Tussen verguizing en verering
Idolen of ronddolen
ENKWIJZER
Onze taal
Kerstbijlage
De wetsovertreder als held van de burgerman
PAGINA 40
ZATERDAG 22 DECEMBER 1990
Een paar jaar geleden was het in de metro van New York een
zootje. De stoelen waren opengesneden. De van boven tot onder
met grafitti bewerkte treinen waren vaak kapot. De stations waren
vies, tochtig en het wemelde er van het gespuis. Overal zaten
junks en zwervers, soms met het mes in de aanslag. New York
was een jungle en de metro kronkelde daar als een ware gifslang
doorheen. Bernard Goetz hield zich daarin staande. Toen hij
plotseling werd bedreigd door een 'bende van vier', pakte hij een
pistool en begon te schieten.
door Jeroen Dirks
Wie de Amerikaanse samenleving een
beetje kent. zal het niet verbazen dat Ber
nard Goetz prompt na zijn daad een
waanzinnige verering ten deel viel. Ein
delijk iemand die eens niet opzij ging
voor geweld. Gemeten naar Amerikaan
se maatstaven was Goetz immers model
burger. Een nette vent in net pak, die
zich dagelijks noodgedwongen onder
het schuim van de natie moest begeven
en uiteindelijk wraak nam. Goetz ver
scheen op tv. op de radio en in de krant.
Goetz werd een held. Hij groeide uit tot
een idool.
Het is inmiddels al weer een tijdje gele
den dat Goetz toesloeg. Maar nog steeds
zijn er eerzame Amerikaanse staatsbur
gers die met weemoed aan hem terug
denken. In het geniep, want wat achteraf
over Goetz bekend werd, is bepaald min
der fraai. Zo staat het allerminst vast dat
de bende Goetz heeft bedreigd. Of de
vier wapens bij zich hadden, daar bestaat
nu twijfel over. Wapens hebben de vier
misschien niet eens gehad. Het is zelfs
niet eens zeker dat zij op Goetz zijn toe-
gestapt. Wie zegt dat het niet andersom is
gegaan? Goetz bleek achteraf een man
met een akelig verwrongen wereldbeeld;
een man die op een griezelige manier
voor eigen rechter speelde. Goetz viel
van zijn voetstuk. Komt hij nu in de pu
bliciteit, dan is het negatief. Van verering
is geen sprake meer. Goetz is idool af.
Gemakkelijk
Ging het altijd maar zo gemakkelijk.
Want is het vereren van een idool niet
hetzelfde als iemand 'blind' vertrouwen?
Iemand adoreren, is dat in feite niet het
zelfde als bereid zijn fouten van het idool
door de vingers te zien, zelfs als dat gi
gantische fouten zijn? Een idool is im
mers een idool, ook al haalt hij de smerig
ste zaakjes uit. Hoe dan ook, zullen een
paar overgebleven vereerders zeggen,
Goetz gaf wel het 'startschot' voor de
schoonmaak van de New Yorkse metro.
Letterlijk en figuurlijk. De redenering is
zo krom dat-ie weer bijna recht wordt
(New York was al eerder begonnen met
een totale restyling van de metro), maar
Rienk Kamer (voorgrond)specialist in fiscale schijnbewegingen.
maakt wel duidelijk tot welke dubieuze
gevolgen het op een voetstuk plaatsen
kan leiden.
Bernard Goetz, pistoolheld in de metro van New York.
Goetz was zeker achteraf een een
voudig geval. Maar minstens even vaak
laat het vlees dat in de kuip zit zich heel
wat moeilijker bepalen. Daarvoor hoefje
niet ver van huis. Neem de Volendam-
mer meesterkraker Aage M., de man ach
ter de thermische lans. Brandkasten kra
ken en in een tv-talkshow vertellen hoe
geweldig het was om een goedverzekerd
slachtoffer te bestelen. Neem ook Rienk
Kamer, die ver weg in de Verenigde Sta
ten stukjes niet-bestaande grond ver
kocht. Hij dupeerde kleine beleggers,
misleidde de belasting en dwong (dus?)
bewondering af. Reken maar dat er ge
noeg mensen zijn die Kamer op handen
dragen. Neem ten slotte de grote trein
rover Ronald Biggs....
