OEKEÜ De capsule draaide om haar as als een kippetje aan het spit Het buitengewone in gewone taal Astronauten werden hemelse dichters E. Du Perron hokt samen met biggen die praten Meccano voor 'n mooi meisje De vampier die Roemenië leegzoog WOENSDAG 15 AUGUSTUS 1990 ®5«Fi m W 1H£» m PAGINA 15 Goedkope poëziebloemlezing bij 10 jaar De Tweede Ronde De aarde is net een verwend kind: ze hecht het meest aan wat haar dreigt te worden afgenomen; de rest laat haar onverschillig. Vanuit het kinetisch nulpunt van haar onver schilligheid grijpt ze onmiddellijk- efficiënt in, als haar bezit haar dreigt te worden ontnomen. Dit ver wende trekje van de aarde kennen we pas goed sinds 1968, toen de eer ste (Amerikaanse) astronauten naar de maan reisden. Aan astronauten trekt de aarde zo verschrikkelijk hard dat een raket drieënhalf mil joen liter brandstof en een snel heid van 20.000 kilometer per uur nodig heeft om ze veilig buiten het bereik van zwaartekracht te brengen. Terwijl het heelal ze al leen maar even wil lenen. Gedurende ongeveer een eeuw hebben geleerden al hun technisch, theoretisch en fantastisch genie aangewend om een mens in de ruimte te krijgen. In 1947 kwam de eerste grote triomf toen de legenda rische Chuck Yaeger de geluidsbar rière doorbrak. Daarna was de beurt aan een Rus. Yoeri Gagarin werd op 12 april 1961 de eerste mens die aan de aantrekkingskracht van de aarde ontsnapte en in een baan rond de aarde kwam. Dit alles verdient onze lof en grootste bewondering, maar er is één prestatie die met kop en schouders boven al die technische en theoretische hoogstandjes uit steekt, en dat is wat ik zou willen noemen: het doorbreken van de su perlatieven-barrière. Wat dat is, behalve een begrip van eigen make lij, zal ik hieronder proberen duide lijk te maken. Er is een hyper-gevoelige grens aan de taal, en dat is het zogenaam de superlativus (de overtreffende trap). Hoger dan het superlativus kan men in de taal niet komen. Ho ger dan hoogst, daar heeft de taal simpelweg geen oplossing voor. Voor mystici is dit altijd een groot probleem geweest. Zie hoe Augusti- nus God beschrijft: de hoogste, de beste, de machtigste, de almachtig- ste, de meest genadevolle, de recht vaardigste, de diepst verborgene en toch meest nabije. De eerlijkste en toch de sterkste: onwrikbaarst en toch ongrijpbaarst; onveranderlijk en toch alles veranderend; nimmer nieuw en toch nimmer oud; altijd bewegend, altijd in rust... Je voelt hoe de kerkvader wanho pig probeert om buiten de taal te ko men, hoe hij met superlatieven beukt tegen de superlatieven en hoe hij tegengestelde uitersten naast el kaar zet in de hoop op een vonk. Maar de aantrekkingskracht van de taal is te groot. Het blijven vruchte loze pogingen om de barrière te doorbreken, om te spreken voorbij de sprakeloosheid. Dichters Wat Augustinus niet lukte, dat lukte de 27 astronauten die naar de maan gingen wel. Ze doorbraken de su perlatieven-barrière. Eenmaal in de ruimte veranderden ze (met een knal) van aardse macho's in hemels- rustige dichters. Grootspraak ver anderde (met een knal) in poëzie. Luister wat Stu Roosa zegt over het naderen van de maan: "Je komt aanzweven, zo goed als klaar, en die oude maan groeit onvoorstelbaar snel, vult het hele raam...bleek bruin, bleek grijs, tegen zwart aan- ...dan drijf je de schaduw in en ga je op de achterkant toe en al gauw vliegje in de volstrekte duisternis". En Mike Collins: "Ze hing daar heel, heel groot en stil naast ons raam, muisstil natuurlijk en dat gaf je een akelig voorgevoel. Ze leek niet erg vriendelijk en uitnodigend. Je vroeg je af of we haar domein moes ten binnendringen of niet". Kalmte, pure kalmte, ondanks het akelige voorgevoel. Zo had Au gustinus graag gesproken over God. In deze kalmte voorbij de superla tieven schuilt de ware magie van de ruimtereis. Rond Neil Armstrong zal, net als rond Columbus, gaande weg een