Minimum(jeugd)loon en uitkeringen iets omhoog
6 JANUARI 1990
PAGINA 33
DEN HAAG (ANP) - De bruto
bedragen van het wettelijk
minimumloon en het
minimumjeugdloon worden per 1
januari 1990 met 0,85 procent
verhoogd. Het minimumloon voor
volwassenen bedraagt dan 2.004,60
gulden per maand bruto. Dit is het
resultaat van de onverkorte
aanpassing van het minimumloon
aan de ontwikkeling van de cao-
lonen volgens de 'wet
aanpassingsmechanismen (wam)',
die overigens in de loop van volgend
jaar zal worden vervangen door een
nieuwe koppelingswet.
werknemers eveneens hoger uit, afhan
kelijk van de belastinggroep waarin men
wordt ingedeeld. De veranderingen in de
netto bedragen worden onder meer ver
oorzaakt door de stijging van de bruto be
dragen en het lagere totaal van door de
werknemer af te dragen premies voor zie
kenfonds en werknemersverzekeringen.
Een andere oorzaak is de invoering van
het nieuwe stelsel van loon- en inkom
stenbelasting en de premies volksverze
keringen (het stelsel 'Oort'), met de daar
in opgenomen lastenverlichting.
Voor een werknemer van 23 jaar of ou
der wordt het bruto minimumloon per 1
januari 1990:
per maand: 2.004,60
per week: 462,60
per dag: 92,52
De bruto minimumjeugdlonen bedragen per 1 januari 1990:
Leeftijd
Percentage van het minimum
loon van 23-jarigen en ouder
Per maand
Per week
22
85
1.703,90
393,20
21
72,5
1.453,30
335,40
20
61,5
1.232,80
284,50
19
52,5
1.052,40
242,90
18
45,5
912,10
210,50
17
39.5
791,80
182,70
16
34,5
691,60
159,60
15
30
601,40
138,80
De werkgever is niet wettelijk verplicht
aan gedeeltelijk leerplichtige jongeren
hét minimumloon te betalen voor de da
gen waarop de leerplicht geldt. Zo is bij
voorbeeld per 1 januari 1990 het mini
mumjeugdloon voor een 16-jarige bij
twee dagen partiële leerplicht en een
werkweek van drie dagen 414,96 per
maand en 95,76 per week.
Bedrijfstakken
De netto minimumloon- en minimum
jeugdloonbedragen kunnen per bedrijfs
tak verschillen. Dit komt onder andere
door verschillen in premieheffing door
bedrijfsverenigingen en door andere in
houdingen. De onderstaande netto be
dragen geven daarom alleen een globale
aanduiding.
De netto minimumloonbedragen voor
werknemers van 23 jaar en ouder zijn af
gerond globaal als volgt:
1.309,-- 302,-
1.470,- 339,-
1.604,- 370,-
1.577,- 364,-
1.623,- 324,-
1.503,- 347,-
Voor alleenstaande werknemers vs
jaar en jonger bedraagt het netto
mumloon globaal:
1.272,-
1.104,"
958,-
294,-
255,-
221,-
193,-
171,—
153,-
138,-
124,-
Op bovenstaande netto bedragen is de
nominale premie voor de 'Ziekenfonds
wet (dat is het deel van de premiebijdrage
dat als een vast bedrag naast een percen
tage van het loon moet worden betaald)
nog niet in mindering gebracht. Deze pre
mie wordt niet door de werkgever op het
loon ingehouden, maar moet door de
werknemer zelf aan het ziekenfonds wor
den betaald. De nominale premie be
draagt 15,50 per maand per volwassene
en de helft van dit bedrag per meeverze
kerd kind (voor ten ho'ogste 2 kinderen).
Meer netto
In verband met de invoering van 'Oort'
worden de tariefgroepen ingrijpend ge
wijzigd. Daardoor zijn de nettobedragen
behorend bij de verschillende tariefgroe
pen na 1 januari 1990 niet goed vergëlijk-
baar met die van voor die datum.
In het algemeen kan worden opge
merkt dat alle groepen in 1990 een hoger
netto minimumloon zullen hebben, be
halve de alleenstaanden van 27 jaar en
ouder. Deze groep zal een iets lager netto
minimumloon krijgen, als gevolg van de
gefaseerde afschaffing van de alleen
staande-toeslag in het nieuwe belasting
stelsel.
