Wijkagent: schipperen tussen wet en emoties Huizinga: trouw, vriendschap en studie Koude commercie rond de uitvaart Plat Leids ontbreekt in boek over stadsdialect FORMATIEF Briefwisselingen van een beroemd Leids historicus VRIJDAG 17 NOVEMBER 1 "Alles is in de wet geregeld, behalve portefeuille met vijfduizend gulden Per jaar voegen inmiddels 2500 emotionele zaken". Het is een ge- en een rijbewijs. De helft van het schoolkinderen zich bij de politie- liefde uitspraak van Rens de Keijser geld liet ze achter voor haar moeder. (56), nestor van de wijkagenten Amsterdam. Op de valreep vol gend jaar gaat De Keijser met pen sioen verschijnt zijn eerste boek 'Ik ben toch geen misdadiger'. Ver halen van een wijkagent, soms ont roerend, soms dramatisch, niet zei- Met de andere helft ging 5 rt met een vriendje, een paar dagen de litiemensen die fungeren als ge hort op. Toen die moeder het ont- spreksleider. Ook drugsverslaafden dekte, kwam dat kind bij me. Wat zejf zijn positief; 75 procent van hen moest ze doen. Ik heb gezegd: meid, laat die portefeuille met dat rij be vallen in de buurt den zonder humor. Zijn volgende politiebureau. De rest heb ik laten boek ligt inmiddels bij de drukker. Rens de Keijser is de typische vertegenwoordiger van een wijk agent: een vaderlijk figuur, die be trokken is bij het lot van zijn mede mens. Geboren in het Groningse Finsterwolde, ontwikkelde hij zich zitten, want je weet: zo'n hufter De belangstelling heeft haar geslagen. Bovendien was js vanuit het land werkt mee aan het project. Voorzo ver bekend zijn zelfs vijf verslaaf den afgekickt naar aanleiding van de gesprekken met de schooljeugd. or deze aanpak groot, dat poli tot i je op die manier handelen moord en doodslag te voorkomen". Volgens Rens de Keijser verschil len de problemen in een wijk als Warmoesstraat, het nog zwart geld ook. Soms moet tiecorpsen in andere steden hun mensen in Amsterdam voor dit doel laten opleiden. De verhalen in 'Ik ben toch geen misdadiger", schreef Rens de Keij ser al acht jaar geleden. "Alle emo ties die ik in dat vak meemaakte, moest ik op het papier kwijt. Een soort therapie. Nee, als ik volgend anders. Maar je loopt tegen jaar met pensioen ga, zal ik het vak het hetzelfde aan: eenzaamheid, echt- - echte Amsterdammer. Op Buitenveldert niet met die met Baan- landse stad. "Hooguit zijn de r 'chique' Buitenveldert. De Keijser scheidingen, burenruzies of proble- politiehondengeleider, vrij beroep binnen de politie, waar door hij vooral in de landelijke ge- bieden van Amsterdam ging opere- De Keijser: "Maar toen kwamen die rellen in de jaren zestig, gevolgd door de krakers- en voetbalrellen. Dat beviel me niet zo, dat hgrde. n\en met kinderen. Ik heb rne zelfs bezig gehouden met boedelschei dingen omdat de partners dat niet aan hun ruziënde advocaten wilden overlaten. Je moet vertrouwen heb ben in de mensen en zij in jou. Daar gaat het om. Zo kwam ik elke zater dagavond in een jeugddisco. Die kinderen daar kende ik al van jongs- Had ik ook niet voor gekozen. Ik liet af aan. Jongeren uit een andere niet missen. Ik heb een huis kocht in Drente. Daar ga ik verder schrijven, want ik heb de smaak nu te pakken. THEA VAN BEEK Rens de Keijser: Je Daar gaat het om". Plat Haags9 Niet om aan te horen, vinden veel Hagenaars. Plat Rotter dams? Gezang, zeggen de Rotter dammers zelf. Inwoners van Utrecht vinden hun taaltje 'lijzig' en volgens de 'beschaafden' maken de plat-sprekers geen pientere indruk. Ook