Collega's in het ongeluk 'Dat doen wij al lang niet meer, hè kind?' Voor eigen risico Woeste passies en een ezel JAN KUIJPER VRIJDAG 14 SEPTEMBER 1990 Weduwe Louis Paul Boon ('Jeanneke') schrijft onthutsende 'Memoires' In 'Mijn kleine oorlog' laat schrijver Louis Paul Boon een meisje tijdens het luchtalarm in paniek de tuin in- rennen. Ze kruipt in een kuil en trekt een krant over haar hoofd, zoals ze dat altijd doet als de bom menwerpers komen. Een hartver scheurend mooi beeld. Alsof die krant enige bescherming zou bie den tegen de zevenponders van de firma Krupp. Dat meisje blijkt nu Jeanneke Boon te zijn. de vrouw van de schrij ver. We komen dat te weten uit Je- annekes 'Memoires', die onlangs zijn verschenen bij uitgeverij Houtekiet. Jeanneke Boon sprak haar le vensherinneringen in op de band en liet deze uittikken. Het resultaat: 285 kwarto vellen met familiebele venissen. De schrijver Herwig Leus redigeerde de tekst en voerde aan vullende gesprekken met Jeanne ke. Het sappige Vlaams waarvan zij zich bedient bij deze inventarisatie van haar jeugd en haar leven met een van de grootste schrijvers van deze eeuw, liet hij gelukkig intact. Een loflied voor zo'n man. Hoedje af ook voor zijn bescheiden opstelling. Hij is niet gezwicht voor de verlei ding zichzelf meteen als co-auteur te benoemen, zoals dat vaak bij dit soort projecten gaat, maar hield zich decent op de achtergrond. Je moet in dit boek zoeken naar zijn naam. Die naam staat onder het na woord dat hij bij dit ontroerende boek schreef. Hij vermeldt daarin dat we met deze memoires een die per inzicht krijgen in de romans en verhalen van Boon. Dat is waar, maar of dat nu zo noodzakelijk en belangrijk is, waag ik te betwijfelen. Dat Louis Paul Boon de ervaringen van zijn eigen vrouw verwerkte in zijn boeken, zoals bij dat voorval met het kleine meisje1 tijdens het luchtalarm, is aardig om te weten. Maar we wisten natuurlijk al lang dat schrijvers voor hun boeken put ten uit hun eigen werkelijkheid. En dat die werkelijkheid dan vaak een kwart slag wordt gekanteld, is ook niet nieuw. Maar goed, misschien dat de literatuurwetenschap uit deze 'Memoires' toch weer een paar kanen weet te braden. Voor de 'gewone' lezer heeft dit boek echter een andere waarde. Wie dol is op het oeuvre van Boon, wil zoveel mogelijk weten over Boons leven en over dat van de mensen van wie hij hield. Daarin voorzien deze memoires. Ze zijn een soort geestelijk afrodisiacum: al lezend krijgen we steeds meer bewonde ring en liefde voor Louis Paul Boon. We zien hoe hij naast de barre strijd om het dagelijks bestaan hardnek kig zijn schrijverschap blijft uitoe fenen. x Daarnaast is het interessant om te weten hoe de vrouW van Louis leef de, wat zij nou dacht van haar man en zijn schrijverschap. Veel van wat een schrijver en zijn levensgezellin beleven komt dan misschien wel enigszins vervormd in het proza te recht, maar tussen vier muren, in de huiskamer, wordt tussen een auteur en zijn vrouw toch meer uitgespro ken dan je ooit in boeken zult aan treffen. Het zijn uitspraken waar over nog niet het glazuurlaagje van de literatuur ligt. Doordat Jeanne- kes memoires zo grof-eerlijk en authentiek zijn komen we veel din gen te weten die anders waarschijn lijk met haar het graf zouden zijn in gegaan. Seks Het zou mij niets verbazen als dit boek nog een rel zou veroorzaken. Ik kan mij voorstellen dat familiele den van Boon het uit de handel zou den willen laten nemen. Ze komen er in deze memoires namelijk niet best van af. Vooral waar het de moe der van Louis Paul Boon betreft, neemt Jeanneke nergens een