In gevecht met keu en drank Alex Higgins, een verafgood en verguisd snookerfenomeen 'Hij is een deel van m'n leven' Door de man in de straat wordt hij verafgood, door veel van zijn collega's veracht. Geregeld is Alex Higgins het middelpunt van vechtpartijen, of werpt hij officials beledigingen van het meest infame soort toe. Door overmatig drankgebruik en z'n gokverslaving besmeurt hij veelvuldig de goede naam van het snooker. Maar Higgins is ook de man die telkens terugkomt op het moment dat hij door iedereen is afgeschreven. Het leverde hem een van zijn vele bijnamen op: Houdini. "Ik ben het beste wat het snooker ooit is overkomen. Ik heb de sport groot gemaakt". door Herman Joustra Alex Higgins is een fenomeen. Bij le ven al een legende. Hij is de man die aan het begin van de jaren zeventig het gezapige snookerwereldje op z'n kop zette. Een onooglijk, scharminke- lig mannetje dat met zijn furieuze en snelle spel de bijnaam Hurricane oftewel orkaan verwierf, en de sport binnen de kortste keren een an der aanzien gaf. Higgins was en is nog steeds de Peoples Champion, de kam pioen van het volk, een predikaat dat voor hem meer betekent dan zijn twee wereldtitels. Afgelopen zondag deed hij Zwolle aan. voor een wedstrijdje tegen Terrv Griffiths in het kader van de Match room League. Een klein toernooi met een totaal prijzengeld van 70.000 pond, bedoeld om reclame te maken voor de sport in Europa. Over reclame gesproken. Higgins valt bijna omver als hij probeert te po seren voor de fotografen. Maar nog net op tijd weet hij zijn evenwicht te bewaren met behulp van zijn slanke koffer, waarin zijn keu is opgeborgen. De achterovergekamde haren zijn nog kletsnat van een verfrissend bad in zijn hotelkamer. Hij lacht uitbun dig, maar kijkt wat wazig uit zijn ogen. Oorzaak: drank. Hij heeft 'm weer stevig geraakt, meneer Higgins. Het is zijn 41ste verjaardag vandaag en bovendien St. Patricks Day, een katholieke feestdag in Groot-Brittan- nië. Een kwartier later dan de bedoeling is neemt hij plaats achter de wed strijdtafel, waar hij de strijd moet aan binden met Terry Griffiths, de man van onbesproken gedrag die hij ooit een mietje noemde. André Molenaar, de organisator van het geheel, legt twee pakjes sigaretten bij de ket tingroker neer. Niet het goede merk. "Ik wil Camel bightsfluistert hij richting Molenaar, die onmiddellijk de benen neemt om het gewenste rookgerei te halen. Lievelingsdrank Ondertussen zit Higgins flink te zuch ten en neemt voor iedereen hoorbaar een paar slokken bronwater. "Mijn God", zegt hij zachtjes en grijpt naar zijn hoofd. Halverwege de partij is hij overgeschakeld op jus d'orange. Dat er ook wodka in zit, zijn lievelings drankje, lijkt aannemelijk. De man die ooit vanwege zijn slechte eetge woonten overschakelde op een bier soort met een hoog suikergehalte voor de voedingswaarde speelt nog even furieus als altijd. Maar zijn sto ten hebben steeds minder precisie. In de vierde frame schampt hij zelfs de witte speelbal en loopt en passant het paneeltje uit de handen van de man die het scorebord bedient. Een klein jongetje gooit wat om. Pump up the volumegrinnikt hij. De partij is snel afgelopen. Higgins heeft lak aan het publiek en verliest kansloos met 7-1 van Griffiths. Na de partij dreunt hij snel wat be- dankwoordjes op, laat zich toezingen door het publiek, neemt zijn verjaar dagstaart in ontvangst, geeft hem snel aan Griffiths en graait snel twee gla zen Kir Royal van een dienblad. "Het is mijn verjaardag, liefje", zegt hij te gen de serveerster en hobbelt de zaal in voor een praatje met twee Neder landse fans. Hij draait met een snelle polsbeweging