'Die brug was een beetje mijn huis' Oorlogsillusies Vaandrig PieterKooij blies Arnhemse verkeersader met tegenzin op Onze taal ENKWIJZER Hl ZATERDAG 5 MEI 1990 PAGINA 39 eu. ui. oe. De regen trekt een waas over de John Frostbrug. Pieter Kooij kijkt vanaf de kade omhoog. Zijn gedachten gaan een halve eeuw terug, naar die dagen dat hij het commando voerde over de soldaten die de twee Arn hemse Rijnbruggen moesten bewaken. Het weerzien met de brug raakt hem. Al die jaren was hij niet meer terugge weest, nu hij er staat komt alles weer boven. "Hier begon voor mij de oorlog". door Arnoud Cornelissen 'De regen die hem in het gezicht slaat, deert hem niet. Daar was het wachthokje ingericht. En over diezelfde trappen ren de hij op die gedenkwaardige vrijdag morgen naar boven om zijn taak te brengen. Halverwege de overspanning bukt Pieter Kooij op het fietspad en wijst: daar was het op die zonovergoten vrijdagmorgen .10 mei 1940. Daar staliMj1'1 samen met sergeant-majoor Van Bek- kem de lont aan om de Arnhemse yer- keersbrug in de lucht te blazen. Teleurstelling Toen vaandrig Kooij na de droge, d^^s gende klap op die 10e mei 1940 weer overeind krabbelde op de Arnhemse Rijnbrug, sloeg een diepe teleurstelling door hem heen. De verkeersbrug, zijn brug, was slechts voor een deel uit de pij lers geslagen. "Dit kon aan een doortas tende vijand met goed materiaal niet vëel oponthoud bieden", zo schreef de jonge 'militair later in zijn dagboek. In de verte ratelden de mitrailleurs en was het huilen van granaten te horen. Vanuit fort Westervoort probeerden in fanteristen met de moed der wanhoop het Duitse geweld te keren. Voor vaan drig Kooij en zijn mannen was de eerste oorlogstaak gedaan. Zowël de verkeers brug- als de spoorbrug bij Oosterbeék was voor de oprukkende nazi-troepen tenminste tijdelijk onbruikbaar gewor den. De soldaten trokken naar de Greb-1 j beberg, de Arnhemmers in verwarring achterlatend. Toen in Nederland de voorbereidingen werden getroffen om een eventuele Duit se aanval te kunnen weerstaan, was het eigenlijk al te laat. Niemand wilde na de verwoestingen van de Eerste Wereldoor log de mogelijkheid van een tweede ge wapend conflict in Europa overwegen. Men bleef hopen op een wending ten goede. Zelfs militairen. Trots 'Tk was niet onvoorbereid", vertelt Pie ter Kooij, vijftig jaar later in zijn Harling- se huis. "Maar datgene wat zich in Duits land afspeelde, was voor ons een een ver- van-me-bed-show. We leefden in de ge dachte dat dergelijke zaken alleen ande re mensen overkwamen. Ik kon niet aan nemen dat er werkelijk wat kon gebeu ren. Toch hield ik er in mijn achterhoofd wel rekening mee". Toen Kooij op 12 april 1940 op zijn oor logsbestemming aankwam, was hij al leen vervuld van trots en blijdschap. Aan hem, een 20-jarige vaandrig, was het commando over de twee bruggen bij Arnhem toevertrouwd. Na -vele weken baggeren in de Betuwse klei óm langs de plffiL' verdedigingswerken op te- werpen, was het commando in Arnhem een lot uit de loterij. "Ik was buitengewoon groots dat ik zo'n mooi commando had. Ik had uitein delijk toezicht op zo'n 70 man. Officieren die in Arnhem wilden stappen, moesfefL aan mij toestemming vragen. En ik zag in een dag meer mooie meiden o§roi#bfüg dan in al die tijd in Ingen. Dat was na tuurlijk prachtig voor zo'n jonge vaan drig. Die brug, die was van mij. Ik was er buitengewoon trots op als ik naar die schitterende boog keek". Tevreden In zijn dagboek noteerde Kooij op zater dag 13 april: "Toen ik op die drukke za terdagavond over de brug stapte, waren de nieuwe wachten ingedeeld en vöeide ik mij erg tevreden over iedereen en me zelf. Ik hielp bij het regelen van het auto verkeer dat maar stapvoets mocht rijden, en ik dacht bij mezelf: zo'n prachtbrug o.ptilazen zou wel eens het stomste kun nen zijn wat më oóibkan óverkomen". "Die brug