De Verzwegen' kunstroofbij De Lakenhal Manuscripten Achterberg blijven in Nederland Cees Nooteboom schrijft boekenweekgeschenk '91 In bewaring gegeven joodse kunstcollecties naar Hitier en Goering WOENSDAG 9 MEI 1990 JHBEHHBBOB. PAGINA 29 Denker Spinoza schatplichtig aan leraar ROTTERDAM (ANP) - Spinoza- kenner dr. W. Klever van de Eras mus Universiteit in. Rotterdam heeft in Parijs twee geschriften van de leermeester van de Nederlandse wijsgeer gevonden, die volgens hem het „keiharde" bewijs vormen dat Spinoza's denkbeelden voor een groot deel afkomstig zijn van deze leermeester. Hij heet Francis- cus van den Enden. Het was al langer bekend dat de filosoof destijds beïnvloed werd door Van den Enden, maar zo diep-, gaand als de Rotterdamse onder zoeker nu heeft 'kunnen aantonen stond tot nu toe niet vast. Het gaat volgens Klever om een en dezelfde filosofie van poiitiek- theoretische aard. De grondbegin selen van Spinosa's werk, de hoofd thema's van zijn Ethica, zijn onmis kenbaar in de pamfletten van Van den Enden aanwezig. De twee in de Franse hoofdstad gevonden teksten bevestigen dat de opvattingen van beide wijsgeren dezelfde zijn. De Rotterdamse onderzoeker vond de twee geschriften onder de processtukken, die in 1674 werden gebruikt tegen Van den Enden. Hij had deelgenomen aan een samen zwering tegen koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Na zijn veroor deling werd de filosoof opgehan gen. De ontdekking doet naar de me ning van Klever niets af aan hei ge nie van Spinoza, die de gezamenlij ke denkbeelden op een meesterlij- f gestalte wist te geven. AMSTERDAM (ANP) - De Au teur Cees Nooteboom schrijft op uitnodiging van de Stichting CPNB het boekenweekgeschenk 1991. Dit heeft de stichting dins dag bekendgemaakt. De boekenweek 1991 (van 6 tot en met 16 maart) heeft als thema "Schrijvers op reis". Het boek van Nooteboom zal het 56ste zijn in de reeks boekenweekgeschen ken. Sinds 1984 wordt de op dracht jaarlijks verstrekt aameen literair auteur. Daarvoor verschil den de boekenweekgeschenken in genre. Zo zijn er voor 1984 bijvoor beeld een detective, een prenten boek en samengestelde bundels uitgegeven als geschenk. Mensen die in de boekhandels een bedrag van 19,50 gulden of meer beste den, ontvangen gratis het boe kenweekgeschenk. Nooteboom schrijft poëzie, reisverhalen en romans. De au teur ontving in 1985 de Multatu- liprijs en werd hem in 1982 de in ternationale Pegasus Literatuur prijs uitgereikt. Zijn laatst ver schenen boek is de bundel reis verhalen "De wereld van een rei ziger". Letterkundig Museum verwerft historisch materiaal dankzij sponsors HAARLEM (GPD) - De hand schriften van de dichter Gerrit Ach terberg uit de collectie Stakenburg zijn behouden voor Nederland. Tij dens de veiling gisteravond bij het Haarlemse veilinghuis Bubb Kuy- per is de collectie gekocht door het Letterkundig Museum in Den Haag voor een bedrag van 116.000 gulden. De vrees bestond dat de histo risch zeer waardevolle literaire ver zameling naar het buitenland zou verdwijnen, omdat er twee Ameri kaanse bibliotheken serieuze be langstelling hadden getoond. Het Haagse Museum beschikte in eerste instantie niet over voldoende finan ciële middelen om de te verwachten vraagprijs van rond een ton te kun nen betalen. Directeur Anton Kor- teweg maakte na afloop bekend dat hij zeer kort geleden twee sponsors had gevonden, het Prins Bernhard- fonds en de Weekbladpers. De veiling vertoonde alle ken merken van een thriller met een hoog literair gehalte. De ontkno ping was geënsceneerd in de kleine veilingruimte aan de Jansweg in Haarlem, waar zo'n vijftig stoelen stonden opgesteld voor de direct betrokkenen, de pers en de regulie re veilingbezoekers. Kaartjes op de gereserveerde stoelen vermeldden de namen van de hoofdrolspelers in het veilingdrama: twee plaatsen op de eerste rij voor