Feiten
De Jong: historicus
en 'scherprechter'
Maandag 13 mei 1991
Redactor 023-150225 JANINE BOSMA ALT AN ERDOGAN RONALD FRISART (chef) OHUO HA VERMANS PATRJCK VAN DEN HURK HANS JACOBS MARGOT KLOMPMAKER JAN PREENEN SJAAK SMAKMAN
Vormgeving: RUUD BLOKHUIZEN
2
EN MENINGEN
Slotdeel lijvige serie geeft inzicht in denkwijze van auteur
Hén van de intrigerendste vragen over 'Het koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog' van Lou de
long is waarom hij zoveel pagina's nodig heeft gehad
voor maar vijf jaar geschiedenis. Volgens de schrijver zelf
heeft hij „eens en voor altijd willen vastleggen zoals het
geweest is". Hen ambitieuze en gevaarlijke doelstelling,
want geschiedenis kent immers geen definitieve waarhe
den.
UTRECHT PETER VAN DE VUSSI
Natuurlijk is het 7.0 dat De long.
toen hij In 1955 de opdracht
aanvaardde, begon aan een
werk van nationale betekenis,
waar alles voor opzij diende te
worden gezet. Maar moest hij
dat uitbouwen tot zo'n kleine
twee meter boekenplank?
Wat De Jong dreef om de ge
schiedenis in te gaan als 'de
man van de meeste pagina's',
blijft een raadsel. De Utrechtse
historicus Von der Dunk noem
de De jong eens „een man die
te weinig vergeet". Zo gebeurt
het dat de lezer de evacuatie
van 45.000 stuks rundvee krijgt
voorgeschoteld, of dat een voet
noot wordt besteed aan de vor
dering van honden. Wat heeft
dat nog met de Tweede Wereld
oorlog te maken, vragen velen
zich af.
Misschien bedreef de man, die
de oorlog zelf niet aan den lijve
heeft ondervonden, vooral ge
schiedschrijving om zijn gene
ratic, die hem wel had onder
gaan, tevreden te stellen. Zij
herkende de spennende vei ha
len, de boodschap, en de goede
afloop met de nederlaag van de
Duitsers. De Jong als de verper
soonlijking van de oorlogsge
schiedenis van en voor zijn ge
neratie.
Hoe het ook zij, sinds vandaag
is het boek De long zelf ook ge
sloten. Aan ruim 20 jaar ge
schiedschrijving over de Twee
de Wereldoorlog is een einde
gekomen. Het vanmiddag ge
publiceerde slotdeel is een aan
vulling op de serie. De twee
banden bevatten reacties, in de
vorm van Interviews, recensies
van kranten en weekbladen,
brieven van lezers, en de dis-
1 uMles in «Ir begeleidingsgroep
op proefhoofdstukken van De
long, zeg maar het Idadbloc van
de historicus.
Dat laatste biedt niet alleen een
ruimer inzicht in de totstandko
ming van het geschiedwerk.
Nog belangrijker is dat het licht
werpt op de persoon De long:
zijn achtergrond, denkbeelden,
pre occupaties en beperkingen.
Wie de oorspronkelijke tekst
gaat vergelijken met het eindre
sultaat komt vaak tot opmerke
lijke verschillen. Deel 14 is sa
mengesteld door een onafhan
kelijke redact
Harde conclusies
Moeiend en verhelderend zijn
de discussies over de Neder
landse Unie, het Driemanschap,
Homan. I uithoven en De Quay,
dat in '40-'41 samenwerking
zocht met de bezetter. De oud
politici reageerden geschrokken
en verontwaardigd toen zij de
tekst onder ogen kregen, waarin
zij scherp werden veroordeeld.
Pas na het verschijnen van deel
4 (met veel passages over de
Nederlandse Unie) vond er een
gesprek plaats tussen De long,
de begeleidingsgroep en het
driemanschap. De oud-politici
en de historicus kwamen er niet
uit. Later merkte De Jong op dat
de bespreking „wetenschappe
lijk de oesprekJng weinig
nieuws heeft opgeleverd; zij was
slechts tactisch juist en in dat
opzicht wellicht rluttig."
De harde conclusies van De
Jong over het Driemanschap ty
peren de historicus. Zit de man
uit Amsterdam niet te veel ge
vangen in een 'goed-fout' bena
dering van de oorlog, schreef de
historicus Blom eens. Die vraag
naar collaboratie en verzet is op
zichzelf wel een legitieme histo
rische vraag, maar er is meer.