stralenkrans ontstaan die nog duizenden jaren energie uit straalt (wat Columbus betreft: zijn stralenkrans is pas deze eeuw géan schijnen en neemt in felheid nog steeds toe. Men leze 'De honden van het paradijs' van Abel Posse). Neil Armstrong was een man die een heel arsenaal superlatieven meenam naar de maan en ze daar met onnoemelijke betekenisvol heid neerlegde zodat onze groot spraak - in grootspraak en macht is veel poëzie - nog enkele eeuwen de vrijheid en de ruimte heeft om te groeien zonder tot oorlog en onder gang te leiden. Uiteindelijk is dat ook wat Columbus deed. Hij redde Europa van de verstikkingsdood. Hij was een maker van ruimte. In het boek 'Naar de maan' van de Amerikaanse journalist Harry Hurt zijn de astronauten veelvuldig aan het woord. Elke fase van de reis naar de maan wordt door hen be commentarieerd (dat wil zeggen: aanschouwelijk gemaakt voor le ken) en dat laat Hurt ze zo goed doen dat je als lezer de reis prak tisch meebeleeft. 'Je eerste erva ring van gewichtloosheid wan neer die toeslaat', vertelt Gene Cernan van de Apollo 17, 'is alsof je met honderd kilometer per uur over een landweg rijdt en de wa gen gaat over een hobbel. Je maag vliegt omhoog naar je keel, dan ben je over de hobbel en krijg je even een lekker gevoel en dan bam! - ben je weer beneden. Maat als je in de ruimte bent en ge wichtloosheid bereikt, ga je ovet die hobbel heen en niet meer te rug naar beneden'. Het is de alsof- vergelijking die maakt dat wij het kunneT» meebeleven, maar ook dat de astronauten het psychisch over leefden. Meer nog dan het radiocon tact met ground-control lijkt de als- of-vergelijking hen aan de aarde te binden: 'De aarde was net een oog; de maan leek een fijne plek om te zonnebaden; de capsule draaide langzaam om zijn as als een kjp aan het spit'. Dat lijkt me een mooie conclusie voor een literaire pagina: zonder beeldspraak (poëzie) zou geen enkele astronaut zijn reis naar de maan psychisch hebben overleefd (wat, god verhoede, niet wil zeggen dat dichters ideale astro nauten zijn!). PETER BEKKERS AMSTERDAM - "De poëzie in De Tweede Ronde biedt nu al zo'n tien jaar lang tegenwicht aan de zoge naamde hermetische poëzie - die ik overigens vaak onzinpoëzie vind". Dichter en vertaler Peter Verste gen probeert boven het feestge druis uit te komen. Het literaire tijd schrift De Tweede Ronde, door Ver stegen en zijn compaan Marko Fondse opgericht, bestaat tien jaar en dat wordt gevierd, samen met uitgever Bert Bakker en de auteurs die het driemaandelijks verschij nende tijdschrift hebben gevuld. Ter gelegenheid van dit jubileum verscheen de bloemlezing 'Achter gewone woorden. De beste poëzie uit tien jaar De Tweede Ronde', poë zie 'die verstaanbaar wil zijn en dat voor iedere goede verstaander ook is', die streeft naar 'het buitengewo ne dat wordt opgeroepen met gewo ne woorden'. Light verse, nieuwe verhalen en gedichten van Nederlandse en Vlaamse auteurs, vertaald proza, vertaalde Russische poëzie, teke ningen van schrijvers die zich met beeldende kunst hebben bezigge houden, speciale landennummers, zoals het Arabische nummer, het Zweedse en het Vlaamse het is maar een greep uit wat De Tweede Ronde in al die jaren met onwrikba re regelmaat heeft geboden. Eén blik in Mulliners Wijnlokaal, het Amsterdamse etablissement waar het jubileum wordt besproeid, volstaat om te kunnen constateren hoe groot de verscheidenheid aan auteurs is die aan het blad hebben meegewerkt. Dichter Jean Pierre Ra wie - ooit door Jules Deelder ge typeerd als 'Bodelaar' - staat aan de bar van een sapje te nippen. Dichte res Neeltje Maria Min staat gezus- terlijk naast nieuwkomer en 'colle ga' Catharina Blaauwendraad. In een hoek van het wijnlokaal zitten de slavisten Maija Wiebes, Yolanda Bloemen en Anne Pries geani meerd te praten met hun leermees ter Karei van het Reve. Van het Re- ve - wat vindt hij nu eigenlijk van de naam van