'Ik heb gehuild toen Nederland capituleerde' 'Je kon maar beter niet teveel weten' 'De eerste dagen waren vooral indrukwekkend' 'De tweede dag knikkerden we al' ZATERDAG 5 MEI 1990 PAGINA 43 ommetje. "Wat ik aantrof was een treuri ge toestand. Koeien lagen dood in de weilanden, het was vreselijk". Op de vijf de dag volgde de capitulatie. "Ik huilde, echt, ik was er kapot van. Ik zat in zak en Toch stapte Perfors 's zondags met een groepje vrienden op de fiets. Op weg naar Scheveningen. Eerst reden ze naar Valkenburg waar alles was platgegooid. Onderweg zongen ze uit volle borst Ne derland is gevallen door verraad, de En gelsen kwamen weer te laat, vliegmachi nes vliegen rond, parachutisten op de grond, Nederland is gevallen door ver raad. In dat betrekkelijk korte stukje tel den ze meer dan horiderd vliegtuigen die uit de lucht waren geschoten. Piet Perfors: "Ik zal nooit vergeten dat er een Duitse jongen met ons meereed. Hij werkte bij strandtent Willy de Lange in Katwijk. Die jongen zong net zo hard mee als de Nederlanders. Een paar dagen later liep hij in een Duits uniform rond, tenslotte was hij Duitser dus moest hij in dienst. Hij kon niet anders. Maar in z'n hart voelde hij zich Nederlander". Kobusvan Dorp (63) uit Rijnsaterwoude vertelt over zijn buurjongen, naast wie hij een paar jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in de vijfde klas zat. Die moest op een Europese landenkaart aanwijzen waar het Roergebied lag. De stok ging met de punt naar Siberië. "De meester vroeg waarom hij niet wist waar het Roergebied lag. 'Omdat ik er toch nooit kom', was het antwoord. En waar denk je dat hij terecht kwam toen hij werd opgeroepen om voor de Duitsers te werken?" Het antwoord laat zich raden. door Gerard Haverkamp De buurjongen was toen een paar jaar ouder dan Kobus. Dat ze bij elkaar in de klas zaten kwam omdat die ander niet zo vlot leerde. Maar de kleine Van Dorp had op zijn dertiende jaar alle zeven klassen doorlopen en kwam op 1 mei 1940 van school. "Hier", wijst hij met zijn wijsvinger, "hier op dit akkertje ben ik geboren". Hij was de tweede van vier kinderen, een 'ge wone' schooljongen. "Het was toen niet zo als tegenwoordig dat je werd getest om te zien wat je verder kon gaan doen. Mijn vader werkte op een boerderij en daar ben ik ook terecht gekomen. Maar voordat ik kon komen had ik in de avonduren wel eerst moeten leren melken. De vrije zaterdag was nog niet uitgevonden en een vrije zondag bestond helemaal niet". Ach, wat wisten ze beter in die tijd? Weinig. De wereld hield aan het einde van 'Wouw' zo'n beetje op. Maar toen hij een dag of wat bij die boer bezig was, wist hij wel dat het 'vreemde' vliegtuigen waren, daar in de lucht. "Ja, want sinds Nederland was gemobiliseerd, lagen hier op de Braassem drie watervliegtuigen. Die patrouilleerden elke dag langs de kust. Ze hadden een oranje driehoek. Maar de vliegtuigen op 10 mei hadden heel andere tekens. We vlogen de dijk op om te zien wat er gebeurde. Nu zou ik wel voorzichtiger zijn, want opeens doken die moffen zó op die watervliegtuigen". De jonge Kobus wist niet wat hij ervan denken moest. "Er was sprake van mobi lisatie, maar dat was voor '14-'18 ook het geval en toen was Nederland neutraal ge bleven. Dat zou nu ook wel zo zijn. Al leen m'n vader vertrouwde die Duitsers niet. Hij was bij de vorige mobilisatie in Brabant terecht gekomen, waar hij ge vluchte Belgen had ontmoet. Die vertel den niet zulke mooie verhalen over de vijand. M'n vader heeft wel gelijk ge had". De eerste dagen kropen de dorpelin gen onder de klok in de Domtoren, om de loop van de vliegtuigen in de gaten te houden. "Op Schiphol stond afweerge schut, maar