'Al vroeg stak overal
't verraad de kop op'
'Je dacht dat die vliegtuigen verdwaald waren'
'Als overlevende word
je vaak door
weemoed overvallen'
'Ik had die tijd toch
niet willen missen'
PAGINA 4Z
ZATERDAG 5 MEI 1990
"De Duitsers gedroegen zich, dat
moesten we tot onze spijt beken
nen, zeer keurig, al was het wel
van korte duur. Je ergerde je er
gewoon aan". Het is verbazing
wekkend, hoe iemand als de 73-
jarige H. J. Maas zo nuchter, bijna
afstandelijk over de eerste dagen
van de oorlog kan praten.
door Henk Houtman
Iemand die na zijn eerste verzetswerk
acht maanden eenzame opsluiting in de
gevangenis in Scheveningen aan zijn
broek kreeg, terwijl zijn echte activitei
ten in de illegaliteit nog moesten volgen.
Acht maanden als jonge vent tussen vier
muren. Geen boek, geen bezoek. Later
verloor hij vrienden; een kameraad naast
hem «werd doodgeschoten door de SS.
Bij die schietpartij kroop hij door het oog
van de naald en nadien keek hij de dood
nogmaal in de ogen door geelzucht die in
een weerloos lichaam een gemakkelijke
prooi vond. Daarna Vught, Dachau en
ten slotte de nachtmerries, die zijn geble
ven. Het gesprek met Leidenaar Maas
beperken tot de eerste oorlogsdagen is
bijna gênant.
"Als ik over de oorlog moet praten, zitten
we hier vanavond om tien uur nog". Het
is twee uur in de middag. Maas slaat zich
er manmoedig doorheen. Praten over de
oorlog wil hij wel, of het nu over de eerste
dagen moet gaan of over een andere epi
sode. Niet uit trots, of medelijden, of uit
een zucht naar erkenning. Nee, het is
voor de gepensioneerde verzekerings
man een vorm van overleven, een thera
pie die een beetje werkt.
Ondanks alles gaat de zoon van de
toenmalige AZL-directeur de oorlog
niet uit de weg. Uiterlijk doet hij denken
aan de bekende verzetsman Teengs Ger
ritsen, gebruinde kop, netjes in het pak.
In de fraai ingerichte flat met een prach
tige collectie olifantjes wordt het oog on
willekeurig naar de 'oorlogsboekenkast'
getrokken. Zeven, acht boeken over Hit-
Ier, erboven de complete uitgave van dr.
L. de Jong.
"De mobilisatie, de Duitsers, dat alles
was bij ons thuis vaak onderwerp van ge
sprek, al ver voor de oorlog. 'Van een
man met zo'n uiterlijk en zoveel ge
schreeuw is'weinig goeds te verwach
ten', zei mijn moeder over Hitier. Ach
teraf zou je kunnen zeggen, dat het een
profetische opmerking was, maar u moet
weten dat we joodse vrienden hadden.
Daar hoorden we veel van. We zijn heel
anti-Duits opgevoed".
"De nacht dat de oorlog uitbrak lag ik
thuis, in bed. Mijn vader werd door ie
mand van het ziekenhuis gebeld dat de
Duitsers waren binnengevallen. Hij
"Daar zijn ze dan", dacht Erik Noach op de
10e mei 1940. Hij keek uit het raam van zijn
ouderlijk huis aan de Hoge Rijndijk in Leiden,
nog duf van het verjaardagsfeestje dat tot in
de vroege ochtend had geduurd. In de verte
hoorde hij schietén en hij zag vliegtuigen
overkomen die soms brandend neerstorten.
Geen twijfel mogelijk, de Duitsers waren ge
arriveerd.
door Margot Klompmaker
De 18-jarige student geneeskunde begreep dat er van
college volgen die dag niet veel zou terechtkomen. Hij
meldde zich bij de studentensociëteit Miverva, waai
hij werd doorverwezen naar het wijkcentrum in de
Kernstraat om zich nuttig te maken. "Ik kreeg samen
met een andere student opdracht om in de watertoren
vlakbij mijn ouderlijk huis uit te kijken naar vijande
lijke troepen. Het gerucht ging dat er bussen rondre
den met Duitse parachutisten. Zodra we er één in het
oog kregen, moesten we dat doorgeven".
