Van twee ENKWIJZER Onze taal 'Begin er nooit aan; de hulpverlenende instanties verpesten alles' ZATERDAG 10 FEBRUARI 1990 "Ee?i pleeggezin moet het vaak alleen doen. Wie vertelt hun hoe ze moeten om gaan met maatschappelijk werkersjustitie en met de echte oudersEn vergeet de kinderen niet. Die hebben vaak al het een en ander meegemaakt: geestelijke of lichamelijke verwaarlozingseksueel misbruik, drankprobleem of ziekte bij een Van de OUders". (foto Lock Zu.vderduin) geven. Enkele dagen later werd het meis je, mishandeld en wel, opgenomen in een ziekenhuis. Daar overleed ze. De politie verdenkt de opvangouders van dodelijke mishandeling. Sonja Nijon wil over het Zwolse voor val niets zeggen. Ze weet niet wat er pre cies is gebeurd. Ze gelooft echter niet dat het een incident is. "Het kan morgen weer gebeuren", zegt ze. Al enkele jaren maakt Nijon zich grote zorgen over de ontwikkelingen in de pleegzorg. Pleegouders krijgen te weinig ondersteuning en hulp, begeleidende in stanties zijn niet deskundig genoeg en de financiële bijdrage voor pleegouders is te weinig. Nijon: "Als de overheid niks doet, is ze verantwoordelijk voor elk inci dent dat nog plaats heeft". Op dit moment telt Nederland 20.000 uit huis geplaatste jongeren, van wie de helft in een pleeggezin zit. Sinds 1983 probeert de overheid zo vg,el mogelijk kinderen in gezinnen te'plaatsen. Waar in 1983 nog 1.600 kinderen bij pleegouders werden geplaatst, kregen vorig jaar 4.000 jongeren een 'thuis'. Een goede ontwik keling, een kind heeft het in een pleegge zin beter dan in een tehuis. Voor de over heid speelde echter vooral het kosten plaatje mee. Een plaats in een pleeggezin kost 5000 tot 10.000 gulden, terwijl in een tehuis de prijzen varieren van 50.000 tot 76.000 gulden per jaar (een plaats bij pleegouders is zelfs goedkoper dan een crèche). "Als je de pleegzorg stimuleert, moet je dat wel goed doen", betoogt Nijon. "Dan moetje meer geld vrijmaken voor nazorg en begeleiding. In een tehuis staan een maatschappelijk werker, een psycho loog, een orthopedagoog en een arts voor een kind klaar. Een pleeggezin moet het vaak alleen doen. Wie vertelt hun hoe ze moeten omgaan met maatschappelijk werkers, justitie en met de echte ouders? En vergeet de kinderen niet. Die hebben vaak al het een en ander meegemaakt: geestelijke of lichamelijke verwaarlo zing, seksueel misbruik, drankprobleem of ziekte bij een van de ouders". Officieel moet een maatschappelijk werker het pleeggezin en kind om de twee weken een bezoek brengen. Nijon: "In de praktijk gebeurt dat maar zelden. De maatschappelijk werkers zijn vaak overbelast. Ze hebben soms wel dertig pleegkinderen te begeleiden". Ook de deskundigheid van de begeleiding laat volgens Nijon vaak te wensen over. "Maatschappelijk werkers weten ook niet precies wat ze moeten doen. Er is geen specifieke opleiding waar ze het kunnen leren. Die moet er wel komen. Pleegzorg is geen kinderopvang, maar een vorm van hulpverlening". De financiële zaken leveren ook de no dige problemen op. Het ministerie van 1 wvc bekostigt de vrijwillige plaatsingen en het ministerie van justitie betaalt de onvrijwillige. Gemiddeld krijgt een ge zin twee tientjes per dag per pleegkind. Nijon: "Nog altijd het prijspeil van 1984 en nog altijd niet genoeg". Vaak moeten pleegouders het geld voorschieten. Het is dan nog maar de vraag of zij het volle dige bedrag ooit terugkrijgen. "De over heid stelt zich wat dat betreft te bureau cratisch op. Ze vergeet dat ze pleegou ders nodig heeft". Hoeveel plaatsingen er in de pleegzorg door de problemen stuklopen is niet be kend. Wel weet de Centrale van Pleeg zorg dat een op de drie