OEKEN Onvindbare schelknopjes op gebloemd behang Levendige 'Badplaats-schetsen' Lodewijk van Deyssel Paranoïde achterdocht Vijgenmousse en aids J ARTUR LUNDKVIST (1906) Uit tante's knutselhoekje WOENSDAG 8 AUGUSTUS 1990 De meeste liefhebbers van litera tuur kennen Lodewijk van Deyssel zoals ze hem op de middelbare school hebben ontmoet: als verte genwoordiger van De Tachtigers, van zwaar impressionistisch proza met lange zinnen en veel neologis men. Een auteur die in 'Een Liefde', een liefdesroman over de gevoelser varingen van een jonge vrouw, het naturalisme bij uitstek heeft beoe fend. Eerder een vertegenwoordi ger van een voorbije stroming dan iemand wiens werk je nog steeds zou kunnen lezen. Wie school heeft gegaan bij een liefhebber van Van Deyssels proza, heeft wellicht het voorrecht gehad kennis te maken met zijn onverge telijke 'Scheldkritieken'. Daarin re kende Van Deyssel af met de voor bije gezapige generatie, buffels van middelmatigheid. "Wij willen Hol land hoog opstoten midden in de vaart der volken.... Wij zijn begrijpt gij dat, suffe broekjes de vorige generatie, wij zijn met grote, diepe, heftige aandoenin gen". Ook zijn telefoonbriefjes, waarmee hij zijn bedienden op dracht gaf telefonisch koekjés, siga ren of bloemen te bestellen, het liefst op zondagmorgen en wel meteen, getuigen van een aansteke lijke wereldvreemdheid of een neu rotische dwang tot bevrijding en le vensgenot. Diezelfde wereldvreemdheid en drang tot genieten komen tot uiting in het onlangs opnieuw uitgegeven 'Badplaats-schetsen, fragmenten uit een Humoreske'. Al moet daar aan onmiddellijk worden toege voegd dat genieten, het ideaal van niets te doen te hebben, in veel ge vallen tot een ziekelijke verveling leidt. De vijf schetsen vormen geen af gerond geheel. Tussen de eerste en de vier laatste bevindt zich een dui delijke scheidslijn. Ze onthullen wel veel over Van Deyssels visie op zichzelf én zijn onzekerheden. Het is meer dan waarschijnlijk - en dat blijkt ook uit het nawoord van de bezorger M.G. Kemperink - dat Van Deyssel de schetsen schreef op basis van eigen ervarin gen. In 1892 reisde hij vanwege li chamelijke kwalen tweemaal naar het Kurort Kleef om daar een Kneippkuur te ondergaan. Hoofdpersoon van de schetsen is de heer Egbert Onrust, een toepas selijke naam voor 'den van nature steeds wat ongerusten Egbert', een man met 'het voorrecht van een, naar zijn eigen meening fraaien, grooten neus te hebben', 'die altijd gezet was geweest en die nu, op ze ven-en-twintigjarigen leeftijd, posi tief een buikje begon te krijgen', met een hoofd 'dat niet bepaald een klein vogelkopje kon worden ge noemd, en dat bestond uit een rond uit gezegd dik en bleek, geheel ge schoren, gezicht met, boven de boren naar voren geplakt 'haar, en een paar schichtige kleine zwarte oog jes'. Een beschrijving die vrij aardig klopt met het ons bekende uiterlijk van Van Deyssel. De eerste reis, verreweg het gees tigst beschreven, is een zeer kom mervolle. De heer Onrust houdt het in zijn deftige hotel te Q. nog geen dag uit. De omgang met het perso neel, het verwerven van een stukje zeep, de aanpassing aan de andere gasten bij het diner, het kost hem al lemaal teveel moeite en transpira tie. Dus reist hij - hoewel hij ervan overtuigd is dat hij het wel zou kun nen volhouden nog diezelfde dag terug naar zijn vrouw in Zeeland waar de altijd verguisde mestgeur hem als parfum in de grote neus komt. Ook Van Deyssels eerste tocht naar Kleef mislukte. Een en ander gepersonificeerd in de heer Onrust levert dat een komisch verhaal op over mensen die boven hun stand leven, zich voor moeilijkheden ge