Wijkagent: schipperen
tussen wet en emoties
Huizinga: trouw, vriendschap en studie
Koude commercie rond de uitvaart
Plat Leids ontbreekt in
boek over stadsdialect
FORMATIEF
Briefwisselingen van een beroemd Leids historicus
VRIJDAG 17 NOVEMBER 1
"Alles is in de wet geregeld, behalve portefeuille met vijfduizend gulden Per jaar voegen inmiddels 2500
emotionele zaken". Het is een ge- en een rijbewijs. De helft van het schoolkinderen zich bij de politie-
liefde uitspraak van Rens de Keijser geld liet ze achter voor haar moeder.
(56), nestor van de wijkagenten
Amsterdam. Op de valreep vol
gend jaar gaat De Keijser met pen
sioen verschijnt zijn eerste boek
'Ik ben toch geen misdadiger'. Ver
halen van een wijkagent, soms ont
roerend, soms dramatisch, niet zei-
Met de andere helft ging 5 rt
met een vriendje, een paar dagen de litiemensen die fungeren als ge
hort op. Toen die moeder het ont- spreksleider. Ook drugsverslaafden
dekte, kwam dat kind bij me. Wat zejf zijn positief; 75 procent van hen
moest ze doen. Ik heb gezegd: meid,
laat die portefeuille met dat rij be
vallen in de buurt
den zonder humor. Zijn volgende politiebureau. De rest heb ik laten
boek ligt inmiddels bij de drukker.
Rens de Keijser is de typische
vertegenwoordiger van een wijk
agent: een vaderlijk figuur, die be
trokken is bij het lot van zijn mede
mens. Geboren in het Groningse
Finsterwolde, ontwikkelde hij zich
zitten, want je weet: zo'n hufter De belangstelling
heeft haar geslagen. Bovendien was js vanuit het land
werkt mee aan het project. Voorzo
ver bekend zijn zelfs vijf verslaaf
den afgekickt naar aanleiding van
de gesprekken met de schooljeugd.
or deze aanpak
groot, dat poli
tot i
je op die manier handelen
moord en doodslag te voorkomen".
Volgens Rens de Keijser verschil
len de problemen in een wijk als
Warmoesstraat,
het nog zwart geld ook. Soms moet tiecorpsen in andere steden hun
mensen in Amsterdam voor dit doel
laten opleiden.
De verhalen in 'Ik ben toch geen
misdadiger", schreef Rens de Keij
ser al acht jaar geleden. "Alle emo
ties die ik in dat vak meemaakte,
moest ik op het papier kwijt. Een
soort therapie. Nee, als ik volgend
anders. Maar je loopt tegen jaar met pensioen ga, zal ik het vak
het hetzelfde aan: eenzaamheid, echt- -
echte Amsterdammer. Op Buitenveldert niet met die
met Baan- landse stad. "Hooguit zijn de r
'chique' Buitenveldert. De Keijser scheidingen, burenruzies of proble-
politiehondengeleider,
vrij beroep binnen de politie, waar
door hij vooral in de landelijke ge-
bieden van Amsterdam ging opere-
De Keijser: "Maar toen kwamen
die rellen in de jaren zestig, gevolgd
door de krakers- en voetbalrellen.
Dat beviel me niet zo, dat hgrde.
n\en met kinderen. Ik heb rne zelfs
bezig gehouden met boedelschei
dingen omdat de partners dat niet
aan hun ruziënde advocaten wilden
overlaten. Je moet vertrouwen heb
ben in de mensen en zij in jou. Daar
gaat het om. Zo kwam ik elke zater
dagavond in een jeugddisco. Die
kinderen daar kende ik al van jongs-
Had ik ook niet voor gekozen. Ik liet af aan. Jongeren uit een andere
niet missen. Ik heb een huis
kocht in Drente. Daar ga ik verder
schrijven, want ik heb de smaak nu
te pakken.
THEA VAN BEEK
Rens de Keijser: Je
Daar gaat het om".
Plat Haags9 Niet om aan te horen,
vinden veel Hagenaars. Plat Rotter
dams? Gezang, zeggen de Rotter
dammers zelf. Inwoners van
Utrecht vinden hun taaltje 'lijzig' en
volgens de 'beschaafden' maken de
plat-sprekers geen pientere indruk.
