Van mijnstreek tot recreatiegebied
'Er is geen reden meer om nog
één ton steenkool op te halen'
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1990
;XTRA
PAGINA 33
Nog niet eens een kwart eeuw geleden gingen in Belgisch Limburg dagelijks 27.000 mijnwerkers ondergronds. Nu is er nauwelijks nog
vraag naar het 'zwarte goud'. Vandaar dat de grote wielen van de mijnliften eind volgend jaar voor het laatst draaien. In België zal
daarna geen steenkool meer worden gewonnen. Waar zich nu nog de Limburgse mijnen bevinden, zal de komende jaren een enorm
recreatiecomplex verrijzen. Met hotels en campings, een golfterrein, waterpartijen, sportaccommodaties en een pretpark. Het zwarte
Limburg moet het groene Limburg worden. "Hoe pijnlijk ook voor de mijnwerkers, er is geen economische reden meer om nog één ton
steenkool op te halen. Eigenlijk moeten de mijnen meteen morgen al dicht".
door Hans de Bruijn
Een gouden handdruk sommigen
zeiden 'oprotpremie' van 45.000 gul
den. Plus 6500 gulden, voor wie zich bin
nen een jaar zou laten omscholen. Uitein
delijk kozen ruim 4200 man voor ver
vroegd pensipen met de gouden hand
druk, 650 voor een omscholing en ruim
3800 vonden nieuw werk.
Ruim duizend mijnwerkers uit het
oostelijke bekken zijn nog steeds werk
loos. Maar Limburg bleek economisch
de wind mee te hebben. Met overheids
geld werden nieuwe bedrijfjes aange
trokken. Limburg bleek plotseling een
ondernemende provincie.
"De kolen waren in de jaren '70 een on
natuurlijke stop op een van energie brui
sende bevolking", zegt Gheyselinck filo
sofisch. "Maar die energie werd onna
tuurlijk beperkt omdat de hele streek
van de kolen afhankelijk was. Iedereen
wist het, maar niemand durfde het te zeg
gen".
De gouden handdruk heeft vooral psy
chologisch een rol gespeeld. Hij wil het
geen gedwongen keuze noemen. "Het
ging erom de keuze voor weggaan zo aan
trekkelijk mogelijk te maken. Wij boden
het dubbele van wat de vakbonden ooit
gevraagd hadden".
De personeelsreductie ging mede
daardoor veel sneller dan ooit via natuur
lijk verloop mogelijk was geweest. "En
de conjunctuur zat mee. Terwijl tussen
1987 en 1989 zo'n 10.000 mijnwerkers
weg gingen, nam de werkloosheid in
heel Limburg met 9000 af'.
Dubbel bod
Vorig jaar kwam Gheyselinck met het
sluitingsplan voor de overige twee mij
nen. De overgebleven 6000 mijnwerkers
gingen weer de straat op en eisten werk-
garantie tot 1996. zoals eerder in het voor
uitzicht was gesteld. Maar Gheyselick
gaf geen krimp.
"Elke dag dat de mijnen open blijven,
kost 40 miljoen frank", zei hij. Dat geld
kan beter elders worden gebruikt. "Ook
de vakbonden erkenden dat ze wel lan
ger konden werken maar dat er dan geen
geld meer voor de mensen zou overblij-
Eerst voorzag hij sluiting tegen eind
1992, maar al snel vervroegde hij die da
tum met een jaar. Met Kerstmis 1991 zijn
alle mijnen dicht. Versnelde sluiting van
de mijnen zou ook meer geld voor andere
projekten beschikbaar maken.
Dat was bewezen. Gheyselinck had
voorgerekend in 1987 450 miljoen gulden
nodig te hebben voor opvang van de ge
volgen van de sluiting van Waterschei,
Winterslag en Eisden. Maar hij kwam
met 400 miljoen gulden uit. Ook de jaren
erop hield hij geld over.
Open houden van de twee mijnen tot
1996 zou 45 miljard frank (2,5 miljard gul
den) kosten. Weggegooid geld. Het kost
de KS nu een miljoen frank per jaar, bo
venop het loon, om een mijnwerker in
dienst te houden. Die cijfers hadden ef
fect.
Van de 30 miljard frank die de regering
voor de eerste sluitingen beschikbaar
had gesteld, had Gheyselinck er uitein
delijk een half miljard minder nodig. De
totale kosten van de hele operatie wor
den nu op zo'n 3,5 miljard gulden ge
raamd.