het Letterkundig Museum, de belangrijkste gegadig de voor de aankoop, en iets verder achterin de zaal twee plaatsen voor de familie Stakenburg, de eigenaar van de manuscripten. Achter in de zaal geeft de camera man van Veronique zijn geluids technicus de laatste instructies: "Het is het gebruikelijke werk. Als de fotografen in beeld gaan staan, moetje ze wegknuppelen". Veiling meester Bubb Kuyper maakt een plechtige opkomst in de inmiddels volgepropte zaal en kondigt aan dat als de collectie vanavond niet ver kocht wordt, zij tijdens de volgende veiling in kleine delen zal worden verkocht. De spanning stijgt. De eerste kavel die op het programma staat is nummer 416, de Achterberg collectie. De veilingmeester roept "Nummer 416, 90.000 gulden" en het bieden begint. De ontknoping voltrekt zich onver wacht snel. Binnen twee minuten na de inzet blijft de prijs steken, de hamer valt en Bubb Kuyper roept: Dichter Gerrit Achterberg. Verzameling van zijn hand schriften voor Nederland be houden? Of was er helemaal geen Ameri kaanse interes se? (foto archief) "116.000 gulden, voor Schuhma- cher, namens het Letterkundig Mu seum". De zaal applaudiseert: de collectie is voor Nederland behou den. De King-pepermuntdoos met de handschriften wordt theatraal naar een zijkamer gedragen waar Anton Korteweg, directeur van het Letter kundig Museum, de pers te woord staat. "Ik heb het bieden overgela ten aan een bevriende Amsterdam se antiquair. Ik vond dat iemand het moest doen die enroor geleerd heeft. Ik ben zeer verheugd over de uiteindelijke afloop". Uit het relaas van Korteweg blijkt dat de benodigde financiële midde len pas op het laatste moment rond zijn gekomen. "De eerste sponsor die we in februari hadden gevon den, liet het veertien dagen geleden afweten. Een paar dagen later kre- geh we een flinke toezegging van de Weekblad Pers, waar de literaire uitgeverij Querido deel van uit maakt, maar dat bedrag was nog on voldoende". Omdat minister D'Ancona de Tweede Kamer in februari beloofde alert te zullen reageren, om export naar het buitenland te voorkomen, klopte het museum bij WVC aan. Daar kreeg Korteweg nul op het re kest, met als argument dat het mi nisterie vreest binnenkort te moe ten opdraaien voor de tekorten bij de Stichting Vertalingen. Op de val reep kwam toen een toezegging van 60.000 gulden van het Prins Ber nard Fonds. Korteweg: "Het fonds wilde eerst de zekerheid dat WVC inderdaad niets zou bijdragen. Maandag heeft het ministerie dat met een fax officieel bevestigd en toen was het binnen een kwartier rond". Het Letterkundig Museum zal de manuscripten ter beschikking stel len voor letterkundige studie, die moet uitmonden in een historisch- kritische editie van de gedichten van Achterberg. Een onopgelost raadsel in de hele affaire blijft de identiteit van de voornaamste tegenbieder van het Letterkundig Museum. Korteweg bekent dat hij vanaf het begin zijn twijfels heeft gehad over de ver meende belangstelling van twee Amerikaanse bibliotheken. "Ik zeg niet dat ze er niet geweest zijn. Maar het is gewoon niet erg waarschijn lijk dat een Amerikaanse universi teit, bij voorbeeld Harvard, waar ze niet eens meer een afdeling Neder landse Letterkunde hebben, werke lijk belang zou hebben gehad bij Achterberg". Veilingmeester Bubb Kuyper wil weinig kwijt over de tegenbieder van het Haagse museum. "Het is een particulier met middelen, die absoluut anoniem wenst te blijven. Hij is meteen na de verkoop zeer verstoord weggelopen. Ik had na melijk een geheim bied-teken met hem afgesproken, maar toen hij op een bepaald moment geen respons meer gaf, heb ik hem niet meer in de gaten gehouden. Later is hij toch weer mee gaan bieden, maar dat is me kennelijk ontgaan". Met een lichte spijt in zijn stem voegt hij er aan toe: "In cultureel opzicht vind ik het prima dat het zo is gelopen, maar