Ook de vrouw uit Amsterdam laat
snel weten dat haar kind géén 'plat
Amsterdams' spreekt.
In het boek 'Stadsplat' (hierin
wordt plat Gronings, Utrechts, Am
sterdams, Haags, Rotterdams en
Maastrichts besproken) van Ad van
Gaaien komt duidelijk naar voren
dat ook het stadsdialect niet'hoog
aangeschreven staat. Toch staat op
de kaft van het boek heel optimis
tisch dat 'Stadsplat' afrekent met
het vooroordeel dat platte praters
dom, ruw, agressief, onbeschaafd of
onfatsoenlijk zouden zijn.
De inhoud van het boek (waarin
overigens geen letter wordt gewijd
aan het plat Leids) bewijst het te
gendeel. De schrijver Jeroen Brou
wer krijgt uitgebreid de kans om
zijn gal te spuwen. Hij bekritiseert
niet alleen het stadsplat, maar veraf
schuwt ieder dialect. Zo vindt hij de
taal van de Vlamingen vreselijk. De
rancuneuze Brouwers die zelf jaren
in België verbleef, noemt het
omscholen tot brigadier. Maar
bijna aan het eind van die opleiding noemden mij 'die
was ik al wijkagent. Dat beviel me 'mijn' jongens het
zo goed, dat ik de opleiding niet men",
meer heb afgemaakt".
buurt die daar op bezoek
Mooi dat
Tie opna-
'Wijkzusters' of 'softies' werden ze
halverwege de jaren zeventig wel
genoemd. De menselijker benade
ring door de wijkagenten werd in
fSTl enigszins lBue 3lelli £uw„
6 2 eKerer sterdamse bevolking.
werd door zijn aanpak w
een van de bekendste wijkagenten
in Amsterdam. "Je opereert in zo'n
wijk, deelt het wel en wee met de
mensen en praat daarover. Je moet
zorgen het vertrouwen van de men
sen te krijgen. Niet beloven wat je
niet kunt waarmaken. Dan krijg je
ook wel eens dingen te horen, waar
door je als politieman in conflict
komt met je taak".
Zo raakte De Keijser zo'n acht
jaar geleden betrokken bij de zaak
rond de asieizoekende Marokkanen
die waren ondergedoken in de Mo-
zes en Aaronkerk op het Waterloo-
plein. "Toen ik die kerk binnen
kwam, was het eerste wat mij op
viel, dat deze mensen in feilloos Ne
derlands instructies op een school
bord schreven. Dat doet mij iets. Ik
beloofde te doen wat ik kon. In
overleg met mijn commissaris ben
Ongeveer vier jaar geleden dreig
de het instituut wijkagent in Am
sterdam te verdwijnen. Wijkteams
moesten er komen, waarin alle des
kundigheid verenigd was, inclusief
die van de wijkagent. Het leidde tot
felle protesten, zowel onder de Am-
als bij de
Uitvaartondernemers zitten vast in
een commercieel patroon van geld
verdienen waardoor wensen van
nabestaanden
crematie op
manier ujt te voeren in de knel
vonden verder via de Schorerstich- kist, die zwaarder is dan het op het
ting
i advertentie nabestaan- eerste gezicht lijkt. Hij z
wijkagenten zelf. Officieel is dit
stituut ook afgeschaft. "Maar", zegt
De Keijser, "nu ziet men de fout er
van in en spreekt men van 'wijkcon-
tactagent".
Ondanks dat achterdeurtje is het
merendeel van de wijkagenten in
middels opgegaan in de wijkteams
van de politie. De Keijser zelf schat
dat zeker een kwart van de 68 wijk
agenten die Amsterdam tien jaar ge
leden nog telde, zal blijven bestaan.
Dan wel met een meer delegerende
taak. "Als ik een idee aan de hand
mag doen zeg ik, laat de gewone za
ken over aan de surveillant. De ern
stiger zaken kunnen dan behandeld
worden door de huidige twintig
wijkagenten in Amsterdam. Ze zijn
onmisbaar. Ook al als centraal punt
voor hulpverlenende instanties".
