Haalt het moderne schilderij het jaar 2100
Gitaristen eren Hendrix
Klimaatbeheersing slecht: geen expositie
'Tegenbeeld' in Haagse Gemeentemuseum
Kunstkritiek Baudelaire
in Nederlands vertaald
Restaurateurs begeleiden 'aftakeling', kunstenaars laconiek
WOENSDAG 19 SEPTEMBER 1990
KUNST
PAGINA 23
AMSTERDAM (GPD) - Twin
tig jaar na de dood van Jimi
Hendrix liet een groot aantal
Nederlandse gitaristen gister
avond zien wat hij voor hen be
tekent. In Paradiso in Amster
dam was de entourage van het
'Jimi Hendrix Memorial Con
cert' gelukkig sober: geen over
dreven 'sixties'-sferen; alleen
een gigantische, uiteraard links
handige 'Flying V' (na de Fen
der Stratocaster Hendrix' favo
riete gitaar) torende boven de
muzikanten uit.
Wie niet beter wist, was er na
het concert vast van overtuigd
dat Hendrix alleen in clichés
voortleeft. Niet eens de overbe
kende, zoals spelen met de gi
taar tussen de tanden of in de
nek, of het instrument kapot
slaam c.q. in de brand steken.
Daarmee waren de overwegend
blanke, rechtshandige gitaris
ten in Paradiso tamelijk zuinig.
Ze strooiden daarentegen rijke
lijk met andere clichés: einde
loos snel gefriemel in de hoogste
regionen; ongerichte herrie en
hoge volumes; ongebreidelde
'wah-wah' en 'feedback'.
Van het Hendrix-imitatietrio
'Re Experience' (rechtshandige
gitarist en linkshandige bassist!)
viel niet veel anders te verwach
ten. Zoiets scoort altijd op de ge
makkelijkste manier. Pijnlijker
wordt het als je bekende gitaris
ten als David Hollestelle
(Brood), Ulco Bed (Funky
Stuff), Rob de Weerd (Troc-
kener Kecks) zo te keer ziet
gaan. Hun hommages blonken
uit in onpersoonlijk gitaarge-
stunt: de juiste effecten maar
het verkeerde gevoel. Ego-trips,
maar een andere 'trip' dan die
van Hendrix.
Op twee bijdragen na. Het
(akoestische!) blues-concertje
van Urban Dance Squad-gitarist
Rene van Barneveld en het pau
zemuziekje van de avond: een
ongetwijfeld door Paradiso-di-
recteur Hans Dulfer zelf ge
speelde sax-versie van 'The Star
Spangled Banner', dat door
Hendrix zo martelend 'her
schreven' Amerikaanse volks
lied. Beiden riepen iets van Hen
drix' 'rooft' in herinnering', een
van zijn momenten van eenza
me hoogte zonder zichzelf op de
voorgrond te dringen. Geen ef
fecten, maar het juiste gevoel.
Toch leeft Hendrix allerminst
alleen in clichés voort. Met men
sen als Living Colour-gitarist
Vernon Reid voorop hebben
veel jonge, zwarte Amerikaans
rockmuzikanten hem heront
dekt. Voor hen is Hendrix als
toonbeeld van maximale muzi
kale vrijheid en zwart zelfver
trouwen razend actueel en in-
Jimi Hendrix.
spirerend. Niet voor niets is de
jongste Hendrix-biografie aan
Reid c.s. opgedragen. Die bio
grafie, van de Britse popjourna
list Charles Shaar Murray, ver
scheen deze week als 'Jimi Hen
drix, kind van de regenboog' in
het Nederlands (Luitingh-Sijt-
hoff, f34.90).
DEN HAAG (ANP) - De instal
latie voor klimaatbeheersing
van het Haags Gemeentemuse
um schiet tekort. Oude op pa
neel geschilderde werken kun
nen er niet worden opgehangen.
Ondanks veel inspanningen
worden er nog steeds schomme
lingen in vochtigheidsgraad ge
constateerd. De tentoonstelling
'Tegenbeeld' is daarom tot na
der order uitgesteld. Dat heeft
een museumwoordvoerder gis
teren meegedeeld.
