'Er is eindelijk een tenniscultuur' Bondscoach Franker ziet Nederland voor 2000 de Davis Cup nog winnen ZATERDAG 8 DECEMBER 1990 HBH PAGINA 29 Paul Haarhuis, een van de twee na tionale toppers, in actie. In Nederland lopen net zo veel goede tennissers rond als in welk ander land van de wereld ook. Die gewaagde stelling is van Stan ley Franker, de directeur sportief van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond (KNLTB). Maar waarom spreken wij voetbal lend, fietsend en hockeyend in het buitenland wèl tot de verbeel ding en tennissend niet? Omdat hier nooit een 'tenniscultuur' is geweest, zegt Franker. Die cultuur is er volgens hem nu wel. "Het is niet langer vies om van tennis je beroep te maken. En de bond zet de talenten nu met wat geld en begeleiding op het juiste spoor. Straks spreken we in de wereld zeker een woordje mee. Ik denk zelfs dat Nederland in staat moet zijn om voor het jaar 2000 de Davis Cup te winnen". door Eric de Bie en Rob van der Zanden De resultaten zijn al beperkt zichtbaar geworden in het af gelopen seizoen. Bij de mannen bevinden zich momen teel zeven Hollanders- in de top 200 van de wereld. Mark Koevermans werd begin oktober in Athene de eerste Ne derlander die na Tom Okker weer een toernooi uit het re guliere circuit op zijn naam schreef en Richard Krajicek was dit jaar tijdens de Challenger-evenementen in Vero na en Casablanca de beste. Bij de vrouwen veroverden Linda Niemantsverdriet en Petra Kamstra de Worldcup voor meisjes tot zestien jaar. Laatstgenoemde won vorig weekeinde nog een met 45.000 gulden gedoteerd toernooi in Nigeria. En naast deze successen mag ook niet aan de opmars van Jan Siemerink, Jacco Eltingh, Kristie Boogert en Stephanie Rottier worden voorbijgegaan. Het is een nieuwe lichting prestatietennissers die Nederland in de nabije toekomst weer mee moet laten tellen. Vernaggeld De salontennissers ook in Nederland ruim vertegen woordigd hebben een slechte aan bondscoach Stanley Franker. Het talent dat denkt met een leuk slagenarsenaal en een minieme trainingsinzet gauw wat prijzengeld mee te pikken, is bij de 45-jarige Amsterdammer aan het ver keerde adres. Ze kunnen de professionele sfeer die de coach heeft geschapen alleen maar verzieken. Frits Don, trainer van onder anderen Mark Koever mans en algemeen geprezen vanwege zijn gedrevenheid en keiharde aanpak, weet heel goed waar het altijd fout is gegaan in het vaderlandse tenniswereldje. "Er zijn te veel Figuren geweest die de zaak hebben vernaggeld". Don doelt op de types die op jonge leeftijd bewijzen veel in hun mars te hebben, maar er weinig of niets voor over hebben om dat talent te exploiteren. Tennis is geen wielrennen. Maar ook een tennisser moet afzien als hij de top wil bereiken. Met name begin nende profs gaan soms door een hel. De spoeling is dun en er wordt door velen een gooi gedaan naar het prijzen geld. Talent alleen is niet voldoende voor een verblijf in het 'paradijs' van de beroepsspelers. Het is wat laat, maar ook in Nederland is dat besef nu doorgedrongen. Na Tom Okker, die in de jaren zeventig bij de beste vijf van de wereld hoorde en ooit zelfs nummer drie stond, zijn in Nederland maar weinig tennissers doorgebroken. Michiel Schapers werd lange tijd gezien als de opvolger van de 'Flying Dutchman', maar reikte nooit verder dan de 25ste plaats op de wereldranglijst. De nationale top pers zijn nu Mark Koevermans en Paul Haarhuis. Twee laat op gang gekomen profs, die voorlopig nog niet verder zijn gekomen dan een plaats bij de top-veertig, vijftig. Voorbeeld Stanley Franker vindt dat Schapers nog steeds als het voorbeeld kan gelden voor de vaderlandse tenniswereld. De inmiddels 31-jarige speler uit Eemnes is in het verle den vaak uitgelachen, omdat hij na de zoveelste neder laag steevast opmerkte dat zijn spel nog progressie ver toont. Franker: "Schapers heeft meer talent dan men denkt. Hij is bovendien een modelatleet. Zijn leven is helemaal