VI =u =u CTH M Europese wetenschapsmarkt tegen brain-drain Na operatie veel minder misselijk Stralingsnorm blijkt niet erg doordacht Aziatisch mosseltje nu ook in ons land Ook op Leidse universiteit EG-project voor fundamentele wetenschap Er wordt slapend wat afgezaagd Totaal gesloten narcose-apparaat ontwikkeld pagina 9 EINDREDACTIE HANS SONDERS Van onze correspondent Kees Wiese De kleine zoetwatermossel Corbi- cula Fluminea, oorspronkelijk af komstig uit Azié maar inmiddels ook in de VS en Europa en delen van Afrika inheems, is voor het eerst ook aangetroffen in Neder land. Medewerkers van de dienst binnenwateren van het Rijksin stituut Zuivering Afvalwater in Lelystad en van de afdeling milieu-onderzoek van de NV tot Keuring van Elektrotechnische Materialen (KEMA) vonden het weekdiertje in de Waal, de Lek en de Amer. Een Nederlandse naam heeft het diertje, dat maximaal drie centimeter groot wordt, nog niet. Omstreeks 1938 is de kleine mossel in de VS geïmporteerd door Chinese immigranten, die bij de Columbia River werkten en de mossel als lekkernij hadden meegenomen. De laatste vijftig jaar heeft de mosselsoort zich over bijna de hele Verenigde Sta ten verspreid. De verspreiding in de VS, naar en in Europa heeft zich waarschijnlijk voltrokken via het ballastwater van schepen. Het diertje is nu ingeburgerd in de Dordogne (Frankrijk) en de Taag (Portugal). De Corbicula Fluminea houdt van warm water. Bij watertempe raturen boven de twintig graden is een groei van één millimeter per week mogelijk. Bij wekenlan ge watertemperaturen beneden vijf graden treedt sterfte op. De voortplanting begint bij een leng te van zes tot zeven millimeter. De mosselen kunnen hoge dicht heden bereiken van 30.000 exem plaren per vierkante meter. Door die grote dichtheden vor men zij in Noord-Amerika een probleem, omdat zij de pijpen van elektriciteitscentrales en indus triële koelers verstoppen. Aan groei van mossels in koelwaterlei dingen kan een ware plaag zijn: als men er niets aan doet, kunnen de mosseltjes een elektriciteits centrale binnen twee jaar stilleg gen. Dichtgroei watergangen is in Nederland niet te verwachten vanwege de zachte slibbodems in onze rivieren, waarop de mossel niet kan leven. Er zijn verschillende methoden om mosselen uit koelwatersyste men te verwijderen. Zo kan men warmer water (40 graden Celsius) rondpompen, waardoor zij bin nen enkele dagen worden ge dood. Om een koeisysteem schoon te houden is het - volgens de KEMA - slechts viermaal per jaar nodig met warm water te spoelen. Een andere methode is het toe voegen van een kleine concentra tie chloor aan het koelwater. Chloortoevoeging veroorzaakt het van de wanden loslaten van een deel van de mosselbroedjes, terwijl de overblijvende mossel tjes slecht groeien. Het onderzoek van de KEMA richt zich op het doseren van de hoeveelheid chloor, die aan het koelwater moet worden toegevoegd. Van onze correspondent GRONINGEN (GPD) - De maximaal toelaat bare stralingsdosis voor de bevolking is voor zichtig aangescherpt. De uitwerking van die normen voor ongelukken met opslag van kern afval moet nog nader worden onderzocht. De ministers van milieubeheer, Alders, en van sociale zaken en werkgelegenheid, De Vries, hebben de nota 'Omgaan met risico's van straling' uitgebracht waarin de maximaal toe laatbare dosis voor de bevolking, de dosislimie ten, worden vastgesteld. Dit als vervolg op het Besluit Stralingbescherming Kernenergiewet, dat in 1987 werd vastgesteld. Tijdens het debat over dit Beslui t heeft de Tweede Kamer vele kri tische kanttekeningen geplaatst. De nota 'Om gaan met risico's van straling' poogt rekening te houden met de kritiek. Uitgangspunt van het Besluit Stralenbe- scherming" Kernenergiewet was een nota van de Internationale Commissie voor