plaatst zien die onnozel en verwar rend tegelijk zijn en vooral over lij-. den onder inferioriteitsgevoelpns. De tweede reis, beschreven in schets II tot en met V, die de heer Onrust samen met zijn vrouw Naatje maakt en die alleen daarom al beter verloopt, munt uit door ex cellente beschrijvingskunst. Alle gasten worden tot in de details van hun voorkomen en optreden be schreven. Levendiger dan menig te levisiebeeld, want we kunnert er ook nog eens onze fantasie op losla ten. De beschrijvingskunst lijkt ontleend aan Beets en diens ironie in de familie Stastok. Ook bij het tweede bezoek aan de badplaats heeft het echtpaar te kampen met onvindbare schelknopjes op het ge bloemde behang van de, overigens evenmin aanlokkelijke, hotelka mer, met stroeve conversaties, met het verwisselen van de dokter met een kamerbediende en vooral met het steeds maar willen bewijzen dat de heer Onrust zich niet op zijn kop laat zitten. Onthand Er is ook een verschil in toonzet ting. De tweede reis is afstandelij ker beschreven, minder vanuit de zieleroerselen van de heer Onrust dan de eerste reis. Voor alle schet sen geldt dat niemand wordt ont- zien, de heef Onrust wel in het minst. Het beschrijven van het kleinmenselijk gedrag moet Van Deyssel veel plezier hebben gege ven. Hij moet er ook een goéd oog voör ontwikkeld hebben. De 'Badplaats-schetsen' leveren niet alleen een genuanceerder beeld op van de schrijver Lodewijk van Deyssel, in werkelijkheid Karei Al- berdingk Thijm, ze vormen ook voor de vakantieganger van nu een uiterst vermakelijke spiegel. Want voor hoevelen is juist de vakantie niet bij uitstek ontregelend? Een tijd waarin omwille van de droom van het avontuur alle zekerheden wegvallen en veel pogingen tot 'bo ven je stand leven' worden afge straft? De schetsen, die zo'n kleine hon derd jaar geleden ontstonden in de aantekeningen van Van Deyssel, bieden bovendien éen aardige leer school voor het reisverhaal. Elke ge beurtenis, elke vreemdigheid, elke ontmoeting krijgt een plaatsje. Met elkaar vormen ze een onuitwisbaar beeld van een vaderlander die zich onthand voelt in den vreemde. JOKE LINDERS Badplaats-schetsen. Fragmenten van een 'Humoreske', Lodewijk van Deyssel. Bezorgd en van een nawoord vodtzien door M.G. Kemperink. Uitg. De Prom. 22,50. 'Officiële' Stalin-biografie verhelderend Sinds Michael Gorbatsjov zijn on derdanen enige jaren geleden ver telde dat er 'geen witte plekken meer mogen zijn in de Russische ge schiedenis', zijn de Sovjets druk be zig deze lacunes op te vullen. Re centelijk verscheen een 'officiële' Sovjetbiografie over dictator Jozef Stalin, die het land vanaf het mid den van de jaren '20 tot zijn dood in 1953 in een ijzeren greep hield. In 'Triomf en Tragedie' schrijft Dmitri Volkogonov 'een politiek portret' van de partijchef die ^miljoenen slachtoffers maakte. Nadat Lenin, de grondlegger van het Sovjet-imperium, in 1924 over leed bekleedde Stalin de functie van secretaris-generaal van de com munistische partij. In het collectief leiderschap dat Lenin opvolgde charin, Zinovjev en Kamenev wer den uitgeschakeld en vervangen door hem welgevallige figuren. Rond 1930 voelde Jozef Vissio- narovitsj 'Dzoegasjvili - de schuil naam Stalin ('man van staal') had hij als activist tegen het Tsaristische ré gime in het begin van de eeuw aan genomen - zich sterk genoeg om over te gaan tot collectivisatie van de landbouw om daarmee een snel le industrialisatie van de Sovjetunie te kunnen doorvoeren. De collecti visatie ging gepaarcPmet de depor tatie van miljoenen mensen en het uitroeien van de 'koelakken', de klasse van 'welgestelde' boeren. Door de