Van twee
ENKWIJZER
Onze taal
'Begin er nooit aan; de hulpverlenende instanties verpesten alles'
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1990
"Ee?i pleeggezin moet het vaak alleen doen. Wie vertelt hun hoe ze moeten om gaan met maatschappelijk werkersjustitie en met de echte oudersEn vergeet
de kinderen niet. Die hebben vaak al het een en ander meegemaakt: geestelijke of lichamelijke verwaarlozingseksueel misbruik, drankprobleem of ziekte bij
een Van de OUders". (foto Lock Zu.vderduin)
geven. Enkele dagen later werd het meis
je, mishandeld en wel, opgenomen in een
ziekenhuis. Daar overleed ze. De politie
verdenkt de opvangouders van dodelijke
mishandeling.
Sonja Nijon wil over het Zwolse voor
val niets zeggen. Ze weet niet wat er pre
cies is gebeurd. Ze gelooft echter niet dat
het een incident is. "Het kan morgen
weer gebeuren", zegt ze.
Al enkele jaren maakt Nijon zich grote
zorgen over de ontwikkelingen in de
pleegzorg. Pleegouders krijgen te weinig
ondersteuning en hulp, begeleidende in
stanties zijn niet deskundig genoeg en de
financiële bijdrage voor pleegouders is
te weinig. Nijon: "Als de overheid niks
doet, is ze verantwoordelijk voor elk inci
dent dat nog plaats heeft".
Op dit moment telt Nederland 20.000
uit huis geplaatste jongeren, van wie de
helft in een pleeggezin zit. Sinds 1983
probeert de overheid zo vg,el mogelijk
kinderen in gezinnen te'plaatsen. Waar in
1983 nog 1.600 kinderen bij pleegouders
werden geplaatst, kregen vorig jaar 4.000
jongeren een 'thuis'. Een goede ontwik
keling, een kind heeft het in een pleegge
zin beter dan in een tehuis. Voor de over
heid speelde echter vooral het kosten
plaatje mee. Een plaats in een pleeggezin
kost 5000 tot 10.000 gulden, terwijl in een
tehuis de prijzen varieren van 50.000 tot
76.000 gulden per jaar (een plaats bij
pleegouders is zelfs goedkoper dan een
crèche).
"Als je de pleegzorg stimuleert, moet je
dat wel goed doen", betoogt Nijon. "Dan
moetje meer geld vrijmaken voor nazorg
en begeleiding. In een tehuis staan een
maatschappelijk werker, een psycho
loog, een orthopedagoog en een arts voor
een kind klaar. Een pleeggezin moet het
vaak alleen doen. Wie vertelt hun hoe ze
moeten omgaan met maatschappelijk
werkers, justitie en met de echte ouders?
En vergeet de kinderen niet. Die hebben
vaak al het een en ander meegemaakt:
geestelijke of lichamelijke verwaarlo
zing, seksueel misbruik, drankprobleem
of ziekte bij een van de ouders".
Officieel moet een maatschappelijk
werker het pleeggezin en kind om de
twee weken een bezoek brengen. Nijon:
"In de praktijk gebeurt dat maar zelden.
De maatschappelijk werkers zijn vaak
overbelast. Ze hebben soms wel dertig
pleegkinderen te begeleiden". Ook de
deskundigheid van de begeleiding laat
volgens Nijon vaak te wensen over.
"Maatschappelijk werkers weten ook
niet precies wat ze moeten doen. Er is
geen specifieke opleiding waar ze het
kunnen leren. Die moet er wel komen.
Pleegzorg is geen kinderopvang, maar
een vorm van hulpverlening".
De financiële zaken leveren ook de no
dige problemen op. Het ministerie van
1 wvc bekostigt de vrijwillige plaatsingen
en het ministerie van justitie betaalt de
onvrijwillige. Gemiddeld krijgt een ge
zin twee tientjes per dag per pleegkind.
Nijon: "Nog altijd het prijspeil van 1984
en nog altijd niet genoeg". Vaak moeten
pleegouders het geld voorschieten. Het
is dan nog maar de vraag of zij het volle
dige bedrag ooit terugkrijgen. "De over
heid stelt zich wat dat betreft te bureau
cratisch op. Ze vergeet dat ze pleegou
ders nodig heeft".
