Alles onder één pet Onze taal T#J Samengaan rijks- en gemeentepolitie komt eindelijk van de grond És*, tzi\ir\vvid<Lcn ZATERDAG 18 NOVEMBER 1989 BHHiUWTuïTlSHBKM PAGINA 31 De samenvoeging van rijks- en gemeentepolitie tot een korps zal nog heel wat voeten in de aarde hebben. Over de noodzaak daarvan bestaat bij niemand van de betrokkenen enige twijfel, over de uitvoering van het in het regeerakkoord vastgelegde plan heerst het nodige verschil van mening. Wie krijgt het voor het zeggen, en in welk gebied? Dat de regionale politie er komt staat niettemin vast. "Een goede zaak, want het zal de kwaliteit van de politie verhogen". door Paul de Tombe Over de veranderingen mag dan veel commotie zijn ontstaan, het uitgangs punt staat voor niemand ter discussie. Rijks- en gemeentepolitie moeten zo snel mogelijk onder één pet gaan opereren, zo betoogt een aantal betrokkenen uit deze regio. Of dat nu vertegenwoordigers van de korpsen zelf zijn of burgemeesters, ie dereen is het erover eens dat de regionale politie er hoe dan ook moet komen. On der één bewindspersoon, dat zeker. En bij voorkeur met een andere gebiedsin deling dan laatstelijk is voorgesteld door de twee ministers die zich er toch weer mee bemoeien. Maar als het niet anders kan kunnen er op dat punt concessies worden gedaan. "Waar het om de indeling in gebieden gaat kunnen we ons best wat soepeler opstellen", zegt commandant Van Hulst van het district 's Gravenhage - van de rijkspolitie. "Door dat soort bijzaken moeten we ons niet laten afleiden. We moeten tot één kwalitatief sterk korps komen, zodat we straks als de landsgren zen opengaan niet de kleuterklas van Eu ropa zijn. Als land zijn we al klein, daar om is het straks des te noodzakelijker om ons als eenheid te presenteren". Onzekerheid "We moeten snel aan de slag", stelt hoofdcommissaris Mostert van de Leid- se gemeentepolitie vast, "want er is al te lang over regionale politie gepraat. Ie dereen met een leidinggevende functie binnen de politie heeft daardoor lang in onzekerheid verkeerd en verkeert daarin weer na de laatste wijzigingen. Dat is een remmende factor die nationaal gezien miljoenen kost, omdat het politiewerk eronder lijdt. We moeten terug naar het oude concept, dan zal de de instelling van regionale korpsen de kwaliteit van het werk verhogen". Om die kwaliteit is het ook mevrouw Van Mont'frans-Hartman te doen. Als burgemeester van Katwijk stelt ze een goed functionerend politie-apparaat voorop. "En dan is het niet van belang of dat nou rijkspolitie of gemeentepolitie is, als er maar politie is", zegt de vice-voor- zitter van het CDA, die zich volledig kon vinden in de oorspronkelijke plannen voor de reorganisatie. Dus heeft zij niet alleen bezwaar tegen de grotere invloed van justitie, maar ook tegen de verander de indeling van politie-regio's in gebie den afgestemd op de arrondissementen "Ik ben voor regionale politie, maar dan zoals oorspronkelijk werd voorge steld in het regeerakkoord. Met een ver deling in gebieden waarin we al bezig zijn. Het is toch ook veel logischer uit te gaan van bestaande contacten", zo ver wijst ze naar de regio's waarin volgens de Wet Gemeenschappelijke Regeling (WGR) al sprake is van samenwerking op allerlei terrein. "Daar liggen al verban den. maak daarvan dan gebruik, want het is heel wat om zo'n ingrijpende reor ganisatie door te voeren". Samenwerking Dat is het zeker, nu het gaat om de be langrijkste herziening sinds dertig jaar. Van oudsher is de politie-organisatie in Nederland in tweeën opgedeeld. De gro tere plaatsen kennen