blad voor de mond. Louis' moeder krijgt posthuum onderuit de zak. Ze wordt afgeschilderd als een egoïsti sche vrouw die niet bereid is haar zoon en schoondochter tijdens de oorlog te helpen. Louis is bepaald niet haar lieveling. Het is verleidelijk om Boons ero tische werk en ook zijn Femi- natheek, waarin hij honderden por tretjes en afbeeldingen van blote meisjes en vrouwen had verzameld, nu maar ineens te gaan verklaren als een voortdurende 'zoektocht naar de moeder', maar in die val zul len wij niet stappen. Wat dat verzamelen van erotica betreft, zien we bij Jeanneke trou wens een zeer vrijzinnigeopstel ling. Boon hoeft niet in het geniep te opereren, iets dat hij waarschijnlijk ook niet zou hebben gekund. Jean neke gunde hem zijn pleziertje. Vol gens haar stak er niks kwaads in. Op het eind van haar boek zegt ze dat zij de seks in haar leven nooit voorop heeft gesteld, scherper nog, zij zegt dat zij er nooit iets aan vond. Ze doet dat nadat Louis Paul Boon heeft geklaagd dat ze 'het' niet veel meer doen: "Louis was toen veel met de dood bezig, hij wou precies weg zijn. En ook het feit dat hij geen seksuele verlangens meer had, baarde hem grote zorgen, 'Dat doen wij al lang niet meer, hè kind', zei hij eens. En hij trok zijn broek af en liet mij zijn onderbuik zien. Ik schrok, want het was daar helemaal blauw van de lit tekens van zijn liesbreuk en zijn pe nis was precies krom gegroeid. 'Ach jongen', heb ik toen gezegd, 'trek het je niet aan, je weet dat seks vooi mij niet hoeft. Als we elkaar maai graag zien'. 'Bah ja', antwoordde hij en we dronken een druppel". Dat 'Bah' zou hier gemakkelijk geïnterpreteerd kunnen worden als afkeuring, verwerping. Maar het fungeert hier als stopwoord, dat zo veel betekent als onze verzuchting 'Ach'. We komen dit soort eigenaar digheden meer tegen in Jeannekes boek. Zoals gezegd: er is geen po ging gedaan om de zinnen te verne derlandsen en dat is maar goed ook. Jeannekes taaleigen is op die ma nier bewaard en het is dan ook alsof ze tegenover je zit en op conversa tietoon vertelt over haar leven. Het is een afwisselend leven dat ze met Louis heeft gehad, maar een moeilijk leven. Voor buitenstaan ders mag Boon zich dan hebben ontwikkeld tot een soort 'working class hero', hijzelf en zijn gezin heb ben daar, althans in het begin van zijn schrijverschap, niet erg veel profijt van gehad. Eerder ellende. Boon viel buiten de boot. Hij was en bleef voor zijn familie een gewone arbeider, maar dan een arbeider die het hoog in de bol had. Het is verbijsterend om te lezen hoe die familieleden van Boon rea geren wanneer bekend wordt dat Louis de Leo Krijnsprijs heeft ge kregen, een gebeurtenis die voor hem de doorbraak als schrijver be tekent. Als Jeanneke bij haar schoonfamilie komt, drijven ze de spot met het schrijverschap van Louis. 'En, hoe is het met onze Hen drik Conscience?', vragen ze. En als Louis komt vertellen dat hij de prijs heeft gewonnen, doen ze net alsof ze niets hebben gehoord. In een later stadium bagatelliseren ze het geld bedrag. Bitter Eén druppeltje van een bepaald me dicijn kan een groot glas water af schuwelijk bitter maken. Zo gaat het misschien ook een beetje met memoires. Het is duidelijk dat Jean neke haar memoires niet in een ver zaligd terugdenken aan de voorbije jaren op de band heeft ingesproken. Haar toestand op dit moment - een tijd geleden werd bij haar kanker geconstateerd aan de borst, zodat die moest worden afgezet - maakt haar relaas misschien wel wranger dan het anders zou zijn geworden. Maar de rode draad die door haar le ven en dat van haar echtgenoot