Attentie! De kroeg spreekt! Deelder op herhaling Met lijn elf naar de horizon SMON BUSCHMAN (1941) Debuut 'zoon' Brinkman 'De doodbieren', debuut Vlaamse 'Leidenaar' Paul Verhuyck Van onze redacteur Cees van Hoore LEIDEN - Tal van schrijvers hebben in het café gezeten. Maar de auteurs die aan de be zoekers van deze doorrookte inneemtempel een roman hebben gewijd zijn op de vingers van één hand, nou ja, misschien twee, te tellen. Paul Verhuyck is Antwerpenaar van ge boorte maar al elf jaar woonachtig in Leiden, waar hij als docent Franse letterkunde van de Middeleeuwen werkt aan de universiteit. In zijn debuut 'De doodbieren', dat bij De Arbei derspers is verschenen en vandaag in de boekwinkels ligt, beschrijft hij de bloei en het ver val van een in Antwerpen gesitueerde kroeg. Verhuyck ontpopt zich in dit boek als de bio graaf van een aantal vaste bezoekers van dit café, van de 'gewone' mensen wier biografie nooit geschreven wordt. Invloedrijke recensenten en literatoren fluisteren nu al dat Verhuyck 'de Marquez van de lage landen' zal worden. Of dat waar is? Wie zal het zeggen. Zeker is dat met deze Belgi sche 'Leidenaar' de ongebreidelde, barokke vertelkunst terug is in de Nederlandse litera tuur. WOENSDAG 20 FEBRUARI 1991 'Doodbieren', zo vinden we in een boek over oude volksvermaken, zijn 'heidense begrafenisfeesten, schranserijen en drinkgelagen op kerkhoven. Een deel van de levens middelen werd ten behoeve van de overledene op zijn graf geofferd. La ter werden dit buurtmaaltijden en braspartijen in het sterfhuis'. Paul Verhuyck heeft deze om schrijving als motto vooraf laten gaan aan zijn roman. 'De doodbieren' begint met het relaas over de gestudeerde Evarist en zijn vriendin Charlotte die uit ge schiedkundige belangstelling 'Het blazoen van Blasius' binnengaan en daar blijven plakken omdat het er zo verdomd gezellig is. Evarist heeft al na zijn eerste entree in de kroeg het gevoel dat hij deel heeft aan een "collectieve droom". De eerste zin van het boek: "Van hieruit is de werkelijkheid een droge waan, een illusie die voortkomt uit een gebrek aan alcohol, dacht Evarist toen hij voor het eerst Het Blazoen van Blasius betrad". Op het eind van het boek, is het Evarist die de geschie denis van de kroeg zal schrijven. Maar het zijn niet Evarist en Char lotte die Verhuyck aan het woord laat over de opbloei en het verval van kroeg en kroeggangers. "Nee", zegt Verhuyck, "de kroeg spreekt zelf. Uit alle naden en kieren komen de geschiedenissen van de klanten op je af, in de spoelbak borrelt veel schoons op over hen, maar ook veel weerzinwekkends. Het 'Blazoen van Blasius' is een soort doorsnede van onze samenleving, maar alles heeft er plaats in een verhevigde, vereenvoudigde vorm. Immers, in een kroeg is alles veel directer waar te nemen, daar tellen de diploma's of bullen niet mee, maar zijn het de drank, de lichaamskracht, de gevat heid en de vriendschap die tellen. Een kroeg is een micro-samenle ving, een dorp in een stad. Er heerst een soort openbare intimiteit. De bezoekers van het 'Blazoen van Blasius' vormen op het eerste ge zicht een hecht gezelschap, maar die samenhang is maar schijn. De verhalen die zij vertellen en de le vens die zij leven zijn van alle tij den: het zijn rituelen, schijnbewe gingen, plengoffers tegen de achter grond van de ongenaakbare, uitge smeerde bewegingsloosheid in de tiid". Het is een bonte stoet die Ver huyck de revue laat passeren. Een kleine keuze: de