Uitkeringen
Per 1 januari 1990 treedt er een ingrijpen
de wijziging op in de vaststelling van uit
keringen en pensioenen op grond van de
sociale verzekeringswetten. Dit is het ge
volg van de gewijzigde systematiek van
belastingheffing en de heffing van pre-,
mies voor de volksverzekeringen.
De grondslag hiervoor is gelegd in de
aanbevelingen van de Commissie-Oort.
Hierdoor treden verschuivingen op tus
sen werkgevers- en werknemerspremies
enerzijds en tussen belastingen- en pre
miedruk anderzijds.
Mensen met een uitkering op grond
van de ziektewet, wao, ww, wwv en aaw
betalen vanaf 1 januari 1990 de premies
voor de aaw en awbz zelf. Tot die datum
komen deze premies voor rekening van
de instantie die de uitkering verstrekt.
Als compensatie daarvoor ontvangen zij
vanaf 1990 de zogeheten 'overhevelings
toeslag'. Deze toeslag is gelijk aan het be
drag van de premies voor de aaw en de
awbz die per 1 januari 1990 verschuldigd
zouden zijn geweest.
De uitkeringen die van het netto mini-
mumloon worden afgeleid aow- en
aww-pensioenen en wwv-uitkeringen be
rekend naar het minimumdagloon ont
vangen compensatie door een verhoging
van de bruto uitkeringen en van het mini
mumdagloon.
Voor enkele groepen valt de vergelijking globaal als volgt uit:
Groep
Netto minimumloon per maand
1990 1989
Tweeverdieners
1470,- (2)
1442,- (1)
Aleenverdieners
1604,- (3)
1551,- (3)
Alleenstaanden 27 jaar en ouder
1503,- (6)
1508,- (2)
Alleenstaanden jonger dan 27 en
ouder dan 22
1470,- (2)
1442,- (1)
Aow
Het aow-pensioen voor gehuwden is net
to gelijk aan 50 procent van het netto mi
nimumloon als beide partners 65 jaar of
ouder zijn. Het netto pensioen van een
gehuwde met een partner jonger dan 65
jaar en van een ongehuwde is gelijk aan
70 procent van het netto minimumloon.
Éénoudergezinnen ontvangen een pen
sioen, dat netto gelijk is aan 90 procent
van het netto minimumloon. Het gaat
hier om ongehuwde bejaarden met een
kind dat jonger is dan 18 jaar voor wie zij
kinderbijslag ontvangen.
De gehuwde gepensioneerde met een
partner jonger dan 65 jaar kan een toeslag
op het ouderdomspensioen ontvangen,
die afhankelijk is van het inkomen van
die jongere partner. Van dit inkomen
wordt eerst een deel buiten beschouwing
gelaten. Deze vrijlating bedraagt 15 pro
cent van het bruto minimumloon en een
derde deel van het meerdere aan bruto in
komsten. Wat daarna overblijft, wordt in
mindering gebracht op de toeslag. Bij een
bruto partnerinkomen van meer dan
1097,71 gulden per maand bestaat geen
recht meer op een toeslag.
Aow
bruto per maand
bruto vakantieuit
kering,per maand
Gehuwden, partner ouder dan 65
904,93
55,78
Gehuwden met toeslag
1.809,86
111,56
Gehuwden zonder toeslag en ongehuwden
1.299,48
78,09
Ongehuwden met kind tot 18 jaar
1.628,35
100,41
Maximale toeslag: 510,38
Kinderbijslag
De prijzen zijn in de periode van april
1989 tot oktober 1989 gemiddeld met 0,89
procent gestegen. Als gevolg daarvan zul
len de kinderbijslagbedragen per 1 janua
ri 1990 met eenzelfde percentage worden
verhoogd. In een wetsvoorstel dat on
langs is ingediend bij de Tweede Kamer
is bovendien voorgesteld de kinderbij
slag voor het eerste kind te verhogen met
een bedrag van 85 gulden op jaarbasis.