loopt, is toch vooral de strijd om het bestaan, een bestaan dat er zeker niet makkelijker op werd door twee wereldoorlogen. Toen Boons roem kwam werd het allemaal wat makkelijker, maar zijn drankprobleem zorgde toch voor veel moeilijkheden. Hij werd dan erg agressief en toen Jeanneke op een keer wilde weglopen, dreigde hij haar met een broodmes de keel af te snijden. Maar gelukkig viel er vaak ook ge noeg te lachen. Toen hij was geope reerd aan een dubbele liesbreuk en daarna Lieve de Pelsmaeker zag, een beeldhouwster die met de kei zersnede was bevallen, zei hij stee vast tegen haar: "Zo kind, gaan we elkaar ons snee eens laten zien" Wat wij uit deze memoires te we ten komen en wat volgens mij niet echt bekend was in brede kring, is dat Louis Paul Boon hondsmoe was van het leven. Er wordt in het boek gesuggereerd dat hij er met pillen zelf een einde aan heeft gemaakt. De dag voor zijn dood had hij Jean neke nog gevraagd of ze het plaatje 'This is my song' van Petula Clark voor hem wilde opzetten, een plaat je waarop ze samen vroeger hadden gedanst. En hij had gezegd dat ze zich mooi moest laten maken bij de kapper, want ze waren uitgenodigd op de Zweedse ambassade, wellicht in verband met de Nobelprijs. Toen Jeanneke die avond naar bed ging, zei hij tegen haar: "Weet dat ik een slecht karakter heb. Ik heb dat van mijn moeder. Met. mij zou geen en kele andere vrouw het hebben uit gehouden. Ik zal je eeuwig dank baar zijn". Het waren zijn laatste woorden. De volgende dag, na het bezoek aan de kapper, trof Jeanneke haar man aan op de vloer van zijn werk kamer. De deur was op slot. Ze sloeg het raam in met een asbak. Maar het was te laat. Enkele dagen later werd Louis Paul Boon begra ven. Er lag een rode vlag over zijn kist. En een orkestje speelde jazz muziek. CEES VAN HOORE Memoires, Jeanneke Boon. Uitgeverij Houtekiet. Lotus Paul Boon verplaatst de wieg van een van zijn kleinkinderen. Jeanneke kijkt toe. (foto bezit familie Boon) GROTE LIJSTERS - Als een soort antwoord op de zogenaamde 'ver plichte literatuurlijst', die niet is goedgekeurd door de minister, heeft uitgeverij Wolters Noord- hoff een zeer goedkope serie literai re paperbacks op de markt gebracht onder de naam 'Grote Lijsters'. De serie is speciaal bestemd voor scho lieren met een dunne portemonnee. Het betreft hier vijf titels uit de ca non van titels die door veel eindexa menleerlingen worden gelezen: Lij men/Het Been (Elsschot), Hersen schimmen (Bernlef), Het leven is verrukkeluk (Remco Campert), Het verboden rijk (J. Slauerhoff) en Een vlucht regenwulpen (Maarten 't Hart). De boeken kosten vijf gulden per stuk. i Aangrijpende verhalen David Leavitt David Leavitt is bij uitstek een verhalenverteller. Had hij een paar eeuwen terug geleefd, dan zou hij van kasteel naar kasteel zijn getrokken om z'n scherpe ob servaties van het dagelijks leven door te vertellen. Gewoon, zonder opsmuk, maar onmiskenbaar ook met een zekere warmte zou hij re latie na relatie subtiel ontrafelen. Aan de ridders om conclusies te trekken. Wat een geluk dat Leavitt niet toen rondtrok, maar anno nu leeft. En niet aarzelt om zijn ver halen aan het papier toe te ver trouwen. Nog even afgezien van de vraag of de gemiddelde ridder de nuances van de verhalen op waarde had geschat, geeft dat ons immers de mogelijkheid Leavitts scherpe observaties keer op keer terug te halen; nu kunnen we tel kens weer genieten van zijn ver halen over wat twee mensen el kaar kunnen aandoen. Leavitts nieuwe verhalenbun del Waar ik nooit geweest ben past prima in zijn snelgroeiende oeuvre. Net als in zijn meester