Een lachertje, vond Noach. 'We hadden weliswaar
uitzicht tot aan Scheveningen, maar konden vanaf die
afstand geen auto van een bus onderscheiden". Toch
zat Noach een dag op de toren. "Je wilde toch wat
doen".
Huiveringwekkend
De oorlogshandelingen gaven de 18-jarige student een
niet onaangenaam gevoel van spanning. Vanuit het
raam van zijn kamer volgde hij later de felle gevechten
rond het vliegveld Valkenburg. "Je zag de vliegtuigen
duiken en aanvallen. Het geluid van de Duitse jagers
was angstaanjagend". Op straat gonsde het van de ge
ruchten. Hoe ver waren de Duitsers al geïnfiltreerd?
Nederlandse militairen controleerden voorbijgangers
op hun uitspraak. Skeveningen. Noachs moeder, van
oorsprong Duitse en behept met een zwaar accent,
ging die dagen niet alleen de straat op.
Het gevoel van optimisme verdween snel na het be
richt dat de koningin en de regering naar Londen wa
ren gevlucht. "We waren gedemoraliseerd', herinnert
Noach zich. De definitieve ontnuchtering kwam met
het bombardement van Rotterdam op 14 mei. Noach:
"We konden het vanaf hier zien. Het was een huive
ringwekkend gezicht. Een bombardement op een Ne
derlandse stad! Dat was iets ondenkbaars". Een im
mense zwarte rookwolk dreef over Zuid-Holland,
's Nachts was de vuurzee tot ver in de omtrek te zien.
Een aantal dagen na de invasie trokken de eerste vij
andelijke troepen door Leiden. Noach, die zich als 18-
jarige heel wat voorstelde van het machtige Duitse le
ger, vond het een anticlimax. "De eerste Duitsers die
ik zag kwamen de stad binnensjokken op boerenwa
gens met afgesloofde paarden ervoor. Eindeloze co
lonnes met wagens en paarden. We vonden het onbe
grijpelijk dat we door zo'n leger waren verslagen".
De ware aard van de Duitse bezetters zou spoedig
blijken. De familie Noach was joods. Noachs vader, le
raar aan het Rembrandtcollege in Leiden, de scholen
gemeenschap die nu aan de naar hem genoemde
Noachstraat ligt, werd eind 1940 ontslagen. Samen
met zijn vrouw kwam hij op de zogenaamde lijst-Fre-
deriks te staan. Een lijst met personen'die door de
Duitsers als 'menselijk wisselgeld' konden worden
gebruikt. De familie Noach behalve Erik die onder
dook werd overgebracht naar Barneveld en later
naar Westerbork. In het laatste jaar van de oorlog wer
den ze op transport gesteld naar Theresienstadt, dat ze
hebben overleefd.
De oorlog heeft hem geen trauma bezorgd. "Ik zou
die tijd niet hebben willen missen", oordeelt hij zelfs.
"Ik heb ook heel gelukkige momenten meegemaakt
tijdens mijn onderduikperiode. Er was veel tijd om na
te denken over wat et allemaal gebeurde. Je werd snel
volwassen in die tijd. Alles was overwegend zwart en
met elk straaltje licht wasje blij. Naast de angst kon ik
onbedaarlijk veel plezier hebben om de meest onbe
nullige dingen. Dat heb ik nog steeds. De oorlogsjaren
hebben me betrekkelijk immuun gemaakt voor wat er
later met me is gebeurd. Erger dan in de oorlog kan
het niet zijn, denk ik op zo'n moment".
Erik Noach: 'Je werd snel volwasseji'.
H.H. Maas: "Als ik over de oorlog moet praten, zitten we hier
vanavond om tien uur nog". (foto-s wim Dijkman)
werd gewaarschuwd dat het AZL in ge
reedheid moest worden gebracht voor de
opname van slachtoffers. M'n vader ver
wachtte dat de Fransen en de Engelsen,
de Duitsers er binnen de kortste keren
weer net zo hard zouden uitslaan als ze er
in waren gekomen. Wij onderschatten de
Hitler-macht enorm".
