Rijk van de steun
Zeeschildpad vogelvrij in Suriname
Willy Wolf uitvinder van onmisbaar viool- attribuut
In het rustig gelegen en daarom door joe
kels van honden bewaakte landhuis van
Willy Wolf staat de viool onmiskenbaar
centraal. Een wand van gemetselde bak
steen is versierd met knap gemaakte mi
niaturen. Op tafel ligt naast een viool van
Italiaanse makelij een schoudersteun
met gouden frame. "Iets nieuws", zegt
Willy Wolf, "violisten houden vaak van
mooie dingen goud op de stemknop-
pen, goud op de strijkstok en dit staat
natuurlijk wel erg mooi op zwart, hè. Ze
zijn niet bepaald goedkoop, maar ik
denk dat er wel vraag naar zal zijn. Van
solisten vooral".
In zyn atelier, ondergebracht in een
speciaal aan het huis gebouwde vleugel,
gaat de uitvinder van de Wolf-schouder-
steun nog vrijwel dagelijks een paar uur
in retraite om dat soort vondsten uit te
broeden. Maar het zijn merendeels vari
anten op dat ene fantastische idee, de
vioolsteun die een wereldsucces werd.
Willy is nog steeds verbaasd dat nie-
"mand hem voor was met het ontwerp van
een op allerlei manieren verstelbare,
flexibele steun in de ruimte tussen kin en
schouder. Die ruimte is afhankelijk van
de lengte en dikte van de nek. En omdat
de anatomie van de schouders ook nogal
uiteen loopt, dient zo'n steun van ver
buigbaar materiaal te zijn vervaardigd.
Verder moet 't ding in de breedte verstel
baar zijn om goed op elke viool te passen.
Belangrijk zijn ook twee veren die ervoor
zorgen dat de klampen van de steun goed
aan de randen van de viool klemmen,
zonder die overigens te beschadigen.
Een ingenieus geconstrueerd geval,
met als enige nadeel dat het voor sommi
gen te ingewikkeld is. Emmy Verhey bij
voorbeeld gebruikt een Wolf-steun zon
der al die instelmogelijkheden, om de
complicaties van los rakende stelschroe-
ven te vermijden.
'Vioolmoordenaars'
In het verleden speelden violisten alleen
met een fluwelen kussentje of een opge
vouwen zakdoek onder de viool. Na de
Tweede Wereldoorlog verschenen hou-i
ten steunen op de markt, maar die moes-t
ten op maat worden gemaakt. Ze worden i
nog steeds vervaardigd, maar Willy Wolff
noemt zulke steunen 'vioolmoorde-
naars', omdat ze de randen van het in
strument kunnen beschadigen.
"Mijn enige concurrent zit in Canada",
zegt hij, wijzend naar een vioolsteun van
het merk Kun op tafel. "En kijk, die is
doormidden gebroken. Dat komt omdat-
ie is gemaakt van harde kunststof. Als je
zo'n steun wat wilt buigen om de goede
vorm voor je schouder te krijgen dan
knapt het ding meteen. Onbegrijpelijk.
Ik snap niet dat ze geen aluminium heb
ben gebruikt, net als ik".
Nog elke dag staan Wolf en zijn vrouw
versteld van het succes van hun uitvin
ding. Vele tienduizenden steunen zijn de
deur yit gegaah, naar alle delen van de
wereld. Maar voor het zo ver was had Wil
ly Wolf een keihard leven achter de rug.
Als violist. "Ik kreeg op m'n zevende jaar
vioolles van een amateuf. Voor een goeie
leraaj- was geen geld. Ik schoot geloof ik
niet erg op. Tegenwoordig wordt een
kind dat talent heeft direct ontdekt en bij
een top-leraar opgeleid. Ik studeerde wel
uren per dag hoor, tot 't niet meer ging
van de pijl» tussen je schouderbladen".
"Toen ik twaalf was ging ik voor twee
gulden vijftig per week werken bij twee
ooms die een muziekwinkel hoofdza
kelijk trekharmonica's hadden op de
Zeedijk. De gebroeders Wolf, heel be
kend. Ze verkochten ook wel violen. Op
een keer zeiden ze: speel eens wat, een
concertje of zó. Ik bespeelde een prach
tig instrument met gele en zwarte vlek-,
ken, weet je wel, zo'n zigeuner-achtig
ding. Jongen, zeiden ze, jij moet meteen
even een afspraak gaan maken met Wil
lem Andriessen. Die was toen directeur
van het conservatorium. Een paar dagen
later mocht ik komen voorspelen, met
Andriessen zelf achter de vleugel. Het
ging meteen fantastisch. Ik had 't gevoel
dat ik op wolkjes dreef. Jij moet volgen
de week met je vader terugkomen, zei
Andriessen".
