cubaan echter die daar problemen over maakt. Wat waarschijnlijk minder ligt aan het feit dat gekanker hem libreta kan kosten als wel aan de omstandigheid dat hij van huis uit een opgewekt karakter heeft. Vrolijk neuriënd en zachtjes wiegend neemt hij zondagmiddag, in het midden op Cuba gelegen provinciestadje Camaguey, plaats in een snel aanzwellende rij bij de plaatselijke bakkerij die plotseling chocoladetaarten in de aanbieding heeft. Communisme op het ritme van de rumba. HOTELS Weinig wijst er op dat er van vandaag op morgen verandering in de situatie komt. De Cubaanse vluchtelingen in Miami joelen welliswaar in koor dat ze hun koffers al uit de kast hebben gehaald, maar ze lijken er ver standig aan te doen die voorlopig nog niet te pakken. El Presidente de los Consejos de Esta- doyde Ministros Commandante en Jefe, zoals Castro zichzelf op officiële documenten pleegt te noemen, heeft de teugels net zo strak in handen als de kittige ruiters die je overal op het platteland langs de kant van de weg tegenkomt. De wereldprijs van suiker mag, mede on der invloed van de slankheidscultuur, zoda nig zijn weggezakt dat de produktiekosten van het zoete goedje op Cuba al het dubbele bedragen, de bebaarde man in het soldtaten- pak houdt in gloedvolle betogen van mini maal twee uur nög steeds vol dat het allemaal best goed komt. En als El Jefe het zegt, dan is het zo. De president probeert de reanimatie van zijn land nu vooral op gang te brengen door met behulp van buitenlands kapitaal (Spaans, Canadees en Duits) toeristen naar zijn land te lokken. Vandaar de kreet: geen perestrojka maar touristrojka. Vooral op het 140 kilometer van Havana gelegen, met in drukwekkende stranden afgebiesde schierei land Varadero, ooit speeltuin van de voorma lige dictator Fulgencio Batista en zijn maffia trawanten, verrijst het ene hotel na het ande- Generaal Rogelio Acevedo Gonzélez, chef van de Cubaanse burgerluchtvaart, Held van de Varkensbaai (waar hij tijdens de beruchte De winkeletalages zijn doorgaans gapend leeg. invasie van 1961 als aankomend pilootje een bevoorradingsschip tot zinken bracht) en uit dien hoofde behartigd met de ontwikkeling van Cuba als vakantieparadijs: „We hebben nu 14.000 hotelbedden. Dat zullen er in 1995 45.000 zijn." NIET JALOERS Angst dat al die mét videocamera's, Ray Ban zonnebrillen en gouden Rolexen behangen toeristen invloed zullen gaan uitoefenen op de denkwereld van de Cubanen en daarmee op het politieke systeem, had Acevedo geens zins. De dappere krijgsman eenvoudig: „Wij hebben het volk verteld hóe belangrijk toeris me is." Dat antwoord leek hem aanvankelijk ruim voldoende, maar toen hij merkte dat de vra gensteller zijn verklaring met te slecht bedek te hilariteit in zijn aantekenboekje noteerde, voegde hij er korzelig aan toe: „U moet be denken, Cubanen zijn socialisten, zij zijn niet jaloers." Generaliseer nooit, maar daar zou de gene raal toch best eens gelijk in kunnen hebben. Wat niet wegneemt dat de Cubanen ook niet voor een keertje zouden willen genieten van de geneugten die de reizende kapitalist in Cuba ten deel vallen. Jonge Cubaansen heb ben er zelfs zo vèel voor over dat ze alleen al voor een gezellige avond in de van Ameri kaanse popmuziek vergeven disco het bed met je willen delen. Op Cuba is geen prosti tutie, leert het officiële handboek van het Centrale Comité, maar als er rondom de ho tels geen duizenden occasiones (gelegen- heidshoeren) rondschuimen, dan zijn het er wel tienduizenden. „Misterrr, misterrr. Ouderen, het gestaalde kader, de mensen die de bestorming van de Moncada Kazerne in 1953 in Santiago de Cuba nog hebben meegemaakt (Fidel Castro's eerste, maar mislukte heldendaad voordat hij op 1 januari 1959 alsnog de macht greep), die ouderen kijken met enig argwaan naar de op dollars, Chickiets, real Coke, en jeans beluste jonge ren. Ze lijken minder bereid tot opofferingen. „En dat", gaf eerdergenoemde Nicolas in de bus tussen Santiago de Cuba en Holguin on omwonden toe, „zal voorlopig nog wel even nodig zijn, willen we niet wéér vervallen in de toestanden van voor de revolutie. Nu is alles tenminste eerlijk verdeeld." De rijkdom of de armoe? Ik durfde het Ni colas niet te vragen. Wel begon ik behoed zaam over het tijdperk na Castro. Maar hij hield de boot bekwaam af, de kleine boer. „Daar denken we nog niet aan" zei hij, „Fidel is nog zo jong." Ik probeerde hem uit z'n tent te lokken door de naam van Fidels broer, Raul te noemen van wie ik had gelezen dat hij weinig populair is bij het volk. Maar op nieuw gaf hij geen krimp. „We zien wel. Voorlopig is Fidel er nog. NIET GERUISLOOS Fidel is zowel Cuba, de revolutie als het soci alisme. En uiteindelijk misschien ook wel de dood. De geschiedenis heeft immers geleerd dat een regering die zo zwaar leunt op een enkele, charismatische man ten slotte het loodje zal leggen. De vraag is alleen: op welke wijze. Gustavo Acros, die tijdens de bestorming van de Moncada Kazerne naast Fidel Castro in een jeep zat, ambassadeur werd in Brussel maar daarna in ongenade viel, die Gustavo Arcos tot verslaggever Peter Schille (Der Spie gel, 10 september 1990): „Ik ben bang dat de opvolging van Fidel niet geruisloos zal plaats vinden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 38