Identificeren
Het is geen toeval dat dit soort negatieve
idolen vooral uit de wereld van de mis
daad komen en/of met geweld te maken
hebben. Het gaat om mensen die de
scheidslijn hebben overschreden tussen
wat nog net wèl en wat net niet meer
mag. Kunnen ze daarvoor een aanspre
kende reden opgeven, dan is het voor
veel mensen aardig om zich met hen te
identificeren. Ik zal het zelf nooit doen
maar ik heb er wel bewondering voor. Zo
geredeneerd was Goetz een 'fatsoenlijk'
man, Aage M. een moderne Robin Hood.
Rienk Kamer op zijn beurt 'strafte' spe
culanten die dachten snel rijk te worden
en wist bovendien de alom gehate fiscus
op onnavolgbare wijze om de tuin te lei
den.
De vraag is natuurlijk waar de scheids
lijn ligt. Een voorbeeld: een paar jaar ge
leden haalden twee mannen van Van Ge-
nd Loos in een kantoor in Zwolle de
geldkist op, waarin de verdiensten van
de wekelijkse veemarkt zaten. De kist
werd in alle rust weggedragen, maar
kwam naar later bleek niet terecht
in de gereedstaande geldvervoer-auto
van Van Gend en Loos. Opbrengst: bijna
drie miljoen gulden. De perfecte mis
daad. Geld noch daders werden opge
spoord. En mocht dat onverhoopt wel
gebeuren, dan kan het niet anders of er is
een idool-status voor het duo weggelegd.
Ander voorbeeld: een paar maanden
geleden reden twee mensen een KLM-
vliegtuig klem dat net op Schiphol was
geland. Goed voorbereid als ze waren,
wisten ze direct het luik te vinden van
het bagageruim waar een lading goud
zou liggen. De piloot zag echter op de
boordcomputer dat het luik was ge
opend en gaf een stoot gas. Het kan zijn
dat de overvallers het voor gezien hiel
den door de uitlaatgassen of doordat het
vliegtuig in beweging kwam de twee
vluchtten en zijn nooit opgespoord.
Waaghalzerij
Maar zelfs als de politie de overvallers
van het vliegtuig wel op het spoor zou
komen, dan is het de vraag of ooit van
idolen kan worden gesproken. Aan
waaghalzerij deed de overval op Schip
hol niet onder voor die in Zwolle. Ook
doet het er niet zoveel toe dat op de vee
markt het volle pond werd binnenge
haald en op de luchthaven niets.
Het verschil, de scheidslijn, zit 'm
waarschijnlijk in de dreiging die van de
overval op Schiphol uitging. Wie weet,
schrikken mensen die bruut een vlieg
tuig stilzetten, er niet voor terug om een
bom op de plek van het goud neer te leg
gen. Of waren ze nog iets ergers van
plan? Exact hetzelfde kan natuurlijk
worden gezegd van de Zwolse overval
lers, maar hun overval was zo subtiel, zo
knap in z'n eenvoud, dat daar alleen be
wondering lijkt te gelden. Wat de over
vallers van Schiphol betreft, wordt voor
zichtig gewacht met een eventuele vere
ring totdat meer bekend is over hun mo
tieven.
Hij blijft bijna onzichtbaar, maar het
lijkt er op dat de scheidslijn tussen ver
guizen en vereren soms wel degelijk kan
worden getrokken. Lang niet altijd is dat
gemakkelijk, schurken en idolen lijken
soms verdraaid veel op elkaar. Maar één
ding is zeker: het kan geen kwaad om
even te wachten totdat iemand tot idool
wordt gebombardeerd. Een nuchtere, af
wachtende opstelling. Dan had Bern-
hard Goetz er ook niet van afgekomen
met de straf van één jaar cel en 5.000 gul
den boete waartoe hij vorig jaar door het
New Yorkse gerechtshof werd veroor
deeld.