geforceerd doorgevoerde maatregelen volgde in 1932-1933 een hongersnood die miljoenen mensen het leven kostte. Later in de jaren 30 werden op instigatie van Stalin grote showprocessen opge voerd, waarmee hij zijn voormalige rivalen ook fysiek elimineerde. In het kielzog van deze processen golf de 'de grote terreur' over de Sov jetunie. Na enkele jaren werden de 'zuive ringen' op bevel van Stalin sterk af gezwakt, omdat het naakte bestaan van de Sovjetstaat in gevaar kwam: een groot deel van het leidinggeven de kader in partij, bestuur, leger en economie was uitgemoord. De gro te verliezen die het Rode leger enke le jaren later leed in de Tweede We reldoorlog zijn een direct gevolg van deze terreur: het grootste deel van het leidinggevende kader was onervaren, omdat hun voorgangers massaal waren uitgemoord. Uiteindelijk leverde de Sovjetu nie een beslissende bijdrage aan het verslaan van Nazi-Duitsland. In de door het Rode leger bevrijde Oost- Europese staten liet Stalin commu nistische marionettenregimes in stalleren, die pas vorig jaar werden opgeruimd. Kort voor de dood van de partijchef in 1953 zwol de terreur weer aan, maar zijn opvolgers maakten daar snel een einde aan. Mestvaalt Volkogonov portretteert Stalin als een meedogenloze tiran, die in zijn ^paranoïde achterdocht' overal sa menzweringen vermoedde. Het is opvallend dat een 'officiële' Sovjet- biograaf Stalin persoonlijk verant woordelijk stelt voor de terreur. In zijn poging te verklaren hoe de par tijchef een vrijwel absolute macht kon verwerven, komt hij echter niet veel verder dan de constatering dat Stalin het socialistische model mis bruikte door een enorme bureau cratie op te bouwen van functiona rissen die van hem afhankelijk wa- Geen onvertogen woord schrijft de biograaf over Lenin, de ontwer per van de socialistische heilstaat. Het is ook moeilijk te verteren hoe hij zonder veel plichtplegingen Trotski,afbrandt, een van de leiden de figuren uit de beginjaren van de Het gebeurt ergens midden in het verhaal. De lichamelijke toestand van de homoseksuele Hubie Alte mus gaat snel achteruit. Hij heeft aids. Hem resten nog hooguit enke le maanden. Hij poogt zijn moeder - de ongekroonde vorstin van de Ne- wyorkse jetset - daarvan op de hoogte te stellen. Maar ze heeft geen oor voor zulke zaken. 'Luister, moeder, we moeten praten'. 'Goed, probeer deze vijgen mousse eens. Hoe Gertie die mousse zo licht krijgt, begrijp ik niet'. 'Je kunt toch wel zien dat ik niet helemaal in orde ben, moeder'. 'De vijgen moeten wel heel rijp geweest zijn'. 'Ik heb aids moeder'. 'Je bent alleen wat bleekjes, lieveling. Wat jij nodig hebt is versterkend voedsel en gezonde, frisse berglucht'. Een triest en treffend, maar voor al typerend tafereel uit 'Mensen zoals wij', geschreven door Domi- nick Dunne, eens journalist en film producer, nu schrijver van romans waarin het societyleven een domi nerende rol speelt. Dit was al zo in zijn verfilmd succesnummer 'The two mrs. Grenvilles', maar wellicht nog meer in dit, zijn jongste verhaal. De titel 'Mensen zoals wij' zegt het al, het gaat over een klein kliek je families die zich door afkomst en bezit ver verheven voelen boven welke andere maatschappelijke groepering dan ook. Zelfs de nieu we rijken die soms miljarden dol lars hebben vergaard, krijgen - tot groot verdriet en ergenis - geen kans hun exclusieve wereldje bin nen te dringen. 