zijn champagneglas ondersteboven en weer terug. Zonder een druppel te morsen. De tweede keer misluk* het en de drank druipt van zijn onderarm. Hij lacht als een klein kind. Zijn optreden is vermake lijk en triest tegelijk. Ongewild legt hij zijn grote zwakte bloot: zijn gebrek aan zelfdiscipline. Want het verhaal van Higgins is er één van de sportman die de weelde van het succes niet kon dragen. Opkomst De insiders van het snooker zijn het er over eens dat de opkomst van het snooker in belangrijke mate is toe te schrijven aan Higgins. Aan het begin van de jaren zeventig waren er hoog uit tien snookerprofessionals, stuk voor stuk keurige heren. Af en toe was er snooker op de televisie in het pro gramma Pot Black, maar de sport was nog lang niet zo populair als nu het ge val is. En toen was daar opeens Alex Hig gins, opgegroeid in de sloppenwijken van Belfast, waar hij al op negenjarige leeftijd in de rokerige snookertent Jampot zijn zakgeld inzette bij een spelletje snooker. Tegen volwasse nen. "Iedereen was arm in die dagen. Ze pikten me maar al te graag mijn geld af. Ik moest af en toe hard om de tafel lopen om geen tik van een keu te krijgen. Ze verloren nu eenmaal niet graag van zo'n snotneus. Misschien dat ik daar mijn jachtige speelstijl vandaan heb. Ik moest altijd op mijn hoede zijn". Op zijn twaalfde versloeg hij zijn eerste volwassene. Het ging daarna snel met Higgins, die de ene na de an dere amateurtitel binnensleepte. Na dat hij de sprong naar het wereldje van de profs had gemaakt, veroverde hij op imponerende wijze meteen de wereldtitel. In 1972 was dat, 23 was Higgins toen. "Toen werden er nog lange partijen gespeeld. Keiharde duels die dagen duurden. Dat is nu niet meer zo. De partijen van nu zijn korte sprintjes. Ik zou in het Wilde Westen geboren moeten zijn. Je bent nergens zonder training, urenlang oe fenen, maar ik moet echt vechten. Ik hou van de rauwe duels. De competi tie van man tegen man. Niet om het geld, maar om de strijd". Saai "Maar iedereen speelt vandaag de dag voor het geld. Om mooie kettinkjes en ringen te kunnen kopen. En ze zijn al lemaal zo saai. Steve Davis, de huidi ge nummer een, dat is een robot. Al tijd zo berekenend. Net als alle andere spelers Ook de nieuwkomers. Ik heb nog geen opwindende, nieuwe speler kunnen ontdekken. Ik heb het snook er groot gemaakt. Ik ben voor deze sport wat Cassius Clay was voor het boksen en wat John McEnroe is voor het tennis. Jimmy White en ik zijn de enigen die spelen omdat we van het snooker houden. Daarom houden de mensen van mij. Ik ben de kampioen van het volk, mijn belangrijkste titel. 'Ik snooker niet voor het geld". Hij heeft ook nooit het volle finan ciële rendement weten te halen uit zijn onmiskenbare talent. Waar zijn aartsrivaal Steve Davis bijvoorbeeld grote sommen geld opstrijkt met al lerlei commerciële activiteiten, daar heeft Higgins naar zijn zeggen altijd moeten sappelen. Omdat hij eigenlijk te vroeg geboren is. Nu pas staan de sponsors zich te verdringen om ton nen te pompen in de sport. Higgins trekt daar weinig profijt van, van het woord zelfbeheersing heeft hij nooit gehoord. Na het beha len van zijn eerste wereldtitel bleek dat al, het succes steeg hem onmid dellijk naar het hoofd. Hij vergokte zijn geld in de casino's en bij de paar denraces, dronk zich geregeld een slag in de rondte en raakte van het ene in het andere schandaal verwikkeld. Zo speelde hij tijdens zijn eerste trip door India met ontbloot bovenlijf, tot schrik van de inkeurige officials. Het kruidje-roer-me-niet beledigde daar ook een bestuurder, die hem bij winst een bekertje in het vooruitzicht stel