in zakelijk opzicht had er meer uit kunnen komen". LEIDEN Drie jaar na de bevrijding, in 1948, verscheen er in het Lcidsch Jaarboekje een artikel over de gebeur tenissen in het Leidsc Stedelijk Museum De Lakenhal tijdens de oorlogjarcn. Met enige trots meldt E. Pelinck, die tijdens de bezetting directeur was van dit museum, dat de 'stedelijke verzameling ongedeerd aan het oor logsgeweld is ontsnapt'. Över de roof van 89 zeventien- de-ecuwsc meesters, door joodse verzamelaars bij De Lakenhal in bewaring gegeven, wordt met geen woord gerept. Het gaat hier om de schilderijenverzameling van Dr. Alphons Jaffé en de weduwe Larscn-Menzcl. Deze col lecties werden in 1939 uit veiligheidsoverwegingen als bruikleen ondergebracht in De Lakenhal. In 1941 werden 89 van deze schilderijen daar door de nazi's ontvreemd. Ze kwamen terecht in de kunstcollecties van Hitler, Goering, Hoffmann en Schaub. E. Pelinck weigert in te gaan op het 'oorlogsverleden' van De-Lakenhal: "Kent u de namen van die bruikleen gevers? Nee, natuurlijk kent u die niet". Een reconstructie. Friendlander genoot dus kenne lijk het vertrouwen van Jaffé. Of hij dit onder dwang van de nazi's heeft moeten beschamen, is niet bekend, maar helemaal ondenkbaar is het niet. De joodse Dr. Max Friedlander, zo komen we uit Adriaan Venema's boek 'Kunsthandel in Nederland 1940-1945' (1986) te weten, werd in 1867 geboren in Berlijn. Hij is in de ze metropool lange tijd directeur ge weest van het Kaiser Friedrich Mu seum. In 1938 emigreert hij naar Ne derland en vestigt hij zich in Den Haag. Eind mei 1940 wordt hij door de Duitsers tien dagen gevangen ge nomen op beschuldiging van spio nage. Door toedoen van Hermann Goering zelf komt hij vrij. Maar niet voor niets natuurlijk: vanaf die tijd, zo schrijft Venema, doen de 'grote Duitse klanten' steeds vaker een be roep op Friëdlanders kennis van de schilderkunst en vragen ze hem om expertises. door Cees van Hoore De Tweede Wereldoorlog is voor de Nederlandse kunsthandel een mooie tijd geweest. Adolf Hitler en Hermann Goering deden de winkel bel daar regelmatig rinkelen. 'De verschrikkelijke Hermann' was een hartstochtelijk verzamelaar. Als hij wist dat er zich in Holland ergens een mooie verzameling schilderijen bevond, ging hij die op zijn gemakje bekijken, ook al waren daar soms troepenverplaatsingen voor nodig. Goering wilde van zijn landgoed Karinhall op den duur een groot museum maken, het zogenaamde Hermann Goering-Mnseum, dat in 1953 geopend zou moeten worden. Hitler had de Nederlandse schilde rijen nodig voor zijn Fiihrer-Muse- um in Linz, dat in 1951 klaar moest zijn. Echt geïnteresseerd was hij meestal niet in zijn 'aankopen'. Een instantie die beide nazi-kop stukken behulpzaam is geweest bij het traceren van waardevolle collec ties in Nederland is de beruchte Dienststelle Mühlmann. Onder lei ding van Dr. Kajetan Mühlmann, die verblijf hield op het Wassenaar- se landgoed Clingendael, werden door dit bureau vele joodse kunst collecties 'sicher gestellt'. Dat wil zeggen dat déze verzamelingen eerst werden geregistreerd en daar na ter veiling gebracht, waar ze via tussenpersonen aan Hitier, Goering of andere nazi's werden verkocht voor maar 'n fractie van de werkelij ke waarde. Er werd dus niet botweg gestólen, nee, er werd wel degelijk voor de schilderijen betaald. Maar veel te weinig en vaak met waarde loze Reichsmarken. In zijn boek 'Kunsthandel in Nederland 1940- 1945' schrijft Adriaan Venema dat de Duitsers hun kunstroof graag een 'legaal tintje' wilden geven. Rasgenooten We schrijven 1939. In dat jaar ver werft het Leidse Stedelijk Museum De Lakenhal door bemiddeling van Dr. H. Schneider, directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische en Ikonografische Documentatie, een bruikleen van de hoogbejaarde Dr. Alphons Jaffé uit Berlijn. Jaffé, die joods is„heeft