de vrouw uit Amsterdam laat snel weten dat haar kind géén 'plat Amsterdams' spreekt. In het boek 'Stadsplat' (hierin wordt plat Gronings, Utrechts, Am sterdams, Haags, Rotterdams en Maastrichts besproken) van Ad van Gaaien komt duidelijk naar voren dat ook het stadsdialect niet'hoog aangeschreven staat. Toch staat op de kaft van het boek heel optimis tisch dat 'Stadsplat' afrekent met het vooroordeel dat platte praters dom, ruw, agressief, onbeschaafd of onfatsoenlijk zouden zijn. De inhoud van het boek (waarin overigens geen letter wordt gewijd aan het plat Leids) bewijst het te gendeel. De schrijver Jeroen Brou wer krijgt uitgebreid de kans om zijn gal te spuwen. Hij bekritiseert niet alleen het stadsplat, maar veraf schuwt ieder dialect. Zo vindt hij de taal van de Vlamingen vreselijk. De rancuneuze Brouwers die zelf jaren in België verbleef, noemt het omscholen tot brigadier. Maar bijna aan het eind van die opleiding noemden mij 'die was ik al wijkagent. Dat beviel me 'mijn' jongens het zo goed, dat ik de opleiding niet men", meer heb afgemaakt". buurt die daar op bezoek Mooi dat Tie opna- 'Wijkzusters' of 'softies' werden ze halverwege de jaren zeventig wel genoemd. De menselijker benade ring door de wijkagenten werd in fSTl enigszins lBue 3lelli £uw„ 6 2 eKerer sterdamse bevolking. werd door zijn aanpak w een van de bekendste wijkagenten in Amsterdam. "Je opereert in zo'n wijk, deelt het wel en wee met de mensen en praat daarover. Je moet zorgen het vertrouwen van de men sen te krijgen. Niet beloven wat je niet kunt waarmaken. Dan krijg je ook wel eens dingen te horen, waar door je als politieman in conflict komt met je taak". Zo raakte De Keijser zo'n acht jaar geleden betrokken bij de zaak rond de asieizoekende Marokkanen die waren ondergedoken in de Mo- zes en Aaronkerk op het Waterloo- plein. "Toen ik die kerk binnen kwam, was het eerste wat mij op viel, dat deze mensen in feilloos Ne derlands instructies op een school bord schreven. Dat doet mij iets. Ik beloofde te doen wat ik kon. In overleg met mijn commissaris ben Ongeveer vier jaar geleden dreig de het instituut wijkagent in Am sterdam te verdwijnen. Wijkteams moesten er komen, waarin alle des kundigheid verenigd was, inclusief die van de wijkagent. Het leidde tot felle protesten, zowel onder de Am- als bij de Uitvaartondernemers zitten vast in een commercieel patroon van geld verdienen waardoor wensen van nabestaanden crematie op manier ujt te voeren in de knel vonden verder via de Schorerstich- kist, die zwaarder is dan het op het ting i advertentie nabestaan- eerste gezicht lijkt. Hij z wijkagenten zelf. Officieel is dit stituut ook afgeschaft. "Maar", zegt De Keijser, "nu ziet men de fout er van in en spreekt men van 'wijkcon- tactagent". Ondanks dat achterdeurtje is het merendeel van de wijkagenten in middels opgegaan in de wijkteams van de politie. De Keijser zelf schat dat zeker een kwart van de 68 wijk agenten die Amsterdam tien jaar ge leden nog telde, zal blijven bestaan. Dan wel met een meer delegerende taak. "Als ik een idee aan de hand mag doen zeg ik, laat de gewone za ken over aan de surveillant. De ern stiger zaken kunnen dan behandeld worden door de huidige twintig wijkagenten in Amsterdam. Ze zijn onmisbaar. Ook al als centraal punt voor hulpverlenende instanties". Ruim vier jaar is Rens de Keijser geen wijkagent meer. Nu is hij coör- ïk uiteindelijk^ als^tussenpersoon dinator Drugspreventie bij de Am- i' A - sterdamse politie. Kreeg hij al niet ken. Dat vertelt Knaar Visser, van de auteurs van het boek 'Zand erover? De uitvaart meer in eigen hand'. den die tevoren wisten dat zij begrafenis of begrafenis of crematie 'anders' wil- niet-traditionele den uitvoeren. Uit de verhalen in 'Zand erover?' blijkt dat iedereen inderdaad de no dige moeite moest doen om speciale wensen uitgevoerd te krijgen en dat dit bovendien niet altijd lukte. Het is bovendien beter tevoren dergelij- dat het laatste ke wensen te inventariseren: een sterfgeval brengt meestal zoveel re creatiever kan worden uitgc- emoties te weeg dat de uitvaarton- voerd dan tegenwoordig meestal dernemer alles snel regelt en men het geval is. "Het is absoluut niet achteraf ontevreden is. onze bedoeling de uitvaartonderne mers in een kwaad daglicht te stel- Het is bij voorbeeld len. Maar we hebben wel kritiek op niet nodig dat de kist in een door de de gang van zaken. Het merendeel uitvaartondernemer verzorgde auto van de uitvaartondernemers, en naar de begraafplaats wordt ver vooral de groten, zijn nu eenmaal voerd. Ook is het niet verplicht bij gericht op uniformiteit: snel, effi- de uitvaartondermer een kist te be- ciënt, na twintig minuten staat de stellen: die kan men net zo goed zelf volgende uitvaart alweer op de timmeren. Het verhaal van Iwan, stoep. Als je dat niet wilt, moet je die zelf een kistje voor zijn overle- stevig in je schoenen staan", zo den zoontje van vier maanden schrijven de drie autèurs. maakte, is daar een mooi voorbeeld Behalve Knaar Visser zijn dat van. Marjan Sax en Marjo Boer. Zij ver werkten hun eigen 'alternatieve' er varingen met afscheidsrituelen en het geheel crematoria. vanzelfsprekend op moeten wij zen dat nabestaanden ook zélf de kist naar het graf mogen dragen, zo menen de auteurs. Plantenkas Het voorbeeld van Marthe, die na een snelle speurtocht van vriendin nen werd opgebaard in de planten kas van de Hortus Botanicus in Am sterdam, laat zien dat men voor een herdenkingsbijeenkomst niet af hankelijk is van de "onpersoonlij ke" aula's op begraafplaatsen en Tot het gewone regelwerk van de uitvaartondernemer behoort ook dat hij zorgt voor dragers van de opgetreden. Zo konden die mensen, in afwachting van een politieke be slissing, nog een paar weken in die kerk blijven. Uiteindelijk zijn ze toch het land uitgezet". "Een jaar later overkwam mij het zelfde bij een groep christen Turken die onderdoken in een kapel van de Vrije Universiteit, hier in Buiten veldert. Vier weken lang bivakkeer de ik bijna dagelijks in de kapel. Voor mij stond voorop dat ze daar konden blijven zonder angst. Uit eindelijk mochten ze vertrekken naar Canada. Bij ons afscheid op Schiphol bood een van hen mij zijn gitaar aan. Zoiets doetje wat". landelijke bekendheid als wijk agent, zijn drugspreventieproject sloeg in als een bom. Op de basis scholen introduceerde hij een les programma rond drugspreventie. Tot zoverre nog niets bijzonders. Echter, op dat lesprogramma volg de een bezoek aan het cellencom plex van het politiedistrict vijf. Daar spraken de kinderen met gear resteerde drugsverslaafden, het geen hem vanuit de welzijnswereld op grote kritiek kwam te staan. "Onzin", noemt hij die kritiek. "Die bezoeken werden met de grootst mogelijke zorgvuldigheid Buiten de wet am6aven',«or^ jaJir bebbe" we on- der diezelfde kinderen en hun ou- Maar er zijn ook andere voorbeel- ders een enquete gehouden. Van den. De Keijser; ^Vaak opereer je schokeffecten of nadelige gevolgen u...