de. tot op het bot. Higgins voegde de arme man toe waar hij het'kleinood kon steken en werd vervolgens het land uitgezet. Bergafwaarts Het ging daarna snel bergafwaarts. Vechtpartijen en drinkgelagen gin gen steeds meer zijn leven bepalen. Niemand die nog rekening hield met zijn terugkeer op het hoogste plan. Na zijn huwelijk met Lynn, in 1980, her vond hij zich echter. Twee jaar later veroverde hij opnieuw de wereldtitel. Het was maar voor even. De scheiding met Lynn, die hem in zijn eigen snookerkamer betrapte met een Spaanse au-pair, deed hem bijna de das om. Hij kegelde het televisietoe stel door het raam, vernielde een ruit van de voordeur met een golfclub en werd hevig tegenstribbelend en zwaaiend met een mes door de politie ingerekend. De boulevardpers bracht het nieuws breed uitgemeten. Een zelfmoordpoging kort daarop over leefde hij ternauwernood. Higgins was bekender dan ooit. Het is juist zijn tragedie dat hij be halve om zijn snookerkwaliteiten vooral bekend staat om dergelijke voorvallen. Hij is de man die in een plantenbak plaste omdat hij geen zin had om naar het toilet te lopen. Een aanwezige maakte daarover een op merking, reden voor Higgins om uit te halen. Higgins is de man die een keu het publiek inslingerde omdat hij door een toeschouwer werd be schimpt. Higgins is de man die de vin ger brak van collega John Pulman bij een spelletje kaart, omdat laatstge noemde deze ophief ten teken dat Higgins zich diende te gedragen. Hig gins is de man die zei liever een drankje te nuttigen met Idi Amin dan met Steve Davis. Maar hij is vooral de man die snookerofficial Paul Hathe- rell een kopstoot toediende omdat de ze een dopingtest wenste af te nemen, terwijl Higgins volhield deze al te hebben ondergaan. Niet spraakzaam Al te spraakzaam is hij niet, die avond in Zwolle. Door de drank en omdat hij op zijn zachtst gezegd een hekel heeft aan de pers. Vorig jaar nog werd hij beboet door de WPBSA, de wereld- snookerbond, omdat hij een aantal journalisten had beledigd en er zelfs eentje had aangevallen. Het kwam hem op een boete van drieduizend pond te staan. De kranten hebben hem al genoeg de grond in geschre ven zegt hij. "Waarom vragen jullie al tijd naar mijn verleden? Jullie besef fen niet dat me dat pijn doet. Schrijf liever over nu. Geloof me, ik ben nu een stuk rustiger geworden. In feite ben ik altijd een vrij verlegen jongen geweest". Daar is hoegenaamd niets van te merken. Als een wervelwind trekt hij na afloop van de partij door de diner zaal van het Postiljonhotel. Hier een praatje, daar een praatje. Maar vooral: een drankje. "De helft van de tijd kan ik mijn verjaardag niet normaal vie ren. En St. Patricks Day, dat valt op dezelfde dag. Ach, dat is nu eenmaal het leven van een snookerprof zullen we maar zeggen. Maar dit keer ben ik in Manchester wezen stappen. Het was net een gevecht over vijftien ron den tegen Mike Tyson", grinnikt hij veelbetekenend. "Ik drink ook wel wat tijdens wedstrijden, maar niet zo veel. Het is alleen om me wat te ont spannen". Maar de drank heeft zoals gezegd wel meer kapot gemaakt dan hem lief is in zijn sportieve carrière. Zoals vo rig jaar nog na de gewonnen finale van de Irish Masters tegen Stephen Hendry, zijn zoveelste terugkeer aan de top. Een finale die hij overigens met een verbrijzelde voet afwerkte, nadat zijn vriendin hem tijdens een ruzie over het balkon had gekieperd. Daags na zijn zege diende hij in Pres ton te verschijnen om zich te kwalifi ceren voor het WK in Sheffield. Dat lukte niet, omdat hij weer eens flink was doorgezakt na zijn verrassende overwinning. Geen probleem Ook dit jaar moet hij zich nog