Collega's in het ongeluk
'Dat doen wij al lang niet meer, hè kind?'
Voor eigen risico
Woeste passies en een ezel
JAN KUIJPER
VRIJDAG 14 SEPTEMBER 1990
Weduwe Louis Paul Boon ('Jeanneke') schrijft onthutsende 'Memoires'
In 'Mijn kleine oorlog' laat schrijver
Louis Paul Boon een meisje tijdens
het luchtalarm in paniek de tuin in-
rennen. Ze kruipt in een kuil en
trekt een krant over haar hoofd,
zoals ze dat altijd doet als de bom
menwerpers komen. Een hartver
scheurend mooi beeld. Alsof die
krant enige bescherming zou bie
den tegen de zevenponders van de
firma Krupp.
Dat meisje blijkt nu Jeanneke
Boon te zijn. de vrouw van de schrij
ver. We komen dat te weten uit Je-
annekes 'Memoires', die onlangs
zijn verschenen bij uitgeverij
Houtekiet.
Jeanneke Boon sprak haar le
vensherinneringen in op de band en
liet deze uittikken. Het resultaat:
285 kwarto vellen met familiebele
venissen. De schrijver Herwig Leus
redigeerde de tekst en voerde aan
vullende gesprekken met Jeanne
ke. Het sappige Vlaams waarvan zij
zich bedient bij deze inventarisatie
van haar jeugd en haar leven met
een van de grootste schrijvers van
deze eeuw, liet hij gelukkig intact.
Een loflied voor zo'n man. Hoedje af
ook voor zijn bescheiden opstelling.
Hij is niet gezwicht voor de verlei
ding zichzelf meteen als co-auteur
te benoemen, zoals dat vaak bij dit
soort projecten gaat, maar hield
zich decent op de achtergrond. Je
moet in dit boek zoeken naar zijn
naam.
Die naam staat onder het na
woord dat hij bij dit ontroerende
boek schreef. Hij vermeldt daarin
dat we met deze memoires een die
per inzicht krijgen in de romans en
verhalen van Boon. Dat is waar,
maar of dat nu zo noodzakelijk en
belangrijk is, waag ik te betwijfelen.
Dat Louis Paul Boon de ervaringen
van zijn eigen vrouw verwerkte in
zijn boeken, zoals bij dat voorval
met het kleine meisje1 tijdens het
luchtalarm, is aardig om te weten.
Maar we wisten natuurlijk al lang
dat schrijvers voor hun boeken put
ten uit hun eigen werkelijkheid. En
dat die werkelijkheid dan vaak een
kwart slag wordt gekanteld, is ook
niet nieuw. Maar goed, misschien
dat de literatuurwetenschap uit
deze 'Memoires' toch weer een paar
kanen weet te braden.
Voor de 'gewone' lezer heeft dit
boek echter een andere waarde. Wie
dol is op het oeuvre van Boon, wil
zoveel mogelijk weten over Boons
leven en over dat van de mensen
van wie hij hield. Daarin voorzien
deze memoires. Ze zijn een soort
geestelijk afrodisiacum: al lezend
krijgen we steeds meer bewonde
ring en liefde voor Louis Paul Boon.
We zien hoe hij naast de barre strijd
om het dagelijks bestaan hardnek
kig zijn schrijverschap blijft uitoe
fenen. x
Daarnaast is het interessant om te
weten hoe de vrouW van Louis leef
de, wat zij nou dacht van haar man
en zijn schrijverschap. Veel van wat
een schrijver en zijn levensgezellin
beleven komt dan misschien wel
enigszins vervormd in het proza te
recht, maar tussen vier muren, in de
huiskamer, wordt tussen een auteur
en zijn vrouw toch meer uitgespro
ken dan je ooit in boeken zult aan
treffen. Het zijn uitspraken waar
over nog niet het glazuurlaagje van
de literatuur ligt. Doordat Jeanne-
kes memoires zo grof-eerlijk en
authentiek zijn komen we veel din
gen te weten die anders waarschijn
lijk met haar het graf zouden zijn in
gegaan.
Seks
Het zou mij niets verbazen als dit
boek nog een rel zou veroorzaken.
