Een communist met een buitenhuis aak Slangen over J.A.N. Knuttel, Leids CPN- raadslid en literator KLASSIEK bijdrage: Paul Korenhof Pianist Steven Mayer virtuoos Erensprijs voor Koolhaas Voortzetting contract dirigent Hans Vonk onzeker J.A.N Knuttel (1878-1965) werd bekend als literair criticus en schrijver van het standaardwerk 'Onze letteren in de Middeleeuwen'. Vaak wordt echter vergeten dat hij ook een gedreven communist was, die als gemeenteraadslid van de stad Leiden volgens oud- burgemeester De Gijselaar 'alleen vroeg welke dingen de arbeiders moesten hebben, onverschillig of men daardoor in conflict zou komen met de toestand der gemeente'. Knuttel was een 'man van het volk', die zich graag terugtrok in zijn buitenhuis in de Noordwijkse duinen. De Leidse historicus Jaak Slangen schreef een indringend biografisch portret bij 'Levensloop', de autobiografie van Knuttel. Een gesprek met een 'biograaf' die 'nog levende personen' niet wilde kwetsen. LEIDEN Johannes Knuttel werd op 14 mei 1878 geboren in Delft. Zijn vader, een scheikundig inge nieur, werkte als personeelschef bij de 'Nederlandse Gist- en Spiritusfa briek'. De directeur van dat bedrijf, Jacob C. van Marken, was zijn tijd ver vooruit: hij buitte zijn arbeiders niet uit maar zorgde voor goede sa lariëring en behuizing. Johans va der, een domineeszoon, voerde een personeelsbeleid in zijn geest. Op een dag las hij Johan de schrij nende verslagen voor van een parle mentaire enquête naar de arbeids omstandigheden in fabrieken en werkplaatsen in Nederland. Terwijl er overal werd gezongen dat Do- mela Nieuwenhuis maar "zakjes moest gaan plakken", ontkiemde in hem het socialisme. Later, toen hij in Leiden letteren studeerde, verde digde hij in het studentencorps met vuur de socialistische stellingen. Het commentaar van een corpslid: 'Nu kunnen wij de fiere corpsvaan wel neerhalen om de roode vlag in top te hijsen'. Na een kortstondige betrekking als leraar aan het Gymnasium Eras- mianum in Rotterdam, een baan die hij na een affaire met een leerlinge vaarwel moest zeggen, werd hij me dewerker bij het 'Woordenboek der Nederlandse Taal' in Leiden. Hij is dan al lid van de SDAP. Later zal hij overgaan naar de CPN. Omdat het instituut afhankelijk is van zowel de Nederlandse als de Belgische over heid, subsidiegevers die niets van het 'rooie volkje' moeten hebben, - vraagt de voorzitter van het NWT aan Knuttel of hij zijn propagandis tische activiteiten voor de SDAP wil staken. Daarmee stemt Knuttel in. Laf? "Zeker niet", zegt Jaak Slangen. "Maar Knuttel koos gewoon de door Cees van Hoore minst onaangename weg. Niemand had er wat aan als hij zijn baan zou verliezen. Daar kwam bij dat hij de tegenstelling tussen bourgeois en proletariër niet erkende. Hij vond dat hij zich die zelfcensuur best kon opleggen. Ze hadden hem immers zijn politieke bezigheden niet ver bóden, ze vroegen alleen of hij zich zelf uit de pers wilde houden. Dat lukte niet echt, er lekten toch zaken uit. Maar het waren daar bij het WNT best aardige heren, liberalen van het type Geertsema, niet slecht. Maar dan moet je natuurlijk wel be denken dat het communisme nog lang niet zo'n bezwaard verleden had als het nu heeft". Gorter In 1907 maakt Knuttel kennis met de vooraanstaande SDAP-er Henk Sneevliet. Tijdens een congres ont moet hij Sneevliets vrouw, Maartje. Het is," zoals Jaak Slangen schrijft, liefde op het