Violist Willy Wolf (65) uit Vleuten is welvarend geworden van de steun. Zijn verstelbare schoudersteun
voor violisten is over de hele wereld een begrip. Alleen de bespelers die nauwelijks over een nek
beschikken, zoals Jaap van Zweden, kunnen er buiten. Twee zoons van Wolf leiden de produktie, ieder
in een fabriekje. Willy zelf gaat binnenkort met pensioen. Vanuit zijn fraai gesitueerde landhuis kan hij
dan terugzien op een leven dat in drie delen uiteen viel. Eerst was hij rondreizend horeca-violist in een
kostuum bestikt met aan en uit floepende glitterlampjes, vervolgens aanvoerder van de tweede violen in
het Utrechts Stedelijk Orkest en ten slotte, na een gouden moment, uitvinder van een nu onmisbaar
viool-attribuut.
Door Dirk de Moor
Willy Wolf: "Met mijn viool had ik dit alles niet kunnen verdienen
"Nou, om kort te gaan: ik kreeg les van
de violist Lou Biloen. Ik studeerde me
suf. Veertien was ik toen ik het vioolcon
cert van Menselssohn moest spelen om
examen te doen voor een studiebeurs. Ik
kreeg die beurs, met de boodschap dat ik
geacht werd het conservatorium te doen
in vier in plaats van in vijf jaar".
"Ik heb me daar suf gestudeerd. Maar
na twee jaar brak de oorlog uit. Willem
Andriessen werd gegijzeld en ik moest
naar Duitsland. Als sorteerder werken
op een fabriek. Maar ik had m'n viool
meegenomen en zag kans in Berlijn te
spelen met Johan Heesters en andere be
roemdheden uit de operettewereld die
daar toen waren. Via-via kreeg ik tenslot
te een plek in het orkest van het Metro
pool-theater. Ik heb bombardementen
meegemaakt en ben uiteindelijk onder
gedoken, voor anderhalf jaar".
Ensemble
Willy Wolf leunt achterover in zijn monu
mentale stoel, de leesbril parmantig op
het voorhoofd. Zijn vrouw, slank, ele
gant, zegt: "En toen je terugkwam had je
geen zin meer in het conservatorium.
Toen ben je in restaurants gaan spelen".
"Ja", zegt Willy, "maar wel in de betere
zaken. De Old Dutch, Victoria en l'Euro-
pe in Amsterdam. Ik was geen café-vio
list".
Zijn vrouw vult aan: "We reisden heel
Europa af. Met zo'n bus. Het Ensemble
Willy Wolf'.
"We deden ook veel voor de Avro-ra-
dio, maar met de komst van de televisie
kwam daar de klad in", zegt Willy, "en
toen begon het voor ons ook steeds moei
lijker te worden in de horeca. Kwaaie ge
zichten bij de directies als het publiek
wegbleef. En toen bleek voor het eerst ei- -
genlijk dat ik een technische inslag had".
Willy Wolf construeerde een viool
waarvan de hele toets bezet was met con
tactpuntjes. Die stonden via een stekker
met 86 contactpuntjes aan de onderzijde
van de viool in verbinding met zijn kos
tuum, waarop tientallen gekleurde
lampjes waren aangebracht. Zelfs de
strijkstok was daarmee bezet. Zodra Wil
ly begon te spelen flikkerden al die
lampjes op het ritme aan en uit. Als een
kerstboom stond hij op het toneel te spe
len. Bij de show hoorden ook vermom
mingen, als clown of als Heintje de Dood.
"Ik deed dat helemaal alleen, en speel
de met de bandrecorder mee. Ik had zelfs
een nummer met parkieten op de viool
en strijkstok. Daarmee heb ik nog even
in een KRO-revue gezeten met Gerard
Walden, de broer van de bekende Willy
en met Berry Kievits. Ik heb dat ander
halfjaar gedaan, maar het was niet vol te
houden, voor ons gezin".
"En toen is-ie weer als een gek gaan
studeren", zegt mevrouw Wolf.
Achtste lessenaar
"Inderdaad", zegt Wolf. "Ik was 38 jaar,
zag dat 't niet langer zo kon en ben toen
als een gek gaan studeren. Vervolgens
het Kunstmaand Orkest opgebeld of ik
kon komen voorspelen. Nou, ze zagen er
eerst niks in, zo'n violist uit de horeca.