'Tegenbeeld' zou een confron
tatie zijn van hedendaagse wer
ken van het Haags Gemeente
museum zelf, met oude mees
ters van het Mauritshuis (Rem
brandt, Vermeer en Steen). Het
Mauritshuis moet de eigen col
lectie toch een tijdje weghangen
om plaats te maken voor 'Hol
landse meesters uit Amerika'.
Beide exposities zouden plaats
hebben van 23 september tot 20
januari. De werken van het Mau
ritshuis blijven daar nu voorlo
pig in het depot.
Wanneer en of 'Tegenbeeld'
verwezenlijkt kan worden, is nu
nog volstrekt onduidelijk. Vol
gens de woordvoerder moet er
eerst stabliteit in het klimaat
worden bereikt en als dat lukt
moet die stabiliteit eerst 14 da
gen aanhouden.
In het Gemeentemuseum had
niemand zulke problemen voor
zien. „Anders waren we er nooit
aan begonnen." De klimaatbe-
heersingsinstallatie van het mu
seum voldoet nog wel voor ei
gen hedendaagse kunst.
Van onze redacteur
Cees van Hoore
LEIDEN - Een belangrijk deel van
de kunstkritieken van de Franse
dichter en letterkundige Charles
Baudelaire (1821-1867) is voor het
eerst in Nederlandse vertaling uit
gebracht. Dat is gebeurd door de
Amsterdamse uitgeverij Voetnoot.
Met steun van het Prins Bernhard-
fonds zijn onlangs bij deze uitgeve
rij verschenen: 'De Salon van 1846',
vertaald door Frans van Woerden,
en 'De Salon van 1859', vertaald
door Anneke Pijnappel. In voorbe
reiding bij Stichting Voetnoot zijn
onder meer de vertalingen van Bau-
delaires 'De Salon van 1845', 'De
schilder van het moderne leven',
'De wereldtentoonstelling van 1855'
en 'Richard Wagner en Tannhauser
in Parijs'.
Baudelaire is vooral bekend als
de dichter van 'Les Fleurs du Mal'
een verzameling verzen die in 1857
verscheen en vrijwel onmiddellijk
een groot schandaal veroorzaakte in
Parijs. Het Openbaar Ministerie liet
zes immoreel geachte gedichten
schrappen uit de bundel en veroor
deelde de auteur tot 300 francs boe
te wegens 'inbreuk op de openbare
moraal en de goede zeden'. Pas in
1949, zo constateert vertaler Frans
van Woerden in zijn nawoord bij 'Dé
Salon van 1846', werden Charles
Baudelaire en zijn uitgever door het
Franse Hof van Cassatie gerehabili
teerd en kon de ongecensureerde
uitgave van 'Les Fleurs du Mal' ver
schijnen.
De grote bekendheid van 'Les
Fleurs du Mal' heeft het andere
werk van Baudelaire overscha
duwd. Veel minder bekend is dat de
'gevloekte poëet' ook kunstkritie
ken heeft geschreven.
Op 15 april 1859 werd in het Parij-
se Palais des Beaux-Arts de zoge
naamde Salon geopend. Deze Salon
werd een jaarlijkse terugkerend
evenement, dat eigentijdse kunste
naars de gelegenheid bood hun
werk aan het grote publiek te laten
zien. Baudelaire heeft een groot
aantal van deze Salons bezocht en
geschreven over het daar getoonde
werk. In de door uitgeverij Voet
noot uitgebrachte werken vinden
we kritieken en beschouwingen
over fotografie, schilderkunst en
beeldhouwkunst.
In haar nawoord bij de vertaling
van 'De Salon van 1859' schrijft ver
taalster Anneke Pijnappel, een van
de drijvende krachten achter uitge
verij Voetnoot, dat Baudelaire zich
van de critici uit zijn tijd onder
scheidde door zijn "compromisloze
opvattingen en zijn virtuoze taalge
bruik". De kunstkritiek destijds
was vooral moraliserend. Baudelai
re was daarentegen een voorstander
van de gepassioneerde kunstkri
tiek. "De beste kritiek", zo schreef
hij, "is een kritiek die amusant en
poëtisch is, niet dat soort koude al
gebraïsche kritiek, dat onder het
mom van alles te verklaren, haat
noch liefde voelt, en zich uit vrije
wil van welk gevoel dan ook ont
doet, maar juist die kritiek die - ge
geven het feit dat een mooi schilde
rij de door een kunstenaar weer
spiegelde natuur is, - dat schilderij
zelf is, en wel weerspiegeld door een
intelligente en gevoelige geest".