plaat sen. De eerste zestien van de wereld ranglijst zijn automatisch gekwalifi ceerd, de overige professionals moe ten tegen elkaar spelen om de reste rende zestien plaatsen. In die compe titie is Higgins, de huidige nummer achttien van de wereldranglijst, al een eind gevorderd. Nog één partij moet hij spelen, tegen James Wattana. één van de vele jonge nieuwkomers, om zeker te zijn van deelname aan de eindronden in Sheffield. "Geen pro bleem", zegt Higgins. "Hij vormt geen gevaar voor mij. De vorm is goed. Vandaag? Ach, de ballen liepen niet zoals ik het wilde. Heeft niets te bete kenen. Ik nam de partij heus wel seri eus. Ik wil van niemand verliezen, ze ker niet met 7-1. En het publiek be taalt er toch voor om mij te zien". Het klinkt niet erg overtuigend uit zijn mond. In zijn, door ghostwriter Tony Francis geschreven, autobiogra fie Alex through the looking glass laat hij heel andere geluiden horen. Alleen omdat hij financieel het hoofd boven water moet houden draait hij zijn de monstratiepartijtjes af. Eenmaai veer tig zou hij die voor gezien houden. Higgins, met plotseling opflakkeren de ogen. "Wat nou autobiografie? Bullshit, allemaal rotzooi. Ik speel snooker omdat ik ervan hou. Ophou den? Dat zouden ze wel graag willen, maar ze zijn voorlopig niet van me af. Ik ga gewoon door". Want hij is zich ervan bewust dat de hele snookerwereld op zijn definitie ve ineenstorting zit te wachten. Al ja ren. En die pret gunt hij ze niet. Begin deze maand nog stond hij in de finale van de Pearl Assurance British Open in Derby. Hij verloor, met 10-8. Van Robert Chaperon. Daarin ziet hij wel de bevestiging dat het nog steeds snor zit met hem. "Ik ben nog lang niet af geschreven, wat de mensen ook be weren. Al ben ik nu 41 en heb ik mis schien wat minder energie dan vroe ger. Goed, ik hou nog wel van een wild leven zo nu en dan, maar ik heb het allemaal nog in mijn vingers. Ik word gewoon nog een keer wereld kampioen. Dat staat geschreven in de sterren". Even later zit hij als een klein kind met een ballpoint een foto door te krassen in een of ander Engels pulp- blaadje: een man die popcorn eet. "Walgelijk, afstotend", schreeuwt hij luid door de dinerzaal en neemt nog maar eens een slok rode champagne. "Ik heb het allemaal nog in mijn vingers. Ik word gewoon nog een keer wereldkampioen. Dat staat geschreven in de sterren". In Engeland weet Alex Higgins zich gesteund door een grote schare trou we supporters. In Nederland heeft hij ten minste twee adepten: vader en zoon Muller uit Den Haag. Als het maar even kan reist Muller jr., 24 jaar, roepnaam Frank, in het gezelschap van zijn vader Higgins achterna. De verslaving gaat zelfs zo ver dat hij overweegt af en toe een overstapje te maken naar België. Want daar is ITV op de kabel te ontvangen, een zender die geregeld snooker wedstrijden laat zien. "Het lijkt me wel wat zo nu en dan een hotelletje te boeken om naar zijn wedstrijden te kijken". Thuis hebben de heren stapels videobanden met de partijen van hun idool. "Ik hoop nog veel partijen van hem te kunnen zien en op te nemen. Ik moet er niet aan denken dat hij stopt. Hij Is een deel van mijn leven", zegt Frank. Na afloop van de wedstrijd is voor hem hét moment daar. Een gesprekje met zijn held, Alex Higgins. Hij maakt meteen van de gelegenheid gebruik om hem een verjaardagscadeautje te overhandigen: een aansteker in de vorm van een snookertafel. Alex Higgins: "Ik zou in het Wilde Westen geboren moeten zijn. Ik hou van rauwe duels. De competitie van man tegen man. Niet om het geld, maar om de strijd". (foto-s Jan Dros

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 21