Stralenbescher- ming (ICRP) van 1977. Daarin wordt gesteld dat een stralingsdosis van één milliSievert zal lei den tot 125 doden op een bevolking van tien mil joen mensen. De maximale stralingsdosis werd gesteld op één milliSievert per jaar. Gedurende enkele jaren zou men vijf milliSievert op moger» lopen, mits men over het hele leven gerekend gemiddeld onder de één milliSievert per jaar zou blijven. In de nieuwe nota wordt de maximale stra lingsdosis voor de bevolking teruggebracht tot 0,4 milliSievert per jaar. De ministers leggen echter niet duidelijk uit waarop die aanscherp ing is gebaseerd. Gevraagd om een toelichting zegt mevrouw drs. M. Philippens, beleidsmede werkster van de afdeling stralenbescherming van het ministerie van milieu: "Centraal staat de norm van hooguit één dode per 10.000 inwoners, de algemene norm voor industriële activitfei- 9 norm van één dode per 10.000 mensen \of 100 doden per tien miljoen mensen) als :imum, betekent dat de maximale stralings limiet aangescherpt moet worden van één naar 0,8 milliSievert. Volgens de ministers Alders en, De Vries wordt de limiet echter 0,4 milliSievert. Hoe komen de ministers aan deze factor twee? Volgens Philippens is dit het gevolg van nieuwe inzichten in de gevolgen van lage stralingsdo- Op grond van een studie naar di< zichten pleit de Stichting Natuur t een recente brief aan de Tweede Kamer voor aanscherping van de normen met een factor zes. Volgens Philippens komt in een rapport van het Radiobiologisch Instituut te Delft een factor twee tot acht naar voren: "Men kan dus zeggen dat de keuze van het ministerie voor de factor twee aan de lage kant is, dat een voorzichtige keuze gemaakt is", zegt zij. Het bovenstaande gaat over het individuele risico om te overlijden. Maar Alders en De Vries willen ook rekening houden met de gevolgen wanneer een groep mensen wordt getroffen. Dit vanwege de maatschappelijke ontwrichting die dan kan ontstaan. Bij het zogeheten groepsrisi- co wordt echter uitsluitend rekening gehouden met slachtoffers op korte termijn, de acute do den. Als na een ongeval met ondergrondse op slag van kernafval in zoutkoepels op den duur radioactieve stoffen vrijkomen en tientallen ja ren mensen besmetten, is volgens Philippens sprake van een groepsrisico. Hoe dit echter in de normering door moet werken, is nog onduidelijk: "De maat voor groepsrisico en maatschappelijke ontwrichting is nog niet goed overdacht, doordacht en uitge werkt. Er moet nog naar gekeken worden", al dus mevrouw Philippens. Van onze correspondent Nico Hylkema Dat er de Europese Gemeenschap veel aan is gelegen de wetenschap te versterken om zo technologisch bij te blijven met de grote concurrenten de Verenigde Staten en Japan, ligt voor de hand. Daarvoor heeft de EG dan ook een aantal programma's gestart, zoals ESPRIT. De nadruk bij de programma's ligt op kansrijke terreinen als bio-technologie en informatie-technologie. Er zijn daarnaast een aantal zogenaamde Twinning-projecten. Uit de keuze voor ingediende projecten blijkt dat de EG niet alleen kiest voor technologische projecten. De Rijksuniversiteit Leiden neemt bijvoorbeeld deel aan twee projecten als 'meetkunde van algebraïsche variëteiten' en 'filtratie en niet-lineaire diffusie processen'. Het zijn puur fundamentele projecten, waarvan de directe toepassingsmogelijkheden niet altijd voor de hand liggen. Toch is de goedkeuring ervoor al binnen. Professor Bert Peletier van de fa- Heel Europa kent deze stijging. De culteit wiskunde en natuurkunde bedoeling van de Twinning-projec- van de Leidse universiteit kan zich ten is volgens Peletier de Europese de verwondering over de toeken- wetenschappers nu wat meer Euro- ïing van dergelijke projecten wel pees gericht te maken, en boven dien minder nationaal. De neiging de blik i