het tijdschrift? De Twee de Ronde, lijkt dat niet een beetje op 'het tweede garnituur'? Van het Reve houdt zijn hand achter zijn oor en laat de vraag her halen. Na enig nadenken zegt hij:_ "Aan een naam moet je niet zo zwaar tillen. De Waarheid had toch ook niets te maken met de waar heid". Peter Verstegen, de bedenker van de naam: "Omdat er veel vertalin gen in ons tijdschrift verschijnen vind ik De Tweede Ronde nog niet zo'n gekke naam. En dat we geen tweede garnituur brengen is in de loop der tijd toch wel bewezen. We hebben veel nieuw talent gebracht, zoals Frans Pointl ("De Tweede Ronde heeft voor mij de deur op een kier gezet"), Renee van Riessen, Mees Houkind, L.F. Rosen, Max Niematz en Esther Jansma. En na tuurlijk ook de helaas zo vroeg ge storven Nico Slothouwer, wiens Verzamelde Werk binnenkort wordt uitgegeven. Maar ook geves tigde namen zoals Leeflang, Vro- man, Morriën, noem maar op. Battus en Renate Rubinstein ver schillen over bijna alles met elkaar van mening, maar beiden noemden De Tweede Ronde in hun columns een uitstekend blad. Erudiet maar niet academisch". Uitgever Bert Bakker, die naast Verstegen zit, heeft met de naam van het door hem uitgegeven tijd schrift ook weinig moeite. "Neem nou namen als Tirade en Maatstaf - vooral dat Maatstaf is toch een rare naam. Dan vind ik een naam als De Tweede Ronde absoluut intrigeren der". Bij de keuze van de poëzie die in De Tweede Ronde wordt gepubliceerd, richt Verstegen ?ich vooral op ver staanbaarheid. "Natuurlijk mag er in een gedicht meer staan dan wat er staat, dat moet zelfs. Maar er moet geen onzin staan. Dichters als Kouwenaar, Ten Berge en Hame link hebben een behoorlijke reputa tie opgebouwd, maar voor De T\vee- de Ronde zou ik ze weigeren. Kou wenaar bijvoorbeeld vind ik geen groot dichter. Kennelijk mis ik voor de waardering van zijn werk het zin tuig". "Als ik tot een plaatsbepaling moet komen van ons tijdschrift zou ik zeggen dat we nog het dichtst in de buurt van Maatstaf staan. Maar Maatstaf bevat naar mijn mening behoorlijk wat oninteressant mate riaal. Vooral het beschouwende ge deelte, die ellenlange stukken over De Tachtigers of zo, vind ik niet erg sterk. Ook van Tirade hadden wij wel wat weg, maar dan heb ik het over het Tirade van vier jaar gele den. Nu is dat tijdschrift vooral een podium geworden voor dichters die hermetische poëzie schrijven". 'Achter gewone woorden', de bloemlezing uit de poëzie die in de afgelopen tien jaren in De Tweede Ronde is verschenen, kost maar vier gulden negentig. Die lage prijs was mogelijk doordat de dichters voor deze keer belangeloos hebben meegewerkt aan de bloemlezing. Maar ook als dat niet zo was ge weest, zegt Verstegen, had het boek nog maar een tientje gekost. "We wilden gewoon eens bewijzen datje ook voor een klein bedrag veel goe de poëzie kunt brengen, dat dat commercieel gezien mogelijk is. Door die lage prijs vergroot je het afzetgebied natuurlijk enorm. Ja, daar zit misschien wel iets van zen dingsdrift in. Deze bloemlezing is zeker ook bedoeld voor al die men sen die het lezen van poëzie hebben opgegeven na het verschijnen van dat onbegrijpelijke, obscure, werk van dichters als Bloem, Faverey, Kouwenaar en Ten Berge". MARKO FONDSE Hij was een man van echt fatsoen en erg kieskeurig in zijn doen. Van wat ik deed, vooral ook liet, had hij de juiste weet zo niet. Altijd gespeend van 't aardse slijk 'maakte hij al zijn bazen rijk. Dat maakte hem niet koud of Arm geboren stierf hij arm. Schoon geboren stierf hij schoon. Besta maar hemel, als zijn loon. Dit gedicht van Marko Fondse is ajkomstig uit de bloemlezing 'Ach ter gewone woorden. De beste poëzie uit tien jaar De Tweede Ronde'. Van 13 oktober tot 10 november 1936, om precies te zijn, reisde Eddy du Perron met zijn vrouw en kind per stoomboot naar Indië. Het was vijftien jaar geleden dat hij afscheid had genomen van zijn land van her