Kunst werd naar de opvatting van
de Franse dichter "het best door
kunst becommentarieerd" en "de
beste kritiek van een schilderij
(was) een sonnet of elegie".
Vertaalster Anneke Pijnappel
zegt dat in de kunstkritieken van
Baudelaire het gevoel inderdaad
een prominente rol speelt. "Hij is in
zijn stukken zeer kritisch, harts
tochtelijk en subjectief. Hij is bij
tend, sarcastisch en valt de 'apen
van het sentiment' die 'cliché
kunst' produceren soms hard aan,
maar altijd omkleedt hij zijn oor
deel met argumenten. Het zijn nooit
zomaar scheldkanonnades. Baude
laire had een zeer eigen kijk op
kunst en hij ging zonder aanziens
des persoons te werk. In zijn tijd
was Ary Scheffer een gevierd schil
der. Baudelaire vond het maar
niets. De kunstenaar had voilgens
hem niet de taak de natuur, de wer
kelijkheid, botweg te copiëren,
zoals veel gebeurde in die tijd, nee,
die kunstenaar moest zijn verbeel-
De dichter
Charles Baude
laire (1821-
1867). Bijtend
en sarcastisch
tegen de 'apen
van het senti
ment'.
(foto archief)
dingskracht aanspreken en zijn ei
gen 'ziel' aan het werk meegeven".
"In de eerste plaats hebben we
deze kritieken natuurlijk uitgeven
om de taalschoonheid die Baude
laire erin laat zien. En om de ge
dachten die erin worden verwoord.
Maar daarnaast hebben ze wel dege
lijk ook een actuele waarde. Het is
met de beeldende kunstkritiek in
ons land vaak droevig gesteld. De
stukken zijn inhoudelijk gezien
nogal eens slecht en pseudo-diep-
zinnig. Wat dat betreft zou Baude
laire misschien nog als voorbeeld
kunnen dienen".
Van onze redacteuren
Emiel Fangmann en
Cees van Hoore
LEIDEN De Leidse kunsthisto
ricus Hayo de Boer voorziet grote
restauratieproblemen bij de mo
derne kunst. Deskundigen beves
tigen zijn opvattingen, kunste
naars reageren laconiek. De reden
van de problemen bij restauratie
zou zijn dat de moderne schilders
het ambachtelijke verwaarlozen,
daarop veel minder zijn gespitst
dan hun zeventiendc-ecuwse col
lega's. De Boer sneed dit pro
bleem aan in een interview in het
Leidsch Dagblad. Een van zijn
uitspraken: "De Appels moeten
bij wijze van spreken plat liggen
in de vitrine, anders lazert de verf
er vanaf". De Boer staat niet al-
leen in zijn mening. Een rondgang
langs specialisten en kunstenaars
Ook restaurateurs vragen zich af of
1 de moderne kunst het jaar 2100 wel
J zal halen. Zij erkennen dat herstel-
werkzaamheden bij moderne Ne-
derlandse schilderkunst grotere
problemen opleveren dan de res-
i tauratie van bijvoorbeeld schilderij-
en van zeventiende eeuwse mees-
4 ters. Dat de goede houdbaarheid
van moderne kunst op de langere
termijn minder zeker is dan die van
de zeventiende-eeuwse meesters
lijkt een feit. Wel moeten enige
kanttekeningen geplaatst worden
bij het zoeken naar de oorzaak van
de geringere bestendigheid van de
I moderne kunst. Het bewust of on-
i bewust niet 'ambachtelijk' werken
van moderne schilders speelt een
grote rol bij de vraag naar die be
stendigheid. Opmerkelijk is dat
schilders zelf aan die houdbaarheid
vaak niet zo hechten. Jeroen Hen-
neman: "De verf die ik gebruik is
prima. Ik denk dat mijn werk het
heus wel een tijd uithoudt. Maar ik
werk niet voor de eeuwigheid".