Ruim vier jaar is Rens de Keijser
geen wijkagent meer. Nu is hij coör-
ïk uiteindelijk^ als^tussenpersoon dinator Drugspreventie bij de Am-
i' A - sterdamse politie. Kreeg hij al niet
ken. Dat vertelt Knaar Visser,
van de auteurs van het boek 'Zand
erover? De uitvaart meer in eigen
hand'.
den die tevoren wisten dat zij
begrafenis of begrafenis of crematie 'anders' wil-
niet-traditionele den uitvoeren.
Uit de verhalen in 'Zand erover?'
blijkt dat iedereen inderdaad de no
dige moeite moest doen om speciale
wensen uitgevoerd te krijgen en dat
dit bovendien niet altijd lukte. Het
is bovendien beter tevoren dergelij-
dat het laatste ke wensen te inventariseren: een
sterfgeval brengt meestal zoveel
re creatiever kan worden uitgc- emoties te weeg dat de uitvaarton-
voerd dan tegenwoordig meestal dernemer alles snel regelt en men
het geval is. "Het is absoluut niet achteraf ontevreden is.
onze bedoeling de uitvaartonderne
mers in een kwaad daglicht te stel- Het is bij voorbeeld
len. Maar we hebben wel kritiek op niet nodig dat de kist in een door de
de gang van zaken. Het merendeel uitvaartondernemer verzorgde auto
van de uitvaartondernemers, en naar de begraafplaats wordt ver
vooral de groten, zijn nu eenmaal voerd. Ook is het niet verplicht bij
gericht op uniformiteit: snel, effi- de uitvaartondermer een kist te be-
ciënt, na twintig minuten staat de stellen: die kan men net zo goed zelf
volgende uitvaart alweer op de timmeren. Het verhaal van Iwan,
stoep. Als je dat niet wilt, moet je die zelf een kistje voor zijn overle-
stevig in je schoenen staan", zo den zoontje van vier maanden
schrijven de drie autèurs. maakte, is daar een mooi voorbeeld
Behalve Knaar Visser zijn dat van.
Marjan Sax en Marjo Boer. Zij ver
werkten hun eigen 'alternatieve' er
varingen met afscheidsrituelen en
het geheel crematoria.
vanzelfsprekend op moeten wij
zen dat nabestaanden ook zélf de
kist naar het graf mogen dragen, zo
menen de auteurs.
Plantenkas
Het voorbeeld van Marthe, die na
een snelle speurtocht van vriendin
nen werd opgebaard in de planten
kas van de Hortus Botanicus in Am
sterdam, laat zien dat men voor een
herdenkingsbijeenkomst niet af
hankelijk is van de "onpersoonlij
ke" aula's op begraafplaatsen en
Tot het gewone regelwerk van de
uitvaartondernemer behoort ook
dat hij zorgt voor dragers van de
opgetreden. Zo konden die mensen,
in afwachting van een politieke be
slissing, nog een paar weken in die
kerk blijven. Uiteindelijk zijn ze
toch het land uitgezet".
"Een jaar later overkwam mij het
zelfde bij een groep christen Turken
die onderdoken in een kapel van de
Vrije Universiteit, hier in Buiten
veldert. Vier weken lang bivakkeer
de ik bijna dagelijks in de kapel.
Voor mij stond voorop dat ze daar
konden blijven zonder angst. Uit
eindelijk mochten ze vertrekken
naar Canada. Bij ons afscheid op
Schiphol bood een van hen mij zijn
gitaar aan. Zoiets doetje wat".
landelijke bekendheid als wijk
agent, zijn drugspreventieproject
sloeg in als een bom. Op de basis
scholen introduceerde hij een les
programma rond drugspreventie.
Tot zoverre nog niets bijzonders.
Echter, op dat lesprogramma volg
de een bezoek aan het cellencom
plex van het politiedistrict vijf.
Daar spraken de kinderen met gear
resteerde drugsverslaafden, het
geen hem vanuit de welzijnswereld
op grote kritiek kwam te staan.
"Onzin", noemt hij die kritiek.