komst. Een erg opwekkend gezelschap vormden zijn medepassagiers niet, maar Du Perron nam wraak met een boekje, 'Scheepsjournaal van Ar thur Ducroo', waarin hij zich ver borg achter hetzelfde alter ego als in zijn roman 'Het land van herkomst'. Zelf heeft hij het boekje nooit in druk gezien. Tijdens de oorlog ver scheen het in een kleine oplage, daarna is het opgenomen in het Ver zameld Werk, maar pas nu, vijftig jaar na Du Perrons dood, is het her drukt. Kees Snoek schreef er een in formatief nawoord bij. Zo'n reisjournaal is een moeilijk genre als het de vorm van een ze denschets aanneemt. De auteur kan zijn lezers vermaken ten koste van zijn gezelschap, maar dan moeten hij en zijn publiek van dezelfde con venties uitgaan. Gevaarlijk wordt het als de auteur de indruk wekt dat hij niet door heeft dat de mensen die hij bespot nu eenmaal een ande re sociale conventie hanteren dan hijzelf. Zeker geldt dit wanneer de verschillen in conventies samen hangen met de maatschappelijke verschillen. Wat is precies het verschil tussen bekakt en geaffecteerd? Wat is het verschil tussen arrogant en zelfbe wust? Tussen dom en argeloos, tus sen eenvoudig en primitief? In een reisverhaal heb je trouwens niet al leen te maken met karakters die worden beschreven maar ook met allerlei ongemakken. Waar ligt de grens tussen iemand die voor zijn recht opkomt en een querulant? Het eigen sociale milieu bepaalt meestal welke keuze je maakt in je beoordeling. Voor de huidige lezer was Du Per ron een beetje querulant als het om de ongemakken van het reizen ging. Zijn vrienden Ter Braak en Gres- hoff vonden eertijds al dat hij zich teveel aan zijn positie als buiten staander vastklampte, dat hij te veel doorzeurde. Kennelijk hanteerden zij andere conventies dan Du Per ron. Eddy Du Perron in Indië, kort na de bootreis. (foto Letterkundig Museum) in 1936 - vat zy samen hoe een intel ligente westerse toerist zich voelt in de Derde Wereld: 'Ze hebben gelijk dat zij ons Europeanen willen be dotten, maar het is toch ook onmo gelijk om sympathie te hebben voor mensen die op niets anders uit zijn!' Dat het 'Scheepsjournaal van Ar thur Ducroo' de moeite waard is, ontleent het boekje voor mij dan ook aan dit soort observaties en niet aan de zedenschetsjes. In het begin van het journaal be schrijft Ducroo zijn laatste periode in Parijs en de tweestrijd of hij zich wel of niet bij zijn vriend Héverlé =Malraux) zou aansluiten om in Spanje tegen de fascistische rebel len te vechten. Ducroo vertrekt naar Indië, ziek geworden van de poli tiek, maar regelmatig moet hij op het schip aan de Spanjestryders te rugdenken. In dezelfde tijd vraagt hij zich ook af hoe Indië er na al die jaren zal uitzien. En in dit licht krij gen de observaties over de gebor neerde kolonialen er een dimensie by. We begrypen dan ook beter waarom Ducroo opkwam voor zyn Indische boy Rasidi, die volgens hem op de KPM-boot niet mens waardig werd behandeld. Deze pas sages maken het 'Scheepsjournaal' paradoxaal genoeg een politiek boek van een schrijver die de poli tiek vaarwel heeft gezegd. Jammer dat het zo lang heeft moeten duren voordat een Nederlandse uitgever het belang ervan inzag. AUGUST HANS DEN BOEF Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, E. Du Perron. Nawoord Kees Snoek. Uitg. Nijgh Van Ditmar. 24,50. Het communiceren met uit een ander sociaal milieu ging Du Perron/Ducroo slecht af. Scherpe geesten als Ter Braak waren niet aan boord, dappere lieden als André Malraux evenmin. De mensen die hij op de boot ontmoet, omschrijft hij als 'witte kaffers' of 'platvoeten', en het hele verblijf noemt hij 'sa menhokken met pratende biggen'. Een oude planter vindt hij wel aar dig. Niet omdat de man minder dom is dan de rest, maar omdat de anek dotes die hij vertelt Ducroo aan zijn jeugd doen denken. Natuurlijk vormen de opvaren den van zo'n stoomboot geen inspi rerend gezelschap. Maar