Aan zijn gezicht kun je zien dat hij er wel
wat verlegen mee is als Sonja Barend te
gen hem zegt dat hij toch mooi tot de
meest sexy man van België is uitgeroe
pen. Maar zijn reactie blijkt nuchter en
gezond. Hij kan, zegt ie, zijn ribben tellen
als hij bloot voor de spiegel staat en te
oordelen naar zijn fragiele en tengere li
chaamsbouw heeft hij daar niks teveel
mee gezegd. Oyidertussen zit achter 'm
een hele school bakvissen te kirren, alsof
elk woord vanaf zijn lippen als een sensu
ele kietel bij hen aankomt. Zelfs zijn ont
kenning van zijn sex-appeal koelt hen
niet af, eerder het tegendeel.
Wat Koen Wouters alias alias Clouseau nu
overkomt, is duizenden voor hem al over
komen en zal duizenden na hem ook over
komen, namelijk het voorwerp of het mik
punt van de fascinatie van een groot pu
bliek te zijn. En iedere keer als het ge
beurt gaan allerlei mensen journalis
ten, talkshowpresentatoren op pad.
Heel naïef gaan ze op zoek naar wat er
nou zo bijzonder aan de betreffende per
soon. Op zoek naar de reden waarom zo-
velen smachtend onder zijn of haar
slaapkamerraam liggen te kroelen. En el
ke keer komen ze met lege handen terug.
Het idool in kwestie weet niet wat het
'iets' is dat hij blijkbaar naar anderen
uitstraalt en dat hen in zijn nabijheid
willoos maakt. En de ondervragers ko
men ook steeds weer tot de slotsom dat het
idool toch een exemplaar van de mense
lijke soort is, van een gewone jaargang
en praktisch niet van anderen te onder
scheiden, behalve misschien op een enkel
gebied als muzikale of andere artistieke
begaafdheid. Maar zelfs dat is bij veel
idolen lang niet altijd van een bijzondere
De werkelijkheid is dat
geen
gouden glans of betoverende straling uit
zenden, ook al hullen ze zich in glitter-
pakken en staan ze op het podium alsof ze
constant in goddelijke extase verkeren.
De fascinatie van het idool zit, zoals
Ernst Becker het in zijn prachtige boek
'De Ontkenning van de Dood' heeft uitge
legd, in de ogen van degenen die naar
hem kijken. Als we willen weten wat ie
mand tot een idool maakt, moeten we dus
niet naar zijn persoonlijkheid kijken. We
moeten gaan zoeken in de psyche van de
genen die hem aanbidden. Want de
vraag waar het in wezen om draait, is:
als alle mensen min of meer gelijk zijn,
waarom gloeien wij dan van een alles-
verterende hartstocht voor sommige van
hen?
Veel mensen die het woord 'idool' horen
denken daarbij alleen maar, zoals in het
voorbeeld van Clouseau, aan zwermen
dweperige pubermeisjes rondom een
popster. Voor hen is het iets dat bij een be
paalde leeftijd hoort en dat wel overgaat
bij het ouderworden.
Maar het verschijnsel van fascinatie
en haast slaafse onderwerping aan een
bepaalde persoon is van alle leeftijden.
Het begint bij de meeste mensen op het
moment van de geboorte en houdt bij een
heleboel mensen pas op met de dood.
Hoe zit dat dan precies? Het antwoord
moeten we zoeken in een fundamenteel
psychologisch proces dat 'overdracht'
wordt genoemd. De eerste relatie die we
in ons leven hebben, de relatie met onze
ouder(s), heeft aanvankelijk alle kenmer
ken van de relatie met een idool. We wor
den geboren als een zwak, machteloos,
nietig kind in een overweldigende, angst
aanjagende, bedreigende wereld, waar
in we absoMut verloren zouden gaan, als
er niet de mogelijkheid zou zijn om op een
of andere manier die angst te neutralise
ren en een min of meer veilige plek te vin
den. Daarvoor hebben we andere mensen
nodig en in deze schepping is het meestal
zo geregeld dat we die vinden in onze
(biologische) ouders.