Rekening houdend met dit wetsvoorstel
en met de aanpassing van de kinderbij
slagbedragen aan de prijsontwikkeling
leidt dit per 1 januari 1990 tot de volgende
kinderbijslagbedragen. Deze bedragen
worden overigens voor het eerst uitge-
Kinderbijslagbedragen naar leeftijd
per kind bij verschillende gezinsgrootten
met ingang van 1 januari 1990 (in gul
dens, per kind, per kwartaal):
Het gezinskinderbij slagbedrag wordt
voor een gezin met één kind verhoogd
met een opslag van 17,69 gulden per
maand. Voor een gezin met twee of meer
kinderen bedraagt de opslag 35,38 gulden
per kwartaal. In verband met de Wet op
de studiefinanciering is het recht op kin
derbijslag voor kinderen van 18 tot 25
jaar afgeschaft. Echter, heeft een kind
van 18 tot 25 jaar geen recht op studiefi
nanciering dan kan toch nog recht op
kinderbijslag bestaan.
0 t/m 5 jr
70 procent
6 t/m 11 jr 12 t/m 17 jr
18 t/m 24 jr
100 procent 130 procent
Gezinnen met:
1 kind
2 kinderen
3 kinderen
4 kinderen
5 kinderen
6 kinderen
7 kinderen
8 kinderen
234,02
294,77
312,60
339,74
356,01
374,08
334,32
421,10
446,57
485,34
508,59
534,40
552,86
575,10
434.62
547,43
580,54
630,94
661,17
694,72
718,72
747.63
Mindering
De 'vereveningsbijdrage' die in minde
ring wordt gebracht op de uitkeringen
bedraagt voor wwv-uitkeringen bedraagt
per 1 januari 1990 2,45 procent, namelijk
1,15'procent ziektewetpremie, 0,65 pro
cent wachtgeldpremie en 0,65 procent
werkloosheidspremie. Voor de aaw-uit-
keringen bestaat de vereveningsbijdrage
eveneens uit 2,45 procent, alsmede uit
12,15 procent wao-premie met een pre-
mievrije voet van 92 gulden per dag.
Over ziektewet-, ww- en wao-uitkerin-
gen worden premies werknemersverze
keringen geheven. Daarbij wordt voor de
heffing van de wachtgeldpremie en ziek
tewetpremie uitgegaan van een gemid
deld percentage. Dat gemiddelde be
draagt voor de wachtgeldpremie 0,65 pro
cent voor zowel de uitkeringsgerechtigde
als voor de bedrijfsvereniging. De gemid
delde ziektewetpremie bedraagt 1,15 pro
cent voor de uitkeringsgerechtigde en 5,7
procent voor de bedrijfsvereniging.
Deze gemiddelden gelden niet wan
neer de uitkering via de werkgever aan
de uitkeringsgerechtigde wordt betaald.
In dat geval gelden de percentages van de
betreffende bedrijfstak.
Awbz: de regeling voor de eigen bijdra
ge verandert per 1 januari 1990 niet. Het
minimum ter vrije besteding blijvende
bedrag (het zogenoemde zakgeld) wijzigt
evenmin. Op jaarbasis is door voor onge-
huwden 3.780,80 gulden en voor gehuw
den 6.305,34 gulden.
Premies
Aww-uitkering
Aww: De weduwenpensioenen worden
vanaf 1990 op een ahdere wijze vastge
steld dan in het verleden. Tot 1990 waren
de weduwenpensioenen op bruto-basis
gelijk aan de ouderdomspensioenen.
Vanaf 1990 is het pensioen voor een we
duwe met een kindjonger dan 18 jaar net
to gelijk aan het minimumloon. Voor een
weduwe die geen kind joneer dan 18 jaar
heeft, is het pensioen netto gelijk aan 70
procent van het minimumloon. Doordat
weduwen jonger dan 65 jaar alle pre
mies volksverzekeringen moeten gaan
betalen (in tegenstelling tot bejaarden die
geen premies aow en aww verschuldigd
zijn) vallen de bruto weduwenpensioe
nen hoger uit dan de bruto ouderdoms
pensioenen zoals uit het navolgende
staatje blijkt.
De gemiddelde premiepercentages bedragen r
Aww
bruto per maand
bruto vakantieuit
kering per maand
Weduwen met kind tot 18 jaar
2.229,76
140,27
Weduwen zonder kind tot 18 jaar
1.557,92
98,19
Wezen tot 10 jaar
498,53
31,42
Wezen van 10 tot 16 jaar
747,80
47,13
Wezen van 16 tot 27 jaar
997,07
62,84
Ten slotte moet voor wat de aanspraak
op aww-pensioen betreft nog worden
opgemerkt dat weduwnaars onder de
zelfde voorwaarden als die voor wedu
wen gelden, aanspraak op aww-pensioen
hebben.