gemeentepolitie, die landelijk 148 korpsen telt en onder binnenlandse zaken valt; overal elders werkt het korps rijkspolitie, dat onder justitie ressorteert. Algemeen leefde al langer de wens om organisatie en beheer van de politie te herzien. Een plan om te komen tot een samengevoegde provinci ale politie werd in 1981 echter afgeblazen vanwege de kosten. Als alternatief werd er nadien wel steeds meer samenge werkt door de korpsen. Gestimuleerd door een subsidieregeling, en met als be stuurlijke randvoorwaarde een indeling in 23 politie-regio's. Nu in die samenwerking al "meer dan honderd miljoen gulden is geïnvesteerd" (aldus hoofdcommissaris Mostert), was het niet meer dan logisch dat het vrijblij vende karakter werd omgezet in een de finitieve. Dat werd neergelegd in het re geerakkoord dat sprak van één politie, één bewindspersoon en een indeling in politieregio's - "waar nodig samenge voegde resp. gestapelde WGR-gebie- den". Op de Vereniging van Nederlandse Gemeenten na konden alle betrokkenen zich daarin vinden; de nadere afspraken tussen de ministers mevrouw Dales (bin nenlandse zaken) en Hirsch Ballin van justitie maakten ook bij andere organisa ties scherpe kritiek los. Op basis van het regeerakkoord uitgekleed, werd justitie in het onderlinge overleg weer royaal in het uniform gestoken. Behalve de inde ling in gebieden afgestemd op de 19 ar rondissementen kwamen de bewindslie den overeen dat Justitie gedeeltelijk zeg genschap behoudt over het beheer van de politie, landelijke diensten blijft lei den en zonder ruggespraak politie-inzet kan regelen bij de bestrijding van crimi naliteit. Kamerleden, politiebonden en de ver enigde korpschefs vielen vooral over de hernieuwde tweedeling die 'een bom on der de reorganisatie' en 'in strijd met het regeerakkoord' werd genoemd. De beide ministers verklaarden afgelopen donder dag echter dat hun 'precisieringen' niet als amendementen moeten worden ge zien, en in de regeringsverklaring van 27 november nader zullen worden uitge werkt. Ze beloofden nu al niet te zullen afwijken van het regeerakkoord. Kritiek De regeringsfracties van CDA en PVDA namen voorlopig genoegen met de uit leg. Een aantal kanttekeningen blijft niettemin overeind. Zoals de kritiek van de gemeenten en het Genootschap van Burgemeesters, die al bezwaren koesteren tegen de voorgenomen invoe ring van regionale politie op zich. Voor namelijk omdat de burgemeesters hun macht over de nieuwe korpsen kwijtra ken. "Maar een belangenorganisatie als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moet zulke zaken wel scherp stellen", zegt burgemeester Paats van Alphen aan den Rijn. Persoonlijk spreekt hij andere taal. Hij vind het politievraagstuk te ge compliceerd voor een eenvoudig 'voor' of 'tegen', maar laat wel blijken gepor teerd te zijn voor samenwerking en sa menvoeging. Hij lijkt bovendien niet bang om het beheer over de politie prijs te geven. "Burgemeesters van gemeen ten met een rijkspolitiekorps hebben het beheer daarover nu ook niet, maar ze worden wel ingeschakeld bij het beleid", merkt hij op. "En op het sub-regionale vlak zul je als burgemeester toch behoor lijke zeggenschap behouden. Ik zou er in elk geval mordicus op tegen zijn als de burgemeester en de gemeenteraad alle greep op de nieuwe korpsen zouden ver liezen, maar ik kan me ook niet voorstel len dat dat gebeurt". Toch is dat wel een vrees van de VNG die zich afvraagt waar de burger heen moet met z'n klachten en hoe de gemeen teraad z'n controlerende taak kan uitoe fenen, zolang niet wordt gekozen voor een bestuurlijk