plaatsingen op een ongewenste manier afloopt. Bijvoor beeld als het pleegkind tegen de wil wordt overgeplaatst of als de rechter be slist dat een kind weer naar de echte ou ders moet terugkeren. "Je wordt er wei eens moedeloos van", zucht Nijon. Ideeën Op welke wijze de problemen in de pleegzorg kunnen worden opgelost, daarover heeft de Centrale voor Pleeg zorg concrete ideeën. Voordat pleegou ders kinderen krijgen toegewezen, zou den ze eerst voorbereidingsbijeenkom sten moeten volgen. Daarnaast zou de begeleiding van pleeggezin en kind moe ten worden gesplitst en de maatschappe lijk werkers met niet met meer dan vijf tien kinderen moeten worden opgeza deld. Voor ieder kind zou een behande lingsplan moeten worden opgezet. Ten slotte zou er in de visie van de Centrale een juridische procedure in gang moeten worden gezet, die ook de pleegouders de mogelijkheid moet verschaffen gehoord te worden. Volgens Sonja Nijon moet er hoognodig het een en ander worden veranderd. Het liefst zo snel mogelijk. Niet alleen van wege de vervelende ervaringen die vele pleeggezinnen en pleegkinderen op doen, maar vooral ook omdat vrijwel nie mand zich nu geroepen voelt pleegouder te worden. De Sire-campagne, die het afgelopen jaar op tv is gevoerd om pleegouders te lokken, was geen doorslaand succes. De Centrale voor Pleegzorg had gerekend op meer dan de vijfduizend reacties. Slechts tweehonderdvijftig belangstel lenden zijn er uiteindelijk overgebleven. "Als je hoort dat je er alleen voor staat, bedenk je je wel drie keer. Wij weten niet meer hoe we de mensen enthousiast kunnen krijgen". "Budgettair dient pleegzorg de plaats te krijgen, die het verdient in het jeugdwelzijnsbeleid", zegt de Centrale in de onlangs verstuurde brief. "Of de poli tiek neemt pleegzorg serieus en inves teert in deze vorm van hulpverlening. Of de politiek aanvaardt de consequenties van de doorgevoerde bezuinigingen. De centrales stellen de politici medeverant woordelijk voor elk kind dat niet de hulp krijgt die het verdient en voor iedere pleegouder die teleurgesteld afhaakt na één of twee plaatsingen". In een arm dorp groeide een jongeman op, van wie al spoedig bleek dat hij bij zondere begaafdheden bezat Toen hij twaalf jaar was geworden, besloten de dorpelingen geld in te zamelen zodat hij bij een beroemde wijze kon gaan stude ren en ooit als een geestelijk leidsman in hun dorp zou kunnen terugkeren. De jon geman bleef vele jaren weg. Toen hij ein delijk terugkwam, werd er een speciale hut. voor hem gebouwd waarin hij in alle rust kon bidden en mediteren. Een aantal weken na zijn terugkomst besloot de raad der dorpsoudsten iemand af te vaardigen om-die jeugdige wijze te vragen of hij de dorpelingen op het dorpsplein zou willen toespreken en in zijn wijsheid onderrichten. Hij stemde daar in toe, en op de dag dat de gebeurte nis zou plaats hebben werd er een verho ging op het dorpsplein gebouwd waar omheen alle dorpelingen zich verzamel den. Op het afgesproken tijdstip kwam de wijze uit zijn hut, liep met gebogen hoofd door de haag van mensen, beklom het spreekgestoelte en riep met luide stem: "Dorpsgenoten, weten jullie wat ik van middag ga vertellenIn hun onwetend heid hielden de toebehoorders hun mond stijf dicht en schudden heftig met hun hoofd van nee, waarop de wijze riep: "Nou, aan zulke onwetenden ga ik tnijn tijd niet verdoenVervolgens stapte hij van zijn spreekgestoelte en ging terug naar zijn hut. Ontsteld en deemoedig ble ven de dorpelingen achter. In de eerstvolgende vergadering van de raad werd het voorval uitvoerig be sproken en na veel aarzeling besloten een nieuwe poging te wagen om de wijze op het dorpsplein