Een halve eeuw liefde voor toneel Joop Doderer:'Ik heb me nooit te groot gevoeld voor een rol' ZATERDAG 27 JANUARI 1990 EXTRA PAGINA 33 Het is een eigenaardige vorm van plankenkoorts waarvan Joop Doderer al een halve eeuw last heeft: onbedwingbare liefde voor hét toneel. Die werd zo ver doorgedreven, dat hij ook na een mislukt toelatingsexamen voor de toneelschool maar een doel voor ogen had slagen als toneelspeler. Lange tijd werd Joop Doderer achtervolgd door het succes van de vagebond Swiebertje, die als kinderheld ook volwassenen liet lachen. Doderer raakte zozeer met de rol van de populaire zwerver verweven, dat hij geen andere rollen kreeg aangeboden. Hij week in 1975 uit naar Engeland, waar tot veler verrassing een gedroomde King Lear in hem werd herkend. Maar die rol heeft hij nooit vertolkt. Doderer gaat in eigen land al weer geruime tijd op de komische toer. Ook tot eigen tevredenheid, want het applaus kan hij nog niet missen. "Het klinkt misschien theatraal, maar ik heb er nog steeds plezier in om het publiek plezier te bezorgen". door Gerard van Putten Zelf had hij er absoluut niet bij stil ge staan, Joop Doderer moest er laatst op at tent worden gemaakt dat hij op de kop af vijftig jaar geleden voor het eerst op de planken stond. "Ik ben het zelf maar eens gaan nakijken, en inderdaad, het bleek te kloppen. Vijftig jaar toneel, ver bijsterend vind ik het, temeer omdat ik me nog zo vitaal voel, zo prettig, zo ener giek". In zijn lange loopbaan is Joop Doderer in de huid van ontelbare personen ge kropen en zonder een greintje kapsones durft hij te stellen dat het hem al met al redelijk tot goed is afgegaan. Maar of de rol van jubilaris hem op het lijf is ge schreven waagt Doderer toch te betwij felen. "Ik weet niet of me straks wat te wachten staat en wat precies, ik heb geen idee of er binnenkort wat wordt georga niseerd. Mocht het zo zijn, dan merk ik dat wel, maar het hoeft niet echt voor mij. Ik ben niet het type dat roept: hier ben ik. Ik sta op het toneel dan wel avond aan avond op de voorgrond, maar ik ben er nooit de man naar geweest om in het dagelijks leven op de voorgrond te staan". Zoals meestal is Joop Doderer ook die morgen op weg ergens naartoe. Hilton- Schiphol heeft hij aangeduid als locatie voor een koffiepauze, later op de dag wordt hij in Hilversum verwacht in ver band met een bespreking over een tv-se- rie. Ten minste zes van de zeven avonden per week treedt de acteur op in het land. Aanstaande maandag schiet zelfs z'n vrije avond er bij in, dan speelt Doderer in de Leidse schouwburg een extra-voor stelling van de klucht 'Laat je niet kis ten'. De agenda puilt uit en, als freelance acteur laat Doderer niet na dat met vol doening op te merken, alle avonden wordt gespeeld voor een uitverkocht huis. Doderer blijkt een onderhoudend pra ter, naturel is de conversatietoon die ove rigens in niets afwijkt van de dictie waar mee hij zijn teksten op het toneel of voor de tv-camera pleegt uit te spreken. "Ik heb altijd, geprobeerd om op het toneel geen rol te spelen, maar de persoon te zijn die ik moet spelen". Bezetenheid Doderer heeft het niet van thuis meege kregen, die voor buitenstaanders ondefi nieerbare bezetenheid om toneelspeler te worden. Doderer stamt uit een onder wijzersgezin, en met name zijn vader was de mening toegedaan dat er elders zon der twijfel eerzamer beroepen te vinden waren dan in het vrijgevochten milieu van een toneelgezelschap. Maar de zoon des huizes had nu eenmaal' die moeilijk in te tomen artistieke inslag. Op school hoefde er maar een feestje te worden ge organiseerd, of de jeugdige