eerste gezicht. Tijdens een uitje naar Scheveningen bekent ze aan Knuttel: 'Wij hebben ook he lemaal geen goed leven', waarmee ze doelt op haar huwelijksleven met Sneevliet. Een jaar later, in 1908, wordt de scheiding tussen de twee uitgesproken. In datzelfde jaar trouwt Maartje met Knuttel en trekt zij bij hem in in Leiden. De 'kamera den' betichten Johan van 'ontvoe ring' en Henriëtte Roland Holst dicht: 'Kameraad stal de vrouw die hij beminde,/lichtgroen haar ogen, roodgoud tint en haar'. Slangen: "Er is geen sprake van ontvoering of zo. Maartje rolde hem gewoon als Jaak Slangen: "Als een passa ge in Knuttels autobiografie te kwetsend is voor nog leven de personen, vind ik dat ik die kan wegla ten. Er zijn grenzen", (foto Henk Bouwman» een rijpe appel in zijn schoot. Overi gens had Knuttel een verschrikke lijke hekel aan Henriëtte Roland Holst. Hij had als letterkundige niet alleen veel kritiek op haar dicht werk, hij kon ook haar zigzagkoers binnen de partij niet uitstaan. Maar hij zag wel in dat ze haar voor de Humane Bruckner Bruckner: Symfonie nr. 8 in c. Wiener Philharmoniker o.l.v. Her- bert von Karajan. DG 427 611-2 (2 cd's). Volgens sommigen bereikte von Karajan zijn grootste succes in de vorm van de symfonieën van Bruckner. Zeker^is dat hij die com ponist bijzonder was toegedaan en toeval of niet, tot zijn laatste plaat projecten behoorden twee van diens grote symfonieën. Al kort na zijn dood verscheen de Achtste, dezelfde die Eugen Jo- chem, die andere Bruckner-specia list, vlak voor zijn dood voor het laatst in Amsterdam dirigeerde. Toeval? Waarschijnlijk wel, maar dan een bijzonder gelukkig toeval, want dit hoogebergte uit de symfo nische literatuur kan door de sa- menwerkig tussen een uitzonder lijk orkest en een bevlogen dirigent uitgroeien tot een inmense ervaring die dagen aaneen de gedachte van de luisteraar kan blijven beheersen. Daarvoor hoeft een dirigent niet met een been in het graf te staan. (Hans Vonk zette met de Staatska- pelle Dresden vorig jaar in Amster dam een uitvoering neer, waarover de aanwezigen evenmin uitgepro- ken raakten), maar het is wel een symfonie waar een dirigent in kan blijven graven. Van von Karajan bezitten we nu drie opnamen en de eerste twee hadden beiden al als zijn 'definitie ve' lezing kunnen gelden, als er geen latere was gekomen. Deze der de versie, in november '88 in Wenen opgenomen, is niet de langzaamste maar waarschijnlijk wel de monu- mentaalste en vooral de humaanste van de drie. Hier is niet de on genaakbare hoge priester van de muziek aan het woord, maar de man die het leven gekend en doorgrond heeft en die in staat is zijn musici mee te slepen in overweldigende klankvisioenen. Die musici zijn bo vendien niet Von Karajans 'eigen' Berliner Philharmoniker maar de Wiener Philharmoniker, dat prach tige apparaat dat in klank niet voor het Berlijnse ensemble onderdoet maar dat in klank meer menselijk heid en meer warmte ten toon spreidt. Een grootse ervaring. Philip Pickett 'Alchemist'. Composities van o.a. Monteverdi, Du Prez, Ortiz. Mai- nerio, Daman en Le Jeune door Philip Pickett en leden van het New Londen Concort. Decca 425 209-2(cd) Oude muziek hoeft niet verve lend te zijn, dat wisten we allang, maar als Pickett en zijn mensen op hun oude instrumenten plezier gaan maken blijft er noch van de donkere middeleeuwen noch van de statige renaissance veel over. Hier wordt