"Die bezoeken werden met de
grootst mogelijke zorgvuldigheid
Buiten de wet am6aven',«or^ jaJir bebbe" we on-
der diezelfde kinderen en hun ou-
Maar er zijn ook andere voorbeel- ders een enquete gehouden. Van
den. De Keijser; ^Vaak opereer je schokeffecten of nadelige gevolgen
u...« - j""" achteraf niets gebleken. Ook
- - ...^«A'sgierigheid niet zw-
gescheiden, door danig aangewakkerd dat zij zelf gin- Uitvaartondernemersvooral de groten, zijn gericht op uniformiteit: snel
gen experjmenteren met verslaven- efficiëntwant na twintig minuten staat de volgende uitvaart alweer op de
stoep. Als je dat niet wilt, moet je stevig in je schoenen staan.
haar vader wag mishandeld. Op
gegeven moment steelt zij bij zijn de middelen.'
'Zand erover?' gaat ook in op de
begrafenisrituelen in het verleden
om aan te tonen wat er in het heden
aan schort. Vrouwelijke familiele
den en buurvrouwen wasten de do
de toen nog zelf en trokken het
doodshemd aan. Het huis werd met
tekenen van openbare rouw 'aange
kleed' en de dodenwake was een
vast ritueel.
De gewoonte om thuis op te baren
verdween geleidelijk vanaf 1960. De
dood werd steeds 'onzichtbaarder'.
"De nabestaanden zien de overlede
ne nu maar heel eventjes - meestal
in een rouwcentrum, vaak nog ach
ter een glazen plaatje, wat het nog
eng maakt ook. Echt beseffen dat
een geliefd persoon dood is, kan
haast niet. Juist deze gladde 'mo
derne' aanpak waarbij de achterblij
vers alles uit handen wordt geno
men, stelt hen niet in staat het ver
lies tot zich door te laten dringen.
Door het schijnbaar emotieloos ver
dwijnen van onze doden kunnen er
rouwproblemen ontstaan", aldus de
auteurs.
Knaar Visser, zelf gediplomeerd
als uitvaartondernemer, wijst er bo
vendien op dat de vakopleiding niet
is gericht op een psychologisch ver
antwoorde manier van begeleiding
bij de rouwverwerking. De schrifte
lijke cursus van de Stichting Vak
opleiding Uitvaartverzorging, de
enige opleiding op dit terrein in ons
land. bevat de onderdelen boekhou
den, handelsrekeneri, handelsken
nis, handelscorrespondentie,
rechts- en wetskennis, Nederlands,
materialenkennis en uitvaartver
zorging.
Bij de laatste vak komt bij voor
beeld het afleggen en het opstellen
van de rouwadvertentie aan de or
de. "Vooral mensen het gevoel ge
ven dat zij bepalen wat er gebeurt, is
het enige psychologische advies dat
ik tijdens mijn opleiding heb gekre
gen", aldus Visser.
Zij houdt aan de hand van de er
varingen van de geïnterviewden en
van zichzelf een pleidooi voor het
nieuwe beroep van uitvaartadvi-
seur, dat zij in de toekomst zelf
hoopt te gaan uitoefenen. "De uit
vaartondernemer heeft door zijn
commerciële invalshoek nu een
maal geen tijd veel energie te steken
in de stimulering van andere af
scheidsrituelen. Dat wordt dan het
werkterrein van de uitvaartadvi-
Handleiding
'Zand erover?' bevat ook een prakti
sche handleiding voor wat er alle
maal komt kijken bij een sterfgeval.
De gegevens over de wettelijke mo
gelijkheden en onmogelijkheden,
verzekeringen, kosten, afleggen,
het zelf maken van een kist, het af
handelen van de financiële admini
stratie van de dode en ga zo maar
door, zijn met veel moeite verza
meld, zo vertelt Marjan Sax. "Tot
onze verbazing bleek geen enkele
instantie alle benodigde informatie
op een rijtje te hebben".
Sax, Visser en Boer dachten aan
vankelijk dat vooral "niet-traditio-
nele" leefvormen alternatieve af
scheidsrituelen zouden bedenken.
Uit hun onderzoek voor het boek
bleek dat echter niet het geval. De
trend wijst naar de terugkeer van
een zichtbare dood onder brede la
gen van de bevolking en zo kan
'Zand erover?' in een behoefte voor
zien, aldus Sax.