werk,' de roman De verloren taal der kranen, laat de jonge Ameri kaanse schrijver ons kennisma ken met een staalkaart van de mo derne samenleving. De saaie ma kelaar die zijn vrouw drie maan den in de steek laat om het met een man te proberen. De wat ou dere man die op een praatgroep een vrouw ontmoet waarmee hij na het sterven van hun wederzijd se partners heel voorzichtig een relatie aangaat. De decadente, oude Italiaanse critica die terug kijkt op haar leven vol kortduren de emoties en moeizaam aange knoopte banden. Leavitt geeft ons de tijd om met hen kennis te maken. Als met een penseel zet hij zijn hoofdrolspe lers neer. Zonder enige moeite wisselt hij tussen ik- en hij-per spectieven. En nog voordat de ka rakterschildering goed en wel rond is, is het verhaal al halverwe ge. Zoals in de vertelling met de merkwaardige titel Ayor, waarin een jonge vent zonder veel zelf vertrouwen zich voor een keertje ontworstelt aan zijn alles over heersende, knappe vriend. Hij neemt vakantie in Parijs met on der de arm de Spartacus-gids voor homoseksuele mannen. Plaatsen waar veilig vrijen geen gewoonte is, worden daarin sub tiel aangeduid als ayor, at your own risk (eigen risico). Ayor is het hoogtepunt van de bundel. David Leavitt laat het niet bij een beschrijving van twee volledig tegengestelde karakters; hij geeft inzicht. Integer worden de verschillen gezocht tussen de rauwe, snelle seks op de homo ontmoetingsplaats en de warme, langdurige liefde van mensen die elkaar volledig willen leren ken nen. Waar leiden ze toe? De ken nismaking gaat zo ver dat de zon der commentaar opgevoerde, dramatische conclusie van een van de hoofdrolspelers, toch aan spreekt. Hoe onlogisch die mis schien ook is. Het is maar een van de voor beelden die het vakmanschap van Leavitt als volwassen verha lenverteller bevestigt. Hij kan een klein stukje wereld klaar-helder, met weinig woorden en tot in de finesses tot leven brengen. In Waar ik nooit geweest ben be perkt hij zich daarbij niet tot één klein stukje wereld zoals in De verloren taal der kranen. Tegen woordig kan Leavitt over (bijna) alles aangrijpend vertellen. Daar word je even stil van. Net als die ridders van een paar eeuwen te rug. JEROEN DIRKS Talentvol maar beetje hijgerig debuut Mariët Meester KLEINE WERELD Dit is het dorp waarin hij is geboren. Eén straat met boerderijen, liever: sloot On heimelijk verkeer gaat hier per boot. Aan 't water ook de kerk, of liever: toren. God en zijn huis zijn hier al jaren dood Het Niets: je bent je pijpekop verloren en ook de steel is weg. Je ogen boren zich in een mistde Wereld is niet groot Rabarber door een voorvader geplant, naast jou steek ik mijn spade in de aarde. Niets gaat verloren, alles houdt zijn waarde, de pijpekop en de kies van de koe. Een bootje brengt mij naar de overkant. 1 let mist. blij wenst mij n kleine wereld toe. De dichter Jan Kuijper krijgt de Jan Campertprijs voor zijn laatste gedichtenbundel 'Tom ben'. Kuijper is een van de dich ters die zo'n vijftien jaar geleden het sonnet weer in ere hebben hersteld. Kuijpers gedichten blijken bij herlezing telkens weer nieuwe en verrassende ele menten te bevatten. 