gespeeld en gezongen Herbert Von Karajan met het Wiener Philharmoniker. (o.a. door Catharine Bott) dat het een lieve lust is, maar het leuke daarbij is dat deze uitgave een be wuste poging doet vijfhonderd jaar te overbruggen. Het bespelen van oude instrumenten onverbloemd gecombineerd met de geluids- en andere effecten van de moderne muziek, o.a. door het samenvoegen van verschillende geluidskanalen waardoor Pickett zelf bijvoorbeeld in staat is in hetzelfde werkje meer dere instrumenten te bespelen. Bo vendien worden op diezelfde in strumenten enkele moderne com posities gespeeld, want drie num mers blijkèn van de hand van John Du Prez, die o.m. de filmmuziek schreef voor 'A Fich Called Wanda'. Noch de titel 'Alchemist' noch de grappige, Jules Verne-achtige voor zijde geven enige indicatie van wat de koper te wachten staat. De ver rassing is des te groter. Viktoria Mullova Paganini: Vioolconcert nr. 1 in D, op. 6. Vieuxtemps: Vioolconcert nr. 5 in a, op. 37. Viktoria Mullova (viool), Academy of St. Martin-in- the-Fields o.l.v. Sir Neville Marri- ner. Philips 422 322-2 (cd). De jonge Russische violiste is een van de weinigen, bij wie ik een mo gelijke parallel tussen haar optre den als mens en haar vertolking zou durven signaleren. Mullova heeft iets streng klassieks, maar ook iets afstandelijks over zich, alsof zij een borrelend vat van emoties in zich weet en dat zorgvuldig van de bui tenwereld tracht af te schermen. Daarvan werd ik me weer sterk be wust door deze nieuwe uitgave, mo menteel nog bij verschillende ?aken tegen een gereduceerde prijs ver krijgbaar. Paganini, de vioolvirtu oos, kan geen kwaad en in zijn mu ziek laat Mullova alle reserves va ren, gooit zich helemaal los en speelt alle sterren van de hemel. De Belg Vieuxtemps is andere koek. Zijn muziek heeft een romarftischer partij goed konden gebruiken met die gedichten vol pathos. Dat is mis schien een staaltje van communisti sche dialectiek". U heeft het over de zigzagkoers van Henriëtte Roland Holst. Hoe zat dat eigenlijk bij Knuttel? Iemand die communist is en een proefschrift en verhandelingen schrijft over het geestelijke lied, hoe valt dat met el kaar te rijmen? "Omdat hij zich bezighield met het geestelijk lied kun je niet zeggen dat hij dan misschien toch een ver holen belangstelling voor God of de religie had. Nee, hij bestudeerde in dat geestelijke lied de maatschap pelijke omstandigheden van die tijd. In zekere zin is de mystiek toch ook een vlucht uit de maatschappij, die toen met straffe hand werd gere geerd door bisschoppen en pausen. Maar de mystiek op zich interes seerde hem niks. Aan de enkele ca- techismuslessen die hij in zijn jeugd volgde, had hij geen beste herinne ringen. Hij heeft het ergens over die sluwe katholieken. En over de kwa liteit van de preken schrijft hij er gens dat hij het 'peil der hoogvlie gers' van een bedenkelijk laag ni veau vindt". Knuttel maakt al vlug kennis met het linkse wereldje in Leiden, waar mensen als Nico Olivier, de schoen maker Chauffour en veel later Ger- rit Kastein en meer mensen van dat kaliber van zich doen spreken. In 1909 neemt hij het in 'De Tribune' op voor de arbeiders die de vrije 3- oktoberdag van hun bazen niet uit betaald krijgen. Hij beschuldigt de bourgeoisie ervan 'Dat zij de gele genheid gebruikt, om de arbeiders met een nationaal feest over den toestand hunner klasse te mislei den', dat zij de