Maar 't mocht toch even en ik was direct
aangenomen. Mocht meteen al aan de
achtste lessenaar van de eerste violen ko
men zitten. Maar ik had achttien jaar lang
haast niks aan de klassieke muziek ge
daan. Ik vroeg Anton Kersjes of ik eerst
nog eens wat mocht gaan doorlezen,
maar hij zei: donder op, spelen jij. Werke
lijk, in die tijd heb ik dag en nacht viool
gespeeld. Studeren en nog eens stude-
"Een half jaar later zat ik helemaal
vooraan bij de tweede violen. Ongeloof
lijk vind ik dat, nu nog steeds. Vier jaar
heb ik in dat orkest gespeeld, toen werd
ik aanvoerder van de tweede violen in
het Utrechts Symfonie Orkest. En dat
ben ik zo'n tien jaar gebleven, tot 1978".
Als USO-violist begon Willy Wolf zich
voor de schoudersteun te interesseren.
De houten steun, met elastiek of door
middel van met rubber bedekte ijzeren
klauwtjes aan de rand van de viool be
vestigd, hadden nogal eens beschadiging
van het houtwerk tot gevolg. "Ik heb
daarmee gespeeld, maar lekker zaten ze
nooit. Toen kreeg ik een aluminium
steun uit Zweden in handen, die was er
in vier maten, maar die duwde je veel te
makkelijk in elkaar. Dat wordt me te gek,
dacht ik toen, en ik ben zelf gaan prut
sen. Met m'n eerste ontwerp ging ik in
1963 naar de vioolbouwer wijlen Paul
Gerhard Schmidt in Amsterdam en die
zei meteen: 'Willy dit is het helemaal.
Daar moet je een wereldpatent op ne
men'. En dat kreeg ik in 1964. Het was
een variant op de zogenaamde Menuhin-
steun van professor Goldberger uit Mil
aan, die nog wel wordt gemaakt".
"Ik ben, terwijl ik nog gewoon in het
USO speelde, die eerste steun steeds
meer gaan perfectioneren. Hij was aan
vankelijk nog veel te flexibel, de schou
der bewoog er teveel in. We maakten de
steunen zelf, eerst in de huiskamer van
ons huis in Utrecht, later, toen we naar
De Meern waren verhuisd, in een tot
werkplaats omgebouwd kippenhok.
Twaalf jaar geleden kreeg ik patent op
mijn zogenaamde Forte-steunen met een
in elke gewenste vorm buigbaar alumini-
um-frame. En daarna zijn nog allerlei va
rianten uitgekomen, ook voor kinder
viooltjes".
"Wij zitten voor de televisie vaak naar
orkesten te kijken", zegt zijn vrouw,
,"wie er op onze steun speelt. Dat is ont
zettend leuk. Dan zie je in Tokio iemand
op zo'n ding uit ons fabriekje in De
Meern spelen. De beroemdste solisten
gebruiken de steun, Gideon Kremer en
Theo 'Olof om er maar eens een paar te
Goede toekomst
Zoon Rob (34) heeft de fabriek, met vier
man personeel, op het industrieterrein
Strijkviertel in De Meern, zoon Arthur
(32) leidt net zo'n bedrijf in Harmeien.
Beiden spelen gitaar. De enige dochter is
pianiste geworden.
"We musiceren nog wel eens", zegt
Willy Wolf, "country and western. Mijn
zoons zitten nu zo'n acht tot tien jaar in
de zaak. En ze hebben er een goede toe
komst in. We staan ervan versteld dat die
vraag naar de steunen nog steeds aan
houdt. Vooral na de vakantieperiode, als
kinderen naar vioolles gaan, vliegen er
heel wat de deur uit. Bovendien ben ik
nog andere attributen gaan ontwikkelen
die voor de violist heel bruikbaar zijn,
zoals een kin-houder van thermoplatisch
materiaal, die je door verwarming hele
maal naar de vorm van je kin kunt vor
men en een kinhouder bekleding van
nappa-royal. De viool-kin is een bekend
euvel. Violisten krijgen daar door het ve
le spelen last van, huidbeschadiging, uit
slag, ontstekingen. Ik heb dat zelf mee
gemaakt. Het heeft me heel wat hoofd
brekens en tegenslagen gekost om het
goede materiaal voor die kin-houder te
ontwikkelen".
En dan komt Willy op de proppen met
zijn laatste vondst: een in metalen vorm
geperst halfrond stuiterballetje dat met
een handbeweging aan de scherpe punt
van een cello-steun kan worden vastge-
klikt. Voorkomt beschadiging van de
vloer, terwijl de bal zo stroef is dat de cel
lo niet kan wegglijden. Het balletje kan
vervangen worden en gaat tenminste
acht maanden mee.