kroegbaas Koeter, die zijn hoofd a la Dzjenghis Khan liet kaal scheren, zijn vrouw Kivief (altijd op haar hoede), Joe Pale Ale, onderwereldfiguuur met een tros gorilla's om zich heen, en natuurlijk de meisjes en verkoopsters van het aanpalende warenhuis, door Koeter vaak toegezongen met: 'Hé Ba Ba Reba, Meisjes van de Priba, Roken sigaretten, hebben dikke tetten'. Erbarmen In 'Het Blazoen van Blasius' gelden aparte wetten, opgesteld door Koe ter en zijn vrouw. Het moraliseren lijkt er uitgebannen: een ex-Oostfr ontstrijder wordt in het begin dan misschien wel wat argwanend be keken, maar allengs krijgt een zeke re mildheid de overhand. Hoe slecht ze ook zijn, wat ze ook alle maal hebben uitgevreten, de perso nages worden met begrip en liefde opgenomen. Verhuyck:"In het schrijven, in die daad op zich, is liefde. Althans, dat is mijn mening. Een roman schrijver heeft erbarmen met de mens. Het lot van ons allen is mise rabel, onverdraaglijk eigenlijk. We zitten hier een tijdje en dan hup: dood en afgelopen. Alleen met hu mor en liefde kun je je overeind houden. En met 'liefde' bedoel ik dan niet de liefde die vanaf de kan sels wordt gepredikt en die eeuwen lang is misbruikt om de mensen er onder te houden, nee, ik heb het over de 'gewone' menselijke lief de". "Wat ik in 'De doodbieren' pre senteer is een verzameling mentali teiten. Mijn boek is geen ego-ro man. Er is ook geen alwetende ver teller, een verteller die als een God boven zijn romanfiguren staat en ze naar eigen wens een bepaalde rich ting kan opsturen. Tijdens het schrijven heb ik gemerkt, dat zo'n personage plotseling zijn eigen weg ging, en ik er weinig greep meer op had. Het was alsof ik in mijn hoofd een soort geroezemoes hoorde en ik die veelstemmigheid die heerst in alle kroegen van de wereld alleen maar hoefde uit te filteren om elke figuur zijn eigen verhaal te geven". "In het eerste deel van het boek denkt de lezer misschien met een losse verzameling levensgeschiede nissen te worden geconfronteerd, met als enig bindmiddel de locatie van dat café. Maar na de presentatie van de romanfiguren komen er dra den bij elkaar en ontstaat er een 'echt' verhaal, zoals dat heet. Met moord en doodslag erin. Door het hele boek heen zijn verwijzingen en terugverwijzingen uitgezet, een soort zendmasten die een parallel verhaal uitstralen, van noodlot en grensverlegging, van slapstick en melodrama". Kloof Verhuyck wil niet veel kwijt over eventueel 'veldwerk' dat hij voor zijn roman, een boek waarin de al cohol rijkelijk vloeit, zou hebben moeten verrichten. "In al die figu ren zitten natuurlijk wel wat splin tertjes van mezelf, maar vele roman figuren zijn samengesteld uit perso nen die ik in de loop van mijn leven heb ontmoet of gezien, die zijn op geslagen op de harde schijf van mijn geheugen. Velen zijn ook uit mijn fantasie ontstaan". Al worden er ook in universitaire kringen vorderingen gemaakt, toch lijkt dit boek vol onstuimig leven niet in eerste instantie het produkt van een wetenschapper. Bij weten schappers denk je aan het keurige glaasje sherry en niet aan een door gewinterde innemer die zuipt tot hij van de kruk af valt. Maar wellicht is dat te bekrompen gedacht? Ver huyck: "Ik heb me altijd aan dat standaardplaatje geërgerd: die kloof tussen de universiteit en de zogenaamde gewone bevolking. Er gens is die draad op een zeker mo ment doorgeknipt. Hebben we el kaar losgelaten. Leiden is daar een goed voorbeeld van. Maar voor