Ik kan mij voorstellen dat familiele
den van Boon het uit de handel zou
den willen laten nemen. Ze komen
er in deze memoires namelijk niet
best van af. Vooral waar het de moe
der van Louis Paul Boon betreft,
neemt Jeanneke nergens een blad
voor de mond. Louis' moeder krijgt
posthuum onderuit de zak. Ze
wordt afgeschilderd als een egoïsti
sche vrouw die niet bereid is haar
zoon en schoondochter tijdens de
oorlog te helpen. Louis is bepaald
niet haar lieveling.
Het is verleidelijk om Boons ero
tische werk en ook zijn Femi-
natheek, waarin hij honderden por
tretjes en afbeeldingen van blote
meisjes en vrouwen had verzameld,
nu maar ineens te gaan verklaren
als een voortdurende 'zoektocht
naar de moeder', maar in die val zul
len wij niet stappen.
Wat dat verzamelen van erotica
betreft, zien we bij Jeanneke trou
wens een zeer vrijzinnigeopstel
ling. Boon hoeft niet in het geniep te
opereren, iets dat hij waarschijnlijk
ook niet zou hebben gekund. Jean
neke gunde hem zijn pleziertje. Vol
gens haar stak er niks kwaads in. Op
het eind van haar boek zegt ze dat zij
de seks in haar leven nooit voorop
heeft gesteld, scherper nog, zij zegt
dat zij er nooit iets aan vond. Ze
doet dat nadat Louis Paul Boon
heeft geklaagd dat ze 'het' niet veel
meer doen:
"Louis was toen veel met de dood
bezig, hij wou precies weg zijn. En
ook het feit dat hij geen seksuele
verlangens meer had, baarde hem
grote zorgen, 'Dat doen wij al lang
niet meer, hè kind', zei hij eens. En
hij trok zijn broek af en liet mij zijn
onderbuik zien. Ik schrok, want het
was daar helemaal blauw van de lit
tekens van zijn liesbreuk en zijn pe
nis was precies krom gegroeid. 'Ach
jongen', heb ik toen gezegd, 'trek
het je niet aan, je weet dat seks vooi
mij niet hoeft. Als we elkaar maai
graag zien'. 'Bah ja', antwoordde hij
en we dronken een druppel".
Dat 'Bah' zou hier gemakkelijk
geïnterpreteerd kunnen worden als
afkeuring, verwerping. Maar het
fungeert hier als stopwoord, dat zo
veel betekent als onze verzuchting
'Ach'. We komen dit soort eigenaar
digheden meer tegen in Jeannekes
boek. Zoals gezegd: er is geen po
ging gedaan om de zinnen te verne
derlandsen en dat is maar goed ook.
Jeannekes taaleigen is op die ma
nier bewaard en het is dan ook alsof
ze tegenover je zit en op conversa
tietoon vertelt over haar leven.
Het is een afwisselend leven dat ze
met Louis heeft gehad, maar een
moeilijk leven. Voor buitenstaan
ders mag Boon zich dan hebben
ontwikkeld tot een soort 'working
class hero', hijzelf en zijn gezin heb
ben daar, althans in het begin van
zijn schrijverschap, niet erg veel
profijt van gehad. Eerder ellende.
Boon viel buiten de boot. Hij was en
bleef voor zijn familie een gewone
arbeider, maar dan een arbeider die
het hoog in de bol had.
Het is verbijsterend om te lezen
hoe die familieleden van Boon rea
geren wanneer bekend wordt dat
Louis de Leo Krijnsprijs heeft ge
kregen, een gebeurtenis die voor
hem de doorbraak als schrijver be
tekent. Als Jeanneke bij haar
schoonfamilie komt, drijven ze de
spot met het schrijverschap van
Louis. 'En, hoe is het met onze Hen
drik Conscience?', vragen ze. En als
Louis komt vertellen dat hij de prijs
heeft gewonnen, doen ze net alsof ze
niets hebben gehoord. In een later
stadium bagatelliseren ze het geld
bedrag.
Bitter
Eén druppeltje van een bepaald me
dicijn kan een groot glas water af
schuwelijk bitter maken. Zo gaat
het misschien ook een beetje met
memoires. Het is duidelijk dat Jean
neke haar memoires niet in een ver
zaligd terugdenken aan de voorbije
jaren op de band heeft ingesproken.
Haar toestand op dit moment - een
tijd geleden werd bij haar kanker
geconstateerd aan de borst, zodat
die moest worden afgezet - maakt
haar relaas misschien wel wranger
dan het anders zou zijn geworden.