FRANCOISE LEDEBOER
Vlaamse gebrabbel 'taal-incest'. De
mening van Brouwers komt de re
putatie van plat-praters niet ten
goede.
Ook blijkt uit gesprekken met
woordvoerders van grote bedrijven
dat zij niet gesteld zijn op platpra-
ters. Dat geldt ook in beroepen
waarbij de mondelinge communi
catie niet van groot belang is. Voor
al het Haags en het Amsterdams
oogsten niet erg veel waardering.
Een Haagse metselaar schetst zi jn
probleem: "...ik moet anders gaan
praten van me baas want als er
een platte Hagenaar langskomp
weetje wel en je moet een klus gaan
doen, nou ja dan krijg je de vrijheid
van die mensen en als je dan zeg
'Morgen mevrouw, de metselaar'
weetje wel, een beetje, ja een beetje
goeie taal. dan denken ze. nou da's
een nette man die ken je wel een
beetje laten gaan Ja. in het begin
vond ik het wel vervelend, maar je
begint er aan te wennen...".
Opmerkelijk is dat het Groningse
en Maastrichtse taaltje geen proble
men oplevert. Het verschil van
waardering in dialecten wordt ver
der niet goed uitgelegd. De schrij
ver volstaat met de conlusie dat het
Gronings en Maastrichts geen ver
bastering is van het Algemeen Be
schaafd Nederlands (ABN). De
zachte 'g' van de zuiderlingen en de
stomme 'e' van de noorderlingen
(zij zeggen 'eetn' in plaats van eten)
wordt charmant gevonden.
Voor de inwoners van Groningen
en Maastricht is het dan ook geen
probleem om bijvoorbeeld een
baan te vinden in de Randstad. Be
drijfsleiders vinden een 'zachte g'
juist gemoedelijk klinken.
'Stadsplat' toont aan dat vooral de
inwoners van Groningen zich niet
schamen voor hun taal. Daar wor
den mensen berispt die het 'Gro
nings' niet hoog in het vaandel heb
ben staan. Zo zei een burgemeester
van de provincie ooit in het Nleuws-
blad van het Noorden dat 'het Grun-
negers weliswaar mooi is om te le
zen, maar je moest het je kinderen
maar niet leren'. Zo'n accent zou de
kinderen in hun latere leven alleen
maar narigheid bezorgen.
De uitspraak van deze burgerva
der leverde het Nieuwsblad van het
Noorden stapels ingezonden brie
ven op. Een van de lezers schreef
het volgende: '...Wie was dat ook
weer, die zei: een rijk, een volk. een
Führer? Het Nieuwsblad moet dat
nog wel goed weten. Maar er is in
Groningen nu eenmaal niet één taal.
We spreken er hier twee: een eigen
taal en een die ons is opgedrongen.
Is het Nieuwsblad een Hollands
blad geworden?...'
Dit laatste voorbeeld is een van de
weinige die Van Gaalens pleidooi
'voor de emancipatie van het plat'
ondersteunt.
CARINE NEEFJES
Thrillers
Sanpaka. De nieuwe roman van Jef
Geeraerts, genoemd naar een gehei
me kracht uit het oude Japan waar
door mensen bezeten raken. Uitge
verij Manteau, 27.50
Jeuk. Milieu-misdaadroman van
Bert Hiddema. Uitgeverij Luitingh,
13,00
De Colombia Connectie, Tom
Clancy. Thriller .over de drugsoor
log tussen Colombia en de Verenig
de Staten. Uitg. Bruna, 35.-
"Een paar avonden heb ik van uw
andere manuscript genoten. Wat
een belezenheid spreekt uit deze
magistraal opgezette hoofdstuk
ken. Blijft het toch een bezwaar
het boek 'De roode herfst der Mid
deleeuwen' te noemen, waar ge op
blz. 43. van uw inleiding zegt, dat
het boek een poging zal zijn om de
14e en 15e eeuw als zodanig te
Dat schreef uitgever H.D. Tjeenk
Willink eind augustus 1918 aan de
Leidse historicus Johan Huizinga.