mij is die verbondenheid er nog sterk. Maar daarmee zeg ik natuurlijk nog niet dat nu maar alle wetenschap pers net zoveel moeten gaan drin ken als de populatie van Het Bla zoen. Hoewel, misschien zou de we tenschap er weer wat vrolijker van worden". "Ik trek die grens tussen mensen zelf nooit zo sterk. Ik heb sommige van die mensen in dat cafe mytholo gische namen gegeven. Wie de my thologische verhalen leest, zegt vaak dat hij trekken van die goden en halfgoden terugvindt bij de men sen. Maar het is natuurlijk juist om gekeerd: de goden zijn bedacht naar een menselijke maat. De goden lij ken op mensen. Met al hun onvolko menheden. Je zou kunnen zeggen dat ik de mensheid, die hele rijke schakering aan karakters die we kennen, heb willen omarmen in mijn boek. Mijn roman is een lief desbetuiging aan de onvolmaakte mens, die niet vaak in staat is tot on voorwaardelijke naastenliefde". Paul Verhuyck woont nu zo'n tien jaar in Leiden. Hij is geboren in Ant werpen, een stad die in het boek 'Antdorf wordt genoemd, zoals in het volksboek van Tijl Uylenspie- gel. Hij studeerde aan de universi teit van Gent en is inmiddels docent in de Franse letterkunde van de Middeleeuwen aan de Rijksuniver siteit Leiden. Daarnaast verricht hij wetenschappelijk werk. "Ik wilde al schrijven toen ik dertien jaar was. Maar dat heeft allemaal langzaam moeten groeien, moeten rijpen. Voor je dertigste is het. zo lijkt mij, heel moeilijk om een roman te schrijven, al zijn er natuurlijk uit zonderingen. Over deze roman heb ik bij elkaar zo'n twee jaar gedaan. Elke avond eraan geschreven. Toen het manuscript klaar was, dacht ik nu moet het naar een uitgever. Ik ben bij de A begonnen, bij de Arbei derspers dus en het was meteen raak. Dat is zo'n anderhalfjaar gele den. Ze wilden het uitgeven, maar het zou nog wel veertien maanden duren. Dat is een erg lange periode voor een debutant". "Mijn tweede roman is op het laatste hoofdstuk na al klaar. De werktitel is 'Moord door geboorte'. Het is een heel ander boek dan 'De doodbieren'. het gaat over een ge storven vriend. En het derde en vierde boek zijn in concept al zo'n beetje gereed". "Ik ben een romanschrijver die het leven toelaat in zijn boeken. Dat leven wil ik in al zijn facetten laten zien, met alle krakkemikkige stand punten en aberraties die de mensen hebben. Ik ben geen schrijver die al lerlei ingewikkelde structuren en constructies in zijn roman stopt. Andere schrijvers zoeken mis schien naar het geraamte dat door het leven heen schemert, ik ben op zoek naar het bloed". Deelder: als dichter interessanter dan prozaschrijver. Wat is Jule^ Deelder nu het meest? Een dichter, een verhalenschrijver, aen 'performer', of een combinatie van deze drie? Die vraag kwam bij me op na het lezen van Deelders zo veelste verhalenbundel, 'De T van Vondel', en een klein boekje met 32 opmerkingen, getiteld 'Euforis- Als verhalend auteur heeft Deel der in 1976 zijn fraaiste werk gepu bliceerd met het boekje 'Proza'. La ter is het herdrukt met wat nieuw werk dat in jeugdhonken en literai re cafés en terecht succes oogstte. Vanaf die tijd heeft Deelder zich vooral herhaald. Met ingang -van 'Modern Passé' lijken de bundels 'Gemengde ge voelens' werd voor de grap als 'ro man' gepresenteerd wel heel sterk op elkaar. Hier volgt het menu voor een Deelder-bundel. Men ne me een stukje oude jazz dan wel oude sport vol dertigef-jaren- nostalgie, voege daarbij een vleugje jeugdsentiment uit de jaren