inbedding van de regio nale politie op plaatselijk niveau. De bur gemeester die geen regio-beheerder is, mag dan eenmaal per jaar meepraten over het beleid. "Een probleem en een te rechte zorg", moet ook districtscomman dant Van Hulst van de rijkspolitie erken nen. "Want daarover wordt niets gezegd in het regeerakkoord. Maar zorg dan voor een doorstroming van het geld naar de plaatselijke korpschefs, die dat geld aanwenden in overleg met de plaatselij ke gezagsdragers. Dat wordt niet uitge sloten door het regeerakkoord, dus vul dat dan op die manier in". "Trouwens, beheer is iets anders dan gezag. De burgemeesters raken dan wel het beheer kwijt, maar kunnen in politie zaken in hun gemeenten altijd hun gezag blijven aanwenden", aldus Van Hulst, die zich steeds weer laat kennen als een fervent voorstander van regionale poli tie. Hij ziet ook nauwelijks nadelen die de Leidse hoofdcommjssaris Mostert wel onderkent. Super-rechercheur Het gevaar van het ontstaan van een 'su per-rechercheur' bijvoorbeeld. "Dat ge vaar is levensgroot", zegt Mostert onder verwijzing naar het regionale recherche team (RRT) dat al actief is in de regio Zuidholland-midden waartoe onder meer Leiden, Alphen aan den Rijn en Katwijk behoren. "Op het moment datje als politieman niet meer wordt gecon fronteerd met het werk van alledag, loop je het risico dat je normen anders worden en dat je al snel geen onderdeel van de politie meer bent. Om dat te voorkomen leveren wij steeds andere mensen aan dat recherche-team". Voor het overige ziet hij louter voorde len aan regionale politie. "Er is dan geen verschil meer in financiering; het zal lei den tot een zorgvuldiger omgaan met dubbeltjes en kwartjes, het op elkaar af stemmen van opleiding, vorming en be leid, kortere aanrijtijden en en betere in formatie-uitwisseling", somt hij op. "Bo vendien kunnen mensen sneller op an dere plekken worden ingezet en neemt de kans op iets anders dus toe. Dat alles zal tot gevolg hebben dat de kwaliteit wordt verhoogd". Dat laatste staat ook bij Van Hulst cen traal. "Alle kwaliteiten die je kunt leve ren, moet je inbrengen en een regionaal korps is daarvoor een prima structuur. Een heel goed model waarin de politie zich kan vinden. Dan vind ik het maar dom als je de nadruk gaat leggen op randvoorwaarden inplaats van op het tot stand komen van één Nederlandse poli tie. Ik sta er in elk geval wel pal voor", be nadrukt Van Hulst die de angst voor een super-rechercheur overdreven vindt en enthousiast verdergaande samenwer kingsvoorstellen lanceert. "Ik pleit er in de huidige regio al voor het regionale recherche team te verande ren van een ad-hoc team in een perma nente organisatie. En ik wil de tactische recherchegroep van de rijkspolitie in het district opheffen. Ik nodig mijn collega korpschefs uit om ook daarvoor geza menlijk een team te formeren. Het zou een mooie vingeroefening zijn". DOOR JOOP VAN DER HORST Met matig tempo komt een auto den. Het is een dure en tamelijk nieuwe auto. Je hoort hem amper, bijna geruis loos schuift hij over het asfalt. Achter het stuur zit een vriendelijke dame van iets meer dan middelbare leeftijd, keurig ge kleed. en ook haar grijze hoofd ziet er verzorgd uit Ze rijdt goed, ze is een erva ren automobilist, die zich houdt aan ver keersregels en geen onnodig risico zal Plotseling holt een jongetje de weg op. Het jongetje is vijf en is kastanjes aan het verzamelen De dame moet remmen en uitwijken. Het gaat goed. Er gebeurt net geen ongeluk Terwijl haar auto weer op snelheid komt, kijkt onze vriendelijke mevrouw