r de Vere- duidelijk geworden. Je ziet dat die nigde Staten te richten is nog steeds projecten een ander doel dienen erg groot. De markt heeft er een gro- dan de meer technologische projec- te zuigkracht door een tekort aan af ten. Het voornaamste lijkt het op- gestudeerde onderzoekers, zetten van een netwerk van Europe- Peletier: "Als wij daaraan niets se wetenschappers, zodat die elkaar doen, verliezen we intellect". Uit de niet meer exclusief in de Verenigde regels voor deelname aan de projec- Staten tegenkomen." ten komt iets van het doel naar vo- Peletier onderkent een historisch ren. Een deelnemende universiteit gegroeide situatie waarin het voor mag alleen gepromoveerde onder collega's op zijn terrein voorheen zoekers door het project laten finan- nauwelijks mogelijk was binnen eieren wanneer ze uit een andere Europa van gedachten te wisselen. EG-land komen. Het was vanzelfsprekend dat je voor congressen en dergelijke r de Verenigde Staten ging. Alle ogen Peletier ziet daarin een filosofie van dan ook gericht op de VS met streven naar een gelijkwaardige Eu- Gelijkwaardig een flinke 'brain-drain' als gevolg, Peletier: "Het is meer dan weten schap alleen. Het gaat elkaar praten, om een flexibele tenschapsmarkt. In Europa helemaal niet zo". ropese wetenschapsmarkt van de Verenigde Staten. Weten- eel met schappers moeten eikaars gedach- tengoed binnen Europa kunnen uit wisselen, naast de samenwerking met de VS. Zijn collega, hoofddo cent Chris Peters, was prettig ver baasd toen zijn project 'meetkunde algebraïsche variëteiten' werd Zuigkracht Het aantal publicaties landse wetenschappers is de afgelo- toegekend. "Het is zo'n theoretisch pen jaren flink gestegen. Sinds 1974 project. Het heeft slechts zijdelings met ruim 300 procent. En dat terwijl praktische toepassingen" i Neder- het aantal manschappen op dit ter rein nauwelijks is toegènomen. Bij Peletiers project ligt dat iets anders. Het aantal toepassingsmo- Professor Bert Peletier van de faculteit wis- en natuurkunde van de Leidse universiteit rechtsen naast hem collega, hoofddocent Chris Peters. gelijkheden is er groter. "Filtratie en niet-lineaire diffusie kom je heel veel tegen. Neem maar de filtratie van de bodem met vervuilde stof fen. De theorieën daarover zijn be trekkelijk ingewikkeld. De aanna mes van 1960 tellen al lang niet meer. Wiskundige modellen kun nen zulke zaken aanzienlijk vereen voudigen. Wiskunde is de taal van het model. Je duwt praktische pro blemen als het ware terug in een model. Vooral in en na de oorlog heeft de theorievorming een grote vlucht gemaakt, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van steeds snellere vliegtuigen, om de kloof tussen sub- sone en supersone vliegtuigen te overbruggen". "Bij die laatste overgang ontston den processen die niet meer met de klassieke methoden uit de aero-dy- namica waren op te lossen, omdat ze niet-lineair (actie niet evenredig aan reactie) verliepen. Datzelfde geldt voor diffusie-processen. In droge grond dringt water moeilijk door. Op het moment dat de grond vochtig genoeg is, gaat dat proces ineens veel sneller. Dat is een niet- lineaire aangelegenheid. Daar krijg je mee te maken bij de bestudering van bodemvervuiling". Profijt Peletier noemt als een van de grote voordelen van het EG-project dat er een groot scala aan disciplines aan deel neemt. Oxford en Delft werken bijvoorbeeld veel met ingenieurs, Augsburg is sterk in numerieke ap paratuur, Madrid en Leiden zijn daarentegen erg fundamenteel be zig met onderzoek. Het onderzoek is zuiver gebonden aan theorieën voor vergelijkingen. "Je probeert het zo te sturen dat er maatschappe lijk profijt uit valt te trekken". Het grote voordeel van het pro ject ziet de hoogleraar evenwel nog meer in de veelvuldige contacten met Europese