Hoeveel plaatsingen er in de pleegzorg
door de problemen stuklopen is niet be
kend. Wel weet de Centrale van Pleeg
zorg dat een op de drie plaatsingen op
een ongewenste manier afloopt. Bijvoor
beeld als het pleegkind tegen de wil
wordt overgeplaatst of als de rechter be
slist dat een kind weer naar de echte ou
ders moet terugkeren. "Je wordt er wei
eens moedeloos van", zucht Nijon.
Ideeën
Op welke wijze de problemen in de
pleegzorg kunnen worden opgelost,
daarover heeft de Centrale voor Pleeg
zorg concrete ideeën. Voordat pleegou
ders kinderen krijgen toegewezen, zou
den ze eerst voorbereidingsbijeenkom
sten moeten volgen. Daarnaast zou de
begeleiding van pleeggezin en kind moe
ten worden gesplitst en de maatschappe
lijk werkers met niet met meer dan vijf
tien kinderen moeten worden opgeza
deld. Voor ieder kind zou een behande
lingsplan moeten worden opgezet. Ten
slotte zou er in de visie van de Centrale
een juridische procedure in gang moeten
worden gezet, die ook de pleegouders de
mogelijkheid moet verschaffen gehoord
te worden.
Volgens Sonja Nijon moet er hoognodig
het een en ander worden veranderd. Het
liefst zo snel mogelijk. Niet alleen van
wege de vervelende ervaringen die vele
pleeggezinnen en pleegkinderen op
doen, maar vooral ook omdat vrijwel nie
mand zich nu geroepen voelt pleegouder
te worden.
De Sire-campagne, die het afgelopen
jaar op tv is gevoerd om pleegouders te
lokken, was geen doorslaand succes. De
Centrale voor Pleegzorg had gerekend
op meer dan de vijfduizend reacties.
Slechts tweehonderdvijftig belangstel
lenden zijn er uiteindelijk overgebleven.
"Als je hoort dat je er alleen voor staat,
bedenk je je wel drie keer. Wij weten niet
meer hoe we de mensen enthousiast
kunnen krijgen".
"Budgettair dient pleegzorg de plaats
te krijgen, die het verdient in het
jeugdwelzijnsbeleid", zegt de Centrale in
de onlangs verstuurde brief. "Of de poli
tiek neemt pleegzorg serieus en inves
teert in deze vorm van hulpverlening. Of
de politiek aanvaardt de consequenties
van de doorgevoerde bezuinigingen. De
centrales stellen de politici medeverant
woordelijk voor elk kind dat niet de hulp
krijgt die het verdient en voor iedere
pleegouder die teleurgesteld afhaakt na
één of twee plaatsingen".
In een arm dorp groeide een jongeman
op, van wie al spoedig bleek dat hij bij
zondere begaafdheden bezat Toen hij
twaalf jaar was geworden, besloten de
dorpelingen geld in te zamelen zodat hij
bij een beroemde wijze kon gaan stude
ren en ooit als een geestelijk leidsman in
hun dorp zou kunnen terugkeren. De jon
geman bleef vele jaren weg. Toen hij ein
delijk terugkwam, werd er een speciale
hut. voor hem gebouwd waarin hij in alle
rust kon bidden en mediteren.
Een aantal weken na zijn terugkomst
besloot de raad der dorpsoudsten iemand
af te vaardigen om-die jeugdige wijze te
vragen of hij de dorpelingen op het
dorpsplein zou willen toespreken en in
zijn wijsheid onderrichten. Hij stemde
daar in toe, en op de dag dat de gebeurte
nis zou plaats hebben werd er een verho
ging op het dorpsplein gebouwd waar
omheen alle dorpelingen zich verzamel
den.
Op het afgesproken tijdstip kwam de
wijze uit zijn hut, liep met gebogen hoofd
door de haag van mensen, beklom het
spreekgestoelte en riep met luide stem:
"Dorpsgenoten, weten jullie wat ik van
middag ga vertellenIn hun onwetend
heid hielden de toebehoorders hun mond
stijf dicht en schudden heftig met hun
hoofd van nee, waarop de wijze riep:
"Nou, aan zulke onwetenden ga ik tnijn
tijd niet verdoenVervolgens stapte hij
van zijn spreekgestoelte en ging terug
naar zijn hut. Ontsteld en deemoedig ble
ven de dorpelingen achter.