« - j""" achteraf niets gebleken. Ook - - ...^«A'sgierigheid niet zw- gescheiden, door danig aangewakkerd dat zij zelf gin- Uitvaartondernemersvooral de groten, zijn gericht op uniformiteit: snel gen experjmenteren met verslaven- efficiëntwant na twintig minuten staat de volgende uitvaart alweer op de stoep. Als je dat niet wilt, moet je stevig in je schoenen staan. haar vader wag mishandeld. Op gegeven moment steelt zij bij zijn de middelen.' 'Zand erover?' gaat ook in op de begrafenisrituelen in het verleden om aan te tonen wat er in het heden aan schort. Vrouwelijke familiele den en buurvrouwen wasten de do de toen nog zelf en trokken het doodshemd aan. Het huis werd met tekenen van openbare rouw 'aange kleed' en de dodenwake was een vast ritueel. De gewoonte om thuis op te baren verdween geleidelijk vanaf 1960. De dood werd steeds 'onzichtbaarder'. "De nabestaanden zien de overlede ne nu maar heel eventjes - meestal in een rouwcentrum, vaak nog ach ter een glazen plaatje, wat het nog eng maakt ook. Echt beseffen dat een geliefd persoon dood is, kan haast niet. Juist deze gladde 'mo derne' aanpak waarbij de achterblij vers alles uit handen wordt geno men, stelt hen niet in staat het ver lies tot zich door te laten dringen. Door het schijnbaar emotieloos ver dwijnen van onze doden kunnen er rouwproblemen ontstaan", aldus de auteurs. Knaar Visser, zelf gediplomeerd als uitvaartondernemer, wijst er bo vendien op dat de vakopleiding niet is gericht op een psychologisch ver antwoorde manier van begeleiding bij de rouwverwerking. De schrifte lijke cursus van de Stichting Vak opleiding Uitvaartverzorging, de enige opleiding op dit terrein in ons land. bevat de onderdelen boekhou den, handelsrekeneri, handelsken nis, handelscorrespondentie, rechts- en wetskennis, Nederlands, materialenkennis en uitvaartver zorging. Bij de laatste vak komt bij voor beeld het afleggen en het opstellen van de rouwadvertentie aan de or de. "Vooral mensen het gevoel ge ven dat zij bepalen wat er gebeurt, is het enige psychologische advies dat ik tijdens mijn opleiding heb gekre gen", aldus Visser. Zij houdt aan de hand van de er varingen van de geïnterviewden en van zichzelf een pleidooi voor het nieuwe beroep van uitvaartadvi- seur, dat zij in de toekomst zelf hoopt te gaan uitoefenen. "De uit vaartondernemer heeft door zijn commerciële invalshoek nu een maal geen tijd veel energie te steken in de stimulering van andere af scheidsrituelen. Dat wordt dan het werkterrein van de uitvaartadvi- Handleiding 'Zand erover?' bevat ook een prakti sche handleiding voor wat er alle maal komt kijken bij een sterfgeval. De gegevens over de wettelijke mo gelijkheden en onmogelijkheden, verzekeringen, kosten, afleggen, het zelf maken van een kist, het af handelen van de financiële admini stratie van de dode en ga zo maar door, zijn met veel moeite verza meld, zo vertelt Marjan Sax. "Tot onze verbazing bleek geen enkele instantie alle benodigde informatie op een rijtje te hebben". Sax, Visser en Boer dachten aan vankelijk dat vooral "niet-traditio- nele" leefvormen alternatieve af scheidsrituelen zouden bedenken. Uit hun onderzoek voor het boek bleek dat echter niet het geval. De trend wijst naar de terugkeer van een zichtbare dood onder brede la gen van de bevolking en zo kan 'Zand erover?' in een behoefte voor zien, aldus Sax. FRANCOISE LEDEBOER Vlaamse gebrabbel 'taal-incest'. De mening van