J.H. Venema, restaurateur van
het Haags Gemeente Museum,
noemt problemen met bijvoorbeeld
de Van Goghs (verkleuring van hel
der rose en paars) en Jozef Israëls
(craquelé, kleine barstjes). Bij de
Willinks schommelt soms de kwali
teit van het doek naar gelang de ge
bruikte techniek. "Verf ondergaat
een krimpproces. Voor dat proces
beëindigd is, zijn er tientallen jaren
over heen gegaan." aldus Venema.
"En een Karei Appel bijvoorbeeld
gebruikte in zijn technisch concept
alles door elkaar heen: fietslak,
muurverf, huisschilderverf, water
verf. Dat hoorde bij het experiment
van Cobra, maar dan ben je ver van
de oude techniek verwijderd".
Venema stelt, sprekend over res
tauratie van oude meesters, dat het
craquelé eigenlijk bij een Vermeer
hoort. "Bij een Vermeer is dat niet
storend, zonder craquelé krijgt het
iets onechts. Het is een mooi soort
spinneweb. Om een restaurateurs
uitdrukking te gebruiken: je geeft
een oude vrouw geen facelift om er
een juffrouw van twintig van te ma
ken. Nee, je haalt er beeldverstpren-
de dingen uit.'
'Maar", zo waarschuwt hij, "je
kunt in zijn algemeenheid geen ste1
lige uitspraken doen over bijvoor
beeld 'Willinks', 'Appels' enzo
voorts. Daar moet je voorzichtig in
zijn. Wel is kennis van materialen en
oude schildertechnieken belang
rijk. Want de industrie heeft df ver
ven vereenvoudigd. En het elders
omstreden materiaal cadmium le
vert bijvoorbeeld mooie gelen en ro
den. Vragen naar het oude ambacht
leven echter steeds meer, dr.t merk
ik aan de jeugd als ik gastcollege
geef op academies voor beeldende
kunst."
Begeleiden
Ella Hendriks, hoofd restauratie
van het Haarlemse Frans Hals mu
seum, signaleert eveneens poble-
men bij restauratie van moderne
kunst. "Bij Leo Gestels werken bij
voorbeeld. Een dikke verflaag op
dun linnen. Daardoor ontstaat te
veel spanning en komen er scheu
ren." Ook werken uit de verzame
ling die onder de Beeldende Kun
stenaars Regeling (BKR) tot stand
kwam, zijn behoorlijk aan verval
onderhevig. Er werd vaak goed
koop materiaal gebruikt.
IJ. Hummelen, hoofd van het
Amsterdamse- restauratorencollec
tief, zegt volmondig "ja", als hem
gevraagd wordt of het restaureren
van moderne schilderijen meer pro
blemen oplevert dan van de 'ldas-
sieken'. "Moderne werken zijn veel
moeilijker te conserveren. Ik heb
zelf Appels gerestaureerd en die
zijn niet meer in de originele staat
terug te krijgen. In plaats van 'res
tauratie' van moderne kunst spreek
ik dan ook liever van het 'begelei
den van schilderijen in hun verou
dering'. Als verf barst op een schil
derij, gaat ze nogal eens omhoog-
staan en raakt ze geconsolideerd.
Maar het beeld hoeft dan niet ver
stoord te zijn en dan accepteer je dat
barsten. Of probeer maar eens in
een monochroom, een schilderij in
één kleur, een kras te restaureren.
Dat blijf je altijd zien, terwijl 'on
zichtbaar' herstel bij de veelkleuri
ge zeventiende eeuwse schilderij-
gen.geen probleem is".
"Een oorzaak van gebruik van
minder bestendig materiaal is dat er
vlak na de oorlog weinig geld voor
was. Bekend is ook het verhaal dat
Karei Appel ooit eens te goeder
trouw een partij slechte verf ge
kocht heeft en daarover ruzie met
de fabrikant gehad heeft".
"Schilders maken zich er vaak
niet zo druk over of hun werk er na
honderd jaar nog zal zijn. Anselm
Kiefer had gewoon stro in zijn verf
nodig, en dat verteert. En de Ameri
kaan Julian Schnabel schilderde
een tijd op lichtgevoelig fluweel,
dat ook nog stof aantrekt. Het con
cept kan vaak belangrijker zijn dan
de houdbaarheid. Kunstenaars als
Kiefer en Schnabel nemen die ver
gankelijkheid op de koop toe".