In de eerstvolgende vergadering van
de raad werd het voorval uitvoerig be
sproken en na veel aarzeling besloten een
nieuwe poging te wagen om de wijze op
het dorpsplein te krijgen. Maar om te
vöorkomen dat het wéér zo zou gaan als
de vorige keer, werd aan de dorpelingen
gevraagd allemaal luid "ja" te roepen,
mocht de wijze weer dezelfde vraag stel
len. Na een dit keer moeizaam verlopend
gesprek stemde de wijze er ten slotte toch
in toe het nog een keer te proberen.
Op de bewuste dag was het dorpsplein
weer stampvol. De wijze kwam uit zijn
hut, klom op het spreekgestoelte en riep
net als de eerste keer "Dorpsgenoten, we
ten jullie wat ik vanmiddag ga vertel
len?" En deze keer riep de verzamelde me
nigte luidkeels: "Ja, dat weten we".
Waarop de wijze zei: "Nou, als jullie het
dan toch al weten, kati ik net zo goed
naar huis gaan". Vervolgens stapte hij
van zijn spreekgestoelte en ging terug
naar zijn hut. Ontsteld en deemoedig ble
ven de dorpelingen achter.
In de volgende raadsvergadering werd
uitvoerig bediscussieerd wat er nu pre
cies fout was gegaan en hoe dat te voorko
men was geweest. Hoewel de schrik er in
middels flink in zat, besloten de ouden
uiteindelijk dat het nog een derde keer
geprobeerd moest worden. Maar de ge
beurtenis zou nu zo strak geregisseerd
moeten worden, dat er absoluut niks mis
kon gaan. Dus moest de ene helft van het
dorp "ja" roepen en de andere helft
"neen", voor het geval de wijze met zijn
vraag mocht komen. De onderhandelin
gen verliepen deze keer uiterst moei
zaam, maar ten slotte, na de toezegging
dat dit echt de laatste keer zou zijn, liet de
man zich toch overhalen.
Op de bewuste dag was alles inder
daad tot in de puntjes voorbereid en
wachtten de dorpelingen angstig gespan
nen &e komst van de wijze af. Precies op
de afgesproken tijd kwam deze int zijn
hut, liep strak voor zich uitkijkend naar
het midden van het plein, stapte op het
spreekgestoelte, keek een tijdlang roer
loos de menigte aan en riep toen: "Dorps
genoten, weten jullie wat ik vanmiddag
ga vertellen?" Even bleef het stil op het
plein. Toen begon de helft van de aanwe
zigen "ja" te roepen, waarop de andere
helft inviel met: "nee", dat weten we
niet". Toen het rumoer was verstomd,
nam de wijze weer het woord en zei:
"Nou, laten dan degenen die het weten
het vertellen aan degenen die het nog niet
weten". Vervolgens stapte hij van zijn
spreekgestoelte en verdween voorgoed in
zijn hut.
Behalve het feit dat een echte wijze er
doorgaans de voorkeur aan geeft zijn
mond te houden, heeft dit verhaal nog een
andere boodschap. En die is dat mensen
door contact, door communicatie, met el
kaar (en misschien wel moeten) ontdek
ken wat wijs is. Autoriteiten of deskundi
gen kunnen informatie of kennis aan
dragen, maar hoe daar op een wijze ma
nier gebruik van te maken is iets dat we
zelf, onder elkaar, moeten uitvinden.
Hoe waar dit is, werd onlangs weer
eens aangetoond in een onderzoek naar
goede en slechte manieren
ceren tussen twee mensen die elkaar
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
het eerst ontmoeten en eventueel wel iets
met elkaar zouden willen. Van honder
den van zulke ontmoetingen in disco's,
café's en op feestjes werden (vaak stie
kemopnamen gemaakt, en nagegaan
werd welke gespreksmanieren meer en
minder kansrijk waren voor wat
betreft veraer contact.
Vervolgens werden van een groep van
120 willekeurige mensen er 60 gevraagd
ieder voor zich een vragenlijst in te vul
len waarin voor een aantal ontmoetings
situaties steeds drie of vier mogelijke ge
spreksmanieren werden gegeven, waar-
van ze dan de naar hun mening meest
'kansrijke' moesten aankruisen. De an
dere 60 mensen werden uitgenodigd in
groepen van zes net zolang over verschil
lende mogelijke gespreksmanieren met
elkaar te discussiëren totdat ze het eens
waren over wat (vermoedelijk) de meest
succesvolle manier in een bepaalde situa
tie was.