Doderer stond te popelen om dat te regisseren. Dat hij zich naderhand aansloot bij een amateurgezelschap lag voor degenen die hem kenden voor de hand. "Wat voor vele aankomende acteurs en actrices in die tijd.opging, is ook voor mij van toepassing. Het is het geijkte verhaal over het toelatingsexamen voor de toen malige toneelschool in de Amsterdamse Marnixstraat. Tot grote vreugde van mijn ouders ontving ik een leuk briefje, waarin te lezen viel dat ik wegens gebrek aan talent was afgewezen". Achteraf zit Doderer er bepaald niet mee dat de toegang tot de toneelschool hem ooit is ontzegd. "Eerlijk gezegd denk ik dat op de toneelschool veel van wat natuurlijk is menige student wordt afgenomen. Er moet in je iets aanwezig zij n om het vak uit te oefenen. Eens heeft mijn leermeester Cor van der Lugt Mel- sert deze beroemde woorden uitgespro ken: als je nooit vreugde hebt gekend en nooit verdriet hebt gehad, kun je ook nooit toneelspelen. Heel waar is dat, als acteur moet je je volledig kunnen inle- I ven in een rol". Lichtelijk gedeprimeerd, maar beslist niet ontmoedigd door de mislukking van zijn toelatingsexamen besloot Doderer buiten de toneelschool om het vak bin nen te komen. "Ik nam privéles bij de ac teur Johan Schmitz en volgde ook nog hospitantenlessen. Spraaklessen, schermlessen en zo. Op eigen houtje sol liciteerde ik brutaalweg bij de Snip en Snap-revue, schreef ook naar Cor Ruys, naar Cees Laseur en naar Cor van der Lugt Melsert". Geen stuiver Hij ging in de leer bij de laatste, die in die tijd enorm aanzien genoot als toneelspe ler in het algemeen en als directeur van de Amsterdamse schouwburg in het bij zonder. "Van der Lugt Melsert engageer de mij als volontair. Dat wil .zeggen dat ik in stukken mee mocht doen als soldaat of als.iemand van het volk. Je verdiende er geen stuiver mee, maar het vak leerde je wel. Van mensen tegen wie je u zei, let terlijk en figuurlijk. Grootheden liepen er rond: Annie van Ees, Magda Janssens, Josephine van Gasteren, Louis de Bree, Cor Hermus en Jan van Ees. Dat waren mensen die je met mevrouw en meneer aansprak. Ik was een van 4e vele volon tairs. Babs Wijsman om maar iemand te noemen was er een, Guus Hermus ook". Dat Doderer geen vooropleiding had genoten, brak hem aanvankelijk in zo verre op dat zijn rol in het toneelgezel schap beperkt bleef tot 'morrend volk' of 'zwijgende meerderheid'. Wat dat betreft f Joop Doderer: "Ik heb altijd geprobeerd om op het toneel geen rol te spelen,1 r de persoon te zijn die ik moet spelen". waren bijvoorbeeld Wijsman en Guus Hermus beter af. Zij mochten wel tek sten uitspreken, op grond van het diplo ma dat ze op de toneelschool hadden be haald. "Ik liep met alle repetities mee, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was ik er. In een hoekje achter de coulissen kon ik daar ademloos staan luisteren, ik was er niet weg te slaan, ik vond alles even schitterend wat de acteurs en actrices de den. Door te kijken en te luisteren heb ik de kneepjes van het vak geleerd". De leergierigheid van Doderer viel na verloop van tijd ook Van der Lugt Mel sert op. De directeur gunde hem een kans, toen Fons Rademakers door angi na werd geveld. "Dat gebeurde kort voor de première van Madame Bovary, een stuk van Gustave Flaubert. Fons zou de rol van de apothekersassistent Justin spelen. Tot mijn verbazing liet Van der Lugt Melsert mij op kantoor komen. Die verbazing sloeg om in verbijstering toen hij me vroeg de rol van Rademakers over te nemen. Had ik te danken aan de inte resse die ik had getoond, zei Van der Lugt Melsert. Het was een heel klein rol- letje, ik