Bijzondere regels
Naast deze pensioenbedragen worden te
vens zogeheten fictieve pensioenbedra
gen vastgesteld die zouden hebben ge
golden als de voorstellen van de Commis-
sie-Oort niet zouden zijn ingevoerd. De
zogenaamde 'vóór-Oortse aow/aww-be-
dragen' zijn in tweeërlei opzicht van be
lang. In de eerste plaats kunnen deze be
dragen worden gehanteerd bij de bereke
ning van de pensioenaanspraken. Hier
mee wordt voorkomen dat de verhoging
van de aow/aww-uitkering op grond van
de Oort-maatregelen zou leiden tot een
kleiner aanvullend pensioen. In de twee
de plaats kunnen deze 'vóór-Oortse be
dragen' worden gebruikt bij de vaststel
ling van het franchisebedrag, waarover
geen premies voor de aanvullende pen-
i worden geheven.
Aow
bruto per maand
(vóór-Oortse be
dragen)
bruto vakantieuit
kering per maand
Gehuwden, partner ouder dan 65
Gehuwden met toeslag
Gehuwden zonder toeslag en ongehuwden
Ongehuwden met kind tot 18 jaar
Maximale toeslag: 504,64
820,79
1.641,58
1.136,94
1.477,41
55,53
111,06
77,75
99,95
Aaw
bruto per maand
(vóór-Oortse be
dragen)
bruto vakantieuit
kering per maand
Weduwen met kind tot 18 jaar
Weduwen zonder kind tot 18 jaar
Wezen tot 10 jaar
Wezen van 10 tot 16 jaar
Wezen van 16 tot 27 jaar
1.641,58
1.136,94
363,82
545,73
727,64
111,06
77.75
24,88
37,32
49.76
Daglonen
De daglonen op basis waarvan de uitke
ringen op grond van de wao, de ww en de
wwv worden berekend, worden per 1 ja
nuari 1990 verhoogd met 0,90 procent.
Minimum-/maximumdaglonen: In een
aantal gevallen wordt op grond van de
overgangswetgeving in het kader van de
stelselherziening sociale zekerheid de
uitkeringen op grond van de wet werk
loosheidsvoorziening (wwv) nog bere
kend naar het minimumdagloon. Het mi
nimumdagloon bedraagt per 1 januari
1990 157,53 gulden. Het maximumdag
loon voor de berekeningen van de ww-,
ww\'-, wao- en de ziektewetuitkeringen
wordt per 1 januari 1990 vastgesteld op
265,'87 gulden. t
Teneinde te voorkomen dat de loonder
vingsuitkeringen op minimumniveau
van alleenstaanden tussen 21 en 27 jaar
bij werkloosheid of volledige arbeidson
geschiktheid beneden het voor hen gel
dende sociale minimum dalen, zijn bepa
lingen van kracht die voorzien in een ver
hoging van de uitkering tot dit minu-
mum, dit zijn de zogeheten kopjes op de
uitkering.
In het kader van de belastingherzie
ning (Oort) wordt de alleenstaandentoe-
slag in beginsel afgeschaft. Voor 1990 als
overgangsjaar blijft de alleenstaanden
toeslag nog bestaan, maar ten opzichte
van 1989 wordt deze aanzienlijk verlaagd.
Het gevolg is dat voor alleenstaande uit
keringsgerechtigden vanaf 27 jaar een
verhoging nodig is. Deze kopjesbedragen
zijn per 1 januari 1990 als volgt vastge
steld.
alleenstaanden:
vanaf 27 jaar
64,86
65,18
70,43
van 23 tot 27 jaar
67,03
67,30
72,73
van 22 jaar
56136
56,59
61,12
van 21 jaar
47,78
48,00
51,77
De overhevelingstoeslag die door werk
gevers bovenop het brutoloon wordt be
taald - ter compensatie van de aaw- en
awbz-premie die voortaan voor rekening
van de werknemer komt - bedraagt 10,40
procent van het loon waarover premie
wordt geheven. De toeslag wordt bere
kend over maximaal 66.850 gulden. Voor
de volksverzekeringen aow, aww, aaw en
awbz geldt een premievrije voet van 4.568
gulden per jaar. De franchise of premie-
vrije voet in de wao bedraagt 92 gulden
per dag.