collega's: "Er is meer geld voor reizen. Dus zien we elkaar veel meer. Als ik nu wil kan ik naar Madrid. Dat was vroeger nauwe lijks mogelijk". Hetzelfde voordeel ziet Peters. Vooral voor zijn vakge bied van de algebraïsche meetkun de is dat van belang. "Het is dé meetkunde van de alge braïsche variëteiten. Eigenlijk is dat niet meer dan een veredelde versie van meetkunde. Het zijn meetkun dige figuren die je met een aantal vergelijkingen kunt beschrijven. Dat kan op ongelooflijk veel manie ren. Van een bol kun je bijvoorbeeld alle krommen bekijken. De achter liggende gedachte achter het pro ject is orde te brengen in de theorie- en. Als je zo maar een vergelijking krijgt kun je daar weinig aön zien. In de algebraïsche meetkunde ko men technieken overal vandaan". Uilwisseling Die technieken komen bijvoor beeld uit de theoretische fysica. Dat is wat ver van het bed van de wis kundige en vereist intensieve stu die. Vandaar het belang van samen werking met andere wiskundigen. Verder is de wisselwerking met on derlinge gebieden van de wiskunde van belang, bijvoorbeeld tussen ge tallentheorie en algebraïsche meet kunde. Het klinkt droog, maar vol gens Peters is het een heel levendi ge activiteit, die steeds complexer wordt. De accenten liggen overal iets anders en door uitwisseling kun je veel leren. Concrete toepassingen zijn er niet veel, hoewel Peters wijst op goede beschrijvingen van de beweging van robotten en de fouten corrige rende methode bij een CD-speler. De nadruk van het project ligt hier dan ook net als bij Peletier op het belang van onderlinge samenwer king van Europese vakgroepen. "Het belang is evident. Vooral jon geren zijn veel sneller bekend met buitenlands onderzoek. Ze gaan bij elkaar op bezoek. Later betekent dat een structuur van weggetjes binnen Europa en dat ligt in het ver lengde van wat Brussel voor ogen staat. Voor Nederlanders is het van groot belang om binnen Europa te reizen, net als voor landen als Por tugal en Spanje". Peletier: "Verschillende landen hebben een eigen stijl van weten schapsbeoefening. Wanneer jonge re onderzoekers veel met elkaar in contact komen, krijgen ze daarvoor ook begrip en kunnen ze veel van el kaar leren". Voor het vakgebied van Peters ligt dat anders: "Mijn vakge bied is heel zuiver. Er heerst een heel uniforme norm". Van onze correspondent Jeroen Smit HOOFDDORP (GPD) - Wat de drie grootste fabrikanten van narco- se-apparatuur op de wereld voorlo pig niet is gelukt, daarin is het jonge Hoofddorpse bedrijf Physio wel ge slaagd. Het heeft met steun van Economische Zaken een uniek nar cose-apparaat ontwikkeld, dat via een zogenoemd totaal gesloten sys teem werkt. Bij gebruik van de Phy- sioFlex doorstaat de patiënt de ope ratie beter en bovendien kunnen patiënten worden geopereerd voor wie narcose een probleem is. Ver der is het apparaat beter voor het milieu, omdat er veel minder cfk- narcosegas nodig is; cfk's tasten de ozonlaag aan. De hedendaagse narcose-metho- de is weliswaar veilig, maar de toe diening gebeurt nog steeds verhou dingsgewijs primitief. Simpel ge zegd wordt in een balg een mengsel van lachgas (N20), zuurstof (02) en een dampanaestheticum (DA) ge maakt. Het lachgas dient voorna melijk voor de pijnbestrijding en biedt een goede algemene verdo ving. Maar voldoende is dat lachgas niet en daarom wordt ook een dam panaestheticum gegeven; het gaat om een vloeistof die verdampt en die behoort tot de gewraakte cfk- gassen. Waar de zuurstof voor dient moge duidelijk zijn: om in leven te blijven. Dit gasmengsel, de hoeveelheden worden door de anaesthesist be paald, wordt vervolgens voortdu rend in de longen van de patient ge blazen. De hoeveelheid aan gassen die de patiënt in het bloed opneemt, is echter klein. Een groot deel.van de gassen wordt gewoon