de wijk genomen naar Londen en wil zijn grote collec tie zeventiende-eeuwse meesters (overwegend Hollandse en Vlaam se, maar ook Italiaanse, zoals Gu- ardi en Tiepolo) veilig stellen voor de nazi's. Het Leidse Museum De Lakenhal lijkt hem daarvoor een ge schikte plaats. In maart 1939 wor den bij dit museum vanuit Berlijn 79 schilderijen bezorgd, waaronder werken van Albert Cuyp, Jan van Goyen, W. Calff, A. Elsheimer, .Ni- colaes Maes, Aart van der Neer, Van Ogtade, Rubens, Ruysdael, David Teniers, Tiepolo en Adriaan van der Velde. Volgens een inderhaast op gesteld contract mag er zonder toe stemming van Lakenhal-directeur E. Pelinck uit deze collectie "geen schilderij voor 1 maart 1940 het mu seum verlaten". Begin 1940 begint Jaffé bang te worden. Vrienden in Londen heb ben hem aangeraden de collectie of een gedeelte daarvan onmiddellijk te verkopen. Dr. Friedlander, die Jaffé's zaken in Holland behartigt, heeft daar bedenkingen tegen. Hij vindt het risico van verzending te groot. Bovendien zouden er in Ne derland betere kansen zijn om iets of alles van de hand te doen omdat zich in de. collectie van Jaffé juist "hét soort schilderijen bevindt dat de handel hier zoekt, terwijl de markt daarvoor in Londen niet zo gunstig is". Dr. Schneider vindt, net als Fried lander, dat Pelinck zich niet moet laten vermurwen door Jaffé, "den ouden heer, dien men blijkbaar op stang heeft gejaagd". Een "afbrok keling van hét bruikleen voor 1 maart 1940" moet koste wat het kost worden voorkomen. Op 29 januari, een maand voor de afloop van het bruikleen, ontvangt Pelinck wederom een brandbrief van Schneider. "Van Jaffé weet ik nog niets", schrijft hij, "vermoed echter dat hem de telkens weer op duikende ongunstige berichten over de politieke situatie in Holland geen rust zullen laten. Ook zullen vermoedelijk de bibberende land en rasgenooten in zijn omgeving hem dusdanig bewerken dat hij op zijn minst de belangrijke stukken naar Londen zal laten overkomen. Alleen de kosten kunnen hem ver moedelijk weerhouden om alles te rug te roepen. Als hij nu reeds een en ander wil verkopen, zou ik daar geen bezwaar tegen hebben; want de man moet uiteindelijk uit de op brengst zijner schilderijen zijn le vensonderhoud bekostigen. Ik heb Friedlander reeds gezegd hem te suggereeren om een schilderijtje aan De Lakenhal te schenken als dank voor de genoten gastvrijheid. Denkt U er alvast over na waarop U Uwe keuze eventueel zou willen la ten vallen". Te laat Op 22 februari stopt er een vracht wagen van de firma De Gruyter Co voor de deur van De Lakenhal. Het transportbedrijf heeft een op dracht van Dr. Alfons Jaffé om 'twenty antique pictures' op te ha len uit De Lakenhal. Zes dagen later komt kunsthandel De Boer uit Am sterdam nog eens twee schilderijen ophalen. Alles lijkt erop te wijzen dat Jaffé zijn bezit nog veilig zal kunnen weg sluizen uit Nederland of hier zal kunnen verkopen voor de inval van de Duitsers. Maar bij de volgende 'zending' loopt het mis. Op 19 april 1940 meldt transportbedrijf de Gruyter zich nogmaals bij De La kenhal, nu met een volmacht van Jaffé om tién waardevolle schilde rijen op te halen voor verscheping naar Londen. Die zending bereikt nooit meer de plaats van bestem ming. Uit archieven blijkt dat ten minste negen van deze tien schilde rijen zijn onderschept door de Dienststelle Mühlmann. Ze kwamen terecht bij Hitier en diens lijffoto graaf Hoffmann. Op 24 mei 1940 tijdens, of net vóór zijn tien dagen durende gevan genschap, schrijft Friedlander aan Pelinck dat de rest van de schilde rijen uit de collectie Jaffé niet meer verzonden kan worden. Hij be schouwt het als 'zijn plicht' Pelinck te vragen of deze schilderijen nog zo lang in het museum opgeborgen mogen blijven. Uit archiefstukkeh van De Lakenhal valt op te maken dat Pelinck daarin heeft toege stemd. Bijna een jqpr