te krijgen. Maar om te vöorkomen dat het wéér zo zou gaan als de vorige keer, werd aan de dorpelingen gevraagd allemaal luid "ja" te roepen, mocht de wijze weer dezelfde vraag stel len. Na een dit keer moeizaam verlopend gesprek stemde de wijze er ten slotte toch in toe het nog een keer te proberen. Op de bewuste dag was het dorpsplein weer stampvol. De wijze kwam uit zijn hut, klom op het spreekgestoelte en riep net als de eerste keer "Dorpsgenoten, we ten jullie wat ik vanmiddag ga vertel len?" En deze keer riep de verzamelde me nigte luidkeels: "Ja, dat weten we". Waarop de wijze zei: "Nou, als jullie het dan toch al weten, kati ik net zo goed naar huis gaan". Vervolgens stapte hij van zijn spreekgestoelte en ging terug naar zijn hut. Ontsteld en deemoedig ble ven de dorpelingen achter. In de volgende raadsvergadering werd uitvoerig bediscussieerd wat er nu pre cies fout was gegaan en hoe dat te voorko men was geweest. Hoewel de schrik er in middels flink in zat, besloten de ouden uiteindelijk dat het nog een derde keer geprobeerd moest worden. Maar de ge beurtenis zou nu zo strak geregisseerd moeten worden, dat er absoluut niks mis kon gaan. Dus moest de ene helft van het dorp "ja" roepen en de andere helft "neen", voor het geval de wijze met zijn vraag mocht komen. De onderhandelin gen verliepen deze keer uiterst moei zaam, maar ten slotte, na de toezegging dat dit echt de laatste keer zou zijn, liet de man zich toch overhalen. Op de bewuste dag was alles inder daad tot in de puntjes voorbereid en wachtten de dorpelingen angstig gespan nen &e komst van de wijze af. Precies op de afgesproken tijd kwam deze int zijn hut, liep strak voor zich uitkijkend naar het midden van het plein, stapte op het spreekgestoelte, keek een tijdlang roer loos de menigte aan en riep toen: "Dorps genoten, weten jullie wat ik vanmiddag ga vertellen?" Even bleef het stil op het plein. Toen begon de helft van de aanwe zigen "ja" te roepen, waarop de andere helft inviel met: "nee", dat weten we niet". Toen het rumoer was verstomd, nam de wijze weer het woord en zei: "Nou, laten dan degenen die het weten het vertellen aan degenen die het nog niet weten". Vervolgens stapte hij van zijn spreekgestoelte en verdween voorgoed in zijn hut. Behalve het feit dat een echte wijze er doorgaans de voorkeur aan geeft zijn mond te houden, heeft dit verhaal nog een andere boodschap. En die is dat mensen door contact, door communicatie, met el kaar (en misschien wel moeten) ontdek ken wat wijs is. Autoriteiten of deskundi gen kunnen informatie of kennis aan dragen, maar hoe daar op een wijze ma nier gebruik van te maken is iets dat we zelf, onder elkaar, moeten uitvinden. Hoe waar dit is, werd onlangs weer eens aangetoond in een onderzoek naar goede en slechte manieren ceren tussen twee mensen die elkaar door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden het eerst ontmoeten en eventueel wel iets met elkaar zouden willen. Van honder den van zulke ontmoetingen in disco's, café's en op feestjes werden (vaak stie kemopnamen gemaakt, en nagegaan werd welke gespreksmanieren meer en minder kansrijk waren voor wat betreft veraer contact. Vervolgens werden van een groep van 120 willekeurige mensen er 60 gevraagd ieder voor zich een vragenlijst in te vul len waarin voor een aantal ontmoetings situaties steeds drie of vier mogelijke ge spreksmanieren werden gegeven, waar- van ze dan de naar hun mening meest 'kansrijke' moesten aankruisen. De an dere 60 mensen werden uitgenodigd in groepen van zes net zolang over verschil lende mogelijke gespreksmanieren met elkaar te discussiëren totdat ze het eens waren over wat (vermoedelijk) de meest succesvolle manier in een bepaalde situa tie was. Een paar voorbeelden. U bent op een feestje bij een vriend en hij stelt u ergens in een hoek van de kamer voor aan ie mand van uw favoriete geslacht die er bijzonder aantrekehjk uitziet. Vervol gens excuseert de gastheer zich met de mededeling dat hij even wat drank moet aanslepen en loopt weg. Daar staat u dan. Vraag: wat is de meest 'gunstige' manier om verder te gaan? Ik geef vier alternatieven: -"Hallo" - "Nou, hier staan we dan met zijn tweeën onhandig te wezen" eu. ij- ui. Hft oe DOOR JOOP VAN DER HORST In sommige restaurants kun je slibtong eten en in andere sliptong, maar het is precies de zelfde soort vis. Blijkbaar is niet duidelijk hoe de naam van deze soort vis geschreven moet worden. Slib of slip, wat moet het zijn? Het antwoord is niet zo gemakkelijk te geven. We zoeken het even op, zou je zeggen. Maar dat valt tegen, bijna overal vang ik bot, als u begrijpt wat ik bedoel. De meeste woor denboeken vermelden namelijk de slibtong of sliptong (nog?) helemaal niet. Alleen in het woordenboek van Koenen en in Wolters' Spellinggids Eigentijds Nederlands kan ik deze vis vinden. Allebei geven ze slibtong. Nu is deze Spellinggids grotendeels overge schreven van Koenens woordenboek, dus we hebben in feite één stem pro slibtong. Waarom kiest Koenen voor slib? Wat is een slib- of sliptong eigenlijk7 Iedere bioloog kan het ons vertellen: het is gewoon tong, maar dan een klein exemplaar. Voor de vis serij geldt 24 centimeter als minimum. Er mag niet gevist worden op tong die kleiner is. Toch wordt er als bijvangst bij andere vis wel eens tong van kleiner formaat boven water gehaald. Sliptong (of slibtong) is nu de vis rondom die 24 centimeter, tong die net groot genoeg is of die feitelijk iets te klein is maar toch wel verhandeld wordt. Dat is duidelijk, maar hoe moeten we haar spellen? Om dat te kunnen zeggen wil ik we ten waarom die kleine tongetjes sliptong/slib- tong genoemd worden. Leven die kleintjes in het slib? Of slippen ze door de mazen van de wet? Ik bel op naar het RIVO, het Rijksinsti tuut voor Visserij-Onderzoek in IJmuiden. Na enige uitleg krijg ik de tongbioloog aan de lijn en ik vraag hem waaraan de sliptong z'n naam te danken heeft. "Ik ben blij dat u dat vraagt", zegt de tongbioloog, "want meestal krijg ik mensen aan de lijn die willen weten hoe je het beest moet spellen". Aardige mensen bij het RIVO. Nee, er is geen enkele reden om aan slib te denken. Zoveel te meer aan slippen of slip. De tong kan zich, anders dan de schol, namelijk half oprollen en slipt zodoende makkelijk door het net; vooral de kleintjes. En worden de onder maatse tongen toch gevangen, dan slippen ze illegaal door de mazen van de wet. "U moet vooral aan iets kleins denken. In de vis handel worden ze ook wel kortweg slipjes ge noemd. Heel grote tongen heten in kringen van vissers, vishandelaren en restaurant houders ook wel lappetong". Mijn laatste vraag aan de tongbioloog is: hoe zou u zelf deze vis schrijven? Zijn ant woord is duidelijk: natuurlijk sliptong. Maar voordat ik dat durfde vragen, kreeg ik nog een heleboel andere wetenswaardighe den over de tong te horen. Ik weet nu ook dat de tongvisserij betrekkelijk recent is. veel jon ger dan bijvoorbeeld het vissen op schol en schar. Men schat dat het vissen op tong ei genlijk pas na 1950 flink opkwam. Dat zou kunnen verklaren waarom het woord sliptong ook pas betrekkelijk kort in onze taal bestaat en in de meeste woorden boeken nog niet te vinden is. Tongvisserij blijkt bij uitstek een Nederlandse aangele genheid te zijn: Nederland staat in de wereld nummer éen bij het