weer uit geademd en komt in de operatieka mer terecht. Minder lachgas Het lachgas en dampanaestheticum worden, ondanks afzuiginstallaties, door de medische staf ingeademd, een ongezonde situatie, bij een slechte afzuiging kan het personeel in de operatiekamer zelfs enigszins gedrogeerd raken. Daarbij komt dat lachgas in de natuur zeer langzaam afbreekt. Het vrijkomende dam panaestheticum is zelfs zwaar milieuvervuilend. Ruwe schattin gen gaan er vanuit dat de aantasting van de ozonlaag voor vijf procent wordt veroorzaakt door cfk's af komstig van medische toepassing. Ander nadeel van de huidige me thode is dat de toediening van de narcose niet nauwkeurig kan wor den geregeld. De bestaande half open en half-gesloten systemen zijn weliswaar in de loop der jaren zeer verfijnd, maar de patiënt krijgt veel al een overdosis. Door de systeem eigen lekkage kunnen het verbruik door de patiënt en de andere vitale gegevens niet worden vastgesteld. Deze overdosis uit zich onder meer in sterke misselijkheid na de opera tie. De anaesthesist moet wel een do sis geven die ruime marges heeft, omdat hij niet precies weet hoeveel de patiënt opneemt. Metingen zijn niet erg betrouwbaar, omdat overal gas verloren gaat omdat deze syste men niet volledig gesloten zijn. Een ander probleem bij de bestaande anaesthesie is dat het zuurstofgas wordt toegediend bij een tempera tuur van zo'n 22 graden Celsius. Dit vrij koude en droge gasmengsel wordt via een buis in de luchtpijp gebracht, waar de normale lichaam stemperatuur van 37 graden Celsius heerst. Het luchtmengsel dat nu niet zoals normaal in neus en keel wordt bevochtigd, droogt vervolgens de bekleding van de luchtwegen, het zogeheten epiteel, uit. Dat loopt hierdoor vaak aanzienlijke bescha digingen op. Dit epiteel houdt nor maliter stof, bacteriën en virussen uit de longen weg. Als het wordt be schadigd kunnen ziektekiemen de longen bereiken en het is mede daarom dat patiënten met een mati ge conditie na een ingreep een soms fatale longontsteking krijgen. Eisen Mede op basis van een door de Rot terdamse anaesthesist opgesteld programma van eisen voor een nieuw narcose-apparaat ontwikkel de Physio de PhysioFlex. Het is het eerste narcose-apparaat dat via een volledig gesloten systeem werkt. De toediening van lachgas, zuurstof en dampanaestheticum wordt door een computer exact gemeten en ge stuurd. Het principe van het apparaat is dat de door de patiënt uitgeademde gassen worden opgevangen en de patiënt weer worden toegediend. Dat kan, omdat deze gassen maar weinig van hun werking verliezen. Er komt dus geen lachgas en geen dampanaestheticum meer in de operatiekamer en het milieu te recht. De aanvulling tijdens de ope ratie nodig is zeer gering. Bij het einde van de narcose wordt het dampanaestheticum ge bonden in een milieuvriendelijk middel en komt dus niet meer in de atmosfeer terecht. Het koolzuurgas (C02), dat ieder mens uitademt, wordt opgevangen in sodalime (ademkalk). Door de preciezere dosering voelt de patiënt zich na afloop veel beter. Bijkomend voordeel is dat er min der dampanaestheticum nodig is. Dit preparaat is niet goedkoop. Re cent ontwikkelde, patiëntvriende lijke dampanaesthetica zijn zelfs zeer prijzig. Bij het huidige ver bruik met de halfopen en halfgeslo ten systemen is het gebruik van zul ke preparaten financieel vaak niet verantwoord. Met de PhysioFlex kan het ziekenhuis de duurdere en betere preparaten gebruiken. Bbvendien komt minder van dit preparaat in de atmosfeer terecht en dat is beter voor het milieu. Ook is minder lachgas en zuurstof nodig en ook dat scheelt geld. Daar staat tegenover dat de investering voor de PhysioFlex aanmerkelijk hoger is, maar het gaat volgens Physio om een goed renderende investering. Van onze correspondent Henk Hellema Het geluid