was een beetje mijn huis ge worden", herinnert zich .da hu 70-jarige Kooij. "Ik kon vanaf de kamer die ik aan dè 'Rijnkade had gehuurd, er prachtig over uit kijken. Ik leefde echt in de ge dachte dat wij ervoor moesten zorgen dat het ding niet in de lucht ging. Ik was er aan gehecht. Zo'n prachtig stuk tech niek. Ik was in die periode alleen met de brug bezig. Ik dacht er niet aan wat er moest gebeuren als zij was opgeblazen. Ik had een opdracht en voerde die uit". De droom over zijn mooie brug werd vrijdagmorgen 10 mei wreed aan stuk- 1 ken gescheurd. Telefonisch kreeg Kooij het bevel de twefe Rijnbruggen te laten springen. Ondanks alle voorbereidingen had ook Kooij niet bewust met een'inval gerekend. De schrik was groot.' De vaandrig herinnert zich dat de i r Pieter Kooij bij de John Frostbrug in Arnhem. "De opdracht was geslaagd, om hem heen zijn gelaat als lijkbleek c schreven toen hij kwan zijn.bevelen te geven. Knats, boem Zonder veel plichtplegingen droeg hij per veldtelefoon de wachtcommandant in Oosterbeek op de spoorbrug op te bla zen. De man reageerde ongelovig. De echo van de gevechten aan de IJssel wa ren nog niet tot daar doorgedrongen. On orthodox verduidelijkte,Kooij zijn op dracht: gewoon, knats, boem, de lucht in. En hij nam zich voor als eerste de lading te ontsteken, zodat de sergeant met zijn eigén ogen kon zien dat het ernst was. Vaandrig Kooij begroef op dat mo ment zijn liefde voor zijn. brug. Nu was de tijd van handelen' gekomen. Hij kon met het opblazen van de oeververbindin gen de opmars van de vijand vertragen. 'Tk maakte me geen zorgen meer over de brug zelf. Ik keek over de vlakte voor. mij.. Ik hoorde mitrailleurvuur en ge weerschoten in de verte. Sergeant-ma joor Van Bekkum rolde het koord uit waarmee de lading onder de bfug ohtsto- ken moest worden. Iemand van de genie inspecteerde de lading. Voor mijn gevoel duurde dat een verdomd lange tijd. Ik wilde opschieten. Er gingen zoveel din gen door me heen. Ik zag boten aan de kade liggen. Ik dacht aan de huizen. Wist ik veel hoe groot de klap zou zijn. De ser geant-majoor Van Bekkum aarzelde. Hij wilde een extra bevestiging van het be vel hebben. Ook hij was aan de brug ge hecht. Ik had al afscheid genomen. Mij ging het er alleen om de brug op'te blazen zonder dat er slachtoffers zouden vallen. En het moest zo- snel mègëlijk gebeu- Toen de genist meldde dat de lading onder de brug in orde was, vroeg Van Bekkum opnieuw een bevestiging. "Een ogenblik keek ik hem verbaasd aan, zoals hij daar bp zijn hurken bij de lont zat. Zijn ogen waren vermoeid en lie ten mij niet los. Het werd mij duidelijk dat hij nog niet aan een definitief af scheid toe was. Ik keek nog een keer alle kanten op en toen ik zag dat we alleen op de wereld waren, zei ik: Kom majoor Van Bekkum, wij zijn hier gekomen om een opdracht uit te voeren. We hebben geen keus. Ik zal u helpen de lont aan te ste ken". Langzaam Samen staken de mannen het vuurkoord aan. "Zo'n lont kruipt. Dat ging tergend langzaam. Maar toch werd het zaak een goed heenkomen te zoeken. Totdat ilf op eens zag dat een schip aan de kade wilde losmaken. Ik'begon te schreeuwen en dreigde met mijn geweer. De lont intere seerde mij niet meer. Maar het dreigen hielp niét. Ik begon te schieten. Pas toen ik vlak over de roef schoot, verdween de schipper naar binnen. Toen ik opnieuw naar de lont keek, was die al een heel eind gevorderd. Ik begon met de fiets aan de hand te rennen, sprong erop en reed zo snel als ik kon zo ver mogelijk weg. Toen zag ik een man de brug op wandelen. Ik schreeuwde dat hij dek king moest zoeken. Hij keek me slechts verbaasd aan. Ik liet me vallen en dook tegen de trottoirband aan met mijn helm in de richting van de brug. De man dook ook in elkaar. Kort daarop kwam de klap. Niet hard, maar droog en dreigend. Voor mij was de oorlog