moest een zinnetje uitspreken". Zenuwen Trillend van de zenuwen heeft Doderer zijn tekst uitgesproken. Zijn ouders die zo tegen een carrière op de planken wa ren, zaten op uitnodiging in de loge. Trots als een pauw zag hij op het bord in de hal van de schouwburg dat zijn naam in de rolverdeling was opgenomen. "Ik heb in de week die aan de eerste voorstel ling voorafging vreselijk gerepeteerd. Ik heb veel te danken gehad aan Cor Ruys en Annie van Ees, die hebben mij door de première gesleept. Nu zeg ik dat het de meest glorieuze première was die ik heb meegemaakt". De Tweede Wereldoorlog fungeerde als spelbreker van zijn prille toneelloop baan. Waar talloze acteurs en actrices tot het bittere einde van de hongerwinter doorspeelden en zich aldus compromit teerden, daar hield Doderer het in 1942 voor gezien. "Ik heb na het uitbreken van' de oorlog nog anderhalf jaar doorge bracht in de Amsterdamse schouwburg. Toen ik verplicht lid moest worden van de Kultuurkamer ben ik er weggegaan. Daarna heb ik nog een half jaar met Jo han Kaart gewerkt op de Nieuwendijk tot het me te link werd. Ik ben onderge doken in Stompetoren, in de buurt van Alkmaar". Op het onderduikadres trof hij een ze kere Pos, voorheen directeur van de to neelschool. Voor alle duidelijkheid: Pos was niet degene die hem had laten zak ken, dat was diens voorganger. "Voor de mensen daar in de omgeving hebben we voordrachten gehouden, onder meer fragmenten uit stukken van Shake speare. Het was een heel clubje bij el kaar, bijzonder gezellig was het. Tot het te gevaarlijk werd in Stompetoren, toen ben ik egens in het midden van het land ondergedoken, op een boerderij". Na de bevrijding keerde Doderer terug naar het toneel om, zoals een paar jaar eerder het geval was, Johan Kaart tegen spel te bieden. Daarna schaarde hij zich in het gezelschap van oude bekenden: van Annie van Ees onder anderen en van Cor van der Lugt Melsert. Hij bleef er een paar jaar hangen, zoals daarna ook bij de door Guus Oster geleide Nederlandse Comedie. In het begin van de jaren zestig speelde Doderer in My Fair Lady niet Doolittle, Doderer was Doolittle. En zo staat die "grote dag in 1960", toen de door Willy van Hemert ("een vakman tot en met") geregisseerde Driestuiversope- ra werd opgevoerd, hem nog altijd helder voor de geest. Swiebertje Het zal tegen einde van de jaren vijftig zijn geweest dat Wim Sonneveld hem vroeg toe te treden tot zijn gezelschap. Doderer zou zeven jaar bij Sonneveld blijven, tussentijds werd hij ook ge vraagd voor radio- en tv-werk. Zes jaar lang was Doderer te horen in het legen darische radioprogramma 'Koek en Ei' als opa Bobby de Koning. En op de buis verscheen Doderer in 1958 voor het eerst in de lompen van een zwerver. Hij zou het zeventien jaar volhouden, spelen voor Swiebertje. Het succes was onbe grensd, maar Doderer en Swiebertje raakten in de ogen van theaterdirecteu ren en tv-producenten zo met elkaar ver weven dat ze niet in de eerste plaats aan hem dachten als het aankwam op het in vullen van de rollen. "In het privéleven heb ik niet zo veel last gehad van Swiebertje, al i£ het wel eens gebeurd dat ik thuis op het Kaag-ei land op een prachtige zomerdag werd ge beld door de buren. Ik moest maar gauw gaan kijken, er lagen drie oudere dames op hun knieën te gluren of ik wel thuis was. Nee, Swiebertje heeft me vooral op het artistieke vlak achtervolgd. Het na deel van de rol van Swiebertje was dat impact had dat ik er een stempel door op mijn kop kreeg. Dat ik voor bepaalde rollen werd overgeslagen, ja, dat heb ik wel eens verdrietig gevon den. Maar de rol