voor de huidige lezer is veel van Du Perrons kritiek gedateerd en daarom ook niet grappig meer. Dat hy het be grip 'joodse koopman' zonder meer als synoniem voor Taf kan hante ren, vinden wij stereotyp en daarom ook antisemitisch. Bovendien maakt Du Perron sterk de indruk dat zijn afkeer van de rijke, domme planters op de boot niet geheel los staat van zijn grote rancune over het verlies van zijn familievermogen. Daarom ben ik het niet helemaal eens met Kees Snoek wanneer hy in zijn nawoord Du Perron verdedigt in diens walging van de geld- eh sta- tuszoekende passagiers. Du Perron had waarschijnlijk óók een hekel aan statuszoekers omdat hy zelf bij zyn geboorte al een hoge maat schappelijke status had verworven. Daardoor kon hij het zich permitte ren zijn ambitie op de literatuur te richten. Jane, de vrouw van Ducroo, is soms interessanter dan haar schrij vende echtgenoot. Prachtig - en dat Voor vrouwen opgerichte monu menten hebben vaak slechts waar de voor mannen; alleen zy begrij pen de inspanning die de maker zich heeft moeten getroosten en het hoofse doel dat hij nastreefde. H^t gebeurt wel dat de vrouw in kwes tie, de inspiratiebron van de kunste naar, besmuikt lachend aan het mo nument voorbijgaat en denkt: 'Ik hoop dat-ie nou eerst het plafond eens een likje verf geeft'. Je hoort mensen hier maar zelden over. Vrouwen niet, uit mededogen wellicht en mannen evenmin, mis schien omdat ze de gedachten niet verkroppen kunnen. Jongens we ten over dit alles nog niets. Zij moe ten zelf ervaren hoe hun 'monumen ten' door de andere sekse worden afgewezen. Het menselijk tekort in een notedop. Al wordt er dan niet over gespro ken, beschreven wordt deze initia tie des te meer. Primo Levi doet 't uiterst beeldend in het onlangs in vertaling verschenen 'Liefde en Meccano', een bundeltje met zeven autobiografische schetsen. In het ti telverhaal is Primo elf jaar en om zijn geliefde te verleiden - en zijn ri vaal Carlo uit te schakelen - besluit hij om een klok te maken van mee- cano. Deze 'gecodeerde liefdesver klaring' wordt echter niet verstaan; de aanbedene herkent er niet eens een klok in. Onze Primo ziet de dag erop het voorwerp van zijn adoratie op het schoolplein, omringd door vriendinnen. Ze toont met trots ge laat een zakje postzegels, gekregen van Carlo. De geschiedenis is met milde af standelijkheid geschreven - een mildheid die lezers van zijn andere werk vertrouwd zal voorkomen - en vol ironie. Datzelfde geldt voor de andere schetsen. Met een fijn pen seel schildert Levi zyn grootvaders stoffenwinkel in het Turyn van ver voor de oorlog, en zyn eerste erva ringen met de microscoop. Levi's verhalen zijn autobiografisch, waar nemingen van een scherp observa tor. Zyn schooltijd komt aan bod in een sfeervol stukje, zyn inwijding op het laboratorium - chemici van zijn generatie schijnen een litteken in de palm van hun rechterhand te dragen - en het verband tussen schrijven en scheikunde: men zy concreet en beknopt. Levi beheerst die kunst tot in de perfectie. Geen woord echter besteedt hij aan de herinneringen waar hij bekend mee geworden is: Auschwitz, de absur de zwerftocht daarvandaan terug naar huis of de politieke situatie in zijn kindertijd. Dat is geen gemis; het geeft veeleer aan hoe goed hij zyn métier beheerste: scheiden, we gen en onderscheiden. Het enige bezwaar dat tegen dit bundeltje kan worden aangevoerd, is de omvang: je zou door willen blijven lezen. PEER VAN'T ZELFDE Liefde en Meccano, Primo Levi (Verta ler: Reinicr Speelman). Uitg. Libris. Prijs ƒ3,95. Schrijvers van De Tweede Ronde bij het 10-jarig bestaan. Zittend v.l.n.r. Jan Vreeken, Jean Pierre Rawie, uitge ver Bert Bakker, Heinz Polzer. Staand v.l.n.r. Adriaan Morriën, Wiebe Hoogendoom, Neeltje Maria Min, Cathari na Blaauwendraad, Margriet Berg, Peter Verstegen, Marja Wiebes, Jos Versteegen en Anna Kapteijns. GPD/DIjkstra) De tamelijk onfrisse wijze waarop in Roemenië nog onlangs protesten tegen de regering-Iliescu de kop in werden gedrukt - zwaarbewapende mijnwerkers die met stilzwijgende goedkeuring van de regering inhak ten op alles wat maar revolutionair oogde -, versterkte andermaal het gevoel dat echte democratie in dat land nog een eind weg is. Terecht krijgt Roemenië op het wereldto neel nog niet veel meer dan het voordeel van de twijfel en zijn de banden met bijvoorbeeld West-Eu ropa niet zo hecht als met Hongarije of Tsjechoslowakije. 