Een paar voorbeelden. U bent op een
feestje bij een vriend en hij stelt u ergens
in een hoek van de kamer voor aan ie
mand van uw favoriete geslacht die er
bijzonder aantrekehjk uitziet. Vervol
gens excuseert de gastheer zich met de
mededeling dat hij even wat drank moet
aanslepen en loopt weg. Daar staat u
dan. Vraag: wat is de meest 'gunstige'
manier om verder te gaan? Ik geef vier
alternatieven:
-"Hallo"
- "Nou, hier staan we dan met zijn
tweeën onhandig te wezen"
eu.
ij-
ui.
Hft
oe
DOOR JOOP VAN DER HORST
In sommige restaurants kun je slibtong eten
en in andere sliptong, maar het is precies de
zelfde soort vis. Blijkbaar is niet duidelijk hoe
de naam van deze soort vis geschreven
moet worden. Slib of slip, wat moet het zijn?
Het antwoord is niet zo gemakkelijk te geven.
We zoeken het even op, zou je zeggen.
Maar dat valt tegen, bijna overal vang ik bot,
als u begrijpt wat ik bedoel. De meeste woor
denboeken vermelden namelijk de slibtong
of sliptong (nog?) helemaal niet. Alleen in het
woordenboek van Koenen en in Wolters'
Spellinggids Eigentijds Nederlands kan ik
deze vis vinden. Allebei geven ze slibtong.
Nu is deze Spellinggids grotendeels overge
schreven van Koenens woordenboek, dus
we hebben in feite één stem pro slibtong.
Waarom kiest Koenen voor slib? Wat is
een slib- of sliptong eigenlijk7 Iedere bioloog
kan het ons vertellen: het is gewoon tong,
maar dan een klein exemplaar. Voor de vis
serij geldt 24 centimeter als minimum. Er
mag niet gevist worden op tong die kleiner is.
Toch wordt er als bijvangst bij andere vis wel
eens tong van kleiner formaat boven water
gehaald. Sliptong (of slibtong) is nu de vis
rondom die 24 centimeter, tong die net groot
genoeg is of die feitelijk iets te klein is maar
toch wel verhandeld wordt.
Dat is duidelijk, maar hoe moeten we haar
spellen? Om dat te kunnen zeggen wil ik we
ten waarom die kleine tongetjes sliptong/slib-
tong genoemd worden. Leven die kleintjes in
het slib? Of slippen ze door de mazen van de
wet? Ik bel op naar het RIVO, het Rijksinsti
tuut voor Visserij-Onderzoek in IJmuiden. Na
enige uitleg krijg ik de tongbioloog aan de lijn
en ik vraag hem waaraan de sliptong z'n
naam te danken heeft. "Ik ben blij dat u dat
vraagt", zegt de tongbioloog, "want meestal
krijg ik mensen aan de lijn die willen weten
hoe je het beest moet spellen".
Aardige mensen bij het RIVO. Nee, er is
geen enkele reden om aan slib te denken.
Zoveel te meer aan slippen of slip. De tong
kan zich, anders dan de schol, namelijk half
oprollen en slipt zodoende makkelijk door het
net; vooral de kleintjes. En worden de onder
maatse tongen toch gevangen, dan slippen
ze illegaal door de mazen van de wet. "U
moet vooral aan iets kleins denken. In de vis
handel worden ze ook wel kortweg slipjes ge
noemd. Heel grote tongen heten in kringen
van vissers, vishandelaren en restaurant
houders ook wel lappetong".
Mijn laatste vraag aan de tongbioloog is:
hoe zou u zelf deze vis schrijven? Zijn ant
woord is duidelijk: natuurlijk sliptong.
Maar voordat ik dat durfde vragen, kreeg ik
nog een heleboel andere wetenswaardighe
den over de tong te horen. Ik weet nu ook dat
de tongvisserij betrekkelijk recent is. veel jon
ger dan bijvoorbeeld het vissen op schol en
schar. Men schat dat het vissen op tong ei
genlijk pas na 1950 flink opkwam.
Dat zou kunnen verklaren waarom het
woord sliptong ook pas betrekkelijk kort in
onze taal bestaat en in de meeste woorden
boeken nog niet te vinden is. Tongvisserij
blijkt bij uitstek een Nederlandse aangele
genheid te zijn: Nederland staat in de wereld
nummer éen bij het tongvissen. Voorzover
bekend bij het RIVO is er in het Engels geen
apart woord voor sliptong. Alle tong heet
daar common sole of Dover sole.