De long had vaak moeite met
nuanceringen en omstandighe
den in zijn aanvankelijke oor
deelvorming. Dat blijkt bijvoor
beeld uit de portrettering van
secretaris-generaal Frederiks
van Binnenlandse Zaken, „die
de joden voor de wolven gooi
de". Naar De longs mening had
hij de richtlijnen van Londen
aan zijn laars gelapt.
Ongemeen scherp was de be
oordeling van de voorzitters van
de Joodse Raad, Asscher en Co-
hen. De long noemde het in
zicht van de leiders van de Raad
'fout' en meende ook met na
druk te kunnen vaststellen dat
het streven naar zelfbehoud in
hun beleid een belangrijke rol
had gespeeld. „Want net had
anders gekund!"
Begeleidingslid Klein vroeg zich
af of dit niet een wat te eenzijdi
ge benadering was: „Dergelijke
naturen komen boven drijven
in een bepaalde maatschappe
lijke context. Kón er gegeven die
context ooit een andere leiding
zijn geweest dan van het soort
Asscher/Cohen?. Mijns inziens
niet 1 en aaizalende De long
vond dat de 'maatschappelijke
context' te ingewikkeld was om
er iets over te kunnen zeggen.
In de loop der jaren is De long
vooral geroemd om zijn ver
haalkunst en zijn vermogen
beeldende portretten te teke
nen, zoals van bewindslieden
en leden van het koninklijk
huis. Soms tot ongenoegen van
de begeleidingsgroep. Zo ty
peerde De long de vooroorlogse
AR-minister-president Colijn als
„een man in wiens capaciteiten
en tekortkomingen wij in veel
opzichten de weerspiegeling
kunnen zien van een heel tijd
perk."
Charlatan
Ten aanzien van de affaires
rond het koninklijk huis wa-
kwestie-Van 't Sant het meest
spraakmakend. Van 't Sant wa
in Londen vertrouweling van
koningin Wilhelinina, maar in
de ogen van het kabinet een
verrader. Wat was het geval: in
de jaren twintig was het konink
lijk huis in opspraak gekomen
door het vermeende buitenech
telijke kind van prins Hendrik,
'Henry'. Wilhelmina had Van 't
Sant. oud-hoofdcommissaris
van politie in Den Haag, inge
schakeld om schandalen af te
wenden. Die leken op komst,
want de Belgische moeder
dreigde met publikaties.
Van 't Sant had een Nederland
se gezant, jonkheer Van Vre-
denburgh. gevraagd de zaak te
onderzoeken. Deze man knoop
te echter zelf een relatie aan
met de vrouw en nam het va
derschap op zich. Na de dood
van Van Vredenburgh dreigde
de vrouw met openbaarmaking.
Van 't Sant zette de familie Van
Vredenburgh (die hij over de
echte vader in het ongewisse
liet) onder druk de vrouw af te
kopen, om zo de zaak in de
doofpot te kunnen houden.
De vraag was nu of deze Van 't
Sant een charlatan en oplichter
was, dan wel in de bres was ge
sprongen om Wilhelmina tebe
schermen. De long kreeg het
verwijt van meelezers en de be-
geleidsgroep veel te veel uit te
weiden over deze verwikkelin
gen rond het koningshuis. Oud
minister Van Kleffens ried de
auteur aan de passages over
Van 't Sant in te korten of weg
te laten. Het incasseringsver
mogen van koningin Juliana
kon, zo kort na de Lockheed-af
faire rond prins Bemhard, wel
eens begrensd zijn. Oud-pre
mier De long stelde de be
trouwbaarheid van Van 't Sant
als getuige ter discussie.
De Jong wenste de zaak Van 't
Sant uitgebreid te behandelen,
vanwege diens belangrijke rol in
Londen. De passages werden
voorgelegd aan premier Van
Agt, die er In eente instantie
geen moeite mee had. Maar
drie dagen later schreef Van Agt
aan De Jong dat 'nadere over
weging' had geleid tot herzie
ning van zijn standpunt.