Eind december van dat jaar schrijft
Huizinga aan zijn Vlaamse collega
Henri Pirenne: "Ik heb me gezet
aan de laatste hand van mijn boek
over de Middeleeuwen. Ik heb de ti
tel nog veranderd". In het nieuwe
jaar is de geboorte een feit: Huizin
ga laat zijn uitgever weten dat 'het
eerste copy' van het boek gereed is.
onder de titel Herfsttij der Middel-
Achteraf gezien heeft Huizinga de
titel Herfsttij der Middeleeuwen be
treurd. "Ik heb letterkundig gespro
ken groot berouw van het woord
Herfsttij", liet hij aan zijn leerling
Romein weten. De neerlandicus
Knuttel had de historicus erop ge
wezen dat Herfsttij geen woord is
(tij is eb of vloed) en een herfst waar
achter geen winter gedacht kan
worden geeft een onbevredigend
beeld.
De wordingsgeschiedenis van
Huizinga's meesterwerk Herfsttij
der Middeleeuwen laat zich lezen in
het recentelijk verschenen eerste
deel van zijn Briefwisseling (1894-
1924). De publikatie van zijn brie
ven heeft lang op zich laten wach
ten. want het is ruim veertig jaar ge
leden dat Huizinga is overleden
(1872-1945). Toen in 1947 een Com
missie de Verzamelde Werken sa
menstelde. besloot zij daarin alleen
de geschriften op te nemen, die Hui
zinga zelf voor uitgave gereed had
gemaakt. Zijn persoonlijke brieven
werden hiervoor niet geschikt ge
acht.
Vernietigd
Helaas is het beeld van Huizinga als
scribent verre van compleet. De be
langrijkste correspondenten, het
schrijvers- en dichtersechtpaar
Henriètte en Richard Roland Holst
en de neerlandicus anex kunsthis
toricus André Jolles hebben hun
nalatenschap verloren laten gaan.
Huizinga zelf moet ze op het spoor
gebracht hebben, getuige de op
merking in een van Jolles brieven:
"Met de 'griezeligheid' van nagela
ten correspondentie ben ik het ook
al weer eens verbranden! als je
blieft". Daar Huizinga zelf de brie
ven aan hem gericht niet heeft ver
nietigd, komen in de Briefwisseling
sommige van zijn vrienden nadruk
kelijker aan het woord dan hijzelf.
Johan Huizinga werd op 7 decem
ber 1872 in Groningen geboren. Na
zijn Middelbare school ging hij niet
Geschiedenis studeren maar Neder-
landsche Letteren. Hij studeerde af
op een onderwerp over het Sans
kriet. In zijn studententijd leerde hij
het geestelijk milieu kennen, waar
in hij de rest van zijn leven zou blij-
Hij raakte in contact met het tijd
schrift De Kroniek van P.L. Tak.
Soortgenoten als Diepenbrock. Rol
and Holst. Andre Jolles. Jan Veth
en Jan Kalf boden een ideale voe
dingsbodem voor zijn intellectuele
aspiraties. In 1897 promoveert hij
op een onderwerp over het Sans
kriet. Huizinga besluit echter histo
ricus te worden "om het gemis aan
een echt levensverhaal, het volko
men gebrek aan aan zin van het le
ven" op te vangen.
Hij kreeg een leraarspost geschie
denis in Haarlem, en wordt 'min of
meer toevallig' op voorspraak van
zijn oude leermeester P.J. Blok be
noemd tot hoogleraar in de algeme
ne geschiedenis in Groningen. Tien
jaar later, in 1916, is zijn naam ge
vestigd. wanneer hij de meest pres
tigieuze leerstoel in Leiden mag be
kleden.
Nieuwe omgeving
"Eergisteren (18 september 1914) is
mij door Blok gevraagd of ik te Lei
den, Bussemaker zou willen op
volgen. Zonder lust of opgewekt
heid heb ik ja gezegd (een paar
maanden eerder was zijn vrouw
plots overleden). De hoop, om in
een nieuwe taak en een nieuwe om
geving levensmoed en werkkracht
te vinden weegt bij mijn besluit heel
zwaar" (brief aan zijn broer Jacob,
20 september 1914).
Al snel neemt zijn gehechtheid
aan het Leidse milieu toe. Hij kan
zich volledig op de studie richten,
wat resulteert in een essay over de
Amerikaanse geschiedenis:
Mensch, menigte in Amerika (1918).