nog even achterom: het jongetje heeft van schrik zijn kastanjes laten vallen en staat beduusd weer op het trottoir Ze rijdt verder en zegt bij zichzelf: 'Wat een gevaarlijk jongetje was dat!' We laten haar nu rustig verder rijden en denken na over wat ze zei Was het jongetje wel zo gevaarlijk9 Of was het een gevaarlijke mevrouw in die auto? Wie was er gevaarlijk? Wat betekent ei genlijk het woord gevaarlijk9 Een leeuw is iemand die bang is voor niemand Zeker niet voor een klein muis je. Met één klap van zijn geweldige leeu- wepoot kan hij het muisje verpletterên. Om die reden blijven de meeste muisjes dan ook liefst uit de buurt van de leeuw Maar er zijn misschien avontuurlijke mui zen. die het gevaar zoeken. De spanning geeft ze een kick. Of als zulke muizen niet bestaan, dan zijn er toch domme muizen die niet goed opletten en per on geluk vlak bij de leeuw komen. En zo kan het gebeuren dat een muisje toch onder pootbereik van de leeuw komt Wij hou den onze adem in want de muis is nu in groot gevaar. De leeuw is gevaarlijk, ze ker voor kleine muisjes. Is de muis ook gevaarlijk9 Geenszins. De leeuw hééft immers niets van hem te vrezen. De muis loopt gevaar, maar is niet gevaarlijk Hooguit kun je zeggen dat de muis gevaarlijk doet. maar de leeuw is gevaarlijk. Zo zit dat in de Nederlandse taal. Wanneer mensen spreken over ver keersveiligheid en onveiligheid, wordt deze simpele waarheid vaak vergeten. Het jongetje dat kastanjes zoekt, doet gevaarlijk, want het begeeft zich in ge vaar. Net als het muisje. Maar die be schaafde dame, oftewel haar auto, die is gevaarlijk. De auto is net als de leeuw de bron van het gevaar. Het is misleidend en onwaar om te zeggen dat het jongetje gevaarlijk is. Het gaat om veel meer dan een taalk westie. Het gaat erom dat we niet de ver keerde instantie als gevaarlijk aanwijzen. Je zet de wereld op z'n kop als je de au to's neutraal noemt en de jongetjes ge vaarlijk. Want het is heus andersom. Toch hoor je in kringen van autorijders veel spreken over gevaarlijke kinderen, gevaarlijke fietsers en ook bejaarden die zo gevaarlijk zijn. Gevaarlijke kinderen? Gevaarlijke fietsers en bejaarden? Kom nou. muisjes zijn het, van wie geen enkel gevaar te duchten is. Het enige gevaar in het verkeer komt van de auto Je legt de verantwoordelijkheid voor het gevaar precies aan de verkeerde kant als je de jongetjes, de fietsers en de bejaarden gevaarlijk noemt. Onze beschaafde dame zou waar schijnlijk vreemd opkijken als iemand haar uitlegde dat niet het jongetje maar zij gevaarlijk was Volkomen te goeder trouw zou ze haar hoofd schudden en het niet begrijpen. In haar automobilistenjar- gon betekenen de woorden soms wat an ders dan in gewoon Nederlands. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Lei,den V; Van de seksuologie heb ik mij altijd be wust verre gehouden. Ik vind het geen soort van wetenschap, in ieder geval niet voor fatsoenlijke mensen. Een van mijn bezwaren ertegen is dat het zich bedient van een terminologie die goed beschouwd zowel taalkundig als inhoudelijk mon sterlijk is. Het begint al met het woord seksuologie zelf. Het is een van die rare woorden in de wetenschappelijke wereld die gevormd zijn door het lukraak paren van Latijn en Grieks. Sexus betekent in het Latijn zoveel als geslacht. En logos, dat woord of wetenschap betekentkomt uit het Grieks. Seksuologie betekent dus gewoon ge slachtswetenschap. Maar je moet wel heel veel moed of Belgische voorouders hebben om met een uitgestreken gezicht jezelf als geslachtswetenschapper her en der te presenteren. Er