Uiteindelijk schreef De Jong
Lou de Jong bij de
presentatie van het
laatste historische
deel van zijn levens
werk, drie jaar gele
den. Met het verschij
nen van 'reactiedeel'
14 is de lijvige reeks
boeken vandaag defi
nitief voltooid. ROB
C CROES ANEFO
Van Agt de tekst onverkort te
willen handhaven. Van Agt trok
zijn bezwaren in, „omdat het
niet op de weg van de regering
lag op wijzigingen in de tekst
aan te dringen Wèl moest
overleg gevoerd worden met de
koningin. Tijdens dat onder
houd werd op De Jong geen
pressie uitgeoefend de tekst aan
te passen, al liet Juliana wel
doorschemeren de publikatie
niet prettig te vinden.
King Kong
Ook in een aantal andere zaken
raakte het koningshuis in op
spraak. Deel 10 besteedde aan
dacht aan de Slag om Arnhem
en de rol van dubbelspion King
Kong oftewel Chris Lindemans.
Deze had de operatie Market
Garden misschien wel verraden,
maar dat verraad zou volgens
De Jong niet doorslaggevend
zijn geweest voor de misluk
king. De vraag of King Kong, die
in het hoofdkwartier van Prins
Bemhard over de vloer kwam,
later werd vermoord en door
wie bleef lang nadreunen in de
pers.
Het Haarlems Dagblad stapte
zelfs naar de Raad van State om
documenten van de Staat te
krijgen. Uiteindelijk werd het
stoffelijk overschot van Linde
mans opgegraven en onder
zocht, hetgeen ook geen uit
sluitsel gaf. De Jong kwam in
deel 12 op de zaak terug en stel
de dat er geen enkel bewijs was
voor de veronderstelling dat de
prins iets met Lindemans' dood
te maken had gehad. Het Haar
lems Dagblad bracht daarna
nog een bijdrage tot de discus
sie onder de kop: „Prof. De
Jong: onvoldoende voor King
Kong". De nationale ge
schiedschrijver had zich met al
gemeenheden van de affaire af
gemaakt, zo was de teneur.
Voor heftig beraad opnieuw
tot ministerieel niveau zorg
de ook de rol van Juliana bij de
gratiëring van oorlogsmisdadi
ger Lages. Juliana weigerde be
gin jaren vijftig jaar handteke
ning te zetten onder het dood
vonnis van de Duitser. Zij dreig
de zelfs met troonsafstand. Het
nieuwe kabinet-Drees besloot
Lages gratie te verlenen, „om
dat deze zaak geen constitutio
nele crisis waard was."
De Jong schreef in zijn concept
tekst dat Juliana's motieven in
de sfeer van de menselijkheid
hadden gelegen, maar „achteraf
gezien moet men constateren
dat haar besluit een situatie
heeft doen ontstaan waarop het
oude gezegde van toepassing is
dat zachte heelmeesters stin
kende wonden maken." Hij
doelde op het feit dat Neder
land door de gratiëring nog
tientallen jaren met de pijnlijke
discussie over de Duitse gevan
genen in Breda zou worden ge
confronteerd.
Juliana kreeg de tekst vooraf on
der ogen en wees die af. Gevolg
was een gesprek op 19 novem
ber 1987 tussen de auteur en
premier Lubbers. Daarna voeg
de De Jong aan zijn tekst toe dat
Juliana wat Lages betreft
in sterke mate was beïnvloed
door de toenmalige directeur
van het Kabinet van de Konin
gin Teilegen. Hij had bij de ko
ningin aangedrongen op gratie
verlening. De Jong legde in zijn
definitieve tekst meer nadruk
op het belang van de discussie
in het kabinet. De rol van Julia
na verdween naar de achter
hoede. De zinsnede over de
zachte heelmeesters kwam te
vervallen.
De felste kritiek heeft De Jong
gekregen op hoofdstukken die
eigenlijk buiten het bestek van
zijn oorspronkelijke doel vielen:
het kolonialisme en de dekolo
nisatie. Al bij de Indië-paragraaf
in deel 9 (Londen) nopmde be
geleidingslid Brugmans De
Jongs benadering van het Indo
nesisch nationalisme 'onhisto
risch'. Brugmans bestreed dat
er in het vooroorlogse Indië
sprake was geweest van „een
duidelijk streven naar onafhan
kelijkheid."