Brouwers komt de re putatie van plat-praters niet ten goede. Ook blijkt uit gesprekken met woordvoerders van grote bedrijven dat zij niet gesteld zijn op platpra- ters. Dat geldt ook in beroepen waarbij de mondelinge communi catie niet van groot belang is. Voor al het Haags en het Amsterdams oogsten niet erg veel waardering. Een Haagse metselaar schetst zi jn probleem: "...ik moet anders gaan praten van me baas want als er een platte Hagenaar langskomp weetje wel en je moet een klus gaan doen, nou ja dan krijg je de vrijheid van die mensen en als je dan zeg 'Morgen mevrouw, de metselaar' weetje wel, een beetje, ja een beetje goeie taal. dan denken ze. nou da's een nette man die ken je wel een beetje laten gaan Ja. in het begin vond ik het wel vervelend, maar je begint er aan te wennen...". Opmerkelijk is dat het Groningse en Maastrichtse taaltje geen proble men oplevert. Het verschil van waardering in dialecten wordt ver der niet goed uitgelegd. De schrij ver volstaat met de conlusie dat het Gronings en Maastrichts geen ver bastering is van het Algemeen Be schaafd Nederlands (ABN). De zachte 'g' van de zuiderlingen en de stomme 'e' van de noorderlingen (zij zeggen 'eetn' in plaats van eten) wordt charmant gevonden. Voor de inwoners van Groningen en Maastricht is het dan ook geen probleem om bijvoorbeeld een baan te vinden in de Randstad. Be drijfsleiders vinden een 'zachte g' juist gemoedelijk klinken. 'Stadsplat' toont aan dat vooral de inwoners van Groningen zich niet schamen voor hun taal. Daar wor den mensen berispt die het 'Gro nings' niet hoog in het vaandel heb ben staan. Zo zei een burgemeester van de provincie ooit in het Nleuws- blad van het Noorden dat 'het Grun- negers weliswaar mooi is om te le zen, maar je moest het je kinderen maar niet leren'. Zo'n accent zou de kinderen in hun latere leven alleen maar narigheid bezorgen. De uitspraak van deze burgerva der leverde het Nieuwsblad van het Noorden stapels ingezonden brie ven op. Een van de lezers schreef het volgende: '...Wie was dat ook weer, die zei: een rijk, een volk. een Führer? Het Nieuwsblad moet dat nog wel goed weten. Maar er is in Groningen nu eenmaal niet één taal. We spreken er hier twee: een eigen taal en een die ons is opgedrongen. Is het Nieuwsblad een Hollands blad geworden?...' Dit laatste voorbeeld is een van de weinige die Van Gaalens pleidooi 'voor de emancipatie van het plat' ondersteunt. CARINE NEEFJES Thrillers Sanpaka. De nieuwe roman van Jef Geeraerts, genoemd naar een gehei me kracht uit het oude Japan waar door mensen bezeten raken. Uitge verij Manteau, 27.50 Jeuk. Milieu-misdaadroman van Bert Hiddema. Uitgeverij Luitingh, 13,00 De Colombia Connectie, Tom Clancy. Thriller .over de drugsoor log tussen Colombia en de Verenig de Staten. Uitg. Bruna, 35.- "Een paar avonden heb ik van uw andere manuscript genoten. Wat een belezenheid spreekt uit deze magistraal opgezette hoofdstuk ken. Blijft het toch een bezwaar het boek 'De roode herfst der Mid deleeuwen' te noemen, waar ge op blz. 43. van uw inleiding zegt, dat het boek een poging zal zijn om de 14e en 15e eeuw als zodanig te Dat schreef uitgever H.D. Tjeenk Willink eind augustus 1918 aan de Leidse historicus Johan Huizinga. Eind december van dat jaar schrijft Huizinga aan zijn Vlaamse collega Henri Pirenne: "Ik heb me gezet aan de laatste hand van mijn boek over de Middeleeuwen. Ik heb de ti tel nog veranderd". In het nieuwe jaar is de geboorte een feit: Huizin ga laat zijn uitgever weten dat 'het eerste copy' van het boek gereed is. onder de titel Herfsttij der Middel- Achteraf gezien heeft Huizinga de titel Herfsttij der Middeleeuwen be treurd. "Ik heb letterkundig gespro ken groot berouw van het woord Herfsttij", liet hij aan zijn leerling Romein weten. De neerlandicus Knuttel had de historicus erop ge wezen dat Herfsttij geen woord is (tij is eb of vloed) en een herfst waar achter geen winter gedacht kan worden geeft een onbevredigend beeld. De wordingsgeschiedenis van Huizinga's meesterwerk Herfsttij der Middeleeuwen laat zich lezen in het recentelijk verschenen eerste deel van zijn Briefwisseling (1894- 1924). De publikatie van zijn brie ven heeft lang op zich laten wach ten. want het is ruim veertig jaar ge leden dat Huizinga is overleden (1872-1945). Toen in 1947 een Com missie de Verzamelde Werken sa menstelde. besloot zij daarin alleen de geschriften op te nemen, die Hui zinga zelf voor uitgave gereed had gemaakt. Zijn persoonlijke brieven werden hiervoor niet geschikt ge acht. Vernietigd Helaas is het beeld van Huizinga als scribent verre van compleet. De be langrijkste correspondenten, het schrijvers- en dichtersechtpaar Henriètte en Richard Roland Holst en de neerlandicus anex kunsthis toricus André Jolles hebben hun nalatenschap verloren laten gaan. Huizinga zelf moet ze op het spoor gebracht hebben, getuige de op merking in een van Jolles brieven: "Met de 'griezeligheid' van nagela ten correspondentie ben ik het ook al weer eens verbranden! als je blieft". Daar Huizinga zelf de brie ven aan hem gericht niet heeft ver nietigd, komen in de Briefwisseling sommige van zijn vrienden nadruk kelijker aan het woord dan hijzelf. Johan Huizinga werd op 7 decem ber 1872 in Groningen geboren. Na zijn Middelbare school ging hij niet Geschiedenis studeren maar Neder- landsche Letteren. Hij studeerde af op een onderwerp over het Sans kriet. In zijn studententijd leerde hij het geestelijk milieu kennen, waar in hij de rest van zijn leven zou blij- Hij raakte in contact met het tijd schrift De Kroniek van P.L. Tak. Soortgenoten als Diepenbrock. Rol and Holst. Andre Jolles. Jan Veth en Jan Kalf boden een ideale voe dingsbodem voor zijn intellectuele aspiraties. In 1897 promoveert hij op een onderwerp over het Sans kriet. Huizinga besluit echter histo ricus te worden "om het gemis aan een echt levensverhaal, het volko men gebrek aan aan zin van het le ven" op te vangen. Hij kreeg een leraarspost geschie denis in Haarlem, en wordt 'min of meer toevallig' op voorspraak van zijn oude leermeester P.J. Blok be noemd tot hoogleraar in de algeme ne geschiedenis in Groningen. Tien jaar later, in 1916, is zijn naam ge vestigd. wanneer hij de meest pres tigieuze leerstoel in Leiden mag be kleden. Nieuwe omgeving "Eergisteren (18 september 1914) is mij door Blok gevraagd of ik te Lei den, Bussemaker zou willen op volgen. Zonder lust of opgewekt heid heb ik ja gezegd (een paar maanden eerder was zijn vrouw plots overleden). De hoop, om in een nieuwe taak en een nieuwe om geving levensmoed en werkkracht te vinden weegt bij mijn besluit heel zwaar" (brief aan zijn broer Jacob, 20 september 1914). Al snel neemt zijn gehechtheid aan het Leidse milieu toe. Hij kan zich volledig op de studie richten, wat resulteert in een essay over de Amerikaanse geschiedenis: Mensch, menigte in Amerika (1918). Het jaar daarop is zijn groté door braak met Herfsttij der Middeleeu