'Mensen zoals wij' leven een eigen bekrompen leven, dat veelal bestaat uit een aaneen schakeling van feesten, recepties, bals en diners. Hun gesprekken houden voornamelijk daarmee ver band. Of ze een uitnodiging zullen krijgen, of ze zullen gaan, welke kle ding ze zullen dragen, wie er nog meer zullen komen en waar ze aan tafel zullen worden geplaatst. Ziekten als aids - zelfs niet als het je zoon betreft - passen niet in hun gesprekspatroon. Dat zou het aanzien kunnen schaden. En dat zou rampzalige gevolgen kunnen hebben: bijvoorbeeld niet meer aanzitten aan de hoofdtafel. Dominick Dunne geeft een prachtig portret van dat in wezen akelig holle bestaan. Eigenlijk ge beurt er in een groot deel van zijn boek maar bar weinig. Slechts lang zaam, heel langzaam, voelen we het drama naderbij komen. Het kan niet uitblijven dat dat blinde gèhol achter uiterlijkheden eens tot een pijnlijke struikelpartij zal leiden. Pas in de laatste hoofdstukken ex plodeert de bom, waarvan men de schaduwen en contouren reeds ruim tevoren kon waarnemen. De gevolgen zijn voor sommige hoofd personen ruïneus. Maar dat spectaculaire staartstuk - hoe levendig gecomponeerd ook - vormt niet de grootste kracht vjm Dominick Dunnes 'Mensen zoals wij'. Die komt vooral voort uit de frappante en pikante tekening van de sfeer in de Newyorkse society. En men heeft het inmiddels wel be grepen: het is geen stimulerende sfeer. KOOS POST Dominick Dunne. De bomen De bomenplanters trekken erop uit in lange gelederen, verspreiden zich op een vreedzame schutterslijn, blauw tegen de rode en naakte hoogten. Ze werken om de brand van de aarde te blussen, hakken gaten open roodgeel als geopende eieren en poten plantjes met modderige wortelbosjes. De zonneschijn fonkelt om hen heen de wind rukt aan hun hoeden. Hun werk is een liefde die bossen doet ontstaan, buigen zich alsof ze mensenplanten pootten. Zwarte oogspleten kijken in de toekomst vol bomen, groenbeschaduwd, bladruisend. Ja, ze trekken reeds door bossen die het onweer zullen tegenhouden en huizen zullen worden de dorpen, zullen worden op de rivieren, tafels voor maa en stokken waarin men beelden snijdt mooie bomen. van de vanzelf- waarheid, van de in- ucl.iG oorspronkelijkheid. Vele dichters zullen 'deze gedichten met afgunst lezen: ik ben een Het bovenstaande gedicht, dat uit het Zweeds is vertaald door Rudy Bedacht, is afkom stig uit de bloemlezing 'Tussen bliksems loop ik' (IS- BN9023666631, Nijgh en Van Ditmar. 1978). Lundkvist schrijft een prach tige, brede poëzie. Zijn gedach ten bewegen zich als in vogel vlucht over de continenten. In 'De bomen' wordt beschreven hoe de menselijke behoefte aan comfort leidt tot vernietiging van de natuur. Erg mooi zijn de laatste zes regels van dit ge dicht, met die twee laatste regels waarin we een soort Droste-ef- fect zien ontstaan. De bomen worden door de toekomstige mensen niet voor niets gerooid, maar uit nood zaak. Ze hebben beschermende huizen nodig, boten waarmee ie op visvangst kunnen gaan, ta fels waaraan ze kunnen zitten. Al hun activiteiten zijn op hen zelf en hun overleven gericht. En daarmee is het werk van de bomenplanters, die met zoveel liefde aan het werk zijn, al bij voorbaat tevergeefs. Wat de hand schept, wordt door de an dere teniet gedaan. Of nee, toch niet helemaal. Als de mensen oud zjjn en zich realiseren hoe mooi die bomen waren, kerven ze het beeld ervan in de stok waarmee ze naar het graf toe schuifelen. Dan herinneren ze zich de. volle bladerkronen uit hun jeugd, het zachte geritsel in de nacht. Dan is het zorgen voor morgen niet meer zo belangrijk. Morgen zijn ze dood en liggen ze in de aarde, in die aarde waarvan 'de brand' niet meer door de schaduw van de bomen wordt 'geblust'. Prozadebuut dichteres Patricia Lasoen Van herkomst is Patricia Lasoen, heb ik vernomen, een Vlaams poë- te. Met dit summiere gegeven, plus