In de delen die handelen over
Nederlands-Indië begon de dis
cussie van voren af aan. Twee
leden van begeleidingsgroep
van deel 1 IA, Kwantes en Brug
mans, zouden met zwaarwe
gende bezwaren tegen de opzet
en toonzetting naar buiten tre
den. Vooral De Jongs schets van
de koloniale samenleving, de rol
van het Nederlands bestuur en
van de opkomst van de natio
nalistische beweging waren een
bron van ergernis.
Een meelezer veronderstelde
dat „De Jong zich door de aard
van het beeld dat hij van het
vooroorlogse Indië had gege
ven, schaarde onder degenen
die hun collectieve na oorlogse
schuldgevoelens willen afreage
ren op de mensen die toen toe
vallig in Indonesië woonden en
werkten." De auteur bestreed
dat. Hij was altijd van mening
geweest dat het Nederlandse
bewind in Indië zeer tijdelijk
zou zijn en daarom ook had hij
zich gekeerd tegen'politioneel
optreden.
Het zwaarst te verduren kreeg
De Jong het over de paragraaf
'oorlogsmisdrijven' voordeel
12. De Jong had zijn tekst geba
seerd op de Excessennota van
1969 en het boek 'Ontsporing
van geweld' van de sociologen
Van Doorn en Hendrix. Meele
zer Van der Veen stelde De Jong
voor 'oorlogsmisdrijven' te ver
vangen in geweldsexcessen'; hij
hekelde de zinsnede waarin
stond dat „oorlogsmisdrijven
zijn gepleegd op veel grotere
schaal dan de regeringsnota van
'69 deed vermoeden en dat de
veryolging en berechting daar
van schril afsteken bij die van
oorlogsmisdrijven gepleegd
door Duitsers en Japanners."
In de herschreven versie was tot
tevredenheid van de meelezers
'oorlogsmisdrijven' vervangen
door 'excessen'. De Jong be
steedde meer aandacht aan het
'revolutionair geweld' van Re
publikeinse zijde. Uitdrukkelijk
refereerde hij aan het algemene
begrip 'oorlogsmisdrijf, in de
zin van daden in een oorlogssi
tuatie gepleegd, in strijd met de
algemene menselijkheid.
Betekenis
Zesenveertig jaar na afloop van
de Tweede Wereldoorlog is die
periode beschreven. Het is
waarschijnlijk nog nooit eerder
in de Nederlandse ge
schiedschrijving voorgekomen
dat zo snel na een oorlog die
hele periode in kaart is ge
bracht.
Wat hier nog resteert is een slot
woord over de betekenis van
dat werk. De samenstellers van
deel 14 wijzen op een aantal op
vallende beperkingen van de se
rie. Zo is een principiële ge
dachten wisseling over het werk
tot nu toe achterwege gebleven.
Ook heeft de auteur alleen de
situatie in Nederland (en zijn
koloniën) beschreven. Een ver
gelijking met andere landen
werd onnodig gevonden. Ge
volg is wel dat de waarde van
morele oordelen van De Jong
over bijvoorbeeld de Neder
landse Unie en de Joodse Raad
etcetera zeer beperkt is. Het is
aan een nieuwe generatie histo
rici daarop antwoorden te vin
den.
Dr. L de Jong Het Konink
rijk der Nederlanden in de
Tweede Wereldoorlog deel 14
Reacties (twee handen) Uitge
verij SDU prijs: 89,90. (gebon
den).
KOKANJE
dc
De pianist
Vandaag is het spel om de knik
kers begonnen. Vandaag is het
juk van het eindexamen weer
op de schouders van een jeug
dig deel van de natie gelegd.
Hoeveel er de laatste jaren ook
in het onderwijs veranderd is,
nog steeds loopt de middelbare
schooltijd uit op een zelfcon
frontatie. waarbij de kennis en
de zenuwen van de kandidaten
op hardhandige wijze worden
getest.