daar waren de Nederlanders niet zulke sterren in. Na een dag of vijf zagen we ver weg in de lucht de rook van Rotterdam. Via de radio hoorden we dat ze ook Utrecht plat zouden gooien. Ik vroeg nog wel aan m'n vader of we nog konden winnen. Hij wist al van niet". De provinciale weg van nu was toen nog niet meer dan een zandpad, waar door op een gegeven dag de eerste colon ne bezetters pal voor de Herenweg 74 langs marcheerde. "Ze hadden grote koepels bij zich. Later bleken dat zoek lichten. Wat had je daar als schooljongen nou voor verstand van?". Van Dorp stelt zich die vraag wel vaker. "Vliegtuigen vlogen laag over. maar wisten wij waar om? Je had nog nooit van radar gehoord. En als je 's nachts wakker werd van een vliegtuig dat voortdurend rondcirkelde dan wist je als kleine jongen toch niet dat er een dropping aan de gang was? Er werden in die tijd ook beduidend minder vragen gesteld dan nu. Je kon maar beter niet teveel weten, anders had je kans dat het op een ongeluksdag uit je geslagen werd". Kobus van Dorp moest later zelf voor drie jaar naar Indië. "Ik heb er geen trau ma aan overgehouden, maar een jeugd heb ik niet echt gekend". Die eerste dag van de oorlog staat in zijn geheugen gegrift. Kort na elkaar kwamen twee van zijn ne ven door de kogel om het leven. Eén was gekleed in nachtkleren. Toen hij de trap afkwam openden de Duitsers het vuur. Hij was op slag dood. door Jan Westerlaken Het trieste verhaal van Piet Perfors (74) uit Oegstgeest, verzetsman van het eer ste uur, later erkend als oorlogsslachtof fer. Nog altijd woont hij in het huisje aan de Rijnzichtweg. Nu al 64 jaar. In de oor log lag het rijtje woningen middenin de vuurlinie: aan de achterkant schoten de Duitsers, aan de voorkant beantwoorden de Nederlanders het vuur. Voor de bewoners werd een veiliger onderkomen gezocht. Het risico door een verdwaalde kogel te worden geraakt was te groot. Perfors vond de eerste nachten, samen met zijn broer, een slaap plaats bij Carel van der Meer die een schoenenzaak in het dorp dreef. Later trok hij in bij kennissen aan de Toren- veldstraat. Hij herinnert zich dat daar een Nederlandse offcier woonde, die la ter voor het heulen met de vijand ter dood werd veroordeeld. Piet Perfors was 24 jaar toen de oorlog uitbrak. In dienst hoefde hij niet vanwe ge broederdienst. Wel moest hij bij een bloemenkweker invallen voor diezelfde broer. Van werken kwam niets, maar 's middags stond de kweker al voor z'n neus. Waar 'ie bleef want van de oorlog kon je toch niet eten, was diens argu ment. De jonge Perfors werd halverwege de nacht wakker, omdat het 'zo'n herrie in de lucht was'. Samen met zijn broers klom hij gewapend met een verrekij ker op het dak van zijn huis. Daar za gen ze de vliegtuigen die richting zee vlo gen. Nauwelijks honderd meter van hun woning kwamen de parachutisten naar beneden op wie de Nederlandse soldaten meteen begonnen te schieten. Met z'n vader rende Piet naar de Oude Rijn, vanwaar hij de stellingen kon zien waarin de Duitsers zich hadden ver schanst. Links en rechts floten hen de kogels om de oren. Op hun buik zijn ze terug naar huis gekropen. Woede maakte zich kort er op van hem meester toen een NSB'er het waagde te zeggen dat 'Nederland zich had moeten overgeven'. "Vanzelfsprekend heb ik die vent aangegeven", zegt Piet Perfors. "Bij een hoge militair". De eerste kennismaking met de bezet ter was een feit. "Die middag hesen de Duitsers de witte vlag. Wij met een man of acht naar de Oude Rijn. Net op dat mo ment kwam er een vliegtuig overvliegen dat een zak materiaal aan een parachute neerliet. Als gekken begonnen die Duit sers weer te schieten. Niet alleen op die zak onder de