Voor aow-uitkeringsgerechtigden die
verzekerd zijn volgens de verplichte zie
kenfondsverzekering geldt een premie
van 1,85 proóent over de aow-uitkering.
Over het meerdere dient een premie te
worden betaald van 7,9 procent. De loon
grens voor de verplichte ziekenfondsver
zekering ligt op 50.900 gulden. Per maand
en per volwassene is bovendien een no
minale premie van 15,50 gulden verschul
digd; voor meeverzekerde kinderen is de
premie 7,75 per kind per maand. Er is
voor maximaal twee kinderen premie
verschuldigd.
De bruto grondslag bedraagt voor:
Bijstand
Met ingang van 1 januari 1990 worden de
bijstandsuitkeringen en de bedragen
voor de berekening van de ioaw- en ïoaz-
uitkeringen verhoogd. Dit Is een gevolg
van de verhoging van het bruto mini
mumloon tot 2.004,60 gulden per maand
en van het in werking treden van de nieu
we wetgeving op het gebied van de belas*
ting- en premieheffing volgens de voor
stellen van de Commissie-Oort.
Ioaw/ioaz: de ioaw is bestemd voor ou
dere langdurig werklozen die 50 jaar of
ouder waren op het moment dat zij werk
loos werden en voor gedeeltelijk arbeids
ongeschikte werklozen, ongeacht hun
leeftijd. De ioaw geldt, nadat de uitke
ringsperiode voor de nieuwe werkloos
heidswet inclusief de vervolguitkering is
verstreken. Voor de ioaz komen mensen
van 55 jaar of ouder en gedeeltelijk ar
beidsongeschikt (ongeacht hun leeftijd)
ex-zelfstandigen in aanmerking die
noodgedwongen hun bedrijf of beroep
moeten beëindigen.
vakantie-uitkering per mnd
Gehuwde en ongehuwde partners 2.173,16
Éénoudergezinnen 1.969,63
Alleenstaanden vanaf 27 jaar, die 1.559,26
zijn ingedeeld in tariefgroep 6
173,86
157,57
124,74
werkgevers
werknemers
totaal
max. inkomen
Aow
14,30
14,30
42.123,- (p.j.)
Aww
1,25
1,25
idem
Aaw
1,15
1,15
idem
Awbz
5,40
5,40
idem
Wao
12,15
12,15
265,- p. dag
Wachtgeldverze
0,54
0,54
1,08
idem
kering
Werkloosheids
1,45
0,65
2,10
idem
verzekering
Zw
5,35
1,20
6,55
Zfw
4,85
3,05
7,90
166,- p.d.
Vorstverlet
0,30
0,30
Vut
1,05
0,38
1,43
Op deze bedragen worden inkomsten uit
of in verband met arbeid van de werkloze
of zelfstandige en zijn of haar partner in
mindering gebracht. In tegenstelling tot
de bijstandswet wordt geen rekening ge
houden met andere inkomsten en met
vermogen. Als geen inkomsten worden
afgetrokken zijn de netto uitkeringen ge
lijk aan 100 procent van het netto mini
mumloon voor gehuwde en ongehuwde
partners, 90 procent van het netto mini
mumloon voor éénoudergezinnen en 70
procent van het netto minimumloon voor
alleenstaanden vanaf 23 jaar.
Voor echtparen zonder en met kinde
ren is het normbedrag voor de bijstand
netto 366,59 gulden per week en per
maand 1.588,57 gulden. Hieronder vallen
ook twee ongehuwden die een gezamen
lijke huishouding voeren. Dus ook men
sen van hetzelfde geslacht. Samenwo
nende familieleden in de eerste of tweede
graag zijn hiervan uitgesloten. Voor één
oudergezinnen is het normbedrag 329,93
gulden per week en per maand 1.429,71
gulden. Bij gezinnen die met anderen een
woning bewonen, vindt een vaste aftrek
plaats van 167,96 gulden per maand. Het
vakantiegeld bedraagt bij echtparen
91,04 gulden per maand en bij éénouder
gezinnen 81,94 gulden per maand.