begonnen". Even later was ook de spoorbrug bij Oosterbeek onbruikbaar geworden. De opdracht was geslaagd. De militairen konden terug naar hun onderdeel. Maar Kooij was zwaar teleurgesteld. In plaats van een volledige verwoesting was de brug alleen in het'middén in elkaar ge zakt. "Met een beetje materiaal kon je er zo met een'heel bataljon overheen lopen. Ik vond het een verschrikkelijke teleur stelling. Ik had eigenlijk een beetje het idee: je kunt potdomme ook nooit iets aan een ander overlaten". Het brengen van onheilstijdingen is al tijd een ondankbare taak geweest. Niet' alleen omdat het nu eenmaal leuker is om iets positiefs daniets rampzaligs te kun nen vertellen, maar ook omdat machts hebbers nogal eens de ondankbare ge woonte hebben gehad de onheilsbood schapper om zeep te helpen of anderzins onvriendelijk te behandelen. Dat laatste is ook het lot geweest van de man die in 1940 de militair attaché was op onze am- bassade in Berlijn, majoor Sas. Vanaf eind oktober 1939 tot aan 9 mei 1940, de vooravond van de Duitse inval in ons land, heeft hij keer op keer de autoritei ten gewaarschuwd dat een invasie werd voorbereid. Het zat Sas in zoverre niet mee dat de Duitsers de datum voor de mval wel een keer of vijftien hebben verschoven - van wege weersomstandigheden of organisa-- torische problemen - zodat: hij op den duur voor een paniekzaaier en zelfs 'een gevaarlijke gek' wérd aangezien. On danks Sas' definitieve waarschuwing dat het op 10 mei inderdaad zou gaan ge beuren en ondanks het feit dat, voor wie het zien wilde, het vrijwel uitgesloten was dat Nederland buiten de oorlog kon blijven, kwam voor de meeste Nederlan ders het Duitse optreden op 10 mei toch als een verrassing. Maar waarom wilden zo weinig men sen het zien? Een van de redenen is onge twijfeld, dat de Nederlandse regering tot op het laatste moment alle mogelijke moeite deed om de bevolking te doen gelo ven dat 'we er buiten konden blijven'. Maar zo'n antwoord verplaatst het pro bleem alleen maar, want dan rijst de vrdag waarom wilde de regering het niet zien? Waarom heeft ze al niet in een vroeg stadium de bevolking oorlogsrijp ge maakt? De mensen voorgelicht, geïnstru eerd of getjaind hoe ze actief en passief zoveel mogelijk weerstand konden bie den mocht de vijand werkelijk komen? We hebben in de afgelopen twintig jaar - getuige de Amerikaanse afgang tegen Noord-Vietnam en de Russische tegen Af ghanistan - kunnen zien hoe een weer baar volk zelfs met de meest geavanceer de wapens niet of nauwelijks op de knie ën te krijgen is. Historici vertellen ons, dat een van de overwegingen van de regering is geweest dat zulke verdedigingsvoorbereidingen de Duitsers alleen maar geprikkeld zou den hebben. Alsof die nog een prikkel no dig hadden! Ze vertellen ons ook dat de regering bang was dat de mensen in pa niek zouden raken, als ze te horen zouden krijgen dat oorlog onvermijdelijk was. Dat is vermoedelijk inderdaad een argu ment geweest, maar het is wel een heel merkwaardig argument. Want als je mensen niet op een ramp wilt voorberei den omdat je bang bent voor paniek, dan schuifje de problemen in feite voor je uit tot aan het moment dat de ramp werke lijk gebeurt, en dan weten de mensen dus echt niet hoe ze moeten reageren. En zo is het ook gegaan. De doorsnee Nederlander wist niet wat hem over kwam op 10 mei. Hjj wist vaak niet eens of het echt serieus was wat er gebeurde en of hij zich daar nou werkelijk druk over moest maken of niet. Psychologisch gezien is dat gegeven heel interessant, want het betekent dat veel mensen in die dagen de houding hadden van "Hou je nou maar rustig, doe nou maar gewoon, dan valt het waar schijnlijk allemaal nog wel mee ook en misschien gebeurt er zelfs wel helemaal niks". Zo'n houding wordt Wel de 'not me' of de 'onkwetsbaarheids'-illusie genoemd. Tegen beter weten of tegen alle