zijn trouwens wel meer van die gek loonde wetenschappen. Zo hebben we de sociologie (Latijn: socius= metgezel, handlanger) en criminologie (Latijn: cri men misdaad) of het werkelijke klap stuk, de neonatologie of 'nieuwgebore nen-wetenschap'. Neo komt van het Griekse woord voor nieuw, nato van het Latijnse woord voor geboren worden, en logos komt &us weer uit het Grieks. Zulke 'taalvondsten' die alleen ontsproten kun nen zijn aan het brein van een leraar klassieke talen met hersenvliesontsteking of een HBS'er bp de trefwoordenafdeling van het Ministerie van Onderwijs, zou den verboden moeten zijn. Titels afne men, diploma's en getuigschriften laten inleveren en verbranden en na ontslag gedwongen de basisschool en het gymna sium (over) doen. Maar in de seksuologie beperkt men zich niet tot één wandaad in dit opzicht. Een tijdje geleden legde een aanstaande doctor mij een ontwerp voor zijn meester stuk voor waarin het woord 'coïtarche' voorkwam. Het was mijn eerste kennis making met deze ziekte, en op mijn stren ge vraag wat dat dan wel zijn moest, ant woordde de kandidaat bedremmeld dat bedoeld werd de leeftijd waarop men voor het eerst geslachtsgemeenschap heeft. Dat het hier weer om een Latijns- Griekse daad ging (Latijn: coitus, dat weet u wel, Grieks: arche=begin) was hem kennelijk ontgaan. Ter verdediging voerde hij aan dat een van de hooggeleer de collega's de term ook gebruikte. Maar dat is natuurlijk geen verweer. Want die collega is medicus, en medici gebruiken klassieke talen op de eerste plaats als schaamrok of lendenschort. Nemen we als voorbeeld nog eens de coïtus onder de loep. Als je dit woord zo letterlijk moge lijk vertaalt, dan wordt het zoiets als 'sa- mengang' of 'samengegaan', ik hoor de arts al aan de patiënt vragen: "Bent u de laatste tijd nog met uw vrouw samenge gaan"? Het meest waarschijnlijke ant woord is dan niet "ja", maar "waarheen bedoelt u, dokterEn omdat de dokter ergens anders heen wil, gebruikt hij of zij Latijn. Dan hoeven de dingen niet bij hun naam genoemd te worden en de pa tiënt weet onmiddellijk op welke samen- gang zijn arts uit is. Nog zo'n verhullende term is menarche, waarmee bedoeld wordt de leeftijd waar op de maandelijkse bloedingen bij het meisje beginnen. Zo letterlijk, mogelijk vertaald betekend het zoiets als 'begin van de maand'. Op de vraag "wannëer was het begin van uw maand", ant woordt een spitse patiënte natuurlijk "op dezelfde dag als dat van u dokter'. Zeker bij een mannelijke arts is dat ietwat shoc kerend. De medicus-seksuoloog verpakt die bijzondere maand daarom in een klassiek of ander omslachtig papiertje, zodat de patiënte weet dat er voor een brutaal antwoord geen plaats is. Trouwens, het woord menstruatie zou mijns inziens sowieso beter door zijn on geveer letterlijke betekenis van 'maand- stuwing' of 'maandstroom' vervangen kunnen worden. Iedere vrouw, meer of minder geletterd, zou onmiddelijk begrij pen dat de vraag "is uw maandstroom regelmatig" niets met het provinciale elektriciteitsbedrijf van doen heeft. Een bron van ergernis is ook het ge bruik van het woord vagina doorseksuo- logen. Een schede, want dat is de letterlij ke betekenis van dit Latijnse woord, is 'volgens de meeste encyclopediëen 'n aan één zijde open. langwerpige ruimte, die gewoonlijk gevuld is en slechts af en toe ledig. Zo gebruikten de Romeinen het woord vooral voor de holster van een zwaard, dat gewoonlijk in de schede ver toeft en slechts op bijzondere momenten, zoals bij een veldslag, eruit wordt ge haald. In het geval van de vagina der seksuologie