Ouders vormen voor ons als kind de be
schermwal tegen de dreigende wereld en
we binden ons aanvankelijk zo dicht mo
gelijk aan die beschermwal vast om zo
weinig mogelijk angst en onveiligheid te
voelen. Als kind 'bekleden' we daarom
onze ouder(s) met al die kwaliteiten die
we zelf nog niet hebben, maar die we wel
nodig hebben om te overleven en om ons
veilig te voelen, zoals macht, kracht, in
telligentie, liefde: vader wordt een held
die alles kan ("moet je mijn vader 'ns
zien"), moeder wordt een fee of een heks
desnoods, zolang ze maar iets bijzonders
is. Dit proces heet overdracht, want het
bestaat uit het 'overdragen' van allerlei
kwaliteiten die we zelf niet bezitten op
een ander. Niet de echte 'buiten'wereld,
maar de ouders, het ouderlijk huis wordt
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
voor het kind zijn hele wereld. Het kind
gaat zijn ouders in allerlei opzichten na
doen, naapen en zelfs met de stemming
van de ouders gaat de stemming van het
kind op en neer. Kortom, we beginnen al
lemaal ons leven met een gefascineerd
heid voor een andere persoon, een idool,
waarin een heleboel onrealistische, over
dreven elementen zitten.
En dat ontdekken we vervolgens ook.
Want naarmate we zelf lichamelijk gro
ter worden en meestal groter dan onze
ouders ontstaat er een ernstig psycho
logisch probleem: het wordt steeds moei
lijker om in het overdreven beeld van on
ze ouders te blijven geloven. Maar omdat
we als tiener of jonge volwassene, on
danks ons grote lichaam, kinderlijke
angstgevoelens blijven houden, moeten
we op zoek naar nieuwe manieren om die
angst te neutraliseren, om ons in de we
reld enigszins geborgen, veilig te kunnen
voelen.
Nu moeten we op zoek naar idolen in de
'buiten'wereld. We gaan ons identifice
ren met dat wil in feite zeggen zoveel
mogelijk gelijk maken aan iemand an
ders, die veel succesvoller of machtiger is
dan we zelf zijn. Daardoor gaan we ons
zelf ook wat sterker, machtiger, minder
alleen, minder angstig voelen. We heb
ben, net als eerst bij onze ouders, weer het
gevoel ergens bij te horen dat bescher
ming biedt tegen onze kwetsbaarheid en
de angst voor 'het alleen op deze wereld
zijn'. Als tieners zich gaan kleden en ge
dragen als hun popidolen, is dat niet een-
DOOR JOOP VAN DER HORST
Nederlanders zijn tamelijk nuchtere mensen.
We dwepen niet zo gauw, we zijn niet meteen
weg van iets en er wordt zelden ronduit geju
beld. Dit is al honderdduizend keer gezegd en
ik kan het gerust nog eens doen want er zit
veel waars in. Het Nederlands elftal wordt al
leen maar bewierookt als het wint. Verliest
het Nederlands elftal, dan vinden we de spe
lers niet interessant meer.
Rembrandt, Van Gogh en de Deltawerken
zijn natuurlijk niets niks, maar dat komt vooral
doordat het buitenland er altijd weer over be
gint en ze zo geweldig vindt. Er is weinig in
Nederland wat wij fantastisch vinden, terwijl
ze er buiten de grenzen nog nooit van ge
hoord hebben. Het lijkt wel, alsof er eerst bui
tenlandse erkenning voor nodig is, voordat
wij zelf schoorvoetend kunnen erkennen dat
iets inderdaad misschien niet onaardig is.
Maar idolen, nou nee, dat dus niet.