"Houdbaarheid kan natuurlijk
ook alles met uiterlijke omstandig
heden te maken hebben. Zo consta
teerde de Algemene Rekenkamer
dat er te veel licht in het Van Gogh
Museum was. Omdat de waarde van
de staatsschilderijen daardoor zou
afnemen, moesten er ultra-violette
filers in de ramen komen. Maar te
genwoordig moetje accepteren dat
een schilderij ouder wordt en veran
dert".
"Het onderwijs in de kennis van
materialen is op de academies ge
ring. Nu weten we dat de zaak gaat
bladderen als je eieren als bindmid
Gouache van Karei Appel, maar hoe lang nog
del gebruikt. Maar ook de verfin
dustrie is schuldig. Die verkopen
bijvoorbeeld het 'stabiele pigment'
indigo. Maar daarvoor krijg je een
synthetisch pigment met een beetje
zwart. Ja, het lijkt sprekend 'indi
go'. Maar ja, de prijs moet natuurlijk
in de gaten gehouden worden".
"Tegenwoordig komt er overi
gens meer aandacht voor kennis
van materialen en technieken. Op
de Academie Minerva in Groningen
bijvoorbeeld, waar Diederik Kraay-
poel zich er mee bezig houdt. En op
de Maastrichtse Jan van Eyck Aca
demie bestaat de 'Stichting heden
daags kunstenaarsmateriaal. Nu
zijn er ook congressen. Door het
'vrije expressie idee' in de jaren vijf
tig is het een en ander
Fabeltje
Liesbeth Brandt Corstius van het
Gemeentemuseum Arnhem, ziet de
problemen niet zo zwaar. "Ik kan
me wel indenken dat moderne
kunst straks meer restauratie zal
vergen dan laten we zeggen werk
vart zeventiende-eeuwers. Wij heb
ben hier ook wel wat problemen
met het werk van Dick Ket gehad.
Die verf ging druipen, uitzakken.
Maar dat die moderne kunstenaars
die ambachtelijke techieken heb
ben laten vallen, vind ik echt niet
slecht of zondig. Ik denk dat elke
techniek zijn eigen vervuiling met
zich meebrengt. Als werk snel
dreigt te vervallen, houden we er bij
aankoop natuurlijk wel rekening
mee. We hebben hier bijvoorbeeld
een grote houtskooltekening van
een Duitse kunstenares. Elke keer
als iemand die tekening aanraakt,
gaat er een beetje van die houtskool
af. We hebben voorgesteld om de te
kening te fixeren, daar zijn bepaal
de technieken voor. Maar dat wilde
de kunstenares niet, ze vindt het
niet erg als het werk op den duur te
loorgaat, Maar om die reden hebben
wij het niet aangekocht. Je moet na
tuurlijk wel goed opletten. Ik denk
dat de moderne kunstenaars zich in
hun werk nieuwe vragen zijn gaan
stellen, andere vragen dan die de
oude meesters zichzelf stelden. Wij
moeten daar als musea weer een
passend antwoord op vinden, ande
re conserveringstechnieken. Wij
stellen ons zogezegd 'volgend' op".
Tekenaar, beeldhouwer en schil
der Jeroen Henneman, die net zijn
driejaarlijkse tentoonstelling in
Nouvelle Images achter de rug
heeft, maakt zich geen zorgen over
de vermeende restauratieproble
men bij de moderne kunst, "Dat die
schilders van vroeger die verf zelf
maakten, is natuurlijk een fabeltje.
Daar hadden ze hun knechtjes voor.
Maar daarnaast: ik denk niet dat
veel schilders zich zorgen zullen
maken of hun werk het nu zo lang
uithoudt. Ze maken een schilderij
orh het schilderij zelf. Ik ook, en
daarbij gebruik ik goed materiaal.
Er zijn op het ogenblik uitstekende
verven en er is veel meer over pig
ment bekend dan vroeger. Je weet
dat bepaalde verven zich chemisch
gezien niet goed met elkaar verdra
gen, dat zijn de gevaarlijke verven.