"Van de oorlogshandelingen merkten
we eigenlijk weinig. Een vent, die op de
fiets voorbij reed, riep: Nu komen geluk
kig de Duitsers. Terwijl dat helemaal niet
in mijn aard lag, heb ik die knaap samen
met een buurman afgetuigd. Dat was
mijn eerste confrontatie met de oorlog".
"Ik weet nog goed, dat het tijdens die
eerste dagen erg rommelig was. Veel
mensen gingen niet naar hun werk. Het
gonsde van de geruchten. Niemand wist
precies wat er gebeurde. Ik zat bij de
luchtbescherming. Daar had ik een soort
opleiding voor gehad. We hadden een
paar gasmaskers tot onze beschikking.
Onze standplaats was het huis Boer-
haavelaan 2. 's Avonds had ik dienst met
drogist Christiaanse. We zaten daar bij de
telefoon te wachten tot we wellicht opge
roepen zouden worden voor het een of
ander".
"Er kwam inderdaad een telefoontje,
van professor Van Bemmelen in de Boer-
haavelaan, 's nachts om twee uur. Hij had
een brandlucht 4n z'n slaapkamer gero
ken. Wij rukten uit om een onderzoek in
te stellen. Er was niks aan de hand. De
brandlucht kwam van over de weilan
den. Dat was m'n eerste en laatste actie
bij de luchtbescherming. Als ik er nog
aan denk hoe primitief en naïef het er al
lemaal aan toe ging. De spoorwegover
gang aan de Rijnsburgerweg was 's
nachts gesloten. Alsof we daarmee de
Duitsers konden tegenhouden".
"Ik hoefde niet in dienst, maar je wilde
wel wat doen natuurlijk. Omdat mijn va
der in het hoofdbestuur van het Rode
Kruis zat, mocht ik spullen van het Rode
Kruis vervoeren naar Valkenburg. On
derweg raakte ik ineens in een schietpar
tij verzeild. Wat moest ik doen? Zoiets
had je nog nooit meegemaakt. Ik stapte
uit en ging onder de vrachtwagen liggen.
Dat is mijn geluk geweest. Op de plek
van de bestuurder was een kogel dwars
door de auto gegaan. Toen het even stil
werd, ben ik als een haas teruggereden
naar Leiden".
"De eerste berichten waren zo verwar
rend. Er kwam niets tot stand door de te
genstrijdige informatie. Ons idee was: de
Duitsers zullen het onderspit delven, de
Fransen en Engelsen helpen ons, daar
kunnen ze niet tegenop. Zo was je opge
voed".
"Al vroeg stak overal het verraad de
kop op. Toen ik op mijn post van de
luchtbescherming zat, kwamen er 's
avonds mensen uit nieuwsgierigheid
buurten. Wij natuurlijk schelden op de
Duitsers. Toen ik later werd opgepakt,
zei de SD'er tijdens de ondervraging:
Voor de capitulatie schold u al op de
Duitsers. Dat wisten ze dus al. Tussen die
mensen op de Boerhaavelaan zaten al
verraders".
"Van de capitulatie hoorden we op
straat. Het bericht, dat de koningin was
gevlucht, maakte op mij ik was zeer
koningsgezind en ben dat nog een ver
pletterende indruk. Ik trok me dat zeer
aan. Waarom kwamen de Fransen en En
gelsen ons niet helpen? Dat begrepen
we niet"
"Je beleefde ook gekke dingen. Zo no
digde barones Creitz van het Toernóoi-
veld in Den Haag al haar kennissen op de
dag van de capitulatie uit om haar cham-
pagnevoorraad te komen opdrinken. 'Ik
wil niks aan de Duitsers geven', zei ze.
Wat we niet op konden ging zo de goot
steen in", aldus Maas, die destijds in een
pand aan het Toernooiveld werkte en
daar ook op de dag van de capitulatie
vertoefde.