'Kleine we reld'. dat komt uit Kuijpers de buut 'Oogleden' (Uitgeverij Querido, ISBN9021441225), is daar een goed voorbeeld van. Het motto bij deze bundel zijn twpp versregels van Boutens: 'Verraadt mij niet: help mij den schijn/Redden zo lang ik hier moet zijn'. Bij Kuüper gaat het ook om het redden van een 'schijn', namelijk de af-schijn van een 'wereld' die hij ver moedt achter de onze. Al geruime tijd bloeit in het onwrik bare vaderland de reisliteratuur als in de hoogtijdagen der achttiende eeuw. Onverdachte calvinisten en bezadigde burgers reppen zich de laatste jaren naar vreemde kusten en verre stranden om daar met bolle ogen te gapen naar wat de dolzinni ge buitenlander bezielt. Afisicht- kaarten en dia-avonden doen kond van rare zeden, vies eten en huive ringwekkende hartstochten, waar aan verre volkeren zich onbe schaamd overgeven. Ook onze schrijvers werpen zich in bleke drommen in vliegtuigen naar de einder en komen gebronsd, gelou terd en vol van verhalen terug. Niet zelden opgelucht. Die opluchting mist de bekom merde, meelevende lezer aan het slot van Sevillana. het romande buut van Mariet Meester. Tranen druppen uit de ogen van de heldin, die per vliegtuig Spanje, land van passie, verlaat, met achterlating van de ezel S., waaraan hel boek zijn ti tel ontleent. Het zouden tranen van blijdschap moeten zijn, na alle ont beringen. "Ja, ze vergaat van de honger. De stewardess reikt een plastic bak junkfood aan". Net op tijd ontsnapt, zou men denken. Dit Nederlandse reisboek begint zoals een groot deel van alle Neder landse literatuur: met een vlucht voor de God van Nederland. In Se villana reist de vrouwelijke hoofd persoon, benard door dominee en bijbel, gefrustreerd door de ledig heid van werk en bestaan, naar Se- villa in Spanje om daar een 'Semana Santa', een Heilige Week, bij te wo nen. Als Jezus schaft zij zich een ezeltje aan en werpt zich vol harts tocht in het Maria-gewoel. In deze paasweek worden temidden van geestdriftige menigten heiligen- beelderi rondgedragen door groe pen 'nazarenos', onder andere uit gedost met 'capriotes', puntmutsen, die door de schrijfster op zijn Hol lands worden vergeleken met een "peniskoker op de verkeerde plek". Al snel woelt in de ik-figuur het verlangen deel te nemen aan deze religieuze mannentocht. Met hulp van de in heilige hartstochten on derlegde Isidoro weet zij zich een passend kostuum aan te schaffen en zich in het geniep in de stoet te men gen. Helaas volgt geen verlichting, onthechting of opvulling van inner lijke leegte. Integendeel: "Bij tijd en wijle dreig ik van mijn stokje te gaan. Er is een gek geruis in mijn hoofd. De continu doortetterende muziek wurgt bijna iedere con structieve gedachte. Drums en trompetten walsen genadeloos over elke hersenactiviteit heen". Maar: "Het is prima dat met die hersenspoelende muziek en die li chamelijke uitputting het rationele denken slecht lukt. Als ik zou toege ven aan mijn verstandelijke weer standen zou ik de hele maniëristi sche rimram de rug toekeren en het nazareno-kleed ter plekke demon- stratief van me afgooien". Het wordt niks. Teleurgesteld onttrekt ze zich aan de processie en gaat op zoek naar andere sensaties die haar innerlijke (en lichamelijke) leegtes moeten vullen. In het tweede deel van het boek wordt in die leemtes tijdelijk voor zien door een barre, barok beschre ven voettocht met de zigeuner Jai me en - als steeds - de ezel S. In op gewonden proza wordt verhaald van een reis vol ontberingen. Het bi zarre verslag wemelt van kleurrijke autochtonen, extatische ervaringen afgewisseld met profane uitroepen, verwijzingen naar dood en erotiek, vies eten en leven volgens de wetten der natuur. Uiteindelijk, verlaten door haar minnaar, verkoopt de geëxalteerde toeriste tierend van wanhoop haar ezeltje en stapt met haar laatste cen ten op het vliegtuig naar huis. Onge twijfeld om daar verslag te doen van woeste passies en uitheems geluk. Eind goed, al goed, denk je, al staat het nergens geschreven. Hijgerig Een merkwaardig debuut, dit Sevil