Speelt hij zelf trouwens nog weieens
viool? "Af en toe", zegt hy. "Maar als ik
op mijn leven terugkijk, dan vraag ik me
wel eens af of ik toch niet beter ingenieur
had kunnen worden. Viool spelen vergt
enorm veel. Het is keihard studeren.
Twee uur per dag is voor iemand die op
les zit wel het minimum. De echte talen
ten doen dat makkelijk, die moet je zelfs
afstoppen anders gaan ze door, zoals bij
onze dochter op de piano het geval was.
Als hobby is vioolspelen leuk, maar in
een orkest... Een ontzettend zwaar en
niet altijd even lollig leven. Je wordt
vaak overbelast De laatste 27 jaar van
mijn leven heb ik al m'n vrije tijd in de
schoudersteunen gestoken. Daar kwam
de boekhouding bij, de research, de ver
koop. En dan nog vioolstuderen. Alles
gaat nu naar de jongens en hun vrouwen.
Dat vind ik het leuke en waardevolle van
de tweede helft van mijn leven: ik heb
mijn zoons aan een goed bestaan gehol
pen en de komende generaties violisten
hebben een betere houding dank zij mijn
steunen".
Zelf kan hij nu gaan doen waar hij zin in
heeft, maar dat klinkt Willy Wolf wat al te
driest in de oren: "Eerst ga ik afbouwen.
Ik blijf nog wel bezig met het uitvinden
van nieuwe dingen, denk ik. Maar we
gaan ook reizen maken hoor, naar Ameri
ka, Japan, China... goodwill-reizen voor
de zaak zullen we maar zeggen. En u
snapt wel, dit alles had ik met m'n viool
nooit kunnen verdienen. Het leven kan
raar lopen, vindt u niet?"
Dat de zeeschildpad met uitsterven
wordt bedreigd, daarover maakt
geen mens zich zorgen in Suriname.
Wel over de vraag hoeveel eieren
van dit dier kunnen worden geraapt,
want ze smaken zo lekker. En dan:
de meeste schildpadden leggen hun
eieren op plaatsen waar de
eerstkomende vloed ze direct weer
weg zou spoelen. Dus waarom zou je
die eieren dan niet mee naar huis
nemen? Een snufje zout, wat peper
en wat kerrie erover. Smakelijk eten.
Intussen biggelen de tranen over de
wangen van menige zeeschildpad.
door Marie Annet van
Grunsven
"Ze is nu met het leggen begonnen. U
kunt kijken". In het licht van zaklan
taarns wordt een zeeschildpad zichtbaar
ter grootte van een forse salontafel. Be
wegingloos hangt het dier boven een
zelfgegraven gat in het warme gele zand
van het strand. Om de paar seconden valt
een wit glanzend ei, formaat tennisbal, in
de kuil.
Tranen biggelen over de wangen van
de schildpad. Wetenschappers hebben
bedacht dat het hier niet om huilen gaat,
maar om overvloedig traanvocht dat het
zand uit de ogen moet spoelen. Maar we
tenschappelijk of niet: de zeeschildpad
heeft wel alle reden om te huilen. Want
vlak nadat ze midden in de nacht haar
120 eieren heeft gelegd en de kuil zorg
vuldig heeft dichtgemaakt en gecamou
fleerd, worden de eieren opgegraven en
naar Paramaribo vervoerd.
Vooral de Javaanse-Surinamers me
nen namelijk, dat het nuttigen van grote
hoeveelheden schildpaddeneieren een
gunstige invloed heeft op het verkrijgen
van een groot nageslacht.
Dat de zeeschildpad zelf met uitster
ven wordt bedreigd, daarover maakt nie
mand zich zorgen in Suriname. Voor het
onbekommerd eieren-rapen zijn een
paar ijzersterke argumenten. De meeste
schildpadden leggen hun eieren immers
op plaatsen waar de eerstkomende vloed
ze direct weer weg zou spoelen. Dan kan
het ei beter maar gegeten worden met
Wat zout en peper en een snuifje kerrie,
zo luidt de redenering. Daar moet niet
moeilijk over worden gedaan.
Ijverig
Dat vinden ook de 'landsdienaren' van
bosbeheer en de natuurbeschermingsor
ganisatie Stinasu. De heren rapen ijverig
mee. Stinasu-adviseur en vertegenwoor
diger van het Wereldnatuurfonds in Su
riname, Henk Reichart: "Het raapsei-
zoen is van begin maart tot eind mei. Sti
nasu ziet er op toe dat de eieren voor een
betaalbare prijs verkrijgbaar zijn in heel
Suriname. Het is een nationale eiwitbron
die goed beheerd moet worden".