Maar de rode draad die door haar le
ven en dat van haar echtgenoot
loopt, is toch vooral de strijd om het
bestaan, een bestaan dat er zeker
niet makkelijker op werd door twee
wereldoorlogen.
Toen Boons roem kwam werd het
allemaal wat makkelijker, maar zijn
drankprobleem zorgde toch voor
veel moeilijkheden. Hij werd dan
erg agressief en toen Jeanneke op
een keer wilde weglopen, dreigde
hij haar met een broodmes de keel
af te snijden.
Maar gelukkig viel er vaak ook ge
noeg te lachen. Toen hij was geope
reerd aan een dubbele liesbreuk en
daarna Lieve de Pelsmaeker zag,
een beeldhouwster die met de kei
zersnede was bevallen, zei hij stee
vast tegen haar: "Zo kind, gaan we
elkaar ons snee eens laten zien"
Wat wij uit deze memoires te we
ten komen en wat volgens mij niet
echt bekend was in brede kring, is
dat Louis Paul Boon hondsmoe was
van het leven. Er wordt in het boek
gesuggereerd dat hij er met pillen
zelf een einde aan heeft gemaakt.
De dag voor zijn dood had hij Jean
neke nog gevraagd of ze het plaatje
'This is my song' van Petula Clark
voor hem wilde opzetten, een plaat
je waarop ze samen vroeger hadden
gedanst. En hij had gezegd dat ze
zich mooi moest laten maken bij de
kapper, want ze waren uitgenodigd
op de Zweedse ambassade, wellicht
in verband met de Nobelprijs. Toen
Jeanneke die avond naar bed ging,
zei hij tegen haar: "Weet dat ik een
slecht karakter heb. Ik heb dat van
mijn moeder. Met. mij zou geen en
kele andere vrouw het hebben uit
gehouden. Ik zal je eeuwig dank
baar zijn". Het waren zijn laatste
woorden.
De volgende dag, na het bezoek
aan de kapper, trof Jeanneke haar
man aan op de vloer van zijn werk
kamer. De deur was op slot. Ze
sloeg het raam in met een asbak.
Maar het was te laat. Enkele dagen
later werd Louis Paul Boon begra
ven. Er lag een rode vlag over zijn
kist. En een orkestje speelde jazz
muziek.
CEES VAN HOORE
Memoires, Jeanneke Boon. Uitgeverij
Houtekiet.
Lotus Paul Boon verplaatst de wieg van een van zijn kleinkinderen. Jeanneke kijkt toe. (foto bezit familie Boon)
GROTE LIJSTERS - Als een soort
antwoord op de zogenaamde 'ver
plichte literatuurlijst', die niet is
goedgekeurd door de minister,
heeft uitgeverij Wolters Noord-
hoff een zeer goedkope serie literai
re paperbacks op de markt gebracht
onder de naam 'Grote Lijsters'. De
serie is speciaal bestemd voor scho
lieren met een dunne portemonnee.
Het betreft hier vijf titels uit de ca
non van titels die door veel eindexa
menleerlingen worden gelezen: Lij
men/Het Been (Elsschot), Hersen
schimmen (Bernlef), Het leven is
verrukkeluk (Remco Campert), Het
verboden rijk (J. Slauerhoff) en Een
vlucht regenwulpen (Maarten 't
Hart). De boeken kosten vijf gulden
per stuk.
i
Aangrijpende verhalen David Leavitt
David Leavitt is bij uitstek een
verhalenverteller. Had hij een
paar eeuwen terug geleefd, dan
zou hij van kasteel naar kasteel
zijn getrokken om z'n scherpe ob
servaties van het dagelijks leven
door te vertellen. Gewoon, zonder
opsmuk, maar onmiskenbaar ook
met een zekere warmte zou hij re
latie na relatie subtiel ontrafelen.
Aan de ridders om conclusies te
trekken.
Wat een geluk dat Leavitt niet
toen rondtrok, maar anno nu
leeft. En niet aarzelt om zijn ver
halen aan het papier toe te ver
trouwen. Nog even afgezien van
de vraag of de gemiddelde ridder
de nuances van de verhalen op
waarde had geschat, geeft dat ons
immers de mogelijkheid Leavitts
scherpe observaties keer op keer
terug te halen; nu kunnen we tel
kens weer genieten van zijn ver
halen over wat twee mensen el
kaar kunnen aandoen.