arbeiders honen 'door de fabrieken dien dag te slui ten en geen loon uit te betalen'. De bourgeoisie vond weinig ge nade in de ogen van Knuttel. Ook deze krant, het Leidsch Dagblad, noemde hij een 'bourgeoisblad'. Toen het LD in het midden van de jaren twintig het voornemen had om na de gemeenteraadsverkiezin gen een foto te maken van de geko zen raadsleden weigerde hij. Maar een dag later lag er wel een door hem bezorgde foto op de burelen van deze krant. Vermakelijk in de autobiografie inslag en ondanks een vooral in het eerste deel redelijk hoog tempo is het toch of de viool van Mullova daar plotsklaps iets gereserveerder lijkt te klinken. Een bezwaar is dat niet. Ik hoor dit concert liever zo dan vol zinderende hoogromantiek en het spel van Mullova bezit te al len tijde genoeg warmte en per soonlijkheid om te blijven boeien. Ook als de begeleidingen wat routi nematig aandoen. Frauenliebe Loewe: Frauenliebe, op. 60 - di verse liederen. Brigitte Fassbaen- der (mezzo-sopraan). Cord Gar- ben (piano). DG 423 680-2 (cd). Inderdaad, een 'Frauenliebe' van Loewe, en zelfs gaat het daarbij om dezelfde teksten van Adelbert von Chamisso, die vier jaar later door Schumann op muziek gezet zouden worden. De cyclus van Loewe telt echter negen titels, één meer dan die van Schumann, die terecht de laatste tekst, 'Traum der eignen Tage', niet op muziek zette. Literair gezien grenst de hele cyclus al aan poëzie-albumniveau, maar die slot tekst, waarvan de laatste strofe ook nog gesproken wordt, is wel heel zwak. Is het opnemen van die cyclus dus vooral een daad van historisch belang, met haar keuze van vijftien losse liederen bewijst Fassbaender, dat Loewe wel degelijk tot veel meer in staat was dan de balladen die we van hem kennen. Met groot gevoel voor teksteq weet hij een va riëteit aan emoties in muziek om te zetten en zijn liederen zijn voor de uitvoerenden zo dankbaar, dat het merkwaardig is, dat we er zo weinig van kennen. Met haar stevige, don kere timbre, dat afglijden naar sen timentaliteit bij voorbaat lijkt uit te bannen, weet Fassbaender tekst en muziek een maximum aan expres sie te verlenen. Een beter pleidooi kan de componist zich nauwelijks Pianorecital door Steven Mayer met werken van Mozart, Brahms, Ives en Strawinsky. Gehoord op 24 november in de Kapelzaal. LEIDEN - Negen jaar geleden maakte Leiden voor het eerst kennis met een jonge Amerikaan se pianist, die grote indruk maak te door zijn formidabele techniek en veelzijdi pianistisch kunnen. Sedertdien is Steven Mayer een vaste nóvembergast op het K&O podium. De werken die hij voor dit recital gekozen had liggen hem kennelijk na aan het hart,- want met uitzondering van de twee delen uit de Concord sonate van Ives voerde hij hier al vaker het Rondo in a van Mozart, de f klein sonate van Brahms en de drie delen uit het ballet Petrouch- ka van Strawinsky uit. Ook nu weer was zijn recital virtuoos en imposant, maar ook kleurrijk en expressief. De eenvoud waarmee hij het thema van het Rondo van Mozart (K.V.511) neerzette is een een voud die stoelt op meesterschap. De confrontatie van dat simpele thema met de andere zeer con trasterende muzikale elementen werd een boeiend avontuur, al kon ik mij niet aan de indruk ont trekken dat Mayer nog niet echt goed op dreef was. In de groots opgezette sonate in f kl. van Brahms vond hij de uitdaging die hij nodig lijkt te hebben om in topvorm te