zelf heb ik met onnoe melijk veel plezier gespeeld. En, ik heb er bij het grote publiek mijn populariteit aan te danken". Cameramensen vochten als het ware om een plaats achter de camera. Want Swiebertje 'doen' betekende niet alleen werk, voor de cameralieden was het ook lachen geblazen, hetgeen meer dan eens in de huiskamer te horen was. "Een machtige tijd was het, ook al omdat ik als Swiebertje een bepaalde vrijheid genoot. Waarschijnlijk was de spontaniteit waar mee werd gewerkt er de oorzaak van dat Swiebertje zo aansloeg. Ik heb gewerkt met een stel fijne mensen, met Riek Schagen en met Lou Geels, de man die Bromsnor speelde en het gezag verte genwoordigde. En ja, iedereen wil op z'n tijd het gezag wel eens een opdonder ver kopen, een agent een schop onder het achterwerk geven. En ik deed dat. Ik denk dat er meer Joop Doderer, of al thans Joop Doderer kis kwajongen in Swiebertje zat dan ik toen veronderstel de". Daar valt het een en ander over te zeg gen, want toen Swiebertje na verloop van tijd in boekvorm verscheen heeft menige fan van dè vagebond de zestien deeltjes teleurgesteld terzijde gescho ven. De kritiek van de lezers spitste zich vooral toe op de hoofdfiguur: de 'Swieb' van het boek was niet de vrijbuiter die Doderer voor de camera neerzette. "Het grote bezwaar van die boekjes vond ik dat ze waren geïllustreerd met tekenin gen, ze hadden foto's van de tv-afleverin- gen moeten gebruiken. Daarnaast kan ik niet ontkennen dat het er naar mijn me ning in die boekjes een beetje te keurig aan toe ging". Voor zowel als oud als jong betekende een middagje ("zeventien jaar lang ook gingen we met Swiebertje door het land, op zaterdag-, zondag- en woensdagmid dagen") of avondje Doderer een middag of avond onbekommerde lol. Het leverde hem in eigen land vooral de reputatie van blijspeler op, van toneelkomiek die in kluchten als 'Drie is te veel' de mensen liet huilen van het lachen. "Er wordt vaak minachtend gepraat en geschreven over de komedie, het blijspel en de klucht. In die volgorde gaat de waardering omlaag. De gedachte leeft nogal eens dat het met kunst allemaal weinig te maken heeft. Maar een klucht is een van de moeilijkste vormen van ko medie. Het moet spontaan overkomen op het publiek wat je op het toneel aan het doen bent, eerlijk. Je moet grappig zijn, maar niet geforceerd komisch wil len doen. Nietje rol extra aanzetten, niet koste wat het kost de lachers op je hand willen krijgen". Hij erkent het talent in huis te hebben dat hem in staat stelt in te spelen op het onverwachte. Uit voorzichtigheid woe kert Doderer er niet mee, af en toe ge bruikt hij het om te voorkomen dat de aandacht van het publiek zich verplaatst van toneel naar zaal. "Om een voorbeeld te noemen: het is wel eens gebeurd dat er een lolbroek in de zaal zat. Op een gege ven moment heb ik toen geroepen: stil zijn, thuis heb je niks te vertellen en hier dus ook niet". Collega's Moeilijk publiek bestaat niet volgens Doderer, al kost het hem de ene keer meer moeite een zaal voor zich te winnen dan de andere keer. "Moeilijke acteurs zijn er, zonder namen te noemen, zeker wel. Dat ik ook met collega's moet spelen die niet bepaald m'n vrienden zijn, ach, daar ontkom je niet aan. Dat is overal zo: de ene collega zie je nu eenmaal meer zit ten dan de ander. Privézaken probeer ik zoveel mogelijk te scheiden van de zaken die bij het werk horen. Als ik moet spe len met iemand die my minder sympa thiek is, zeg ik voor de voorstelling: wat er tussen ons is, daar heeft het publiek verder niks mee te maken. Laten we het zo straight mogelijk doen". Er zijn acteurs