Langs scholen
De vijf oorlogsjaren hebben op Maas een
blijvende, diepe indruk gemaakt. Weinig
is hem bespaard gebleven. Nog gekleed
in concentratiekamp-tenue ontvluchtte
hij met enkele lotgenoten direct na de be:
vrij ding Dachau en bereikte met een van
de Duitsers gepikte auto Nederland. Het
Dachau-pak hangt nu in de kast, naast
het chique donkerblauwe pak met het
Verzetskruis op de revers. Al enkele ja
ren trekt Maas langs de scholen om de
jeugd te vertellen over zijn ervaringen in
de oorlog. Hij zal er nooit echt van losko-
De wachtcommandant van de
Morspoortkazerne had nog
niets in de gaten. Maar de sol
daten hingen al uit de ramen,
gewekt door het gebrom van
vliegtuigen die in eindeloze for
maties door de nacht vlogen.
"Kijk, ze gooien papiertjes uit",
had de fourier geroepen, maar
commandant majoor Mulder
had beter geweten. "Ben je
gek, dat zijn parachutisten. Flip,
d'r uit en geef groot alarm".
door Gert Visser
Onder leiding van sergeant Van der
Kruit sleepte een groep soldaten één
van de mitrailleurs naar het dak van
de Infirmerie, het voormalige militai
re hospitaal tegenover de kazerne aan
de Morssingel. Overvallen door hoog
tevrees balanceerde 'hij in de dakgoot
van het gebouw, de zware mitrailleur
op de dakkapel tillend. Tweehonderd
meter hoger vlogen de Junckers over.
De kogels uit de mitrailleur troffen
wel doel, maar ook al werden ze be
schadigd de vliegtuigen vlogen door.
Van der Kruit greep zijn geweer,
maar schoot in alle ijver om de Duit
sers te treffen bijna de oren van het
hoofd van zijn commendant. "God
verdomme, als je niet onmiddellijk
ophoudt donder ik je naar beneden",
reageerde Mulder furieus. Flip van
der Kruit: "En als je in al die verwar
ring over de rand van het dak keek,
zag je beneden de eerste doden en ge
wonden het gebouw ingedragen wor
den. Dan laait de woede in je op".
Instructeur
Vrijdag 10 mei, de eerste oor
logsnacht. Dienstplichtig Sergeant
Phillipes van der Kruit, 18 jaar toen,
had de avond met zijn aanstaande
vrouw en haar familie doorgebracht
in de stad. Het gezelschap had ge
zwommen in De Overdekte, het oude
zwembad aan de Haarlemmerstraat.
Van der Kruit was als instructeur
toegevoegd aan de kaderklas zware
mitraillisten van het 22-ste depot-ba
taljon dat huisde in de Leidse Mors
poortkazerne, een opleidingscentrum
voor de infanterie. Twintig jongens
werden er opgeleid tot sergeant. Goed
geoefende onderofficieren, in tegen
stelling tot de 150 recruten die amper
zes weken onder de wapens waren. De
kazerne beschikte over drie oefenmi
trailleurs en de soldaten waren uitge
rust met een geweer uit 1895 en vijf
kogels.
"Wat moest dat worden. De mees
ten hadden nog nooit geschoten. Ze
wisten amper wat een geweer was.
Maar wie had er op gerekend dat er
nabij Leiden strijd moest worden ge
voerd. Het front zou toch in het Oos
ten liggen?".
De mitrailleur bleef niet lang op het
dak. Toen Duitse jagers in het lucht
ruim verschenen, werd dekking ge
zocht in de tuin aan de Morssingel.
Omdat de hoge bebouwing het
schootsveld belemmerde, verhuisde
het wapen naar het pleintje voor de
kazerne. Afgeschermd door de Mors-
poort, gericht op de Lage Morsweg
waar de vijand vandaan zou komen.
Een groep soldaten onder leiding
van commandant Mulder was inmid
dels uitgerukt richting Haagse
Schouw waar Duitse parachutisten
een versperring hadden opgericht op
de strategisch belangrijke verbin
dingsweg Amsterdam Den Haag.