Leavitts nieuwe verhalenbun
del Waar ik nooit geweest ben
past prima in zijn snelgroeiende
oeuvre. Net als in zijn meester
werk,' de roman De verloren taal
der kranen, laat de jonge Ameri
kaanse schrijver ons kennisma
ken met een staalkaart van de mo
derne samenleving. De saaie ma
kelaar die zijn vrouw drie maan
den in de steek laat om het met
een man te proberen. De wat ou
dere man die op een praatgroep
een vrouw ontmoet waarmee hij
na het sterven van hun wederzijd
se partners heel voorzichtig een
relatie aangaat. De decadente,
oude Italiaanse critica die terug
kijkt op haar leven vol kortduren
de emoties en moeizaam aange
knoopte banden.
Leavitt geeft ons de tijd om met
hen kennis te maken. Als met een
penseel zet hij zijn hoofdrolspe
lers neer. Zonder enige moeite
wisselt hij tussen ik- en hij-per
spectieven. En nog voordat de ka
rakterschildering goed en wel
rond is, is het verhaal al halverwe
ge. Zoals in de vertelling met de
merkwaardige titel Ayor, waarin
een jonge vent zonder veel zelf
vertrouwen zich voor een keertje
ontworstelt aan zijn alles over
heersende, knappe vriend. Hij
neemt vakantie in Parijs met on
der de arm de Spartacus-gids
voor homoseksuele mannen.
Plaatsen waar veilig vrijen geen
gewoonte is, worden daarin sub
tiel aangeduid als ayor, at your
own risk (eigen risico).
Ayor is het hoogtepunt van de
bundel. David Leavitt laat het
niet bij een beschrijving van twee
volledig tegengestelde karakters;
hij geeft inzicht. Integer worden
de verschillen gezocht tussen de
rauwe, snelle seks op de homo
ontmoetingsplaats en de warme,
langdurige liefde van mensen die
elkaar volledig willen leren ken
nen. Waar leiden ze toe? De ken
nismaking gaat zo ver dat de zon
der commentaar opgevoerde,
dramatische conclusie van een
van de hoofdrolspelers, toch aan
spreekt. Hoe onlogisch die mis
schien ook is.
Het is maar een van de voor
beelden die het vakmanschap
van Leavitt als volwassen verha
lenverteller bevestigt. Hij kan een
klein stukje wereld klaar-helder,
met weinig woorden en tot in de
finesses tot leven brengen. In
Waar ik nooit geweest ben be
perkt hij zich daarbij niet tot één
klein stukje wereld zoals in De
verloren taal der kranen. Tegen
woordig kan Leavitt over (bijna)
alles aangrijpend vertellen. Daar
word je even stil van. Net als die
ridders van een paar eeuwen te
rug.
JEROEN DIRKS
Talentvol maar beetje hijgerig debuut Mariët Meester
KLEINE WERELD
Dit is het dorp waarin hij is geboren.
Eén straat met boerderijen, liever: sloot
On heimelijk verkeer gaat hier per boot.
Aan 't water ook de kerk, of liever: toren.
God en zijn huis zijn hier al jaren dood
Het Niets: je bent je pijpekop verloren
en ook de steel is weg. Je ogen boren
zich in een mistde Wereld is niet groot
Rabarber door een voorvader geplant,
naast jou steek ik mijn spade in de aarde.
Niets gaat verloren, alles houdt zijn waarde,
de pijpekop en de kies van de koe.
Een bootje brengt mij naar de overkant.
1 let mist. blij wenst mij n kleine wereld toe.
De dichter Jan Kuijper krijgt de
Jan Campertprijs voor zijn
laatste gedichtenbundel 'Tom
ben'. Kuijper is een van de dich
ters die zo'n vijftien jaar geleden
het sonnet weer in ere hebben
hersteld. Kuijpers gedichten
blijken bij herlezing telkens
weer nieuwe en verrassende ele
menten te bevatten. 'Kleine we
reld'. dat komt uit Kuijpers de
buut 'Oogleden' (Uitgeverij
Querido, ISBN9021441225), is
daar een goed voorbeeld van.
Het motto bij deze bundel zijn
twpp versregels van Boutens:
'Verraadt mij niet: help mij den
schijn/Redden zo lang ik hier
moet zijn'. Bij Kuüper gaat het
ook om het redden van een
'schijn', namelijk de af-schijn
van een 'wereld' die hij ver
moedt achter de onze.