komen. Ook dit werk hoorde ik al meermalen van hem. Het is een sonate vol stemmings wisselingen en een behoorlijke dosis virtuositeit, waarin een jon ge zelfverzekerde Brahms te ho ren is die geniet van zijn kunnen en van de beelden die hij met zijn instrument kan oproepen. Don ker en licht, maar altijd diffuus, wisselen elkaar af, de dynami sche contrasten zijn enorm. Uit de Concord Sonate koos Mayer de delen 'the Alcotts' en 'Thoreau'. Het is muziek die je treft door zijn originaliteit, waar bij je muzikaal steeds op het ver keerde been wordt gezet door el kaar tegensprekende akkoorden of een flard van een musicalach tig wijsje. Spannende stukken, met veel innerlijke spanning ge speeld. Tot slot dan ook ditmaal de uiterst spectaculaire uitvoe ring van Strawinsky's Petrouch- ka, een bewerking die de compo nist zelf maakte voor Arthur Ru binstein. Een stuk dat mij in de orkestversie zeer lief is, maar dat als pianistisch huzarenstukje mij wederom volkomen overrompel de. De als toegift sereen gespeel de Consolation van Liszt streek niet alleen balsem op mijn ziel, maar bewees eens te meer de veelzijdigheid van Steven Mayer. MIES ALBARDA. is een passage waarin Knuttel een bezoek van Herman Gorter aan Lei den memoreert. Hij schrijft: "Maartje en ik hebben toen met hem onze gedenkwaardigste ijs tocht gemaakt, naar Zoetermeer. Het was een prachtige dag...met goed hard ijs...Gorter was één brok enthousiasme. In Zoetermeer wilde hij met alle geweld in de zaal van het café op schaatsen met Maartje dan sen...Op de terugweg ging hij, bij het passeren van een klein plasje, een poosje met zijn rug op het ijs lig gen - in weerwil van zijn bezorgd heid voor zijn longen". Buitenhuis Ook zijn er in die tijd contacten met de uit Sassenheim afkomstige bloembollenkweker en -exporteur H. de Graaff, die het zijne heeft bij gedragen aan de oprichting van de Leidse SDAP. Af en toe bezoekt Knuttel hem in zijn Leidse woning. En als hij in 1913 een buitenhuis bouwen in de Noordwijkse duinen, komt De Graaff soms ook bij hem. Knuttel noemt zijn stulpje 'De Ege lantier'. Een commun ist in een buitenhuis - dat heeft toch iets lachwekkends, vindt u niet? Slangen: "Waarom? Wie bewees hij een dienst door arm te gaan le ven? Niemand toch? Hij leefde naar zijn stand maar heeft zich zijn leven lang ingezet voor de partij. Tot het laatst is hij loyaal gebleven aan de CPN. Je kunt dat natuurlijk Freu diaans verklaren, dat hij misschien uit een soort schuldgevoel commu nist is geworden. Ter compensatie. Omdat hij het zelf zo goed had". Kwetsend Knuttel had het goed. Ook in de lief de met Maartje. De twee echtelie den waren onafscheidelijk. Ze wer den in de wandeling 'de parkietjes' genoemd. Maar er was een groot verdriet in hun leven: ze konden geen kinderen krijgen. In 1914 ne men zij Nellie Visser in huis. een nicht van Maartje. En elf jaar later is het de Duitse Otto Wirth die in het kader van de Internationale Rode Hulp een onderkomen vindt bij de Knuttels. Het loopt met beiden slecht af: Nellie overlijdt in 1931 op het kraambed, een jaar later pleegt Otto zelfmoord. In zijn autobiografie doet hij ver slag van die dramatische gebeurte nissen, in een onopgesmukte, nauw aan de beschaafde spreektaal ver wante, stijl. Maar over wat hij zelf ondergaat in die periode, zwijgt hij. Knuttels autobiografie is een re laas vol strijd, niet alleen op het po litieke vlak maar ook