Het zal allemaal wel komen door onze Cal
vinistische houding. Dat heb ik tenminste
vaak zo gehoord. Soli deo gloria, alleen Gode
zij eer, en al de rest is ijdelheid en poppe-
stront. Daar zit ook veel waars in. En toch, is
er dan buiten deze gloria, en buiten eten, drin
ken en voortplanten niets anders belangrijk?
Hier en daar begint een enkeling zich zor
gen te maken over onze taal. Of eigenlijk:
over onze houding jegens taal. Zijn we niet
een beetje al te nuchter als het om de Neder
landse taal gaat? O ja, op z'n tijd vindt ieder
een de taal heel belangrijk; het staat ook wel
beschaafd om in taal geïnteresseerd te zijn,
maar zodra er een buitenlander in de buurt is
gaan we Engels spreken. Iedere Turk of
Marokkaan die zich hier vestigt, wordt door
de overheid in z'n eigen taal toegesproken;
iets wat de Friezen niet eens in Friesland voor
hun eigen taal voor mekaar krijgenl Frankrijk
vinden we een raar land, omdat ze er dwepen
met hun taal. Wij slaan door naar het andere
uiterste: wij praten met dédain over onze taal.
Over het 'nationale dictee' wordt te pas en
te onpas gezegd dat het chauvinistisch is, eli
tair. En dat spelling totaal onbelangrijk is. De
Nederlandse Taalunie houdt zich hoege
naamd niet bezig met de Nederlandse taal en
geeft een erepenning aan iemand die nog
nooit iets voor onze taal gedaan heeft. De stu
die van het Fries aan de Vrije Universiteit
staat op het punt opgedoekt te worden: vrou
wenstudies, homostudies en informatica wor
den veel belangrijker gevonden. Het enige
serieuze radioprogramma over taal (NOS,
"Wat een taal', maandagmiddag op radio 5)
wordt door de NOS-leiding de nek omge
draaid.
De overheid en het bedrijfsleven, altijd
klaar om te klagen over de taalbeheersing
van hun personeel, hebben met hun actie
'Kies Exact' vele tonnen uitgegeven om de
mensen ervan te weerhouden een taal te
gaan studeren. Als ze bij de KRO iemand no
dig hebben om een lekkende kraan te repare
ren, mag zo iemand een rekening indienen.
Maar als ze een taalkundige vragen om een
uur lang in hun programma te komen spre
ken, moet die zich tevreden stellen met een
stropdas. (Hangt bij mij ingelijst boven de
schoorsteen).
Minister Ritzen zou het wel aardig vinden
als men aan onze universiteiten voortaan En
gels ging spreken. In menig bushokje worden
de wachtende passagiers aangespoord tot
drankgebruik met de reclame Let's Bokma.
Er is nog steeds geen jaarlijkse staatsprijs
voor personen die zich bijzonder verdienste
lijk hebben gemaakt voor de Nederlandse
taal. Grammatica op school vindt half Neder
land totaal onbelangrijk.
In de Tweede Kamer hebben de WD en
D66 onlangs gepleit voor bescherming van
het Nederlands. Maar veel meer dan een mo
tie om in onderwijswetten de positie van het
Nederlands vast te leggen, is er niet uitgeko
men. Kost niks.
Het wachten is op het buitenland, totdat ze
daar gaan zeggen dat de Nederlandse taal
enige aandacht waard is. Misschien dat we
dan, schoorvoetend, gaan erkennen dat onze
taal niet onaardig is. Maar ermee dwepen,
nou nee, dat dus niet.
voudig naaperij of dweperij. Het is een
strategie om angst, onzekerheid, onvei
ligheid te elimineren. Hoe belangrijk dat
kan zijn, merken we pas goed als we het
omdraaien. Stel maar eens een tiener
voor die zich absoluut nergens mee iden
tificeren kan, een tiener dus voor wie niks
of niemand wat zegt. Zo'n tiener loopt let
terlijk en figuurlijk verloren rond, is mis
schien zelfs wel verloren.