Verder weet ik nu dat er zoiets bestaat als
langer snijden. Dat is ofwel meteen de kop
pen eraf snijden zodat niet meer na te gaan is
hoe lang de vis oorspronkelijk was, ofwel,
zoals bij palingen, een inkeping achter de
kop maken en de vis dan krachtig uitrekken.
- "Ik heb het gevoel dat Joop jou en mij
hier niet voor niks bij elkaar heeft ge
poot"
- "Zullen we ergens gaayi zitten en wat
praten?"
- Nou lukt het u een gesprek te beginnen
en op een gegeven moment zegt (laten we
aannemen) zij: "Vertel me eens wat over
jezelf'. Hoe zou u verder gaan?
- "Ik hou van aantrekkelijke vrouwen,
het type met wie je gauw een hechte
vriendschap opbouwt"
- "Ik ben niet zo'n interessant type
hoor"
- "Jij eerst"
- "Is er iets bepaalds dat je wil weten?
Ik zou kunnen beginnen met te vertellen
wat voor werk ik doe"
Nemen we aan dat u na verloop van
tijd de indruk krijgt dat uw gespreks
partner niet echt geïnteresseerd is in wat
u zegt. Ze kijkt rond, reageert half op wat
u zegt, enzovoort. Hoe zou u nu verder
gaan:
- "Waar zitje aan te denken?"
- "Excuseer me, ik moet even mijn han
den wassen, ben zo terug"
- "Ik denk dat ik nog eens wat te drin
ken ga pakken, wil je ook of..."
In het onderzoek was gebleken dat het
laatste alternatief steeds het meest accep
tabele en meest kansrijke was. In vrijwel
alle gespreksgroepen kwamen de deelne
mers met elkaar tot dezelfde conclusie.
Maar de mensen die in hun eentje de vra
genlijst invulden maakten betrekkelijk
veel fouten. Met andere woorden, mensen
blijken met elkaar vaak heel goed te we
ten wat wel en wat niet werkzaam of zin
nig is in sociale contacten, terwijl ze aan
zichzelf overgelaten daarover nogal on
zeker kunnen zijji en dus in de fout gaan.
Waarom is het laatste alternatief
steeds het meest wijze? Het antwoord
daarop wisten de mensen in de gespreks
groepen ook. Als je namelijk zo reageert,
dring je jezelf niet op, je laat zowel aan
de ander als jezelf de ruimte om steeds
zelf te besluiten al dan niet een volgende
stap in het contact te nemen.
Blijkbaar moet wijsheid, net als liefde,
van twee kanten komen.
Pleegkinderen zijn er voldoende.
Pleegouders niet. Groots opgezette
voorlichtingscampagnes ten spijt
worden er niet genoeg mensen ge
vonden die kinderen uit internaten of
ontwrichte gezinnen in huis willen ne
men. Dat het vaak om moeilijke kin
deren zou gaan, is één reden. De
wankele rechtspositie en begeleiding
van pleeggezin en pleegkind is een
ander argument. "De vraag is of je
mensen nog wel enthousiast mag
maken voor het pleegouderschap".
door Anja van der Aa
Een vrijblijvend advies met de klank van
een hartekreet: "Neem nooit pleegkinde
ren. De kinderen zijn leuk, maar alle or
ganisaties die je zogenaamd moeten hel
pen verpesten het".
Een echtpaar uit Spijkenisse ontraadt
het een ieder die het horen wil pleegkin
deren in huis te nemen. De afgelopen
drie jaar voelden deze pleegouders zich
keer op keer in de kou gezet door een he
le rij betrokken instellingen. Zelfs voor
de kinderrechter hebben ze geen goed
woord over.
Verwaarloosd
Hun verhaal begint eind 1986. Het Spij-
kenisser gezin met drie kinderen nam
toen de verre nicht Petra in huis. Het vijf
tienjarige meisje was schromelijk ver
waarloosd door haar schizofrene moe
der. Met haar vijf jaar jongere zusje Syl
via ging het dezelfde kant op. Vandaar
dat het besluit viel om haar na een lo
geerpartij eveneens in huis te nemen.