gericht op tennis, 's Avonds om tien uur op bed, niet drin ken en niet achter de meiden aanzitten. Daarmee is hij er gekomen. Desondanks dat werd hij in de krant kapot ge schreven en door zijn eigen achterban, de bond, verzwe gen. Dan verdien je het eigenlijk niet om een tennisnatie te worden". Jan Siemerink (r) en Jacco Eltingh: een serieuze bedreiging voor Koevermans en Haarhuis. urchief/oto Loeu zujderduin) Een tennisser met de wil van Schapers en het aangebo ren talent van Okker zou Nederland wellicht op de mondiale tenniskaart een voorname plek geven. Franker denkt dat het kan. Het talent is er, daarvan is hij over tuigd. En de wil wordt de laatste jaren gekweekt door de bond zelf. Wie bereid is veel te geven voor het tennis kan sinds een aantal jaren op medewerking van de KNLTB rekenen. Jonge spelers die aan een profcarrière beginnen, kunnen in bepaalde gevallen financieel een steuntje in de rug krij gen. Zo worden de spelers van Jong Oranje in het Amster damse Frans Otten-stadion getraind, terwijl ze op kosten van de bond naar het buitenland mogen om daar deel te nemen aan sterk bezette toernooien. Daarbij worden ze begeleid door coaches die de KNLTB heeft ingehuurd. Zere plek Franker vermoedt dat daarmee de vinger op de zere en te re plek in de vaderlandse kweekvijver is gelegd. "Omdat juist in de beginfase de problemen ontstaan, helpt de bond op deze manier de jongelingen. We proberen te voorkomen dat ze vroegtijdig afhaken en in een neer waartse spiraal terechtkomen. Want dat is in het verleden met veel talenten gebeurd. Ze gingen naar het buitenland, verloren in de eerste ronde en werden vervolgens niet op gevangen. In feite stomen we ze nu klaar voor het vak van beroepstennisser. Technisch en mentaal, maar ook op za kelijk gebied. Want we leren ze ook hoe ze moeten om gaan met de pers en de commercie, die aan ze gaat trek ken als ze op eigen benen staan". "We hebben in Nederland zoveel tennissers. Maar rela tief erg weinig spelers die carrière maken in die sport. Dat moet veranderen. Het bestaan als prof moet niet langer als een ongewis avontuur worden gezien. Vroeger werd je voor gek verklaard als je ging tennissen. Je kon eigenlijk net zo goed bij het circus gaan werken. Zo redeneerde men. Nu houden ouders hun kinderen niet meer tegen als ze na de middelbare school voor het proftennis willen kie zen". "Maar toch moeten we de eer eigenlijk laten aan de spe lers en de privé-trainers. Zij doen uiteindelijk toch het meeste werk. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat de bond alles verzorgt. Trainers als Frits Don, Henk van Hulst en Ron Timmermans kunnen de begeleiding in het buitenland niet of nauwelijks doen. Daarvoor bieden wij de helpende hand, maar het echte bijschaven gebeurt toch vooral door hen". Motivatiekampen Een uitspraak van Franker die jaren geleden nog tot hoongelach zou hebben geleid. Toen werd de verhouding tussen de privé-coaches en de bondstrainers voorname lijk gekenmerkt door wederzijds wantrouwen. De vraag wat nou het beste was voor de aankomende talenten werd door beiden verschillend beantwoord. Met als gevolg dat de tennissers weinig opschoten. Nu lijken beide partijen overtuigd van het feit dat ook samenwerking in goede harmonie mogelijk is. Al zal er altijd wel strijd blijven be staan over wie een speler nu het meeste heeft bijgebracht als hij na jaren de wereldtop binnenstapt. Dat is trainers nu eenmaal eigen. Net als Don hecht Franker aan een mentaliteitsveran dering. Hij mag daarbij graag verwijzen naar de strenge opvoeding die hij zelf genoot in Paramaribo, waar hij op groeide. Het is geen toeval dat de geboren Surinamer voorstander is van zomerkampen voor jongeren, die hij steevast 'motivatiekampen' noemt. Franker zou graag zien dat het imago van de tennisser verandert. Met het beeld van de snel geld verdienende sportman die met minimale inspanningen tonnen weg sleept, moet worden afgerekend. "Het tennis heeft bij velen