wat het fami lieleven betreft. Nergens maakt hij, als het anderen betreft tenminste, van zijn hart een moordkuil. Bio graaf Jaak Slangen vond een passa ge echt te kwetsend. Vooral Omdat de personen over wie Knuttel schrijft nog in leven zijn. Daarom heeft Slangen die passage weggela ten. Enig speurwerk in de Universi teitsbibliotheek van Leiden, waar een copie van het door Theun de Vries gemaakte typoscript van Knuttels autobiografie aanwezig is, bracht de 'kwetsende' passage aan het licht. Het gaat om een bladzijde of twee. Knuttel rept over een na tuurkundige die bij de NSB is ge gaan en hij maakt enige harde ver wijten aan de man van zijn gestor ven pleegdochter Nellie. Daarnaast brengt hij de dood van zijn vrouw in verband met een emotioneel verlo pen bezoek van een naast familielid. Jaak Slangen vroeg een weerwoord aan deze personen. Zij spraken de beweringen van Knuttel tegen. Daarna besloot Slangen tot het weg laten van de betreffende passage. Kan een biograaf dat zomaar doen? Het behoort toch tot de taak van een biograaf om ook de nachtzijde van de persoon over wie hij schrijft te la ten zien? Slangen: "Ik vind dat ik dat wel kan doen. Je kunt niet blindvaren op wat iemand schrijft in een auto biografie. Dat kon ook niet bij het relaas van Knuttel. Hij had het nogal eens bij het verkeerde eind. Kijk maar naar de voetnoten die ik heb toegevoegd. Ook een bio graaf heeft zo zijn normen. Zulke in sinuaties kun je wel zin voor zin gaan weerleggen, maar dan heb je daar misschien wel een heel boek voor nodig. En er blijft altijd iets van hangen. Ik vond het gewoon niet verantwoord. Nee. erkentelijk heid voor de medewerking van de betreffende personen heeft daar niets mee te maken. Maar mis schien ben ik wel te kies". Inderdaad, misschien wel. Want het is natuurlijk Knuttels woord te gen dat van de betrokkenen. Vergeten Een geruim aantal jaren heeft Knut tel voor de communisten in de Leid se gemeenteraad gezeten, zowel voor als na de oorlog. In 1949 stelde hij zich niet meer herkiesbaar. In de Leidse gemeenteraad stond hij be kend als een brutaal en scherpzin nig redenaar. Tijdens de oorlog hield hij zich stil. In zijn autobiogra fie noemt hij zich een vergeten com munist. Hij zocht weinig of geen aansluiting bij de 'kameraden', van wie er velen die niet 'vergeten' wa ren, vielen in het verzet. In 1952 sterft Maartje. Zes jaar la ter voltooit Knuttel 'Onze letteren in de Middeleeuwen', het stan daardwerk waarmee hij bekend is geworden. Tegen het eind van zijn leven brengt hij regelmatig bezoe ken aan Rie Kooien, een jonge par tijgenote die woont in de Leidse wijk De Kooi. Op kerstavond laat hij zich er per taxi heen rijden. Niks geen luxe, hij is dan al een oude Wat vindt u van Knuttel? Bent u van hem gaan houden? "Ik vind het nog steeds een intri gerende persoonlijkheid. Dat buite nissige van hem spreekt mij aan. Aan de ene kant een jongen van goede komaf. Aan de andere kant een fel communist. Maar nee: het zou mijn vriend niet zijn gewor den". Het biografisch portret van Slan gen en de autobiografie van Knuttel nemen tezamen 434 pagina's in be- slagi Toch is dit nog maar het eerste deel over Knuttel. Er staat een twee de deel op stapel, waarin Slangen verder zal ingaan op zijn politieke en letterkundige activiteiten. J.A.N. Knuttel. Levensloop, Met een voorwoord van Theun de Vries en een biografisch portret door Jaak Slangen. Uitgave