Die verven zijn zo ontzettend mooi,
maar ze kunnen wel ruïneus zijn als
je ze niet goed gebruikt. Ja, inder
daad Pruisisch blauw heeft wel de
neiging om grijs weg te slaan. Maar
over deze gevaarlyke verven kun je
lezen en dan ben je gewaarschuwd.
Ik ben dan ook niet bang dat het
werk van de moderne schilders
over, laten we zeggen, tweehonderd
jaar niet meer zal bestaan. Vergeet
niet: er zijn ook zeventiende-eeuw-
se schilderijen die het niet lang heb
ben uitgehouden. Het hangt heel
sterk van de persoonlijke werkwij
ze af'.
Failliet
Schilder Co Westerik vindt dat de
houdbaarheid van schilderijen en
kennis van oude technieken eigen
lijk twee los van elkaar staande din
gen zijn. Zelf staat hij bekend om
zijn kennis van en voorkeur voor de
oude schildertechniek. "Juist om
dat die oude technieken ongelooflij
ke mogelijkheden tot expressie ge
ven, symphonische mogelijkheden,
gebruik ik ze. Houdbaarheid komt
voor mij op de tweede plaats. Na
tuurlijk zi.jn veel zeventiende-eeuw
se schilderijen behouden gebleven,
maar hoeveel zijn er uit die tijd niet
vergaan? Ook zeer vele. Maar het
moet gezegd: door de stroomver
snelling van het wild expressionis
me is het onderwijs in de oude tech
nieken failliet gegaan".
"Maar begrijp mij goed, de waar
de van de moderne schilderkunst
staat of valt niet met het gebruik
van een oude techniek, want dat
staat er eigenlijk los van. De oude
technieken en de houdbaarheid, dat
is eigenlijk een toevallig goed hu
welijk. En het verschil in moeilijk
heidgraad tussën restauratie van
oude en moderne schilderkunst is
vaak relatief. Want hoeveel verfijn
der en ingewikkelder is vaak niet
het herstel van een Rembrandt dan
van een modern schilderij?"
Aarde
Schilder en etser Jan Montyn, die
de laatste tijd veel heeft geëxpo
seerd in Amerika en Japan en nu
aan het experimenteren is met doe
ken van groot formaat en het schil
deren naar model weer heeft opge
pakt: "Dat van die teloorgang van
het ambachtelijke is exact zo. En in
derdaad zullen de werken van veel
moderne schilders het niet zo lang
uithouden als die van de oude mees
ters. Dat zal enorme restauratie
werkzaamheden gaan vergen. Of ze
moeten werken met hele dure verf
en dat doen de meesten niet. Ik
maak mijn verf zelf. Mijn vader res
taureerde vroeger die plafondengel-
fjes. Van hem heb ik het maken van
verf geleerd. Dat is bijna een alchi-
mistisch proces. Ik gebruik alleen
de zogenaamde mifierale verfstof
fen. Dan neem ik een emmertje aar
de uit Toscane mee en dat zeef ik
dan. De mineralen die je dan over
houdt, stook ik warm. Uit een em
mertje haal ik ongeveer een halve
tube verf. Ik neem aarde van over
de hele wereld mee".
"Maar er zijn nog maar weinig
schilders die die techniek beheer
sen. Niet alleen de jongere schilders
maar ook die van mijn generatie
hebben daar geen kaas meer van ge
geten. Een van de weinigen die nog
zelf zijn verf maakt, is Co Westerik.
Die schijnt nog heel ambachtelijk te
werken. Ach. je kunt dan wel zeg
gen dat je niet voor de eeuwigheid
schildert, maar ik vind dat die tech
niek onderdeel ^uitmaakt van het
kunstwerk dat je maakt, het hoort
onlosmakelijk bij je vak".