vijftig, wat adolescenten-nostalgie uit de jaren zestig, plus een anekdote uit de tegenwoordige incarnatie van Deelder als bekende literaire per soonlijkheid, met als laatste gangen een uitgesponnen mop, een enkele absurdistische sketch en tenslotte een commentaar op een bestaand gegeven. Dit hele menu is terug te vinden in 'De T van Vondel'. Als ik begin met het laatste genre: vroeger nam Deelder ooit het kerst mannetje op zijn elegante hak, in de nieuwe bundel moet Vondels 'Ghijsbregt' eraan geloven. Er is een anekdote over een Belgisch jazzor kest dat in de jaren twintig een le gendarische serie plaatopnamen heeft gemaakt...en in de laatste re gels pronken deze platen in de kast van de verteller. 'Lee Riders' be staat uit een tirade over het spijker- broekenmerk uit de titel dat, nu ie dereen jeans draagt, volgens de schrijver gelukkig niet meer te be komen valt. In 'Vredesstrijd' vertelt Deelder waarom hij eertijds niet met zijn vrienden meeging naar het Amsterdamse Hilton Hotel om John Lennon en Yoko Ono in hun slaapkamer te bezoeken. De oude sport is vertegenwoordigd met 'Kinderspel', een verhaal over de te loorgang van een baanrenner. O ja, de uitgesponnen mop nog. Die vin den we in 'Jagerslatijn', waarin een onhandige jager een beer moet pij pen. Het aardigste verhaal is nog een 'ready made' uit de jaren dertig, af komstig uit het 'Rotterdamsch Nieuwsblad'; het culimineert in de beruchte Coolsingel-moord. Dit verhaal, met al die ouderwetse wen dingen, weet de sfeer op te roepen van de vroegere Deelder. Bij de rest heri nner je je die sfeer slechte en be sef je dat Deelder tegenwoordig de vonk mist. Er is wel eens gezegd tot in ju ryrapporten toe dat Deelder soms 'te ver gaat'. Zijn grap over de horde matrozen en het achterwerk van 's Neerlands populairste voetballer tijdens Poetry International deze zomer, dit tot ontsteltenis van om- roepster Maartje van Weegen, zou daarvan een voorbeeld zijn. Maar waarom? Juist in de manier waarop Deelder volgens het gezapige pu bliek te ver gaat, daar is iets van zijn persoonlijke benadering te zien. Zijn zieke grappen naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog bij voorbeeld kunnen tot onverwachte, snaakse en schokkende details lei den. Dat missen we in 'De T van Vondel' volkomen. Dichter Als dichter is Deelder een stuk inte ressanter dan als prozaschrijver. In de jaren zestig (die tot in het begin van de jaren zeventig duurden) was hij nog wat slordig en lollig; tussen 1972 en 1985 publiceerde hij echter vier indrukwekkende bundels, met als hoogtepunt 'Junkers 88' sobe re poëzie vol dood, verval en af braak. Maar 'Interbellum' uit 1987 was weer zo'n verzameling jeugd honk-humor, al was de performer inmiddels tot het schouwburgcir cuit doorgedrongen, waar deze ge dichten overigens best tot hun recht kwamen. Wat moet ik met 'Euforismen'? Dat je een tientje moet neertellen voor 31 éeri- tot drieregelige praat jes mag op zichzelf geen bezwaar zijn. Maar ze moeten wel iets te ver tellen hebben en dat hebben ze niet. Bijna twintig jaar geleden publi ceerde Deelder als iets dergelijks: 'Op de deurknop na'. De titel daar van was duidelijk. Wat bedoelt Deelder met 'Eufo rismen'? Aforismen, geschreven in de euforische stemming van ie mand die weet dat men zijn boekjes toch wel koopt? Die ervan uitgaat dat de schouwburg ook wel gevuld wordt zonder dat hij regelmatig met een interessant boek voor de dag komt? Deelder is kennelijk, of hij