Een deel daarvan is gestoken in de
LIM, de Limburgse Investerings-Maat-
schappij, waarmee nieuwe ondernemin
gen worden gesteund. "Als de mensen
het zelf maar geloven, dan wordt Lim
burg een echt 'boom'-gebied", zegt
Gheyselinck.
Recreatie
Hij heeft sindsdien, dan ook de meeste
energie gestoken in het vinden van nieu
we mogelijkheden voor de provincie met
de hoogste werkloosheid van België.
Daarbij stond voorop om van Limburg
niet alleen een industriële provincie te
maken.
"Limburg is een groene provincie. De
mijnen pasten daar eigenlijk altijd al niet
in". De 'reconversie' (omschakeling) van
de Limburgse steenkolenindustrie moet
pas echt gestalte krijgen in het plan voor
een gigantisch recreatiecomplex op de
oude mijnterreinen.
Hoe het er precies uit gaat zien, is nog
onduidelijk. Het wordt een combinatie
van sport, spel, verblijfsrecreatie en edu
catie, dat elk jaar vijf miljoen bezoekers
moet trekken. Het centrum komt te lig
gen op de plaats van de gesloten nfijn
van Waterschei.
Dit voorjaar zullen de plannen defini
tief worden en wordt het werk aanbe
steed. Het geheel moet in 1993 de poor
ten openen. Nog niet al het geld is op ta
fel gekomen, maar Gheyselinck heeft
daar vertrouwen in. Limburg vaart er im
mers alleen maar wel bij.
Er zullen duizenden mensen ex-
mijnwerkers? nodig zijn voor de bouw
en aanleg van het tot duizend hectare
grote ERC ('Europees Recreatie Cen
trum'), terwijl er straks permanent zo'n
duizend zullen werken.
Gheyselinck van boeman tot redder
van Limburg? Zelf zegt hij nooit het ge
voel te hebben gehad een boeman te zijn,
die voor de politici het vuile werk moest
opknappen. Dat 20.000 mensen hun baan
verliezen, lijkt hem niet zo te raken.
Het was het, vooruitzicht dat die men
sen bezig waren met iets zonder toe
komst, dat het nemen van die besluiten
makkelijker maakte. "Ik heb dit gedaan
omdat ik er rotsvast in geloofde. Dan
trek je je ook niet zoveel aan van de ge
volgen. Mijn eerste prioriteit was niet de
KS in leven te houden. Maar iets te doen
voor Limburg".
eens maken. Zijn analyse was sociaal
hard, maar glashelder. Kolenwinning
was economisch zinloos. Hoe eerder de
mijnen dicht gingen, hoe beter. Dan kon
alle energie in de herstructurering van
Limburg gestoken worden.
De regering-Martens toonde volgens
Gheyselinck in het najaar van 1986 de
moed die twintig jaar eerder had ontbro
ken. Zijn analyse werd verrassend snel
overgenomen. Binnen twee maanden
viel het besluit om de mijnen te sluiten.
Twee weken later lagen tientallen mil
jarden franken op tafel om de gevolgen
op te vangen. "De politiek heeft toen ver
antwoord en moedig gehandeld", zegt
Gheyselinck. "Ik was er van overtuigd
dat het voor de mensen goed zou zijn. Ik
ben voorstander van duidelijkheid. Hoe
pijnlijk die ook is".
De economie zat weer in de lift en door
snel te reageren, zouden de ergste klap
pen kunnen worden opgevangen. Er
moest naar vervangende werkgelegen
heid worden gezocht voor de twintigdui
zend mensen die op straat zouden ko
men te staan.
Daarom moest er volgens Gheyselinck
snel worden gehandeld. Het zette bij de
mijnwerkers kwaad bloed dat Gheyse
linck aankondigde dat de mijnen in 1996
dicht moesten. "Maar we moesten snel
handelen om niet weer de boot te mis
sen".
Dat zijn aanpak sociaal verkeerd was.
bestrijdt Gheysenlinck. Het onnodig in
dienst houden van duizenden mensen
die vies werk doen, vindt hij pas a-soci
aal. Bovendien mochten er in zijn plan
geen gedwongen ontslagen vallen.
'Oprotpremie'
De mijnwerkers van het oostelijke bek
ken (Waterschei, Winterslag en Eisden)
die het eerst aan de beurt waren, moch
ten kiezen. Aan het werk blijven in het
westelijke bekken (Beringen, Houtha
len), met vervroegd pensioen of opstap
pen met een forse premie.
De enige Belgische munt waarop niet het
gestyleerde hoofd van Boudewijn, ko
ning der Belgen, staat afgebeeld, is de
halve frank. Het bronskleurige geldstuk
wordt gesierd door de stoere kop van een
mijnwerker. Een dubbelzinnige symbo
liek.