toch al niet zo'n goede naam. Ten onrechte, maar het is wel een beetje te begrijpen. Daar kunnen de spelers trouwens niet altijd iets aan doen. Het komt ook door de commercie. Als je ziet wat er tegen woordig gebeurt bij de grote toernooien, dat komt de ge loofwaardigheid van de tennissport niet ten goede. Spe lers komen in de eerste ronde opdraven, pakken een zak met startgeld en verliezen gewoon zodat ze de rest van de week wat anders kunnen doen. Ze stelen het geld niet, dat kun je moeilijk stellen, maar het is bepaald niet goed voor het imago van de sport". "Waarom komen de directeuren van die evenementen niet overeen dat er geen startgeld meer wordt betaald? Je kunt in plaats daarvan de publiekstrekkers belonen als ze een ronde verder komen. Of gewoon de speler die het toernooi 'maakt' extra geld geven". Bedelen Het internationale tenniscircus dreigt verziekt te worden. Franker kan alleen waken voor de gezondheid binnen de eigen landsgrenzen. Zijn contract loopt tot oktober 1992. Dan hoopt hij de Nederlandse tennissers op het juiste spoor te hebben gezet. Zoals hij het vóór Nederland in - Stanley Franker in gepeins verzonken langs de baan: "Als we voor de Davis Cup zes enkelspelen zouden moe ten afwerken zou blijken hoe sterk Nederland is. Dan zijn we ongeveer het vijfde tennisland van de wereld". Oostenrijk deed. Het is nog steeds verbazingwekkend dat iemand uit dat land. Thomas Muster, wel de top-tien van de wereld kan binnenwandelen. Het voorbeeld Muster wordt niet zelden aangehaald als het achterblijven van het Nederlandse tennis aan de orde is. "Ik heb voor dat soort jongens nog lopen bedelen om snaren toen ik daar werkzaam was", aldus Franker. "Als je ziet waar Muster nu staat. Hij is in eigen land bekender dan Niki Lauda. Al moeten we met hem niet overdrijven. Hij heeft nog niet gepresteerd wat Tom Okker heeft ge presteerd. Hij haalde nog nooit de Finale van een Grand Slam-toernooi Vandaag vergaderen de leden van de KNLTB over een beleidsplan, 'Tennis 2001' geheten. Een plan waarmee de bond aan Franker en de zijnen niet al te veel prioriteit geeft. De bond heeft immers vooral recreanten binnen de gelederen. Franker: "Het hele bondsapparaat draait om de recreanten. Toptennis krijgt naar mijn mening te wei nig. De echte stimulans komt toch daar vandaan. Dat is ook het vervelende met topsport. Als je een enquête on der de Nederlanders zou houden, zeggen ze er 'nee' tegen. Maar als ze de wereldcup winnen, gaan ze allemaal de straat op". Enkele maanden geleden stelde de bond een nieuwe voorzitter aan voor de professionele groep. Frans Otten (junior) moet met Franker het toptennisbeleid gaan bepa len. Het liefst zou het tweetal een aparte stichting in het leven roepen die Financieel en bestuurlijk haar eigen gang kan gaan. "Maar", zegt Otten, "als we maar zelfstandig en snel besluiten kunnen nemen, dan zijn we al een stuk ver der. Die stichtingsvorm hoeft dan niet eens. Het gaat er om dat we ons louter met het stimuleren van de topspor ter binnen het tennis kunnen bezighouden. En dat we over een paar jaar tennissers afleveren die in de wereldtop meekunnen. Dat doen we met voetballers en wielrenners toch ook?" Komende week hoopt de KNLTB het tennisjaar spor tief af te sluiten met een knaller, de nationale Masters in Driebergen. Zelden was deze titelstrijd bij met name de mannen zo 'open'. In het afgelopen jaar toonden spelers als Siemerink, Eltingh en Krajicek zo veel progressie dat ze nu een serieuze bedreiging vormen voor Koevermans en Haarhuis. Groei "In de breedte is er sprake van een ongelofelijke groei", meent Franker. "Als we voor de Davis Cup zes enkelspe len zouden moeten afwerken zou blijken hoe sterk Neder land is. Dan zijn we ongeveer het vijfde tennisland van de wereld. Op de Masters zal ook blijken hoe dicht de aan stormende jeugd tegen de toppers aan zit. Ik kan bijna niet wachten tot woensdag".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 29