Tussen een barricade van auto's stond
een Duitse soldaat met mitrailleur
klaar om de verwachte aanval af te
slaan. Met succes viel de groep vrijwil
ligers de vijand in de rug aan, nog
voordat deze kans hadden gezien de
mitrailleur te draaien. De opmars van
de Duitsers naar Den Haag, naar de re
gering en het koninklijk huis, leek
vertraagd.
Zondagmorgen werden de drie mi
trailleurs in bussen geladen en ver
trokken de Leidse soldaten naar stel
lingen langs de Oude Rijn tussen Val
kenburg en Rijnsburg. In Rijnsburg
stopten de bussen een moment. De
commandant belde aan bij de huizen
om boterhammen op te halen voor
Flip van der Kruit: "De tien,
toeten noch blazen".
zijn mannen die zó uit hun bed in de
bus waren gestapt.
Narcissen
"Het was dè bedoeling dat het veld
leger de Duisters op vliegveld Valken
burg aan zou vallen. Wij moesten het
gebied aan de andere kant afsluiten
om de vluchters op te vangen. Met
narcissen op onze helmen lagen we
voor de gebouwen van Flora waar het
commandocentrum was ingericht. En
ik zag hoe aan de overkant van het wa
ter de toren van de dorpskerk van Val
kenburg kapot werd geschoten".
"Maar de tien jongens die ik bij me
had, wisten van toeten nog blazen.
Graaf een schuttersputje had ik ge
zegd, en dan lagen ze daar achter een
hoopje zand. 's Nachts wanneer de
lichtspoormunitie over onze hoofden
werd afgevuurd, en het glas in de kas
sen rinkelde, kwamen de jongens bij
me: Sergeant, ik ben zo bang. Dat rot
gevoel, dat je wist dat die jongens zo
de pijp uit konden gaan. Onze hoop
was nog steeds gevestigd op de komst
van de Engelsen en Fransen. We had
den zelfs grote gele doeken uitgelegd
als herkenningsteken voor de vlieg
tuigen. Maar het bleef bij drie Franse
vliegtuigen die even rondcirkelden en
toen weer wegvlogen".
ik bij me had wisten van
Het einde van de eerste oorlogsdagen
kondigde zich aan toen óver de velden
een zwaar gerommel hoorbaar werd
dat naar later bleek afkomstig was van
het bombardement op Rotterdam.
Nog voordat een motor-ordonance op
woensdag 15 mei het bericht van de
overgave kwam brengen, was de hoop
langzaamaan verdwenen. Er heerste
onder de troepen een akelige stem
ming.
De soldaten moesten in een villa in
Rijnsburg hun wapens inleveren en
keerden terug naar de kazerne in Lei
den. De volgende dag werd Van der
Kruit teruggestuurd naar Valkenburg
om onder toeziend oog van de bezet
ter lijken weg te dragen en puin te rui
men. De slachtoffers werden op sim
pele wijze begraven in een massagraf
naast de dorpskerk. Na de oorlog
werd hier een kleine militaire begraaf
plaats gesticht. Van der Kruit keerde
er na de bevrijding nog diverse malen
naar terug.
"Als overlevende van de oorlog
word je vaak overvallen door een ge
voel van weemoed. Ik heb het gered,
vele anderen niet. Alsof je je kamera
den in de steek hebt gelaten. Als ik
daar dan bij de dorpskerk in Valken
burg stond was het net alsof ik die eer
ste oorlogsdagen nog kon horen en
ruiken".
"In de vroege morgen van 10 mei
1940, werden we wakker van het
geluid van vliegtuigen. Ik ben
meteen naar buiten gerend. Er
waren al een hoop mensen op
straat. Niemand wilde geloven dat
het oorlog was. Je dacht dat het
een oefening was of dat die
vliegtuigen de weg kwijt waren".
H.J. Plasman uit Wassenaar
woonde in het begin van de oorlog
in de buurt van de Haagse Laan
van Meerdervoort, vlakbij
vliegveld Ockenburg. Zeventien
jaar was hij toen en hij zat op de
hbs.