Doordat mijn vrouw al jaren als
docent Engels in het onderwijs
meedraait, weet ik dat er sinas
mijn eigen schooldagen het een
en ander veranderd is. Tegen
woordig bestaat het schriftelijk
examen voor gymnasium en
athenaeum slechts uit zeven
vakken, voor havo zelfs nog een
minder. Als ik mij goed herin
ner, legde ik in 1964, als hbs-
b'er, in tien vakken examen af:
algebra, goniometrie, analyti
sche meetkunde, stereometrie,
scheikunde, natuurkunde. Ne
derlands. Engels, Duits en
Frans. Had je voor een van de
exacte vakken een zeven of ho
ger, dan hoefde je daarin geen
mondeling meer te doen. Ken
nelijk was ik tegen de spanning
van het eindexamen goed opge
wassen, want ik haalde voor hij-
na alle onderdelen een vrijstel
ling. Dat was geen geringe pres
tatie voor iemand die nooit
door zijn wiskundige gaven was
opgevallen. Toen de leraar wis
kunde ons aan het eind van de
derde klas de vraag stelde voor
welke kant wij kozen, de a- of
de b-kant. en ik mijn voorkeur
voor b uitsprak, sneerde hij:
„Zo, heeft die drie voor analyti
sche meetkunde de doorslag
gegeven?" Het was dan ook niet
mijn wiskundeknobbel die mij
r b bestemde; ik wilde bio-
j worden, net
irzimek van de I
Zoo, die in de wildparken van
Oost-Afrika zebra's en gnoes
telde, en voor die studie had ik
een natuurwetenschappelijke
achtergrond nodig.
Na het schriftelijk volgde nog
een mondeling examen in bio
logie, stereometrie en de mo
derne talen. Daarbij was een ge
committeerde aanwezig, en ook
deze figuur meestal een in
het vak vergrijsde man of vrouw
is inmiddels van het toneel
verdwenen. Voor een huwelijk
zoals dat tussen de dichter J.C.
Bloem en Clara Eggink. die el
kaar als gecommitteerde en
examenkandidaat op het Rot
terdams lyceum leerden ken
nen. ontbreekt dus tegenwoor
dig de noodzakelijke basis.
Bij de schoolonderzoeken, die
samen met het cijfer voor het
schriftelijk examen, het eindcij
fer bepalen, wordt de eigen le
raar gesecondeerd door een
vakcollega van de eigen school.
Het komt wel eens voor, zo
hoor ik van mijn vrouw, dat een
leerling bij dit mondeling dood
leuk meedeelt dat hij geen enkel
boek van de literatuurlijst heeft
ingekeken. Hij of zij gaat er dan
vanuit dat de toegekende 1 wel
door de resultaten vtm andere
schoolonderzoeken of door het
landelijke cijfer gecompenseerd
zal worden. Dankzij de uitge
breide begeleiding blijft dit aan
tal volgens haar gelukkig tot een
minimum beperkt.
Zij die gezakt zijn, krijgen te
genwoordig een briefje met die
mededeling toegestuurd. Dp de
dag van de diploma-uitreiking
hoeven op school de gezakten
dus niet meer van de geslaag
den gescheiden te worden. Wij
werden destijds nog met zijn al
len het tekenlokaal binnenge
leid. waar we op het vonnis
moesten wachten. Een aantal
wist zeker, en verkondigde dat
ook hardop, dat ze gezakt wa
ren. Hoewel ik wel bijna zeker
wist dat mij niks kon gebeuren,
en dat ik weldra in het spoor
van Grzimek zou kunnen tre
den, benam de spanning mij
haast de adem. Opeens zwaaide
dé deur open en urscheen de
conciërge op de drempel. Met
stentorstem las hij een handvol
namen van een lijst voor. In al
fabetische volgorde. Met het ge
volg dat zij die tussen hoop en
vrees leefden, zenuwachtige
vreugdekreten lieten horen toen
de beginletter van hun achter-
naam ub de gevarenzone was.
„Willen jullie mij maar volgen?
besloot de aanzegger. Nog zie
ik het verkrampte gezicht van
de jongen voor mij, die steeds
herhaald had dat hij gezakt was,
maar die toch als een geslagen
hond haastig het lokaal verliet.
De ban was gebroken en een
slungelig type uit de andere b-
klas begon op de piano een
boogie-woogie te spelen. Op
eens zwaaide de deur weer
Open. „Wil die pianist ook mee
komen", zei de conciërge
streng. De muziek verstomde
en een diepe stilte daalde over
ons neer. De aangesprokene
wankelde overeind. „En de rest
ook", donderde de conciërge en
er verscheen een grote grijns op
zijn gezicht. Geen leuk grapie.
Met veel rumoer stroomde het
lokaal leeg. Later, na de rede
van de directeur over zaaien en
oogsten en na de gelukwensen
van de leraren, zag ik dat de
schrik nog steeds niet uit de
ogen van de pianist was ver
dwenen.
GERRIT JAN ZWIER