Voor thuis inwonende werkloze kinde
ren zijn de normbedragen:
per week
per maand
bij 20 jaar
105,36
456,58
bij 19 jaar
84,67
366,92
bij 18 jaar
84,18
364,78
bij 23 jaar er
ouder
bij 22 jaar
bij 21 jaar
bij 18-19-20
jaar
256,62 1.112,00
217,94 944,04
189,69 821,97
179,27 776,82
bij 23 jaar en
ouder
bij 22 jaar
bij 18 t/m 21
jaar
Het vakantiegeld voor alleenstaanden en
thuisinwonende kinderen bedraagt per
maand:
bij 23 jaar en ouder
bij 22 jaar
bij 21 jaar
bij 20 jaar
bij 19 jaar
bij 18 jaar
63.73
66.74
56,15
47,40
41,29
36,53
Woonkosten
Huurders met een huur tussen 271,67 gul
den en 750 gulden per maand hebben
meestal recht op huursubsidie. Bij
standsontvangers met een eigen huis
waarvan de woonkosten tussen 271,67
gulden en 750 gulden per maand liggen,
kunnen een toeslag krijgen die gelijk is
aan de huursubsidie. Bij woonkosten bo
ven 750 gulden per maand kan hooguit
tijdelijk een toeslag worden gegeven.
Van het geld dat een bijstandsontvan
ger verdient, wordt 25 procent niet van de
uitkering afgetrokken. Voor éénouderge
zinnen geldt, dat dp eerste 79,43 gulden
van wat de ouder per maand verdient niet
wordt afgetrokken.
Op de uitkering van ouders met inwo
nende kinderen met eigen inkomsten
wordt ongeacht het aantal kinderen
een bedrag van 38,76 gulden per week of
167,96 gulden per maand in mindering
gebracht. Dit blijft achterwege als er uit
sluitend kinderen zijn die studiefinancie
ring hebben, of (beneden 21 jaar) een in
komen dat ongeveer zo hoog is als de
rww-uitkering voor een thuis inwonen
de.
Dezelfde aftrek geldt voor bijstandsge
rechtigden met één onderhuurder. Voor
mensen met één kostganger geldt een af
trek 58,82 gulden per week of 254,88 gul
den per maand. Heeft men meer dan één
onderhuurder of kostganger, dan stelt de
gemeente per geval vast welke gedeelte
van het kostgeld of de bruto onderhuur
wordt aangemerkt als netto inkomen dat
op de uitkering in mindering wordt ge
bracht.
Arbeid
Van inkomsten uit arbeid mag niet meer
worden behouden dan 238,30 gulden per
maand voor het hoofd van een éénouder
gezin en voor een echtpaar met of zonder
kinderen; 166,80 gulden per maand voor
een alleenstaande van 23 jaar of oyder;
68,50 gulden voor een thuisinwonende
van 20 jaar. Voor alleenstaanden beneden
de 23 jaar en thuisinwonenden onder de
20 jaar gelden andere bedragen.
Niet al het spaargeld behoeft te worden
aangesproken, voordat men voor bij
stand in aanmerking komt. Het vrij te la
ten vermogen is: 16.200 gulden voor ge
zinnen en 8.100 voor alleenstaanden.
Voor mensen jonger dan 65 jaar die een
bijstandsuitkering ontvangen en een ei
gen huis bewonen, geldt een extra vrijla
ting. Bij hen wordt van het vermogen in
het huis namelijk nog eens 15.000 gulden
volledig vrijgelaten en van het meerdere
de helft. De totale vermogensverijlating
is begrensd tot 76.000 gulden voor gezin
nen en 67.900 gulden voor alleenstaan
den.
Wie verplicht is verzekerd bij een zie
kenfonds moet van zijn/haar uitkering de
zogeheten nominale premie aan het zie
kenfonds betalen. Wie niet verplicht ver
zekerd is ontvangt bij het normbedrag
een vergoeding voor de betaling van een
particuliere ziektekostenverzekering, die
dezelfde risico's dekt als de verplichte
ziekenfondsverzekering. De vergoeding
wordt verminderd met het bedrag dat
een verplicht verzekerde in dezelfde om
standigheden als nominale premie aan
het ziekenfonds moet betalen.