"Opeens werd er geschoten. Luchtaf
weergeschut. Toen begrepen we wel dat
het menens was. In Den Haag werden we
nog bijzonder verrast door de, inzet van
parachutisten.
door Annemiek Ruygrok
"Daar stond je dan buiten. Ter plaatse
werd er niet geschoten. Je hoorde ze wel
knallen, maar je was je van geen gevaar
bewust.
Het hulpvliegveld Ockenburg werd
'bewaakt' door honderd recruten die het
met lichte, verouderde mitrailleurs
moesten stellen. "Tussen half vijf en vijf
uur 's ochtends was de aanval door Duit
se jachtvliegtuigen op Ockenburg be
gonnen. Na vijven werden er transport
vliegtuigen met Duitse troepen aange
H.J. Plasman: 'Niemand wilde ge
loven dat het oorlog was'.
voerd en om zeven uur was het vliegveld
door de Duitsers ingenomen".
Om negen uur 's ochtends, Plasman
liep nog steeds op straat, kwam er een
Nederlandse patrouille aan. "Dat vergeet
ik nooit. Het ging om een sergeant met
een man of tien. "Hé joh, weet jij waar het
vliegveld is?" vroeg hij me. "Hebt u geen
kaart?" was mijn wedervraag. Die bleek
hij wel te hebben, maar die was zó slecht.
Die kaart ging maar tot het einde van de
Laan van Meerdervoort. Op één kilome
ter voor het vliegveld hield hij op. Ik
vroeg hem of ik mee moest lopen. "Ja,
graag" was het antwoord. Ik ben toen
meegegaan naar Ockenburg. We hebben
er ongeveer een uur over gedaan".
De patrouille had wat geweren bij zich,
maar die gevechtsuitrusting stelde niet
veel voor. "We naderden het vliegveld.
Daar werd veel geschoten en ik moet zeg
gen, die kerel was erg flink. Zelfben ik in
een greppel gaan liggen. Ik was wel een
beetje bang, maar de Duitsers schoten
niet veel terug".
Na ongeveer een uur had de sergeant
wel in de gaten dat het vliegveld niet te
heroveren was. "Kom, we gaan terug",
was het commando en de jonge Plasman
liep weer met het troepje mee terug naar
het park Meer en Bos, op een kilometer
tje van het vliegveld.
"Inmiddels waren daar ook wat troe
pen gearriveerd. Het bleek dat die de te
genaanval moesten inzetten. De sergeant
van de patrouille, die inmiddels immers
de weg wist, ging als een soort verkenner
voorop".
Plasman, voorzien van de naïveteit
van een jongeman die het gevaar van de
oorlog nog niet kent, liep opnieuw 'onop
vallend' mee. Tegen één uur 's middags
werd de tegenaanval ondernomen. "Ik
ben aan de rand blijven liggen, terwijl zij
het gevecht aangingen. Op een goed mo
ment werden de Duitsers verdreven naar
het landgoed Ockenburg, dat richting
Monster lag. Ook daar werd nog een aan
val ondernomen. Het vliegveld Ocken
burg was inmiddels op de Duitsers her
overd".
Plasman ziet de gebeurtenis van toen,
nu als een mooi avontuur. Dank zij hem
wist de eerste patrouille in elk geval het
vliegveld waar het om ging te vinden. Na
de oorlog is Plasman zelf het leger inge
gaan. Dat dit voorval iets met die keuze
te maken zou hebben, is volgens hem
niet het geval. "Mijn vader was beroeps
militair. Dus het lag een beetje in de rede
dat ik ook die kant zou uitgaan. Ik voelde
me na de oorlog moreel verplicht om de
Jappen uit Indié te verjagen. Maar toen
ik daar kwam, ruim driejaar later, waren
ze natuurlijk al weg".
"De bevrijding vieren? Nee, die vieren
niet. de oorlog herdenken wel. Er zijn in
die tijd veel vrienden van me gesneu
veld. Ook in Indië. Herdenken is zeker
nodig. Maar vieren? Is het nu zoveel an
ders, zoveel beter geworden dan waar
voor 'we toen vochten?"