wil of niet, een performer. Of laten we het in gewoon Nederlands zeg gen: een cabaretier. B'ij Freek de Jonge en Toon Hermans wil het pu bliek toch ook elke keer weer het zelfde op een andere manier horen? AUGUST HANS DEN BOEF In het buitenland moet het de laatste tijd wemelen van de Neder landse auteurs. De reisliteratuur is in de mode, en dat zullen we weten ook. Het nieuwe jaar is nauwelijks begonnen of we worden alweer door twee onzer schrijvers meege sleurd naar verre oorden, barre stre ken en vreemde zeden. Zoals de meeste reisboeken zijn ook de ver slagen van Mensje van Keulen en Jan Brokken weinig meer dan ont spanningslectuur, waarmee men in de wintermaanden prettig bij de ka chel kan toeven. Maar ook dit trendy toeristengen re biedt nog differentiatie. In 'De lach van Schreck' heeft Mensje van Keulen, toch al geen pretauteur, reisverslagen gebundeld, die zon der uitzondering een droeve sfeer ademen. De dood is er nooit ver weg, zoals de titels van de negen verhalen al aangeven. 'Een been in het graf bijvoorbeeld doet verslag van haar speurtochtje naar Hitiers bunker in België, aangekondigd door een bordje "in een Belgisch weiland, tussen grazend vee, als zo'n bordje dat de aandacht wil ves tigen op een restaurant of de ver koop van aardappelen". Ook Waterloo is in de buurt en de lezer maakt kennis met Van Keu lens angsten voor oorlog en het af zetten van benen, wat Lord Uxbrid- ge - blijkens een Vitrine met kunst been - in 1815 overkomen lijkt. Na enkele sombere bespiegelingen over de componist Rossini, het be faamde Ritz ("Een morsige taxi voert me door een drukke, mistige stad") en de schilder Morandi wor den we door de schrijfster meege voerd door de Romeinse knekelkel ders (in 'De ziel op reis'), waar men geraamten tot kunst verheft. In Engeland speurt de schrijfster vervolgens kerkhoven en graven af naar vampiers ('Ladies en gentle men, hello vampires', 'Het geraamte in de kast'), en in Boston woonde Edgar Allan Poe, wiens naargeesti ge leven en werken andermaal met smaak en huiver worden opgedist. Na al deze treurnis besluit Mensje van Keulen opgelucht met een be zoekje aan Den Haag en Schevenin- gen. Met 'Lijn elf reist ze naar zee en jawel, haar wereld komt weer tot leven: "Hier leven alle zintuigen op. De zilte zeelucht, het zout op je lip pen, de stad die met zijn geluiden achter je ligt: alleen de branding is te horen. Langzaam draai ik om mijn as, kijk naar de pier, de boule vard, de Strandweg, de haven, de duinen, en dan weer het water. God, wat houd ik van die uitgestrektheid en die onberispelijke horizon die laat zien hoe perfect rond de aard bol is". Met haar ingehouden toon, aan dachtige observaties en persoonlij ke verteltrant geeft Van Keulen een kleine privéwending aan het reis verhaal. Soberheid en somberte doen de lezer zich behaaglijk schur ken in de bevestiging van wat hij al wist: thuis best. Die zekerheid wordt geenszins aan het wankelen gebracht door 'De re- genvogel', de bijdrage van Jan Brokken aan de zwerflectuur. Deze schrijver waagt zich als een ontdek kingsreiziger in Afrika, Gabon om precies te zijn, het voormalige Ivoorkust. Meer nog dan Mensje van Keulen maakt hij bij de be schrijving van zijn tochten gebruik van voorgangers. Brokken vertelt met verve na wat avonturiers uit vroeger eeuwen, van wie graaf Braz- za en Stanley wel de bekendste zijn, hebben moeten lijden en afzien. Hij zelf doet dat hier en daar dunnetjes over - maar wel heel