later, op 5 februari 1941, ontvangt het museum een schrijven van de Deutsche Revi sions- und Treuhand-Aktiengesell- schaft uit Den Haag, waarin om op heldering wordt gevraagd over de colléctie van Dr. Alfons Jaffé. Iede re Nederlandse burger is volgens een verordening van de bezetter im mers verplicht aangifte te doen van 'nicht-arischem Besitz', dat als 'vij andelijk vermogen' wordt be schouwd. De 'Sehr geehrter Herr!' Pelinck maakt een keurige inventarislijst van de schilderijen van Jaffé. Op 7 maart komt er een vertegenwoordi ger van de Dienststelle Mühlmann om de collectie te bezichtigen. Na dat deze poolshoogte heeft geno men in De Lakenhal worden daar op 8 maart en op 10 mei 1941 de res terende schilderijen door de Dienst stelle Mühlmann in beslag geno men en ter veiling gebracht, waar ze voor een schijntje aan nazi's worden verkocht. Alle vermogenstransacties, die tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig of onvrijwillig tot stand zouden komen, werden al in het be gin van de oorlog door de Neder landse regering onwettig verklaard en als roof beschouwd. In de eerste tien jaren na de oorlog zijn veel geroofde kunstwerken opge spoord door de Stichting Neder lands Kunstbezit en terugbezorgd bij de rechtmatige eigenaars. In het archief van deze instelling bevindt zich de kopie van een brief van de Dienstelle Mühlmann aan de firma De Gruyter in Den Haag, die een aantal van de schilderijen uit de col lectie Jaffé naar Duitsland moest transporteren, naar mensen als SS- Gruppenführer Schaub en Hernn Oberstabartzt Dr. Brandt. De Dienststelle vraagt of de firma De Gruyter deze kunstwerken tijdens het transport wil verzekeren tegen de, in de brief aangegeven, waar den. We zien dan dat bijvoorbeeld een schilderij van Albert Cuyp, 'Jongen met hoed', voor 800 waar deloze Reichsmarken is gekocht, een Zuccarelli voor hetzelfde be drag, een Jan van Goyen voor twee duizend, een Adriaan van Ostade voor zeshonderd, een David Teniers voor twaalfhonderd Reichsmarken. Hitier Op 26 februari 1947 wordt SS Grup- penführer Josef Schaub verhoord door Andre Kormendi, officier van het Amerikaanse leger, afdeling North Bavaria. Schaub begon in 1929 als chauffeur van Hitier en werd later een van zijn naaste mede werkers. In de rol van Hitiers per soonlijke adjudant behandelde hij veel van zijn zaken. Hij wordt door de Amerikaanse officier aan de tand gevoeld in ver band met 6 Hollandse meesters uit de Jaffé-collectie die hij via Mühl mann voor Hitier zou hebben ge kocht. Schaub verklaart dat Hitiers kunstaankopen meestal waren be stemd voor het Führermuseum in Linz. Deze aankopen werden be taald door de Rijkskanselarij. Maar ook voor eigen rekening kocht Hit- Ier wel eens wat schilderijen. Tot Hitiers privé-aankopen behoorden onder andere twee schilderijen uit de collectie Jaffé, te weten 'Jongen met hoed' van Albert Cuyp en 'Dob belende soldaten voor een schouw' van Palamedesz. Deze twee schilde rijen kwamen te hangen in een van Hitiers eigen optrekjes. Later gaf hij ze als verjaardagscadeautje aan Schaub. Tijdens het verhoor ver klaart Schaub dat hij niet meer weet waar ze zijn gebleven. Tot 1945 heb ben de schilderijen bij hem thuis ge hangen. Na de oorlog is zijn huis to taal geplunderd. Uit het archief van de Stichting Nederlands Kunstbezit blijkt dat er* in 1946 nog 29 schilderijen uit de collectie Jaffé werden vermist. De schilderijen van Cuyp en Palame desz maken deel uit van deze groep, evenals werk van X Fijt, S. de Vlie ger, Brékelenkam, Van Ostade, Zuccarelli, Nicolaes Maes en Els heimer. Voor het werk van deze schilders worden op veilingen te genwoordig aanzienlijke bedragen neergeteld. De Stichting Nederlands Kunst- De Lakenhal. Heeft dit i gekregen voor de genoten gastvrijheid Dit is het eerste artikel over de gebeurtenissen in De Laken hal tijdens de oorlogsperiode. Een