'Zonder dat dat het geweld recht vaardigt, geldt voor Roemenië ech ter als voor geen ander Oostblok land dat vrijheid er wel heel lang heel ver weg is geweest. En hoezeer de Roemenen de sporen van het tijdperk-Ceausescu ook proberen uit te wissen, een dergelijke langdu rige vergiftiging van de geest en de menselijke moraal is niet met één gebaar ongedaan te maken. In een land waar kleineren, indoctrineren, censureren, martelen en moorden jarenlang de ingrediënten vari het leven van alledag waren, kan 'de' democratie nauwelijks zonder stuiptrekkingen zijn intrede doen. het hoogste ter wereld bleek, dank zij fouten met bloedtransfusie en het eindeloze hergebruik van de schaarse medische instrumenten. Dat de situatie in de uitpuilende weeshuizen in Roemenië met geen pen viel (en helaas soms nog valt) te beschrijven. Heilstaat? "We voelden ons vaak net alsof we in Ethiopië waren", zei een arts, "alleen hadden ze daar meer medicijnen". Bekend zijn ook de verhalen over de wanstaltige luxe waarin de Ceau- secu's leefden terwijl de bevolking krepeerde, de verhalen over de grootheidswaanzin van 'Hem en Haar', die zich vertaalde in de bouw van monsterlijke paleizen ten koste van de halve binnenstad van Buka- rest. Zoon laat wat dat betreft wei nig facetten onbeschreven. Of het nu kunst of sport, godsdienst of minderheden betreft, er is vrijwel niets waaraan de harde hand van Ceausescu voorbij is gegaan. De ge schiedenis kent niet veel andere lei ders die hun volk zo intens moeten hebben gehaat en geminacht. Het interessante aan de bundel van Zoon is vooral dat het, hoe be perkt misschien ook, een totaal beeld van het Roemeense leven in die donkere jaren geeft. Veel men sen komen aan het woord, veel 'aar dige' details worden gegeven, even als smeuïge geruchten die over de Ceausescu's de ronde deden. Hun erfenis is van zo'n onvoorstelbare treurigheid en hun zelfverheerlij king zo extreem, dat het moeilijk valt om bij lezing daarover niet af en toe in lachen uit te barsten. Maar, zoals zeker voor dat oude Roemenië geldt, niets is soms ongelooflijker dan de werkelijkheid. SIMONE VAN DRIEL Ceausescu tijdens een dansje met president Ford en een onbekende scho- iict laatste bal van de vampier, Cees te- (foto ANP) Zoon. Uitg. Nijgh Van Ditmar. Hoe het ook weer was, die 'heilstaat' van Ceausescu die in het jaar 2000 dertig miljoen dolgelukki ge 'Nieuwe Socialistische Mensen' moest tellen, staat scherp en helder beschreven in 'Het laatste bal van de vampier' van Cees Zoon. Volks krant-journalist Zoon reisde na de december-revolutie door Roemenië en beschreef in een aantal artikelen het Roemeense leven zoals dat na de val van Ceausescu in al zijn on menselijkheid aan de wereld be kend werd. Veel wat Zoon noteerde, is inmid dels al veelvuldig beschreven. Dat Ceausescu de Roemeense vrouwen sinds 1966 tot fokvee had geredu ceerd, toen hij de bevolking beval om kinderen te baren en daar ernst mee maakte met een verbod op seksuele voorlichting en abortus, een verplichte driemaandelijkse zwangerschapscontrole en een ex tra belasting voor kinderloze echt paren. Dat het met de gezondheids zorg en voedselvoorziening derma te slecht gesteld was dat van elke duizend kinderen er 83 dood ter we reld kwamen of vlak na hun geboor te stierven. Dat in Roemenië het aantal met aids besmette kinderen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 15