dunnetjes. Zijn wandelingetjes en treinreizen halen het niet bij de soms honderden kilo meters verre trektochten door oer wouden en woestijnen van zijn on dernemende, vaak bezeten voor gangers. Van de vele romantische, door Brokken uiterst levendig navertel de, avonturen is de anecdote over de jonge hertog van Uzés me mis schien het akeligst bijgebleven. De jongeman werd door zijn ultra-ka tholieke moeder, die dweepte met graaf Brazza, "in een piëtistische opwelling" naar Afrika gestuurd. Daar moest hij "het enige ware ge loof (..Jbrengen en onderweg van Brazzaville naar Abessinie ook nog even Khartoem van de Madhisten bevrijden. Om niets aan het toeval over te laten, organiseerde ze de ex peditie zelf, tussen de theevisites door". De jonge hertog bleek niet be stemd voor het avontuur. Zijn Alge rijnse soldaten lachten hem uit. hij doolde hopeloos rond in het oer woud en overleed aan dysenterie, "juist toen (hij) voldoende moed bij elkaar had geschraapt om op de boot naar Frankrijk te stappen en zijn moeder onder ogen te komen". Van dergelijk en nog veel meer reisleed zit Brokkens boek boorde vol, tot vreugde en dankbare in stemming van de thuisblijver. Brokken combineert in zijn kloeke reisverslag inzicht in de Afrikaanse Of de trein optornt tegen een storm in mezelf: ik wil bij je zijn; de schaduw van een spoorbrug ligt doodkalm op het water. Over de no nonsense-maatschappij cultuur, ontzag voor de oude ont dekkers en weemoed om de teloor gang van de Afrikaanse "on schuld". Zijn romantische reisverslag heeft de klassieke bekoring van een spannend jongensboek, en eigen lijk mag men niet meer van dit gen re verwachten. Elke literaire ver fraaiing verdoezelt de kern. reizen is lijden. Het genot ligt in het lezen erover. Thuis. Bij de haard. ROB VOOREN Mensje van Keulen. I>e lach van Schreek. Uitg. De Arbeiderspers. Am sterdam 1991. Jan Brokken. De regenvogel. Een reis door Equatoriaal Afrika. Uitg. Do Arbeiderspers, Amsterdam 1991. Woensdag 27 februari van 15.00 tot 16.00 uur signeert A.S. Bvatt haar laatste roman Possession Boekhandel Kooyker Breestraat 93, Leiden POSSESSION werd in 1990 bekroond met de Booker Prize. Het is niet eenvoudig om over de ro man 'Dentz' van Oscar van den Boogaard een afgewogen oordeel te geven. Toen ik het boek had uitgele zen, overheerste de indruk dat 'Dentz' een leuke, misschien zelfs een goede roman was. Maar toen ik me ging afvragen wat dan wel zo goed was aan 'Dentz', kreeg ik een onbehaaglijk gevoel. Er was iets mis mee. maar wat? 'Dentz' is in vlot en onberispelijk Nederlands geschreven. Van den Boogaard schrijft prachtige dialo gen en hij schept karakters die je bijblijven. De plot is aardig zeker wanneer je in aanmerking neemt dat 'Dentz' het debuut van Van den Boogaard is. Waarom dan toch dat onbehaag lijke gevoel? Na enig nadenken ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn bezwaren tegen 'Dentz' niet van artistieke of esthetische, maar van morele aard zijn. Om die bezwaren duidelijk te ma ken. moet ik verwijzen naar een op merkelijk kenmerk van onze sa menleving van de afgelopen jaren de no nonsense- mentaliteit. Het is de mentaliteit van een door geldge brek geplaagde overheid, die haar eerdere idealen van zorg voor haar burgers niet meer kan waarmaken. De Nederlandse overheid wil dat de burgers zelf hun problemen oplos sen en niet voor iedere kleinigheid een beroep doen op gesubsidieerde welzijnsinstanties De overheid heeft er (om budgettaire