Al geruime tijd bloeit in het onwrik
bare vaderland de reisliteratuur als
in de hoogtijdagen der achttiende
eeuw. Onverdachte calvinisten en
bezadigde burgers reppen zich de
laatste jaren naar vreemde kusten
en verre stranden om daar met bolle
ogen te gapen naar wat de dolzinni
ge buitenlander bezielt. Afisicht-
kaarten en dia-avonden doen kond
van rare zeden, vies eten en huive
ringwekkende hartstochten, waar
aan verre volkeren zich onbe
schaamd overgeven. Ook onze
schrijvers werpen zich in bleke
drommen in vliegtuigen naar de
einder en komen gebronsd, gelou
terd en vol van verhalen terug. Niet
zelden opgelucht.
Die opluchting mist de bekom
merde, meelevende lezer aan het
slot van Sevillana. het romande
buut van Mariet Meester. Tranen
druppen uit de ogen van de heldin,
die per vliegtuig Spanje, land van
passie, verlaat, met achterlating van
de ezel S., waaraan hel boek zijn ti
tel ontleent. Het zouden tranen van
blijdschap moeten zijn, na alle ont
beringen. "Ja, ze vergaat van de
honger. De stewardess reikt een
plastic bak junkfood aan". Net op
tijd ontsnapt, zou men denken.
Dit Nederlandse reisboek begint
zoals een groot deel van alle Neder
landse literatuur: met een vlucht
voor de God van Nederland. In Se
villana reist de vrouwelijke hoofd
persoon, benard door dominee en
bijbel, gefrustreerd door de ledig
heid van werk en bestaan, naar Se-
villa in Spanje om daar een 'Semana
Santa', een Heilige Week, bij te wo
nen. Als Jezus schaft zij zich een
ezeltje aan en werpt zich vol harts
tocht in het Maria-gewoel. In deze
paasweek worden temidden van
geestdriftige menigten heiligen-
beelderi rondgedragen door groe
pen 'nazarenos', onder andere uit
gedost met 'capriotes', puntmutsen,
die door de schrijfster op zijn Hol
lands worden vergeleken met een
"peniskoker op de verkeerde plek".
Al snel woelt in de ik-figuur het
verlangen deel te nemen aan deze
religieuze mannentocht. Met hulp
van de in heilige hartstochten on
derlegde Isidoro weet zij zich een
passend kostuum aan te schaffen en
zich in het geniep in de stoet te men
gen. Helaas volgt geen verlichting,
onthechting of opvulling van inner
lijke leegte. Integendeel: "Bij tijd en
wijle dreig ik van mijn stokje te
gaan. Er is een gek geruis in mijn
hoofd. De continu doortetterende
muziek wurgt bijna iedere con
structieve gedachte. Drums en
trompetten walsen genadeloos over
elke hersenactiviteit heen".
Maar: "Het is prima dat met die
hersenspoelende muziek en die li
chamelijke uitputting het rationele
denken slecht lukt. Als ik zou toege
ven aan mijn verstandelijke weer
standen zou ik de hele maniëristi
sche rimram de rug toekeren en het
nazareno-kleed ter plekke demon-
stratief van me afgooien". Het
wordt niks. Teleurgesteld onttrekt
ze zich aan de processie en gaat op
zoek naar andere sensaties die haar
innerlijke (en lichamelijke) leegtes
moeten vullen.
In het tweede deel van het boek
wordt in die leemtes tijdelijk voor
zien door een barre, barok beschre
ven voettocht met de zigeuner Jai
me en - als steeds - de ezel S. In op
gewonden proza wordt verhaald
van een reis vol ontberingen. Het bi
zarre verslag wemelt van kleurrijke
autochtonen, extatische ervaringen
afgewisseld met profane uitroepen,
verwijzingen naar dood en erotiek,
vies eten en leven volgens de wetten
der natuur.
Uiteindelijk, verlaten door haar
minnaar, verkoopt de geëxalteerde
toeriste tierend van wanhoop haar
ezeltje en stapt met haar laatste cen
ten op het vliegtuig naar huis. Onge
twijfeld om daar verslag te doen van
woeste passies en uitheems geluk.
Eind goed, al goed, denk je, al staat
het nergens geschreven.