Petra bleef bij haar pleegouders datge
ne doen, waar ze zin in had. Het ene pro
bleem stapelde zich op het andere. Na
een jaar liep Petra weg, ze trok in bij een
vriendje. Op verzoek van het pleeggezin
kwam ze ook niet meer terug. "Alles leek
er op dat ze ook schizofreen is", zeggen
de pleegouders nu. Sylvia daarentegen
begon zich steeds meer thuis te voelen in
het gezin.
Meteen na de komst van de kinderen
werd het pleeggezin een maatschappe
lijk werkster toegewezen. Veel begelei
ding kreeg het gezin echter niet.
Wel zorgde de maatschappelijke werk
ster er in overleg met de kinderrechter
voor dat het pleeggezin de onderhouds
kosten voor Sylvia kreeg. Een maande
lijks bedrag van 600 gulden. Daar kwam
elke maand nog 175 gulden bij uit het
pensioen van de overleden vader. Het
geld dekte niet helemaal de kosten van
het pleegkind.
Begin 1988 meldde de maatschappe
lijk werkster dat het gezin ten onrechte
"het pensioen had ontvangen. De familie
uit Spijkenisse snapte er niets van. De
begeleidster van de jeugdwelzijnsinstel-
ling 'De Blauwe Stoep' had dat voor hen
geregeld. Na vergeefse protesten bij deze
instantie boog de kinderrechter zich
over de zaak. Voorbijgaand aan het ad
vies van de Raad voor de Kinderbescher
ming de pleegouders te ontzien, besloot
de rechter de ouders het geld te laten te
rugbetalen. Met het gevolg dat het pleeg
gezin een h'alf jaar lang geen onkosten
vergoeding meer ontving.
Geen verlenging
De pleegouders hadden zich nog maar
net neergelegd bij het besluit van de
rechter of er diende zich een nieuw pro
bleem aan. De ondertoezichtstelling van
Sylvia moest door de kinderrechter wor
den verlengd. Deze liet evenwel schrifte
lijk weten dat naar zijn oordeel een ver
lenging niet nodig was. Hij liet in h.et
midden wat zijn beweegredenen waren.
De consequentie hiervan was wel dat
Sylvia's moeder nu juridisch het volste
recht had gekregen om haar dochter op
te halen. Het gezin maakte zich inmid
dels grote zorgen; de moeder was eerder
immers niet in staat gebleken om voor
haar kind te zorgen. En de grpotste zor
gen kende Sylvia, omdat zij in geen geval
weg wilde bij de Spijkenisser familie.
Om zekerheid te krijgen, besloten de
pleegouders alles in het werk te stellen
om de voogdij over Sylvia te krijgen.
Daarvoor was wel de medewerking van
de kinderrechter vereist; die moest de
echte moeder wel eerst uit de ouderlijke
macht ontheffen. De kinderrechter oor
deelde anders: "Daar begin ik niet aan,
want dat kost zo veel moeite", zei hij te
gen de pleegouders.
Sylvia verbleef na die rechterlijke uit
spraak zonder enige rechtsbescherming
in huis. Er kwam geen geld meer, er was
geen enkele vorm van begeleiding, ter
wijl het gezin voortdurend in angst leef
de vanwege de wetenschap dat Sylvia's
moeder elk moment voor de deur kon
Incident
De Spijkenissers zijn niet de enige
pleegouders die kritiek hebben op hulp
verlening en justitie. "De kritiek is te
recht", meent Sonja Nijon van de Lande
lijke Centrale voor Pleegzorg. De Centra
le stuurde vorige week een brief aan de
Bijzondere Commissie voor het
Jeugdwelzijnsbeleid over de knelpunten
die bestaan in de pleegzorg. In de brief
wordt gesproken over 'een onverant
woorde situatie'. "Zo langzamerhand
vragen de Centrales zich af in hoeverre
het verantwoord is om mensen nog en
thousiast te maken voor het pleegouder
schap", aldus Nijon.
De brief is onder meer geschreven naar
aanleiding van een incident in Zwolle.
Drie weken geleden overleed daar een
driejarig meisje, dat twee maanden daar
voor bij opvangouders was geplaatst.
Rond de kerstdagen zpchten de pleegou
ders contact met de begeleidende instan
tie om aan te geven dat ze specialistische
hulp nodig hadden. Deze hulp bleek pas
na de feestdagen te kunnen worden ge