parachute, maar nu ook op ons. We zijn in een greppel gedoken en hebben ons op ons buik naar huis ge sleept". De tweede dag moesten de bewoners van de huizen aan de Rijnzichtweg wor den geëvacueerd. Niemand mocht er meer in de buurt komen. Iedereen moest in het dorp Oegstgeest blijven. Piet kreeg met z'n beide broers een bed bij Carel van der Meer en zyn vrouw. "Ont zettend lieve mensen", weet hij nog. "Hun dochter wordt dezer dagen vijftig jaar. Ze werd in de eerste dagen van de oorlog geboren. Maijan, heet ze. Ik moet haar nog opsporen want ze krijgt een bloemetje van me" Perfors meldde zich die tweede dag aan als lid van de burgerwacht, zeg maar de binnenlandse knokploeg. In eerste in stantie werd hij naar het 'groene kerkje' gestuurd voor het delven van massagra ven. Kwamen de Duitsers te laag over vliegen, dan dook hij weg achter een ho ge muur. Een van zijn broers ging de derde dag op avontuur. Het verbod om in de buurt van hun huis aan de Rijnzichtweg te ko men, was nog altijd van kracht. Maar de broer van Perfors had onder zijn hoofd kussen 82 gulden verstopt en die wilde hij, koste wat het kost, hebben. "Je had geen cent, dus voor dat geld durfde je wel wat te wagen. Ja, het is hem gelukt om die centen uit huis te halen". Perfors maakte op de vierde dag een "De eerste dagen waren voor mij eigenlijk hoofdzakelijk indrukwekkend. Ik besefte absoluut niet dat de oorlog was uitgebroken. Het werd me wel verteld, maar wat wist je als kind nou van oorlogen? Mijn moeder had weieens gezegd dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog weinig te eten was. Dat was dan ook mijn enige associatie. Toch waren er ook wel momenten van echt diepe angst. Toen mijn vader met een revolver in zijn rug door het huis moest lopen joeg de angst me door het lijf". door Monica Wesseling De nu in Lisse wonende Katwijker H. Fennes was op de bewuste tiende mei tien jaar oud. Hij woonde, samen met va der, moeder zeven broers en zussen en een 82-jarige oma aan de Wassenaarse- weg in Katwijk. Zijn vader had een volle- grondstuinderij met aardappelen, bloemkool en peen en bestierde daar naast het café aan huis 'Duinzicht'. Juist de aanwezigheid van dat café bleek in de eerste oorlogsdagen cruciaal. Op de dag dat de oorlog uitbrak was vader Fennes zoals gebruikelijk om 04.00 uur naar het land vertrokken. Nog geen twee uur later begon, zoals Fennes het uitdrukt, 'het geroezemoes'. "Ik weet niet eens precies meer waarom, maar we waren allemaal om 06.00 uur wakker en gingen direct de straat op. Vol verbazing staarden we naar de lucht waar de eerste Duitse vliegtuigen overkwamen. Nie mand besefte dat de oorlog was uitgebro ken. Voor ons was het toen gewoon span nend". Angst Het besef dat het oorlog was drong pas tot de familie door toen moeder Fennes even later op weg ging om melk te halen. Ze keerde hals over kop terug nadat ie mand de waarschuwende woorden 'Vrouw Fennes ga terug, het is oorlog", tot haar had gesproken. Ondertussen kwamen er, herinnert Fennes zich, steeds meer mensen op straat en trok een groepje naar het voormalige Shell-sta- tion van waar af het vliegveld goed te zien was. Ook zij werden evenwel naar huis gedirigeerd door een Nederlandse legerofficier. "Eenmaal thuis begonnen we toch angst te krijgen. Omdat de woonkamer te veel in het schootsveld lag, zijn we met zijn elven in de keuken gaan zitten". Even later arriveerde een groep van 80 Nederlandse militairen bij het cafeetje en lieten daar een deel van hun ransel achter. Dat werd, zo blijkt uit Fennes' Verhaal, zijn vader bijna noodlotig. Nog geen an derhalf uur later drongen drie Duitsers op zoek naar Nederlandse militairen het cafeetje binnen en geboden