lana. geschreven in een gedreven mengelmoes van afgesleten woord gebruik en hoogdravend verlangen. De schrijfster springt van de hak op de tak. wipt van seks naar statige, folkloristische beschrijvingen en, lichamelijk en geestelijk opgegeild, weer terug naar seks. Op het eerste gezicht hysterisch schrijfsel van kinderachtige komaf; Toch wil ik spreken van een ta lentvol debuut. De roman is uiterst levendig en meeslepend geschre- Novelle F.B. Hotz over treinramp bij De Vink (1926) ven en behoort, ondanks de barok ke vervoering en wat stupide le vensvragen, tot de meest enthou siaste en betrokken en sympathieke reisbeschrijvingen van vaderlandse snit, die ik recent heb gelezen. Het soms platte, directe taalgebruik re lativeert ook de geestdriftigste emo ties. heeft een bevrijdende en ont nuchterende uitwerking op de hoofdpersoon en lezer, en troost de geschrokken thuisblijver. Hoewel vertedering en ergernis om voor rang strijden na lezing, overheerst opluchting. Als Mariet Meester het al te hijgerige van haar proza weet in te tomen, zie ik wel een literair le vensdoel voor haar weggelegd. ROB VOOREN Sevillana, Mariët Meester. Uitg. Mcu- lenhoff. Van de Leidse schrijver F.B. Hotz is onlangs de 63 paginaatjes tellende novelle 'De Voetnoot' in druk ver schenen. Het verhaal is gebaseerd op de treinramp bij het Leidse sta tion De Vink op 9 september 1926. Een van de slachtoffers bij dat onge luk was de tante van de verteller, een mens dat graag actrice wilde worden maar daartoe niet de gele genheid had. Ze verspeelt een voet bij het ongeluk. Als kleuter hoort Hotz op een middag in Leiden een geluid dat hij niet thuis kan brengen. "Dan hoor de ik een rommelende slag, ver weg. Het zou onweer kunnen zijn maar het kwam niet uit de hemel, het leek uit de aarde op te stijgen". Er is niets te zien in de straat, maar men sen schuiven de ramen open en staan even later in groepjes met el kaar te praten. Later blijkt dat Hotz' tante bij het spoorwegongeluk ge wond is geraakt, maar niet alleen zij, ook haar twee favoriete toneelspe lers. Dat verzacht haar lot. Het onge luk heeft haar een beetje een 'colle ga' gemaakt van dg twee kunste naars. Beklemmend wordt het moment waarop de ramp zich voltrekt, be schreven: "Op donderdag 9 septem ber 1926 vertrok de sneltrein van 14.48 uur op tijd van Den Haag Hol landse Spoor naar Amsterdam. Het was lauw nazomerweer met een be dekte lucht. De trein trok op tot de toegestane 90 km per uur en na derde sereen de halte De Vink bij Leiden. Het was kort voor drie uur: op de kaarsrechte baan tussen open weilanden begon opeens, onver klaarbaar. de 72 ton zware locomo tief te steigeren. (Te dansen, zei een ooggetuige later). De machine zakte naar links, ranselde de houten biels en sloeg om. Hij drong in de grond in een regen van kiezel, en duwde rails en dwarsliggers in een boog voor zich uit. 'Het leek wel een aard beving', zei een boer. Stoom begon oorverdovend te onstnappen". Paradoxaal genoeg biedt het on geluk de tante van Hotz opeens een levensdoel: zij begint eindeloze pro cessen te voeren tegen de Spoorwe gen. Toch verliest ze op den duur, ook als blijkt dat de fout bij die Spoorwegen lag. Bij het aanleggen Mariët Meester: wipt van seks naar statige, folkloristische beschrijvin- JGU. (foto .laap de Ruig) van de nieuwe spoorbaan waren de arbeiders vergeten de kiezelstenen tussen de bielzen goed aan te stam pen. De 72 ton zware locomotief gleed toen hij eenmaal op het nieu we baanvak kwam gewoon weg. CEES VAN HOORE Dc voetnoot, F.B. Hotz. Uitg. De Arbei-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 12