waar schijnlijkheid in gaan wij er vaak vanuit dat wij zelf tamelijk onkwetsbaar zijn, dat 'het ons niet overkomt'. Het over komt altijd alleen maar anderen. Het 'mij gebeurt zoiets niet'-idee speelt ons óp allerlei gebieden parten. Als ons ge vraagd wordt hoe groot de kans is dat we slachtoffer van een misdrijf zullen wor den, dan blijken we die kans voor onszelf heel wat lager te taxeren dan voor ande- Dezelfde redenering blijken we er op na te houden, als het gaat om andere risi co's. De meeste mensen zijn ervan over tuigd dat de massamedia, met name de televisie, vaak een schadelijke invloed hebben. Maar, zo blijkt uit onderzoek, die schadelijke effecten treden naar ons idee alleen maar opals anderen kijken. De on kwetsbaarheid-illusie blijkt zelfs te be staan op een terrein als relatieproble men. De meeste gehuwden schatten de DOOR JOOP VAN DER HORST Geuren zijn vaak verbonden met oude herinneringen. Ruik ik bijvoorbeeld er- gens hyacinten, dan zie ik mijzelf weer in de eerste klas van de lagere school, ar men over elkaar, wachtend. Ook bepaal de geluiden roepen oude beelden op. Ik ken een ouder iemand die onrustig wordt bij het geluid van schoenen met ijzerbe slag. een nooit geheel verdwenen herin- i nering aan de oorlogsjaren. Met bepaalde woorden is het net zo. Zij die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, zijn meestal allergisch voor sommige woorden. Vooral typische woorden en uitdrukkingen uit NSB- krantjes en -toespraken zijn voor hen blij vend besmet geraakt. Je hoort ze dan ook zelden meer, want die' generatie heeft ze stelselmatig vermeden. Toch waren het voor die tijd soms heel gewone woorden. De Tweede Wereldoorlog heeft dus niet alleen voor nieuwe woorden gezorgd (zie b.v. G.L. van Lennep, verklarend oorlogsboek (1988) maar ook voor het verdwijnen van woorden. Ik ontleen voor het volgende veel aan het boek van M.C. van den Toom, Dietsch en volksch. Een verkenning van het taalgebruik der natio- naal-socialisten in Nederland. Het ver scheen in 1975 en is nu alleen nog maar tweedehands te koop, maar het verdient zeker herdrukt te worden. Om te beginnen de woorden uit de ti tel. Dietsch was in NSB-kring de aandui ding voor Nederlands, althans voor het betere deel van Nederland, dat is te zeg gen: wat de NSB het betere deel van Ne derland vond. Het Dietsche volk, Diet- schland, de Dietsche beweging, de Diet sche mars, Dietsche gouwen; wie dat hoorde, wist meteen uit welke hoek de wind waaide. Ook bij volksch. Volks be staat nóg, maar alleen in de wat negatie ve betekenis van 'ordinair'. In NSB-bla- den betekende volksch juist iets heel moois: 'eigen', 'van vreemde smetten vrij'. Maar nu kunnen we deze woorden niet meer zonder huiver lezen. Als van Nederland en Nederlands sprake was, gebruikte men veelal de vor men Neerlanden Neerlands. Neerlands toekomst, Neerlands stam, Neerlands zonen, Neerlands jeugd. Tot lang na de Tweede Wereldoorlog zijn ze om begrij pelijke redenen afwezig geweest, totdat het cabaret 'Neerlands hoop in bange dagen' dat taboe doorbrak. Honderden woorden en uitdrukkingen zijn korter of langere tijd besmet geweest of definitief in onbruik geraakt doordat het geliefde NSB-woorden waren. Bij voorbeeld: kliek (regentenkliek, regee- ringskliek, verraderskliek), broodroof, heeren parlementariërs, knechtenpers, bolsjewistische beesten, politiekelingen, daadkracht, wende, Germaansch, Ger- maansche lotsverbondenheid, stam (de Dietsch-Germaansche stam, Neerlands stam), volkseigen, volksvreemd (volks vreemde elementen), het nieuwe Euro pa. grasmaand, oogstmaand, wijn maand, plutocratisch, (de joodsch-pluto- cratische Amerikaansch-Angelsaksi- sche misdadigerskliek), ariseren, ver- joodscht, jodenvrij maken, spekjood, spekjodin, volksgemeenschap, Noorder- bloed, Noordrasbloed. Uit dit lijstje trefwoorden blijkt al dat het steeds