vader Fen nes het huis te laten zien. De Katwijker herinnert het zich als de dag van giste ren: "Dat was voor mij een van de meest indrukwekkende ervaringen van de oor log. Doods- en doodsbang was ik, mijn vader te zien weglopen met een revolver in zijn rug en drie Duitsers dreigend ach ter hem aan". Omdat er geen militairen werden aan getroffen. verlieten de Duitsers het huis je weer, maar de familie Fennes voelde zich niet bepaald veilig meer in de keu ken. Ze besloten met z'n allen in het piepkleine aanbouwhuisje van oma te gaan zitten. "Het schieten werd onder tussen steeds heviger. Zelfs in onze voor tuin werd gevochten. We zagen doden en gewonden. Je kon er niet meer onderuit: dit was oorlog". Kelder Ook het aanbouwhuisje bleek geen on derkomen voor langere tijd. Op verzoek van Nederlandse militairen, die op het platte dak van het aanbouwhuisje af weergeschut wilde plaatsen, vertrok de familie weer. Nu naar de overkant van de straat waar de broer van vader Fennes woonde en die een schuur met een fikse kelder had. De beide families doken on der in de kelder. "Een hele heisa om 19 kinderen in een donkere nare kelder te krijgen. Oma daarin,onderbrengen was helemaal een probleem. Een oude vrouw van 82 die nauwelijks kan lopen krijg je niet een, twee, drie door een nauwe in gang in de kelder". Eng In de loop van die tiende mei werd het strijdtoneel verlegd naar plaatsen buiten de bebouwde kom van Katwijk aan den Rijn zodat 's avonds besloten werd ge woon in huis te gaan slapen. "Hoewel mijn moeder het verbood ben ik de dag erna toch stiekem even naar buiten gelo pen. Er lag een dode Duitse soldaat tegen de dijk aan. Net onder zijn helm zat een .groot gapend gat. Als kind vind je dat wel eng, maar mijn aandacht werd eigen lijk nog meer getrokken door de fantasti sche uitrusting van de militair. Hij had zelfs een enorm stuk worst bij zich". De dagen die volgden verliepen voor Fennes zonder al te veel noemenswaar digheden. Langzaam, maar heel zeker, won de oorlog terrein. Het werd pas vijf jaar later prijs gegeven. Na 43 jaar onmoetteh Piet Perfors (foto bo ven, links) en Marjan van der Meer elkaar weer. In het hartje van Oegstgeest, vlak voor de 'vredesboom', feliciteerde hij Marjan met haar vijftigste verjaardag. Broer Harrie, die in het begin van de oorlog ook bij de familie Van der Meer onderdak kreeg, was voor deze gelegenheid even meegekomen. <foto jan Holvast) Op de privé-foto links schenkt Harry Fen nes een glas vol op het terras van het café Du inzicht, dat werd doorzocht door de Duitsers. Kobus van Dorp, rechts, wist aanvankelijk niet wat hij ervan moest denken. (foto Wim Dijkman) "Mijn moeder maakte me vroeg in de ochtend wakker. 'Kom op, je bed uit. Het is oorlog!' zei ze. Ik heb me heel snel aangekleed en ben met een paar vriendjes naar de Wassenaarseweg gehold, om naar de Duitse parachutisten te kijken. Het rare was: toen ik daar stond, drong het nauwelijks tot me door wat er precies gebeurde. Ik was niet bang, of zo. Nee, ik vond het eigenlijk wel spannend om te zien hoe al die mannetjes naar beneden kwamen. Ik beschouwde het meer als een soort toeristische attractie". door Wim Wegman Katwijker W. van Beelen, destijds twaall jaar oud, was getuige van het begin van de aanval van Duitse luchtlandingstroe pen op het vliegveld Valkenburg. Eventjes maar, want toen er een paar ko gels overfloten, stuurden Nederlandse militairen hem en zijn vriendjes naai huis. Daar ging de aardigheid er overi gens snel af, om het wat zwak uit te druk ken. Van Beelen: "We woonden in die tijd in een winkelpand aan de' Voorstraat, recht tegenover het toenmalige loge ment de Roskam waar op dat moment Nederlandse