De opbrengst wordt volgens Reichart
gebruikt om de rest van het jaar seizoen
arbeiders te betalen. Zij worden geacht
eieren in veiligheid te brengen als het
raapseizoen voorbij is. In de praktijk
komt dat neer op herbegraven van het
broedsel op een hoger deel van het
strand.
De Stinasu is verheugd over deze unie
ke wijze van natuurbescherming. Onge
vraagd financieren de schildpadden im
mers hun eigen voortbestaan. Ook hier is
de redenering eenvoudig: "Indien het
waar is dat duizend eieren nodig zijn om
een éénjarige schildpad te leveren, dan
zou met het uitzetten van vierhonderd
gezonde éénjarige schildpadden het ra
pen, van 400.000 eieren gecompenseerd
kunnen worden", staat geschreven in
een natuurgids die in '80 verscheen, toen
de natuurbeschermers" zich al bezighiel
den van soepschildpadden.
Het in Suriname spreekwoordelijke
deviezentekort leidde tot de sluiting van
de soepschildpaddenkwekerij. De jonge
dieren lustten alleen duur Amerikaans
voer en daar was geen geld meer voor.
Maar het rapen ging onverminderd
door. "Kun je zo'n stencil voor me pak
ken, waarin staat dat er geen eieren meer
worden geroofd?", vraagt de Stinasu-ad
viseur Reichart aan een medewerker.
"Misverstanden bezoedelen onze uitste
kende internationale reputatie. Als je
mensen eieren ziet rapen, denk dan niet
direct dat ze aan het stropen zijn", wordt
schriftelijk geadviseerd. Ondanks de ex
cuusbrief moet Reichart toegeven dat
zijn natuurbeschermingsstichting het
ongelimiteerd eieren rapen niet onder
controle heeft.
Inheems
Het belangrijkste schildpaddenstrand
bij het indianendorp Galibi aan de mon
ding van de Marowijne-rivier wordt niet
meer bezocht. De Toekayana-indianen
hebben het strand en de visgronden tot
'inheems gebied' verklaard. Gemakshal
ve gaat Reichart ervan uit dat alle eieren
daar geroofd worden. Want ook toen Sti
nasu nog wel toegang had tot het schild
paddenstrand, was de verstandhouding
met de indianen niet goed.
Maar ook de stranden die tot natuurge
bied zijn verklaard worden nauwelijks
bewaakt. De feitelijke aanwezigheid van
Stinasu bestaat uit een ambtenaar met
een zaklantaarn, die bereidwillig toeris
ten rondleidt. En tot overmaat van ramp
wandelt het strand, inclusief de schild
padden, ook nog het natuurgebied uit.
De Surinaamse kust is steeds in bewe
ging. Zand- en modderbanken verplaat
sen zich voortdurend in westelijke rich
ting onder invloed van de Amazone-
stroom. Wat tien jaar geleden als reser
vaat werd aangewezen is nu wegge
spoeld. Hetzelfde zand ligt verderop, in
middels buiten het reservaat.
Het schildpaddenwijfje (Latijn: Chelo-
ni midas, of soepschildpad) weet van dat
alles niets. Zij keert terug naar de ge
boortegrond om in drie keer in totaal 400
eieren te leggen. Daarna keert de schild
pad terug naar de zeewiervelden voor de
kust van Brazilië, 2000 kilometer verder.
De eieren worden overgelaten aan het
zonverwarmde strand, dat er voor moet
zorgen dat de kleine schildpadden na
een halfjaar als razendsnelle speelgoed
beestjes naar zee kunnen rennen.
Bizar
Met de bizarre eetlust in Suriname houdt
de soepschildpad geen rekening. Twee
honderdmiljoen jaar geleden, in het
Perm-tijdperk waren er al schildpadden.
De liefhebbers van schildpaddeneieren
arriveerden honderd jaar geleden in Su
riname tijdens de Javaanse immigratie.
De indianen, die ook wel eens een eitje
nuttigden, zagen vaste klandizie en de
grootste eierroof aller tijden kon begin-
Stinasu-adviseur Reichart. erkent:
"Het hele eiereneten is waanzin. En de
controle op het rapen van eieren is een
wanboel. Wat nodig is, is een wijs beheer,
want anders kunnen er in de toekomst
helemaal geen eieren meer geraapt wor
den". Een taxichauffeur: "Bent u naar de
schildpadden geweest? Ik ga binnenkort
ook. Lekker, zo'n omelet met wat maggi
en soepgroente".