tweede artikel, van de hand van Mariclle Groenen dijk en Cees van Hoore, is in voorbereiding. bezit ressorteerde tot 1 mei 1988 on der het Ministerie van Financiën. Daarna werd die taak overgenomen door de Rijksdienst voor Beeldende Kunst van WVC, de dienst die on langs nog in het nieuws was naar aanleiding van de zogenaamde Koe- nigscollectie. De Rijksdienst voor Beeldende Kunst heeft zich nog niet verdiept in de kunstroof bij De Lakenhal. Eenentwintig werken uit de col lectie Jaffé werden door de Stich ting Nederlands Kunstbezit wél te ruggehaald uit de collecties van Hit- Ier, Goering en Hitiers lijfarts Hoff mann. Een schilderij van Van Beye- ren, een van de belangrijkste Neder landse stillevenschilders, die veel in Leiden heeft gewerkt, is nergens meer te vinden. Niet op de lijst van teruggehaalde werken, niet op de 'lijst van werken die officieel nog spoorloos zijn. Op de lijst van wer ken die destijds door de Dienststel le Mühlmann in beslag werden ge nomen in De Lakenhal komt het schilderij wél voor. De ontvreem ding is dus wel geregistreerd. Maar waar het werk is beland, is niet dui delijk. Vreemd, want de Duitsers waren, ook als het om 'diefstal' ging, 'sehr pünktlich'. Is het misschien dit stilleven van Van Beyeren, dat De Lakenhal als dank voor het bewaren van zijn col lectie ten geschenke heeft gekregen van Jaffé? Heeft De Lakenhal eigen lijk ivel een schilderij cadeau gekre gen van JafféIn de catalogus van dit museum is daarover niets terug te vinden. Larsen Met het bruikleen van de weduwe Larsen-Menzel is het iets anders ge gaan dan met dat van Jaffé. Ook dit joodse bezit, dat bestond uit 32 waardevolle doeken van schilders als Gerard Dou, Cornelis Enge- brechtsz, Jan van Goyen, Nicolaes Maes, Hendrik Sorgh, David Te niers en Adriaen van der Velde, werd in 1939 aan De Lakenhal ter bewaring in bruikleen gegeven. De ze schilderijen werden eveneens in 1941 door de Dienststelle Mühl mann in beslag genomen en nader hand ter veiling gebracht bij Van Marie Bignell in Den Haag, een veilinghuis dat nogal wat geroofd joods bezit heeft verhandeld. Een twaalftal doeken werd na mens het Rijkscommissariaat opge kocht door Göpel, de chef-inkoper voor het Führermuseum in Linz. Aanvankelijk zou daarvoor een taxatieprijs van 126.500 gulden wor den betaald, een belachelijk laag be drag. Het Rijkscomrmssariaat heeft achteraf slechts 75:000 gulden be taald. Dat vond men 'genoeg'. 4 De rest heeft Mr. H.H. Fransen bij Van Marle Bignell laten veilen. Fransen was door de bezetter aan gesteld als beheerder van de als vij andelijk beschouwde nalatenschap van mevrouw Larsen-Menzel. De kopers zijn bekend. Het zijn voor het merendeel stromannen geweest van Hitier en Goering, die deze wer ken in hun bezit wilden hebben. Ook uit de collectie Larsen-Men zel werd door de Stichting Neder lands Kunstbezit een groot aantal werken teruggebracht. Om rechts herstel te kunnen krijgen moesten de erven van Larsen-Menzel het geld dat ze hadden ontvangen voor deze schilderijen terugbetalen aan de staat. Om de een of andere reden zagen ze daar van af. Er zitten nog heel wat duistere kanten aan deze twee zaken. 'Kent gij onze molens?' is de titel van een van de brochures die ter gelegen heid van een gelijknamige tentoon stelling in De Lakenhal vlak na de oorlog werden uitgegeven. 'Kent gij den geschiedenis van Den Laken hal in oorlogstijd?' is helaas nimmer verschenen. (Met dank aan: Mariëlle Groe nendijk, die een deel van de voor bereidende research voor dit arti kel heeft gedaan, het Ministerie van Financiën, het Gemcente- Acrhief Leiden, Het Rijksinsti- tuuut voor Oorlogsdocumentatie en A. de Leeuw. Een boek dat ik tijdens het schrijven van dit arti kel veelvuldig heb geraadpleegd is: 'Kunsthandel in Nederland 1940-1945' van Adriaan Venema).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 29