De Amsterdamse schrijver-schil
der Jean Paul Franssens: "Natuur
lijk zijn er moderne kunstenaars die
goedkope verf hebben gebruikt,
soms uit armoede. En dan kan dat
later problemen geven. Net zoals
vergissingen tijdens het werk pro
blemen kunnen geven. Als je, ik
noem maar iets, teveel Pruisisch
blauw ergens in gebruikt, dan kan
het zijn dat het doek gaat verblau
wen. Maar die dingen zijn ook bij de
zeventiende eeuwse schilders voor
gekomen. Maar als je goede verf ge
bruikt, goed linnen en goed hout,
ook al koop je het dan kant en klaar,
dan geloof ik er niks van dat deson
danks dat werk het niet tegen de
fijd zal uithouden. Dat lijkt me on
zin. En ik geloof ook helemaal niet
dat het schildersambacht verloren
is gegaan: je moet nog steeds weten
hoe je verf opbrengt en hoe je de
beste kwaliteit krijgt en zo. Het am
bacht heeft alleen een ander karak
ter gekregen, het is met de tijd mee
gegroeid. Ik weet zeker dat als Rem
brandt zijn verf had kunnen kopen,
dat-ie dan dolblij zou zyn geweest.
Ik ben het er wel mee eens dat er
grote restauratieproblemen dreigen
als er verkeerde verf wordt ge
bruikt. En er zullen wel schilders
zijn geweest die dat hebben gedaan.
Maar ik geloof niet dat een De
Kooning, om nu maar eens iets te
noemen, er over honderd jaar niet
meer zal zijn. Het ligt allemaal aan
de werkwijze, het is een zeer per
soonlijke zaak".
Talens
De firma Koninklijke Talens B.V.
doet als producent van materialen
voor de beeldende kunst het hare.
"Juist met het oog op de problemen
hebben we twee jaar geleden voor
grootverbruikers als kunstschilders
en academies voor de beeldende
kunst een speciaal assortiment op
de markt gebracht, dat ook voor een
kleine beurs een maximum aan
kwaliteit garandeert" aldus marke
ting services manager H. L. van de
Ende. "Vooral de waterverdunbare
acrylverf, de meest gebruikte verf
onder de moderne kunstschilders,
lost naar onze mening problemen
op. Maar we merken inderdaad dat
de vraag naar kennis van materialen
en houdbaarheid aan het toenemen
is. We geven daarom voorlichting
en lezingen."
Maar over goede of slechte verf
zijn de meningen niet eensluidend.
Een expert is de chemicus P. Keu-
ne. hoofd laboratorium van de
Maastrichtse Jan van Eyck Acade
mie. Keune geeft op deze werk
plaats voor het ministerie van WVC
leiding aan fundamenteel weten
schappelijk onderzoek en adviseert
het bedrijfsleven bij fabricage van
verfmaterialen. Hij illustreert de
problematiek met een anekdote.
"Karei Appel werkte vlak na de oor
log in een atelier te Parijs, samen
met Bram Bogart, die hij dan
schamperend een verfmenger
noemde. Maar nu blijkt dat Bogaar-
ts schilderijen veel beter geconser
veerd gebleven zijn dan die van Ap
pel. Ja, in die zin begint het te rom
melen. Men wordt zich meer be
wust van het belang van nieuwe
verfsoorten en goede materialen.
Acrylverf bijvoorbeeld, die vergeelt
op den duur. De tendens is er om
bewuster met dat materiaal om te
springen. De mensen die aan de
kunstacademie's doceren zijn veel
al onbekend op dit terrein, het be
drijfsleven is daarentegen zeer ac
tief. Maar wat je nooit mag verge
ten: zelfs de beste verf kan door een
verkeerde schildertechniek ver
knald worden. Goede materialen en
goede techniek gaan samen".
Reactie Lakenhal
Doris Wintgens, conservator moder
ne kunst in het museum De Laken
hal, beaamt dat de moderne kunst
meer aan verval onderhevig is dan
de oude. "De oude olieverven hier
houden zich duidelijker beter dan
het werk van de moderne schilders.
Maar niet alleen met schilderijen
spelen dit soort problemen We had
den hier laatst een kunstwerk dat
bestond uit veren en daar was de
mot tn gekomen. Je moet ook goed re
kening houden met de wensen van
de kunstenaars: bij sommigen is dat
tijdelijke karakter van hel werk
deel van hun concept. Zij unllen niet
dat het werk de eeuwigheid in paat.
Kijk, en als het dan op instorten
staat, dat kunstwerk of schilderij,
dan krijg je te maken met ehtische
problemen. Mag ik het wel laten res
taureren? Ga ik daarmee niet tn te
gen de wens van de kunstenaar".