heeft nog het meest van een min of meer regelmatig zagen, gevolgd door een fluitende ademstoot. Dit irriterende geluid zal 's nachts in veel slaapkamers te horen zijn. Blijkens een onder zoek onder 5.000 volwassenen heeft de helft van de mannen en bijna een derde van de vrouwen last van snurken. Volgens andere onderzoekers liggen deze percen tages zelfs aanzienlijk hoger. Vooral oudere mensen 'zagen' in hun slaap heel wat bomen om. Snurken is het gevolg van een vernauwing van de keelholte. Als gevolg daarvan treden er plaatse lijk stroomversnellingen en tur bulentie van< de lucht op waar door de slappe wanden onder in de keelholte gaan 'fladderen'. Dat 'fladderen' of meetrillen van de slappe keelwanden veroorzaakt het geluid dat zo typerend is voor snurkers. Oudere mannen Voor de vernauwing van de keel holte zijn uiteenlopende oorza ken aan te wijzen: een verslap ping van spiertjes in de keelholte dat nog kan worden versterkt door alcoholgebruik, het liggen op de rug waardoor de tong onder invloed van de zwaartekracht naar achteren zakt, anatomische afwijkingen als vetafzettingen in de wand van de keelholte vanwe ge een ziekelijke vetzucht, een ab normaal kleine onderkaak, een te lange huig en een verstopping van de neus. Dat vooral (oudere) last hebben van snurken zou samenhangen met het feit dat mannelijke geslachtshormonen van invloed zijn op het slapper worden van weefsels, ook op die van de keelholte. Wie ooit naast een snurker heeft gelegen of regelmatig ligt! vreest die nacht geen oog dicht te zullen doen. Slecht voor hart Maar niet alleen degene die het bed met de snurker deelt, heeft het nodige van de 'boomzager' te lijden. Ook de snurker zelf gaat de ronkende ademhaling niet in de koude kleren zitten. Ademhalen door een vernauwing in de keel holte, waarbij het snurken feite lijk een bijkomend verschijnsel is, is gewoon vermoeiend. Wie veel snurkt, staat minder uitge rust op. Het vormt bovendien een hogere belasting voor het hart. Voor sommige snurkers is de remedie eenvoudig. Een por in de zij van de bedgenote of -genoot is vaak al voldoende om de snurker van rugligging over te laten gaan naar zijhouding waardoor het 'za gen' ophoudt. Voor degenen bij wie de 'por tussen de ribben' wei nig of geen effect heeft, bestaat een andere simpele, maar doel treffende 'therapie': naai in de rugzijde van de pyjamajas een tennisbal. Er is zelfs een .nppa- raatje in de handel 'de Snurk - stop' ter grootte van een platte zakbattenj dat reeds bij licht snurken een elektrische prikkel afgeeft. Chirurgische ingreep Volgens de Leidse hoogleraar in de Klinische Neurofysiologie, prof. dr. H.A.C. Kamphuisen, zou dit apparaatje echter weinig zo den aan de dijk zetten in de strijd tegen het snurken. Voor zeer ern stige, aanhoudende snurkers zal wellicht overwogen moeten wor den om de vernauwing in de keel opening chirurgisch te laten ver wijderen. Een dergelijke ingrij pende, maar doeltreffende be handelingsmethode, valt wellicht te overwegen bij mensen met een zogenaamd slaap-apneu. Bij deze mensen wordt de keel opening door het 'invallen' van de slappe wanden bij inademen ge durende enkele tientallen secon den (het record staat op meer dan twee minuten!) gewoon dichtge- snoerd. Hevig snurken wordt dan afgewisseld met adempauzes. Door gebrek aan zuurstof en op hoping van koolzuur in het bloed 'schrikt' de slaper weer 'wakker', en gaat verder waar hij of zij mee bezig was: snurken. Geschat wordt dat één percent van de mensen lijdt aan slaap-ap neu. Mensen die lijden aan derge lijke nachtelijke adempauzes, staan geradbraakt op. Overdag kunnen zij hun ogen bijna niet open houden. He{ hart heeft daar van extra te lijdén. En ook hun psychische gesteldheid doet het geen goed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 9