We tenschapswinkel, RU te Leiden, 1989 f 39.50. MAASTRICHT (ANP) De Frans Erensprijs is toegekend aan de schrij ver Anton Koolhaas. Deze driejaarlijkse literatuurprijs van de provincie Limburg wordt hem 9 december in Maastricht uitgereikt. Aan de prijs is een bedrag van tienduizend gulden verbonden. Koolhaas (77) debuteerde als schrijver in 1956 met 'Poging tot instinct', een bundel dierenverhalen waarmee hij de toon zette voor een belangrijk deel van zijn latere oeuvre. Hij heeft het traditionele dierenverhaal een vol strekt eigen inhoud gegeven. Bij Koolhaas staat het dier zelf centraal. Hij schreef tien bundels dierenverhalen. De prijs is vernoemd naar de Lim burgse Tachtiger Frans Erens (1857-1935). Kunstenaar Duk versiert provinciehuis HAARLEM (ANP) - De Rijswijkse kunstenaar Donald Duk mag een kunstwerk maken ter versiering van het provinciehuis in Haarlem. Noord- Holland had de prijsvraag uitgeschreven, omdat de provincie volgend jaar samen met Zuid-Holland 150 jaar bestaat. Ook het provinciehuis in Zuid- Holland zal op kunstzinnige wijze worden versierd. Het ontwerp van de winnaar voorziet in het plaatsen van metershoge pa len met vlag en wimpel rondom het gehele provinciehuis. De versiering zal in de provinciekleuren geel, rood en blauw worden uitgevoerd. LEIDEN (GPD) - De vice-voorzit- ter van het Residentie Orkest, drs. W.J. Bennis, is stomverbaasd dat Hans Vonk voortijdig zijn mening heeft geventileerd. Namens het be stuur zegt Bennis: "Hij heeft de af spraak geschonden dat er vóór van avond, als het bestuur over de pro blemen praat, niets naar buiten zou worden gebracht. Hij heeft voor zijn beurt gesproken en dat is een fla grante schending van de geest van het gesprek dat afgelopen woens dag heeft plaatsgehad en in goede harmonie werd beëindigd". Tijdens dat gesprek, waarbij be stuursvoorzitter mr. M.D. van Wol- feren, directeur mr. Ben van der Meer, Bennis en Vonk aanwezig wa ren, is gesproken over verschillen de 'varianten' die een oplossing van de problemen dichterbij brengen. In dit verband is er gesproken over een eventueel eerder vertrek van Van der Meer (over twee jaar gaat Van der Meer met pensioen), over het al dan niet verlengen van het contract met Vonk (zijn verbintenis loopt in 1992 af) en over de positie van artistiek directeur Theo Muller. De laatste zou niet naar behoren functioneren wegens gebrek aan 'communicatieve eigenschappen'. Volgens Bennis is er wel degelijk sprake van een door Vonk gesteld ultimatum: als Van der Meer niet vertrekt dan stap ik (Vonk -red.) op. Bennis: "Van het begin af aan heb ben wij als bestuur echter gesteld dat wij weigeren onder pressie be slissingen te nemen. Vonk wist heel goed dat wij vanavond een extra be stuursvergadering zouden beleg gen en dat op deze bijeenkomst naar een oplossing zou worden toe gewerkt". Bennis ontkent ook dat het be stuur in oktober aan Hans Vonk de belofte heeft gedaan dat Van der Meer zou worden ontslagen of in ie der geval eerder 'naar huis zou wor den gestuurd'. Bennis: "Dan kan Vonk ook niet zeggen dat wij ons niet aan ons woord hebben gehou den". In kringen van het RO wordt voorzien dat directeur Van der Meer binnen twee jaar weg zal zijn en dat Hans Vonk vanaf 1992 geen chefdi rigent van het RO meer zal zijn. De positie van artistiek directeur Theo Muller wordt als 'précair' beschre-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 43