onderofficieren waren gele gérd. Terwijl ik naar huis ging, rukte een groepje Duitse parachutisten op naar ons dorp. Eén van hen, heb ik later ge hoord, heeft nog geprobeerd om een taxi te vorderen. Dat mislukte omdat een Katwijker Van Beelen: "Ik vond het wel spannend". paar onderofficieren vanuit de Roskam het vuur op hem openden. De Duitser vluchtte, sprong de Oude Rijn in, zwom naar de overkant en voegde zich bij een groepje parachutisten dat langs de O ver rijn trok". "Tussen de militairen uit de Roskam en die Duitsers ontstond een nieuw vuurgevecht. En djrt hebben we gewe ten. Ons huis lag namelijk in het verleng de van het schootsveld van de Duitsers, en binnen de kortste keren was de etala geruit van onze winkel doorzeefd met kogels. Wij zijn naar achteren gerend, naar de keuken, en hebben daar doods benauwd dekking gezocht". "Na enkele minuten werd het schieten wat minder en sloop mijn vader voor zichtig naar de achterpoort aan de Pe- persteeg. Een Nederlandse soldaat die daar stond, schrok zich rot en duwde (foto Dick Hagewoning) mijn vader onmiddellijk een geweer in zijn buik. Grote paniek natuurlijk, maar de zaak liep gelukkig goed af'. "Later ben ik ook naar buiten gegaan, en daar zag ik iets wat ik de rest van mijn leven niet zal vergeten. In de buurt van onze achterpoort stond een munitiewa gen met twee paarden. Eén van die die ren was geraakt door een kogel en lag langzaam dood te bloeden. Het ver schrikkelijke was dat niemand iets voor dat paard kon doen. Het had misschien nog geholpen kunnen worden, maar de wagen lag onder vuur van de Duitsers en geen enkele soldaat durfde in de buurt te komen. Overigens bedacht ik pas veel la ter dat we ontzettend geluk hebben ge had. Als die munitiewagen een keer goed was geraakt, was ze misschien ontploft. En die stond zo dicht bij ons huis dat ik het dan waarschijnlijk niet zou hebben naverteld". Na die schietpartij 'die wel uren leek te duren, hoewel er alles bij elkaar mis schien een kwartiertje is geschoten' - trokken de Duitsers zich terug naar Val kenburg. Van de gevechten om het vlieg veld zelfheeft Van Beelen verder weinig gezien. "Het was natuurlijk ook onmoge lijk om te kijken, want het hele gebied was hermetisch afgesloten. Het enige dat we ervan merkten, was het gegier van granaten die het Nederlandse leger vanuit Noordwijk afschoten op de Duit- sers. Het was een angstwekkend geluid, maar we wenden er snel aan. Ik kan me tenminste herinneren dat ik de tweede dag na de inval al met een paar vriendjes op straat knikkerde; alsof er niets aan de hand was". Het einde van de slag om Valkenburg heeft grote indruk op hem gemaakt. "Toen alles voorbij was. kwam uit het dorp een lange stoet gewonde burgers. Ik vond dat een heel treurig gezicht. Al die vervuilde mensen, die soms moei zaam voortstrompelden of op karren werden voortgetrokken. En dat waren nog niet eens de zwaarst gewonden. Die waren al eerder geëvacueerd. Na die stoet kwam er een colonne Duitsers langs; de troepen die rond het vliegveld hadden gevochten. Ze zagen ér net zo vuil uit als de gewonden, maar ze waren in een opperbeste stemming en zongen uit volle borst". "Dat is me al die jaren bijgebleven: het gezang van die moffen en de desillusie van de Nederlanders. Hollandse solda ten sloegen soms in pure wanhoop hun geweer kapot. En een vrachtwagen chauffeur, die een lading margarine en koffie bij het leger moest afleveren, schoof de hele zaak vlak voor ons huis van zijn wagen en maakte dat hij weg kwam. De spullen hebben er trouwens nog dagen gelegen. Niemand durfde er aan te komen, uit angst door de Duitsers gestraft te worden".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 43