Wat voor tieners geldt, geldt even goed
voor volwassenen. Ook als volwassenen
gebruiken we vaak idolen om onze we
reld als een veilige plek te kunnen erva
ren en onszelf sterker te voelen. We maken
gewone mannen en vrouwen, die zelf niet
begrijpen wat hen overkomt, tot opgehe
melde leiders en megasterren. We volgen
hen en voelen ons onder zijn of haar uit
straling sterker, moediger of gewoon
'van deze tijd'.
Het verlies van zo'n idool leidt ertoe
dat onze angst weer loskomt en soms zelfs
dreigt ons te overspoelen. Daarom kun
nen tal van mensen zich, ook nu nog, pre
cies herinneren waar ze waren of wat ze
deden toen ze hoorden dat John F. Kenne
dy vermoord werd. Zijn dood, de dood
van een idool, riep op allerlei plaatsen
een gevoel van angst op. Het was alsof de
wereld opeens weer een stuk onveiliger
was geworden. Maar ook de verering van
John Lennon, de vermoorde ex-Beatle,
nu ruim tien jaar na zijn dood, wordt ge
voed door het idee dat met zijn heengaan
de wereld een minder lieve, minder vre
dige, minder veilige plaats is geworden.
Het bestaan van idolen heeft dus een
dubbele betekenis. Aan de ene kant is het
een bewijs van onze zwakheid, onze
kwetsbaarheid en in zeker zin ook van
onze lafheid om het leven helemaal op ei
gen kracht aan te gaan. Aan de andere
kant brengen we door onze identificatie
met het idool ook kwaliteiten in onszelf
naar boven, zoals moed, kracht, liefde
misschien, die anders onontgonnen zou
den blijven. Door ons idool durven we en
doen we dingen, die we anders niet ge
daan of gedurfd zouden hebben.
Maar dat neemt allemaal niet weg, dat
de manier waarop we met het leven om
gaan, waarop we ons in het leven over
eind houden, voor een deel gebaseerd is
op een leugen. De leugen namelijk dat we
sterker, beter, minder angstig en liefde
voller zijn dan we in feite, als we het al
leen zouden moeten doen, zouden zijn.
Een levensleugen uit noodzaak, zoals
Becker zegt, maar toch een leugen.
Het probleem van onze tijd is, dat die
leugen steeds vaker wordt doorgeprikt
omdat de idolen die de meesten van ons
hebben zelf op hun beurt sterfelijke, on-
volmaakte mensen zijn die vroeg of laat
door de mand vallen, zodat we in feite
steeds weer opnieuw het geloof verliezen
in mensen die we aanvankelijk zo ophe
melden. Vandaar ook dat mensen in
steeds toenemende mate het vertrouwen
in hun leiders en misschien ook wel in el
kaar, lijken te verliezen. "Nederland",
zei onze minister-president laatst, "is
ziek". Naar zijn mening trekken we ons
steeds minder aan van allerlei normen en
waarden en dreigen we te belanden in
een soort van 'iedereen doet alleen nog
maar wat in zijn eigen belang past' sa
menleving. Hij zei er alleen niet bij waar
door dat is gekomen. Een deel van het
antwoord is het feit, dat we weinig of
geen 'goede' idolen meer hebben(de pre
mier is er blijkbaar zelf ook niet een),
mensen wier levenswijze voor ons een
'lichtend' voorbeeld is.
Toch kunnen we niet zonder 'meesters',
zoals de Franse filosoof Camus in zijn ro
man De Val schreef: "Als je alleen bent,
zonder meester, zonder God, dan is het ge
wicht van de dagen loodzwaar! Je bent
dan wel gedwongen een meester te zoe
ken, nu God uit de mode is geraakt".
Maar we willen geen meesters meer. Voor
de keuze gesteld: idolen of ronddolen, kie
zen steeds meer mensen voor het laatste.
Moedig misschien, maar ook gevaarlijk.