Hijgerig
Een merkwaardig debuut, dit Sevil
lana. geschreven in een gedreven
mengelmoes van afgesleten woord
gebruik en hoogdravend verlangen.
De schrijfster springt van de hak op
de tak. wipt van seks naar statige,
folkloristische beschrijvingen en,
lichamelijk en geestelijk opgegeild,
weer terug naar seks. Op het eerste
gezicht hysterisch schrijfsel van
kinderachtige komaf;
Toch wil ik spreken van een ta
lentvol debuut. De roman is uiterst
levendig en meeslepend geschre-
Novelle F.B. Hotz over treinramp bij De Vink (1926)
ven en behoort, ondanks de barok
ke vervoering en wat stupide le
vensvragen, tot de meest enthou
siaste en betrokken en sympathieke
reisbeschrijvingen van vaderlandse
snit, die ik recent heb gelezen. Het
soms platte, directe taalgebruik re
lativeert ook de geestdriftigste emo
ties. heeft een bevrijdende en ont
nuchterende uitwerking op de
hoofdpersoon en lezer, en troost de
geschrokken thuisblijver. Hoewel
vertedering en ergernis om voor
rang strijden na lezing, overheerst
opluchting. Als Mariet Meester het
al te hijgerige van haar proza weet
in te tomen, zie ik wel een literair le
vensdoel voor haar weggelegd.
ROB VOOREN
Sevillana, Mariët Meester. Uitg. Mcu-
lenhoff.
Van de Leidse schrijver F.B. Hotz is
onlangs de 63 paginaatjes tellende
novelle 'De Voetnoot' in druk ver
schenen. Het verhaal is gebaseerd
op de treinramp bij het Leidse sta
tion De Vink op 9 september 1926.
Een van de slachtoffers bij dat onge
luk was de tante van de verteller,
een mens dat graag actrice wilde
worden maar daartoe niet de gele
genheid had. Ze verspeelt een voet
bij het ongeluk.
Als kleuter hoort Hotz op een
middag in Leiden een geluid dat hij
niet thuis kan brengen. "Dan hoor
de ik een rommelende slag, ver weg.
Het zou onweer kunnen zijn maar
het kwam niet uit de hemel, het leek
uit de aarde op te stijgen". Er is
niets te zien in de straat, maar men
sen schuiven de ramen open en
staan even later in groepjes met el
kaar te praten. Later blijkt dat Hotz'
tante bij het spoorwegongeluk ge
wond is geraakt, maar niet alleen zij,
ook haar twee favoriete toneelspe
lers. Dat verzacht haar lot. Het onge
luk heeft haar een beetje een 'colle
ga' gemaakt van dg twee kunste
naars.
Beklemmend wordt het moment
waarop de ramp zich voltrekt, be
schreven: "Op donderdag 9 septem
ber 1926 vertrok de sneltrein van
14.48 uur op tijd van Den Haag Hol
landse Spoor naar Amsterdam. Het
was lauw nazomerweer met een be
dekte lucht. De trein trok op tot
de toegestane 90 km per uur en na
derde sereen de halte De Vink bij
Leiden. Het was kort voor drie uur:
op de kaarsrechte baan tussen open
weilanden begon opeens, onver
klaarbaar. de 72 ton zware locomo
tief te steigeren. (Te dansen, zei een
ooggetuige later). De machine zakte
naar links, ranselde de houten biels
en sloeg om. Hij drong in de grond
in een regen van kiezel, en duwde
rails en dwarsliggers in een boog
voor zich uit. 'Het leek wel een aard
beving', zei een boer. Stoom begon
oorverdovend te onstnappen".
Paradoxaal genoeg biedt het on
geluk de tante van Hotz opeens een
levensdoel: zij begint eindeloze pro
cessen te voeren tegen de Spoorwe
gen. Toch verliest ze op den duur,
ook als blijkt dat de fout bij die
Spoorwegen lag. Bij het aanleggen
Mariët Meester: wipt van seks naar statige, folkloristische beschrijvin-
JGU. (foto .laap de Ruig)
van de nieuwe spoorbaan waren de
arbeiders vergeten de kiezelstenen
tussen de bielzen goed aan te stam
pen. De 72 ton zware locomotief
gleed toen hij eenmaal op het nieu
we baanvak kwam gewoon weg.
CEES VAN HOORE
Dc voetnoot, F.B. Hotz. Uitg. De Arbei-