die hèm een moeilijke man vinden. Doderer is nu eenmaal ge wend de dingen bij de naam te noemen als iets hem niet zint. "Ik kan me vrese lijk ergeren aan de collega's die naar mijn mening onvoldoende bezig zijn met hun vak. Ik ben er nog een van de oude stem pel. Om half elf repeteren is bij mij om half elf repeteren. Dus niet eerst koffie gaan drinken en lullen. En zo vind ik het ook heel vervelend dat er collega's zijn die op de avond van de voorstelling pas na zeven uur de kleedkamer binnenko men. Veel te laat. In Engeland zul je dat niet zien. Kwestie van discipline". Doderer spreekt uit ondervinding. Vier jaar woonde en werkte hij in Enge land, van 1975 tot en met 1979. Vreemd genoeg bleek hy daar als acteur ook in het serieuzere genre te passen. De karak terspeler in hem werd er ontdekt. "De dag na de laatste uitzending van Swie bertje ben ik naar Engeland vertrokken. Ik had daar een hele goede agent zitten. Die heeft er voor gezorgd dat ik daar rol len kreeg. Die man wordt als agent in En geland enorm gerespecteerd. Producers gaan ongezien op zijn oordeel af. Zegt hij: ik weet een goeie buitenlandse ac teur voor jou, dan nemen ze die ook. Na zeventien jaar Swiebertje was ik blij dat ik de kans kreeg om in Engeland te spe len. Mij werden de rollen van buitenlan ders toegeschoven. Van Duitsers en Ne derlanders die Engels spraken". Waardering "Swiebertje was een machtige tijd. Waarschijnlijk was de spontaniteit waarmee werd gewerkt er de oorzaak van dat Swiebertje zo aansloeg", «foto ani Het werk dat hy afleverde, werd gewaar deerd. Doderer trad onder meer op in een Amerikaans/Canadese theaterproduktie. Voor Yorkshire-tv filmde hy drie maan den lang in Hongkong, Doderer was ge regeld te zien op Thames-tv én hij stond in een stuk met Richard Attenborough. "Ik heb me nooit miskend gevoeld als ac teur, maar ooit heeft een producer in En geland tegen me gezegd: jy bent de ge droomde King Lear. Was ik zeer vereerd mee, met dat compliment. Maar ach, er zijn veel goeie acteurs in Engeland, dus is het bepaald niet zo dat je voortdurend zwemt in de produkties. Op een gegeven moment dacht ik: laat ik maar thuis blij- Voor eigen publiek ging en gaat Dode rer als vanouds op de komische toer. En dat hindert hem geenszins, zegt hij. Nooit heeft hij zich als acteur te groot ge voeld voor een rol. "Ik ben nu eenmaal niet het type dat zegt dat nu het punt in de carrière is bereikt om King Lear te spelen. Ik heb het vreselijk naar m'n zin. Ik kan niet anders zeggen dat ik me weer als een jonge god voel". Het revalidatieproces na het hartin farct dat hem in 1986 trof, is boven ver wachting verlopen. Doderer zegt zich, op zijn 68ste, als een jonge god te voelen. "Ik deed veel te veel in die tijd. Toneel, tv, van alles en nog wat. Ik kreeg onderweg naar een voorstelling in Drachten een be hoorlijk hartinfarct. Ik werd opgenomen in Hoorn, daarna werd ik overgebracht naar het AZL in Leiden. Ik zei op zeker moment: dokter, ik ga weer spelen. Geen sprake van, zei die dokter. Kwam ik daar na bij prof. dr. Buis, de cardioloog. Die prot zei: lx hoor datje weer aan nel werk wil. Hij vroeg: waarom eigenlijk? Omdat, was m'n antwoord, ik van mijn werk hou. Waarop de professor zei: ach, met jouw staat van dienst moetje niet achter de ra men gaan zitten wachten tot je de eend jes kunt gaan voeren. Bovendien loop je dan net zoveel risico. Ik mag nu dan 50 jaar op het toneel staan, maar als het aan mij ligt, is mijn rol als acteur nog lang niet uitgespeeld. Als het even kan ga ik door tot m'n tachtigste".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 33