om hetzelfde ging. De NSB had eigenlijk niet veel te zeggen. Maar wat ze dan met veel bombarie zei, werd met zo veel weerzin aangehoord dat ook nu nog, 50 jaar later, die woorden hun ongunsti ge gevoelswaarde behouden. door René Diekstra 'hoogleraar psychologie te Leiden kans op echtscheiding voor het huwelijk van de buren aanzienlijk hoger dan voor het eigen huwelijk. We gaan hierin vaak zo ver, dat we de gene die schade of onrecht wordt aange daan of die door een ongeluk wordt ge troffen, daarvoor zelf verantwoordelijk houden. Toen de Duitsers in september 1939 Polen binnenvielen, waren de mees te Nederlanders, ook binnen de regering, ervan overtuigd dat iets soortgelijks ons niet zou overkomen. Polen, dat was iets heel anders, want zo zeiden nogal wat mensen: de Polen hadden de Duitse inval in zekere zin aan zichzelf te wijten, om dat ze Hitier al te zeer uitgelokt of geprik keld zouden hebben. Deze manier van denken wordt in de- psychologie wel de 'illusie van een recht vaardige wereld' het 'just world'- ge- loof) genoemd. Kern van deze illusie is dat we diep in onszelf het idee verwerpen dat deze wereld er een is van onvoorzien bare, onvoorspelbare onrechtvaardig heid en tragiek. Het mag voor ons gevoel eenvoudig niet zo zijn dat goede mensen kwade dingen kunnen gebeuren (en om gekeerd). Dat zou namelijk betekenen dat ook wij, goeie mensen die wij nu een maal zijn, op ieder moment met het ergste rekening moeten houden. Die sterke, onbewuste neiging om slachtoffers van het noodlot daarvoor zelfde verantwoordelijkheid toe te schui ven, leidt ertoe dat we op zoek gaan naar kenmerken waarmee we ons van die on geluksvogels onderscheiden. Daarmee beschermen we ons tegen het pijnlijke be wustzijn van onze eigen kwetsbaarheid. Zolang we kunnen denken dat ongeluk of tegenslag alleen bepaalde mensen treft en dat wij uit een heel ander hout zijn ge sneden, dan hoeven we dus ook geen angst te hebben. Het is voor een belangrijk deel dit (waan)idee geweest, waardoor nogal wat Nederlanders in de nazi-tijd aan vankelijk geloofden dat er met de joden zelf ook het een en ander mis inoest zijn en ze voor een deel de vervolging dus aan zichzelf te wijten hadden. Want het kon toch niet alleen maar onmenselijkë wille keur zijn die de nazi's ertoe bracht hen zo gruwelijk te behandelen. De nazi's zelf voedden dat idee door voortdurend de meest ongunstige karak teranalyses van joden te verspreidden. Er waren zelfs psychologen en psychia ters die daar driftig aan mee deden en zo doende aan de racistische theorieën een wetenschappelijk watermerk verleen den. Door openlijk of innerlijk mee te doen aan deze vorm van 'slachtoffer-be schuldiging' koesterden vele niet—joodse Nederlanders zich in de illusie, dat het voor hen zelf allemaal nogal mee zou val len. Dat was vermoedelijk een van de re denen voor de merkwaardige gelaten heid onder veel Nederlanders tijdens en in de eerste tijd na de Duitse inval. Het is vermoedelijk ook een van de voornaam ste verklaringen voor de merkwaardige gelatenheid waarmee we racistische theorieën van de nazi's lange tijd tege moet traden. Dat zelfs de Staat der Nederlanden slachtoffer van deze illusie was, blijkt uit het feit, dat ze zowel de uitgever als de vertaler (beide joden) van een Duits boek dat in maart 1940 in het Nederlands ver scheen en waarin Hitler's racistische ideëen aan de kaak werden gesteld, voor de rechter sleepte. Nota bene op beschul diging van belediging van een bevriend staatshoofd! De vertaler in kwestie was Menno Ter Braak die niet meer heeft ge wacht op de moment waarop zijn zaak zou dienen. Vier dagen daarvoor, op de dag van 10 mei zelf, maakte hij een eind aan zijn leven. Om met de woorden van Hemingway te spreken: het is een illusie te geloven dat het alleen maar zelfmoord

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 39