redenen) veel aan gedaan om een mythe te creeren van sterke, zelfstandige en rationele burgers die zelf het beste weten wat goed voor ze is en die de overheid niet nodig hebben om hun moeilijkheden op te lossen (en al he lemaal niet om die oplossingen te betalen). De keerzijde daarvan is het bela chelijk maken van mensen die niet sterk, zelfstandig en rationeel zou den zijn. Hieronder worden mensen begrepen die zich laten psycho-ana- lyseren. die Griekse bergthee drin ken terwijl ze hun horoscoop (laten) trekken of die aan meditatief aqua relleren doen. Mensen kortom, die zich verlaten op iets dat sterker is dan zijzelf zijn artsen, praatgroe pen. (oosterse) therapieën en filoso fieën. Ik wil niet bekend staan als een voorstander van meditatief aquarel leren. Maar de mensen die zich daarmee bezig houden, zoeken net zo goed naar oplossingen voor hun problemen en zij verschillen daarin niet van zogenaamd sterke en zelf standige mensen Ze steunen alleen zwaarder op ideologieën en instan ties. wat om een of andere reden on waardig zou zijn. De verdachtmakingen van zwak heid en onzelfstandigheid zijn onlo gisch en immoreel en in laatste in stantie alleen een excuus van de overheid om haar rekeningen niet meer te hoeven betalen. Om terug te keren tot 'Dentz' mijn bezwaar is, dat de roman zich zo gemakzuchtig en klakkeloos van die no nonsense-mentaliteit bedient. Een korte uiteenzetting van het ver haal kan dit verduidelijken De rijke weduwe Frida Dentz, toch al uit het lood geslagen door de dood van haar man. raakt geheel van haar apropos als zij in haar rechterborst een knobbeltje ontdekt. Zij stelt haar thuiswonende zoon Arthur hiervan op de hoogte, maar UMI medeleven krijgt ze niet van hem. Arthur heeft het te druk met zijn rechtenstudie en bovendien is hij kwaad op zijn moeder omdat ze uit gaat met zijn beste vriend Bastiaan. Frida's dochter, Barbara, die op een wrak woonbootje in de Amstel woont, krijgt niets te horen over het knobbeltje en over Frida's angst voor kanker. De twee vrouwen zijn tegenpolen de statica an sail tanai ge Frida lost haar problemen zelf op. de labiele en eenzame Barbara loopt van de huisarts naar de psy chiater en weer terug Frida wijst ie dere verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de treurige toestand van haar dochter resoluut af. Zij heeft Frida een goede opvoeding gegeven en dat zij nu een pathetisch meisje is met een clownspak aan en met henna in het haar. is niet haar schuld. Een 'vriendin' van Frida. Anna Reiger, bij wie ooit een borst is afge- Hti krijgt via Arthur over het knob beltje te horen. Anna doet aan astro logie en geeft cursussen mediatief aquarelleren'. Zij wil Frida helpen, maar dat doet zij volgens de laatste alleen om door te kunnen gaan voor een wijze en weldoende vrouw en niet uit waarachtig medeleven. 'Rei gers zijn net gieren' constateert Fri da enkele malen niet zonder voldoe- 'Dentz' is goed geschreven, on derhoudend en leuk. Maar helaas geschreven door een auteur die zich niet goed rekenschap heeft gegeven van de ideeen die hij heeft gebruikt. Moreel gezien is de roman daarom vooral interessant als tijdsbeeld zo werd in de jaren '80 in Nederland over mensen gedacht. WILFRED SIMONS Osrar van don Br...«aard. Dents. Polak Mensje van Keulen: "De zilte zeelucht, het zout op je lippen, de stad di met zijn geluiden achter je ligt: alleen de branding is te horen". (foio Lo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 11