De mijnwerker is voor België bijzon
der genoeg om op een munt te staan.
Maar, zo voegen de mijnwerkers zelf
daar wat zuur aan toe, meer dan een half
frankske zijn we kennelijk niet waard.
En dat gevoel is de laatste tijd slechts
versterkt.
Ruim twintig jaar geleden gingen in
Belgisch Limburg dagelijks nog 27.000
mijnwerkers ondergronds. Eind volgend
jaar zullen de grote wielen van de mijnlif
ten echter voor het laatst draaien en zal
in België geen steenkool meer worden
gewonnen.
Waar zich nu nog de Limburgse mij
nen bevinden, zal de komende jaren een
enorm recreatiecomplex verrijzen. Met
hotels en campings, een golfterrein, wa
terpartijen, sportaccommodaties en een
pretpark. Het zwarte Limburg moet het
groene Limburg worden.
Eind volgend jaar sluiten de laatste
twee mijnen, die van Beringen en Zol
der. Volgens de mijnwerkers zelf het
eind van een bestaan waar zij niet buiten
kunnen. Volgens de politici het begin
van een nieuwe toekomst voor Belgisch
Limburg.
In Winterslag, Waterschei en Eisden
staan de liftwielen al stil en liggen de
mijnterreinen er verlaten bij. Hier werk
ten ooit meer dan 10.000 mannen op vijf
tot achthonderd meter diepte. De hoge,
zwarte bergen mijngruis vormen een
somber decor.
heel stop te zetten. Zachte heelmeesters
maken stinkende wonden, is zijn credo.
Moedig
"De Nederlandse regering heeft toen een
realistisch en ook moedig besluit geno
men om alle steenkolenmijnen in korte
tijd te sluiten", zegt Gheyselinck. De Bel
gische durfde dat mede door de onlusten
in Zwartberg echter niet aan.
"Maar Nederland kon dat ook makke
lijker doen. Er was bij jullie net aard
gas ontdekt. Bovendien hadden de
Staatsmijnen al vele jaren een chemi
sche poot die een verlies leed en kon
worden uitgebouwd om de klap op te
-vangen".
Maar ook in België kwam de eerste
klap niet echt hard aan. Het was een pe
riode van economische bloei. Multinatio
nals als Ford, Philips en Volvo openden
fabrieken in Belgische Limburg, zodat
de ex-mijnwerkers weer a^n de slag kon
den.
De regering verstrekte hoge subsidies
aan ondernemingen die zich in Limburg
wilden vestigen. Maar toen kwam de
oliecrisis en gingen veel van. die bedrij
ven voor de bijl. De oliecrisis zette ook de
Belgische overheid op het verkeerde
spoor.
"Iedereen stak zijn kop in het zand",
zegt Gheyselinck. De crisis ebde weg, de
olieprijzen daalden weer en België scha
kelde voor zijn eigen energievoorziening
grotendeels over op kernenergie. Steen
kool was opnieuw niet meer nodig en de
verliezen groeiden weer tot bijna een
miljard gulden per jaar.
De overheid zat echter vast aan zijn be
loften om de mijnen open te houden.
"Dat verklaart ook de geweldige emoties
die loskwamen bij de mijnsluitingen. De
mensen in Limburg voelden zich bedot
door twintig jaar beloften".
Verantwoord
Gheyselinck wilde die fouten niet nog
Sociaal probleem
In zijn Brusselse kantoortje springt
Gheyselinck op en rekent op een school
bord de situatie voor. "Na drie dagen al
was me één ding duidelijk: onze produk-
tiekosten waren 125 dollar per ton, ter
wijl we voor 36 dollar per ton konden in-
voeren".
"In de hele wereld zijn honderden mil
joenen tonnen steenkool tegen een prijs
van 50 tot 70 dollar te exploiteren. Waar
om doorgaan met jarenlang 125 dollar
per ton te betalen in een industrietak
waarin eigenlijk niemand wil werken?"
Het was heel duidelijk geen econo
misch probleem, maar een sociaal.
"Daarvoor hadden ze geen zakenman in
dienst hoeven te nemen", zegt Gheyse
linck. "Er was geen geld, er waren alleen
beloften". Beloften uit 1974 om de mij
nen open te houden.
Die waren gedaan ten tijde van de olie
crisis, toen men dacht in de toekomst
steenkool weer nodig te zullen hebben.