een full-size foto op de achterzijde van haar proza-debuutje De geur van rood, is mijn voorraad informa tie over deze schrijfster helaas uit geput. Voor de benieuwde lezer wil ik er nog aan toevoegen dat mevrouw Lasoen, afgaande op haar portret, achter in de dertig is, een beetje mollig, niet onknap, goedlachs, en moederlijk oogt. Een gezellige tante, waarop je als twaalfjarig neefje hartstochtelijk verliefd kunt worden. Ooit, in een opstandig verleden, heb ik het gewaagd het uiterlijk van een literair critica in verband te brengen met haar schrijfpres- taties. Uiteraard in negatieve zin. Dat was in de hoogtijdagen van het vaderlands feminisme, en klauwend en bijtend en scheu rend hebben de wolvinnen zich op mij gestort. Voor het eerst in jaren bekruipt mij de rabiate lust tot herhaling van de zonde. Zou zo'n mooie vrouw als Patricia Lasoen zich niet definitief aan huis en haard en de liefde moeten wijden in plaats van haar passie vergeefs uit te storten in de literatuur? Een niet ter zake doende, retori sche vraag, die ik niettemin toch even kwijt moest. De geur van rood - u hebt het wellicht vermoed - is een grotendeels mislukt debuutje. Kneuterproza. Aan de negentig, niet steeds vol bedrukte, bladzijden gaan enkele citaten vooraf. In hun bombast vormen zij meteen al een akelige waarschuwing. Neerdruk kende citaten uit werk van Vergili- us en Plato wijzen op dood en kne veling, zodat de neerslachtige lezer weet welk thema hem te wachten staat. En jawel, het boekje opent met een 'Proloog. Een wijze van sterven', waarin een vertelster een akelige en vooral pnbegrijpelijke droom heeft, de zee, een knoop, een geel pingpongballetje en een gezel schap in rotan tuinmeubels betref fende. Het daarop volgende hoofd stukje I begint met: "Nooit eerder was de gedachte aan de dood zo plots bij haar opgekomen als die septembermiddag in het park". Ook bij herlezing heb ik niet ten vol le begrepen wie de ene keer de 'ik' is en de andere keer de 'zij': de doch ter afgewisseld met de moeder, bei den mijmerend in herinneringen? Al slaat u me dood. Deze ondoorzichtigheid is ken merkend voor De geur van rood (de titel wordt uitputtend verklaard in het gelijknamige hoofdstukje). On duidelijke perspectiefwisselingen gaan gepaard met een uiterst kunst matige structuur: in hoofdstuk I tot en met VIII is 'zij' aan het woord, af standelijk, turend als door matglas, terwijl de 'ik' spreekt in stukjes met-titel, levendig, hedendaags en met belangstelling voor popsongs (Frankie Lane, Fleetwood Mac). Dat gekunstelde, dat gebrek aan een voud, dat verschuilen achter een onnodig ingewikkelde structuur, is kenmerkend voor wie onzeker is, niet durft of maar weinig te vertel len heeft. Ik speculeer maar. Vast staat dat mevrouw Lasoens herinneringen aan haar ouders be halve voor haarzelf (als we even aan nemen dat het boekje autobiogra fisch is en een lijkklacht bevat) ge ringe waarde bevatten, althans lite raire. Alleen met gevoel, met harts tocht, met beeldende vertelkunst en het vermogen het dode verleden tot leven te wekken kunnen herin neringen de vreemde, die de lezer isv tot enthousiasme bewegen. Opsom mingen van details kunnen dat niet. "In haar groene zijden mantelpak, en niet zoals gewoonlijk in haar wit te popeline schort, assisteerde moe der mijn vader terwijl hij de wond hechtte. Hij was nogal humeurig en ging haastiger dan anders te werk" (blz. 73). Van zulke nietige observa ties wemelt het debuutje, en ze zijn alle even of nog minder interessant. Fröbelen Na ga ik eens Literatuur doen, moet mevrouw Lasoen hebben gedacht, waarna zij nijver en wikkend en we gend en schrappend