Het jaar daarop is zijn groté door
braak met Herfsttij der Middeleeu
wen. dat als een 'reuzen' werk wordt
ontvangen, zij het niet door ieder
een. Zijn vriend Jolles schrijft:
"Zonder twijfel is het een beter
soort kuituur historie, die poogt ons
de ziel van een tijd te spiegelen, bui
ten de personen om, maar toch... er
is iets vermoeiends in al die abstrac
ties. Ik voor mij verlang wat meer
Figuren te zien". (Jolles aan Huizin
ga, 25 juli 1919).
Met Herfsttij is Huizinga's naam
ook internationaal gevestigd. Het
boek verschijnt spoedig in een En
gelse, Duitse en Franse vertaling.
Inmiddels was Huizinga toegetre
den tot de redactie van het literaire
blad De Gids. "Ik ben eigenlijk
eerst door het gidsredacteurschap
weer wat in de hedendaagsche Ne
derlandse literatuur geraakt, en he
laas het is niet anders, meestal is het
maar van een matig genoegen".
Met name het door het Duits ex
pressionisme geïnspireerde werk
van Henk Marsman kon Huizinga
maar weinig boeien. Huizinga's oor
deel over een essay van Marsman,
bestemd voor De Gids, in 1922
sprak voor zich: "1. De inhoud. Ik
vind dezen uiterst mager 2. De
vorm. Dezen vihd ik nog slechter
dan den inhoud. Is dat een essay?
Het is droog, weerbarstig, haast
schoolmeesterachtig... Hij beheer-
scht taal noch stijl, hoe ook opgevat.
Onvoorwaardelijk tegen, met den
raad aan M, om tien jaar te zwijgen".
Een jaar later scherpte Huizinga
in een brief aan zijn mederedacteu
ren zijn kritiek nog verder aan: "Ik
acht deze poezie een schennis. Een
schennis aan het heilige wonder
van de taal, die toch de stam is en
blijft waar de poezie aan bloeit, een
schennis aan het geheim van de ry-
thme. een verloochening van de
dichtkunst zelf Dit zou litera
tuur zijn? Komaan".
Conservatisme
In de loop van zijn leven helde Hui
zinga steeds meer over naar conser
Huizing a met zijn oudste dochter Elisabethin 1903.
vatisme en burgermanschap. Uit
zijn correspondentie met Henriette
Roland Holst, die in 1918 de interna
tionale omwenteling zag naderen,
blijkt hoezeer haar maatschappelijk
engagement hem tegenstond. "Wat
ik niet begrijp", schreef ze, "is wat
je schrijft van het Communisme als
de laatste uitgroei van een tweedui
zend jaar oude waan, die bestand is
de westelijke samenleving te ver
nietigen". En wat bedoel je met die
'heelende' krachten der maatschap
pij. die het misschien nog zullen
kunnen bedwingen?" (20 novem
ber. 1920).
En later: "Wat je zegt van het soci
alisme ja daar sta ik zóo vreemd
tegenover, als jij tegenover mijn ge
loof. Dat iemand het ideologisch fel
bestrijdt kan ik uitstekend begrij
pen, en ook zelfs, het houdt voor on-
verwezenlijkbaar. Maar dat het ver
geten zou worden, en verloren gaan
als ideaal, het is mij volkomen onbe
grijpelijk datje dat aan kunt nemen.
Zie je dan ergens iets van een ander
ideaal opgloren? En je denkt toch
niet dat de menschheid het zonder
ideaal kan stellen?...
Naast zijn studie had vooral zijn
vriendenkring een bijzondere
plaats in zijn hart. Uit de correspon
dentie met het echtpaar Roland
Holst en Jolles spreekt trouw en
warme genegenheid. Huizinga
heeft zich vaak ingespannen om
zijn Duitse vriend aan een Neder
lands professoraat te helpen. En pas
nadat Jolles in 1933 was afgegleden
naar het nationaal-socialisme, en
zelf de vriendschap liet afkoelen,
stémde Huizinga in met een verwi j
dering.
PETER VAN DE VUSSE
Huizinga. Brievenwisseling I
1894-1924. Onder redactie van Leon
Hanssen, W.B. Krul en Anton van der
Lom. Uitgeverij Vccn/Tjecnk Willink