Men zette het in 1966 in Zwartberg be
gonnen proces van geleidelijke inkrim
ping van de kolenwinning, en dus van
het personeel, stil.
Er werden zelfs nieuwe mijnwerkers
aangetrokken. Buitenlanders vooral, uit
Turkije, Italië en Polen. "De Belgische
regering noemde steenkool jarenlang
een strategisch belang voor het land.
Maar dat was absolute nonsens".
"Toen is de grote fout gemaakt", aldus
Gheyselinck. België had het voorbeeld
moeten volgen van Nederland, waar al in
1966 werd besloten de kolenwinning ge
Zwart goud
Zwarte bergen. Zwartberg. Het plaatsje
heet natuurlijk niet voor niets zo. Het
leefde ooit van het 'zwarte goud'. De
zwarte berg is er nog, maar de mijn niet
meer. Zwartberg is nu deel van de grau
we industriestad Genk, het hart van de
mijnstreek.
Hier begon het einde. In januari 1966
kregen de 4500 mijnwerkers van Zwart
berg te horen dat hun mijn zou worden
gesloten. Het ging niet meer zo goed met
de kolenwinning. Olie en gas bleken
goedkopere en makkelijker te ontginnen
energiebronnen.
De mannen namen het niet. Er werd
gestaakt. Woedend gingen ze op 31 janu
ari de straat op en botsten op rijkwach
ters. Maar die waren niet voorbereid en
werden door de potige kolendelvers in
elkaar geslagen. Later kwam de verster
king. En daarmee het drama.
In het nauw gedreven rijkswachters
openden het vuur. Er vielen twee doden
en dertig, soms zwaar gewonden. Een
derde mijnwerker overleed enkele dagen
later. De regering stuurde 350 para-com
mando's om in Belgisch Limburg de or
de te herstellen.
De Belgische mijnsluitingen roepen
nog steeds veel emoties op. De laatste ja
ren zijn de mijnwerkers keer op keer de
straat op gegaan om te protesteren. Toen
vorig jaar definitief het doek viel, leek
het opnieuw uit de hand te gaan lopen.
Felle, gevechten met de rijkswacht
leidden opnieuw tot gewonden. In Hout
halen trok een zich bedreigd voelende
rijkswachter zijn pistool en schoot. Er
vielen geen doden, maar iedereen in
Limburg dacht weer even terug aan
Zwartberg.
Crisis-manager
De woede richtte zich vooral tegen Thyl
De laatste jaren zijn de mijnwerkers in Belgisch Limburg keer op keer de
straat op gegaan om te protesteren tegen de voorgenomen mijnsluitingen.
Zoals vorig jaar in Houthalen, waar een zich bedreigd voelende rijkswachter
zijn pistool trok en schoot. Er vielen geen doden, wel gewonden. (Archieffoto-s)
hij ruim drie jaar geleden door de rege
ring werd aangezocht. Hij was als zoon
van een Vlaamse vader en een Neder
landse moeder na zijn studies in Leiden
net als pa in de olie, bij Shell, terechtge
komen.
Letterlijk van de ene dag op de andere
verruilde hij in september 1986 het Shell-
kantoor in Lissabon voor dat van de KS
in Houthalen. En na een week al liet hij
de regering weten dat het beste zou zijn
de mijnen allemaal direct te sluiten.
Dat was een schok. "Mijn eerste stel
ling was dat alle mijnen dicht moesten.
Er was geen enkele economische reden
meer om nog één ton steenkool op te ha
len. Eigenlijk moeten de mijnen meteen
morgen al dicht, heb ik toen gezegd".
De jaarlijkse verliezen van de Kem
pense Steenkoolmijnen waren al tot een
miljard gulden opgelopen. Elke dag dat
de mijnen open bleven, leverde een ver
lies van drie miljoen gulden op. Geld dat
veel beter besteed zou kunnen worden,
meende Gheyselinck.
"Eigenlijk zouden de mijnen in Belgisch Limburg morgen al dicht moeten.
Ze pasten trouwens toch al niet in het landschap".
Gheyselinck, sinds 1986 de baas bij de
Kempense Steenkoolmijnen (de 'KS').
Een crisis-manager. Want zijn hoofdtaak
werd al gauw het op een sociaal en finan
cieel aanvaardbare manier sluiten van de
mijnen.
De Limburgse mijhwerjcers kunnen
z'n bloed wel drinken. Zij zien hem als
een kille manager, die met een penne-
streek duizenden mensen op straat zet
zonder oog te hebben voor de sociale ge
volgen voor mensen die niets anders
kunnen dan kolen delven.
Van steenkolen wist hij niets af toen