en knutselend en knippend en soms een traan plengend aan de slag ging. Het re sultaat is er naar, zij het geen Litera tuur, maar knip- en plakwerk. Dode silhouetten, verwerkt tot paper- backje. En toch is er een lichtpuntje. Er gloort een beetje hoop, en wel in het hoofdstukje dat de titel van het boekje draagt. In het hoofdstuk 'De geur van rood' is Patricia Lasoen opeens geheel zichzelf. Een aardige, levendige vrouw met aandacht voor erotiek, voor de echtgenoot Philip pe, voor de kinderen - kortom, voor de liefde en het gezin. De kramp achtige stijl verdwijnt, de toon wordt los, alledaagse zorgelijkhe den en gevoelens worden moeite loos - en opeens boeiend - onder woorden gebracht. Ook de eigen on zekerheid: "Zou hij morgen lief zijn of humeurig? Soms had ik de indruk dat trek in seks goed voor hem was, maar dat de daad zelf hem achteraf nijdig maakte, alsof hij het erg vond om van mij afhan kelijk te zijn"(blz. 68). Fragmentjes als deze tonen aan dat mevrouw Lasoen, als zij niet het onmogelijke eist en zich beperkt tot eenvoudig geluk en simpel verlan gen in het heden, het verleden niet nodig heeft om best aardige boekjes te schrijven. Het verleden kan me vrouw Lasoen maar beter voorgoed begraven. De dood literair tot leven roepen, daarvoor is meer nodig dan fröbelen. ROB VOOREN Patricia Lasoen: gezellige tante. thuishoren. Tenslotte bezondigt hij zich aan allerlei literaire fratsen, zoals het denkend opvoeren van hoofdrolspelers. Maar ondanks al deze minpunten is 'Triomf en Tragedie' een belang rijke bijdrage aan de ge schiedschrijving van de Sovjetunie. Het simpele feit dat het boek in Rusland kon verschijnen, is al op merkelijk genoeg vanwege de hui dige discussie over de rol van de partij en haar door Stalin opge bouwde bureaucratische stucturen. Het wachten is nu nog op een Sov jetbiografie die vader des vader lands Lenin kritisch doorlicht. ERIC-JAN WETERINGS Triomf en tragedie. Een politiek por tret van Josef Stalin. Dmitri Volkogon ov. Uitg. De Haan. 69,90. Stalin met zijn dochter Svetlana in een liefdevol samenzijn. revolutie. Sinds Stalin zijn1 lige grote rivaal in 1929 dwong de Sovjetunie te verlaten, is Trotski in de Sovjetunie gedumpt 'op de mest vaalt van de geschiedenis'. Volkogonov, een militair die een graad in de filosofie behaalde, had de beschikking over bronnen die tot nu toe gesloten waren. Zo had hij onder andere toegang tot de per soonlijke archieven van Stalin en diens naaste medewerkers Molotov, Malenkov en Zjdanov. Daarnaast stond het archief van de legerlei ding uit de Tweede Wereldoorlog voor hem open en sprak hij met di verse hooggeplaatste figuren uit de kring jond de dictator. Hoewel de auteur door uitgebreid uit deze unieke bronnen te citeren veel witte vlekjes uit de ge schiedschrijving weet in te kleuren, is zijn verhaal in grote lijnen al door Westerse historici verteld. Zo ver scheen reeds in 1940 een boek van. Boris Souvarine, een van de oprich ters van de Franse communistische partij, die de grote zuiveringen van de jaren 30 beschreef. (In Nederland verscheen dit boek in een vertaling van E. du Perron). Daar staat tegen over dat Triomf en Tragedie in de eerste plaats is geschreven voor het Russische publiek, dat tot voor kort van veel zaken uit het Stalinistische verleden onkundig is gehouden.- Het, is jammer dat de auteur hoofd- en bijzaken vaak niet uit el kaar weet te houden en daardoor eindeloos uitweidt. Ook permitteert hij zich langdradige filosofische be schouwingen over het goede en het kwade in de mens, beschouwingen die in een historisch werk niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 16