lijkt een dergelijk gebruik ietwat onpraktisch, niet in het minst om dat gynaecologisch onderzoek erdoor wordt bemoeilijkt. De meeste vrouwen zullen zich waar schijnlijk ook beledigd voelen als ze zich realiseren dat medici (en vooral ook seksuologen) borsten in hun vakjargon en dossiers plegen aan te duiden als mammae. Het woord mamma betekent oorspronkelijk zoogklier (vergelijk ook het Engelse woord mammalzoogdier). Letterlijk genomen staan er dus in medi sche rapporten opmerkingen als: "bij zoogklierenonderzoek van mevrouw Z geen afwijkingen van betekenis gevon den". Of: "patiënte meldt pijn in zoog klier links". Zulke beestachtige opmerkingen je gens vrouwen zijn overigens ook in het dagelijkse leven zó gewoon geworden dat niemand, zelfs geen vrouw, zich daar nog aan stoort. Een voorbeeld. Twee middel bare scholieren, die bij thuiskomst uitroe pen dat "mamma gelukkig niet thuis is", benoemen degene die voor hen wast, strijkt, de boel opruimt en het gezellig maakt in meerdere opzichten als een klier. Het is, tussen haakjes, trouwens hele maal niet zo verwonderlijk dat we de be langrijkste vrouw in ons leven aandui den met een woord dat letterlijk genomen in het algemeen bol pan. Een veel gehoor de verdediging is dat daardoor de com municatie tussen wetenschappers verge makkelijkt zou worden. Soms is dat in derdaad. zo, maar veel vaker is dat klink klare onzin. Iedere samenleving krijgt de weten schap die ze verdient. En als die weten schap zich van allerlei omtrekkende ter men bedient, dan komt dat omdat die sa menleving er ook niet zo van houdt dat bepaalde dingen direct bij hun naam worden genoemd. Het volgende verhaal legt nog eens Een koning had een angstige droom. Hij droomde dat al zijn tanden, de ene na de andere, uit zijn mond vielen. Hij riep er een droomuitlegger bij, en die ver klaarde dat de droom een droevige was. Net zoals zijn tanden zou de koning al maar op één meer of minder) bescheiden onderdeel van haar slaat. Want onze cul tuur is zo zoogkliergericht, dat vrijwel ie der respectabel week- of maandblad bui ten of binnen als meest essentieel ken merk van de vrouw haar mamma's toont. Vooruitstrevende kiosken hebben tegen woordig niet alleen een sectie computer, sport, hifi, natuur, en huisdieren, maar ook een afdeling zoogklieren. Een seksuo- loog als het tenminste een echte is, zou moeten popelen om daar een bordje 'mamma-bladen' op te spijkeren. Maar misschien val ik de seksuologen wel te hard aan, als ik hen alleen bekriti seer voor het feit dat ze goed worden be taald voor mistig, krakkemikkig en taal kundig onpruimbaar woordgebruik. De wetenschap, vooral de medische, staat er zijn onderdanen, de ene na de andere, verliezen. Vertoornd liet de koning de man op sluiten en liet een andere uitlegger op draven. Die verklaarde dat het een geluk kige droom was. De koning zou ouder worden dan al zijn onderdanen, hij zou ze allemaal overleven. Deze uitlegger werd rijkelijk beloond. De hovelingen waren zeer verbaasd en zeiden tegen de uitlegger: "Jij hebt de koning toch niks anders gezegd dan je arme collega. Waarom wordt jij beloond en hij ge straft"? De droomuitlegger antwoordde: "We hebben beide dezelfde betekenis aan de droom gegeven. Maar het komt er niet al leen op aan wat je zegt, maar ook hoe je het zegt". Rijks- en gemeentepolitiemannen uit Leiderdorp en Leiden symboli seren het toekomstige samengaan tot één regionaal politie-apparaat. Van kwaliteitsverbetering is nagenoeg iedereen overtuigd. (ioto nenk Bouwman

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 31