tongvissen. Voorzover bekend bij het RIVO is er in het Engels geen apart woord voor sliptong. Alle tong heet daar common sole of Dover sole. Verder weet ik nu dat er zoiets bestaat als langer snijden. Dat is ofwel meteen de kop pen eraf snijden zodat niet meer na te gaan is hoe lang de vis oorspronkelijk was, ofwel, zoals bij palingen, een inkeping achter de kop maken en de vis dan krachtig uitrekken. - "Ik heb het gevoel dat Joop jou en mij hier niet voor niks bij elkaar heeft ge poot" - "Zullen we ergens gaayi zitten en wat praten?" - Nou lukt het u een gesprek te beginnen en op een gegeven moment zegt (laten we aannemen) zij: "Vertel me eens wat over jezelf'. Hoe zou u verder gaan? - "Ik hou van aantrekkelijke vrouwen, het type met wie je gauw een hechte vriendschap opbouwt" - "Ik ben niet zo'n interessant type hoor" - "Jij eerst" - "Is er iets bepaalds dat je wil weten? Ik zou kunnen beginnen met te vertellen wat voor werk ik doe" Nemen we aan dat u na verloop van tijd de indruk krijgt dat uw gespreks partner niet echt geïnteresseerd is in wat u zegt. Ze kijkt rond, reageert half op wat u zegt, enzovoort. Hoe zou u nu verder gaan: - "Waar zitje aan te denken?" - "Excuseer me, ik moet even mijn han den wassen, ben zo terug" - "Ik denk dat ik nog eens wat te drin ken ga pakken, wil je ook of..." In het onderzoek was gebleken dat het laatste alternatief steeds het meest accep tabele en meest kansrijke was. In vrijwel alle gespreksgroepen kwamen de deelne mers met elkaar tot dezelfde conclusie. Maar de mensen die in hun eentje de vra genlijst invulden maakten betrekkelijk veel fouten. Met andere woorden, mensen blijken met elkaar vaak heel goed te we ten wat wel en wat niet werkzaam of zin nig is in sociale contacten, terwijl ze aan zichzelf overgelaten daarover nogal on zeker kunnen zijji en dus in de fout gaan. Waarom is het laatste alternatief steeds het meest wijze? Het antwoord daarop wisten de mensen in de gespreks groepen ook. Als je namelijk zo reageert, dring je jezelf niet op, je laat zowel aan de ander als jezelf de ruimte om steeds zelf te besluiten al dan niet een volgende stap in het contact te nemen. Blijkbaar moet wijsheid, net als liefde, van twee kanten komen. Pleegkinderen zijn er voldoende. Pleegouders niet. Groots opgezette voorlichtingscampagnes ten spijt worden er niet genoeg mensen ge vonden die kinderen uit internaten of ontwrichte gezinnen in huis willen ne men. Dat het vaak om moeilijke kin deren zou gaan, is één reden. De wankele rechtspositie en begeleiding van pleeggezin en pleegkind is een ander argument. "De vraag is of je mensen nog wel enthousiast mag maken voor het pleegouderschap". door Anja van der Aa Een vrijblijvend advies met de klank van een hartekreet: "Neem nooit pleegkinde ren. De kinderen zijn leuk, maar alle or ganisaties die je zogenaamd moeten hel pen verpesten het". Een echtpaar uit Spijkenisse ontraadt het een ieder die het horen wil pleegkin deren in huis te nemen. De afgelopen drie jaar voelden deze pleegouders zich keer op keer in de kou gezet door een he le rij betrokken instellingen. Zelfs voor de kinderrechter hebben ze geen goed woord over. Verwaarloosd Hun verhaal begint eind 1986. Het Spij- kenisser gezin met drie kinderen nam toen de verre nicht Petra in huis. Het vijf tienjarige meisje was schromelijk ver waarloosd door haar schizofrene moe der. Met haar vijf jaar jongere zusje Syl via ging het dezelfde kant op. Vandaar dat het besluit viel om haar na een lo geerpartij eveneens in huis te nemen. Petra bleef bij haar pleegouders datge ne doen, waar ze zin in had. Het ene pro bleem stapelde zich op het andere. Na een jaar liep Petra