wen. dat als een 'reuzen' werk wordt ontvangen, zij het niet door ieder een. Zijn vriend Jolles schrijft: "Zonder twijfel is het een beter soort kuituur historie, die poogt ons de ziel van een tijd te spiegelen, bui ten de personen om, maar toch... er is iets vermoeiends in al die abstrac ties. Ik voor mij verlang wat meer Figuren te zien". (Jolles aan Huizin ga, 25 juli 1919). Met Herfsttij is Huizinga's naam ook internationaal gevestigd. Het boek verschijnt spoedig in een En gelse, Duitse en Franse vertaling. Inmiddels was Huizinga toegetre den tot de redactie van het literaire blad De Gids. "Ik ben eigenlijk eerst door het gidsredacteurschap weer wat in de hedendaagsche Ne derlandse literatuur geraakt, en he laas het is niet anders, meestal is het maar van een matig genoegen". Met name het door het Duits ex pressionisme geïnspireerde werk van Henk Marsman kon Huizinga maar weinig boeien. Huizinga's oor deel over een essay van Marsman, bestemd voor De Gids, in 1922 sprak voor zich: "1. De inhoud. Ik vind dezen uiterst mager 2. De vorm. Dezen vihd ik nog slechter dan den inhoud. Is dat een essay? Het is droog, weerbarstig, haast schoolmeesterachtig... Hij beheer- scht taal noch stijl, hoe ook opgevat. Onvoorwaardelijk tegen, met den raad aan M, om tien jaar te zwijgen". Een jaar later scherpte Huizinga in een brief aan zijn mederedacteu ren zijn kritiek nog verder aan: "Ik acht deze poezie een schennis. Een schennis aan het heilige wonder van de taal, die toch de stam is en blijft waar de poezie aan bloeit, een schennis aan het geheim van de ry- thme. een verloochening van de dichtkunst zelf Dit zou litera tuur zijn? Komaan". Conservatisme In de loop van zijn leven helde Hui zinga steeds meer over naar conser Huizing a met zijn oudste dochter Elisabethin 1903. vatisme en burgermanschap. Uit zijn correspondentie met Henriette Roland Holst, die in 1918 de interna tionale omwenteling zag naderen, blijkt hoezeer haar maatschappelijk engagement hem tegenstond. "Wat ik niet begrijp", schreef ze, "is wat je schrijft van het Communisme als de laatste uitgroei van een tweedui zend jaar oude waan, die bestand is de westelijke samenleving te ver nietigen". En wat bedoel je met die 'heelende' krachten der maatschap pij. die het misschien nog zullen kunnen bedwingen?" (20 novem ber. 1920). En later: "Wat je zegt van het soci alisme ja daar sta ik zóo vreemd tegenover, als jij tegenover mijn ge loof. Dat iemand het ideologisch fel bestrijdt kan ik uitstekend begrij pen, en ook zelfs, het houdt voor on- verwezenlijkbaar. Maar dat het ver geten zou worden, en verloren gaan als ideaal, het is mij volkomen onbe grijpelijk datje dat aan kunt nemen. Zie je dan ergens iets van een ander ideaal opgloren? En je denkt toch niet dat de menschheid het zonder ideaal kan stellen?... Naast zijn studie had vooral zijn vriendenkring een bijzondere plaats in zijn hart. Uit de correspon dentie met het echtpaar Roland Holst en Jolles spreekt trouw en warme genegenheid. Huizinga heeft zich vaak ingespannen om zijn Duitse vriend aan een Neder lands professoraat te helpen. En pas nadat Jolles in 1933 was afgegleden naar het nationaal-socialisme, en zelf de vriendschap liet afkoelen, stémde Huizinga in met een verwi j dering. PETER VAN DE VUSSE Huizinga. Brievenwisseling I 1894-1924. Onder redactie van Leon Hanssen, W.B. Krul en Anton van der Lom. Uitgeverij Vccn/Tjecnk Willink

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 9