weg, ze trok in bij een vriendje. Op verzoek van het pleeggezin kwam ze ook niet meer terug. "Alles leek er op dat ze ook schizofreen is", zeggen de pleegouders nu. Sylvia daarentegen begon zich steeds meer thuis te voelen in het gezin. Meteen na de komst van de kinderen werd het pleeggezin een maatschappe lijk werkster toegewezen. Veel begelei ding kreeg het gezin echter niet. Wel zorgde de maatschappelijke werk ster er in overleg met de kinderrechter voor dat het pleeggezin de onderhouds kosten voor Sylvia kreeg. Een maande lijks bedrag van 600 gulden. Daar kwam elke maand nog 175 gulden bij uit het pensioen van de overleden vader. Het geld dekte niet helemaal de kosten van het pleegkind. Begin 1988 meldde de maatschappe lijk werkster dat het gezin ten onrechte "het pensioen had ontvangen. De familie uit Spijkenisse snapte er niets van. De begeleidster van de jeugdwelzijnsinstel- ling 'De Blauwe Stoep' had dat voor hen geregeld. Na vergeefse protesten bij deze instantie boog de kinderrechter zich over de zaak. Voorbijgaand aan het ad vies van de Raad voor de Kinderbescher ming de pleegouders te ontzien, besloot de rechter de ouders het geld te laten te rugbetalen. Met het gevolg dat het pleeg gezin een h'alf jaar lang geen onkosten vergoeding meer ontving. Geen verlenging De pleegouders hadden zich nog maar net neergelegd bij het besluit van de rechter of er diende zich een nieuw pro bleem aan. De ondertoezichtstelling van Sylvia moest door de kinderrechter wor den verlengd. Deze liet evenwel schrifte lijk weten dat naar zijn oordeel een ver lenging niet nodig was. Hij liet in h.et midden wat zijn beweegredenen waren. De consequentie hiervan was wel dat Sylvia's moeder nu juridisch het volste recht had gekregen om haar dochter op te halen. Het gezin maakte zich inmid dels grote zorgen; de moeder was eerder immers niet in staat gebleken om voor haar kind te zorgen. En de grpotste zor gen kende Sylvia, omdat zij in geen geval weg wilde bij de Spijkenisser familie. Om zekerheid te krijgen, besloten de pleegouders alles in het werk te stellen om de voogdij over Sylvia te krijgen. Daarvoor was wel de medewerking van de kinderrechter vereist; die moest de echte moeder wel eerst uit de ouderlijke macht ontheffen. De kinderrechter oor deelde anders: "Daar begin ik niet aan, want dat kost zo veel moeite", zei hij te gen de pleegouders. Sylvia verbleef na die rechterlijke uit spraak zonder enige rechtsbescherming in huis. Er kwam geen geld meer, er was geen enkele vorm van begeleiding, ter wijl het gezin voortdurend in angst leef de vanwege de wetenschap dat Sylvia's moeder elk moment voor de deur kon Incident De Spijkenissers zijn niet de enige pleegouders die kritiek hebben op hulp verlening en justitie. "De kritiek is te recht", meent Sonja Nijon van de Lande lijke Centrale voor Pleegzorg. De Centra le stuurde vorige week een brief aan de Bijzondere Commissie voor het Jeugdwelzijnsbeleid over de knelpunten die bestaan in de pleegzorg. In de brief wordt gesproken over 'een onverant woorde situatie'. "Zo langzamerhand vragen de Centrales zich af in hoeverre het verantwoord is om mensen nog en thousiast te maken voor het pleegouder schap", aldus Nijon. De brief is onder meer geschreven naar aanleiding van een incident in Zwolle. Drie weken geleden overleed daar een driejarig meisje, dat twee maanden daar voor bij opvangouders was geplaatst. Rond de kerstdagen zpchten de pleegou ders contact met de begeleidende instan tie om aan te geven dat ze specialistische hulp nodig hadden. Deze hulp bleek pas na de feestdagen te kunnen worden ge

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 27