Het tweede sportleven van Ard Schenk 'Nooit gedacht dat ik nog eens zou terugkomen als bestuurder' ZATERDAG 4 NOVEMBER 1989 PAGINA 31 De Adonis van twintig jaar geleden is hij natuurlijk al lang niet meer. Maar ze herkennen hem nog steeds. Geluidloos vormen de lippen van passanten zijn naam. Ard Schenk. Vijfenveertig jaar oud en ineens weer volop in het licht van de belangstelling. "Nee", constateert de man die ooit heel Nederland aan zijn voeten wist, "ik heb er nooit rekening mee gehouden dat ik nog eens zou terugkeren als bestuurder". door Rob van den Dobbelsteen Ard Schenk, chef de mission van de Ne derlandse ploeg die in 1992 zal deelne men aan de Olympische Spelen in de Franse Alpen; het bericht moet hier en daar ongetwijfeld voor verbazing heb ben gezorgd. Want was het niet juist Schenk, die als een Ruud Gullit avant la lettre, de ene na de andere bobo achter het behang plakte? Plezierig terzijde ge staan door zijn maatje Kees Verkerk. Schenk: "Wij stonden een keer onze kostuums te passen voor de Olympische Spelen. Komt er een man naar ons toe. 'Hallo', zegt hij, 'ik ben jullie dokter. Dit lijkt me een prima gelegenheid om even kennis met jullie te maken'. Dat was dus dokter Pannekoek. We hebben de man daarna nooit meer gezien. Ja, in de eet zaal van het Olympisch dorp. Daar heb ben Kees en ik toen dus wel wat over ge zegd". Serieus Zijn verteltrant is nog net als vroeger. Bedachtzaam, sober, laconiek en bloed serieus. Uit zijn evenwicht raakt hij nooit. De voormalige schaatsvorst met een vage glimlach: "Dat er wordt verteld dat ik flink drink is me bekend. Niks aan te doen. Ik weet beter en mijn omgeving weet beter. Dat is voldoende. Wat de rest zegt, kan me niet schelen". Stilte. Van het ongemakkelijke soort waarop Ard Schenk patent lijkt te heb ben. Als je hem niet beter zou kennen, zou je bijna geloven dat hij sjagrijnig is. Dat hij eigenlijk geen trek heeft in het in terview in het restaurant van een tennis- hal waarin hij regelmatig een balletje slaat. Met eindelijk een zweempje van trots: "Er is vergeleken met vorig jaar ze ven kilo af'. Wat ook te danken zal zijn aan het feit dat hij elke dag de vijftien kilometer tus sen zijn woonplaats Groootschermer en zijn praktijk (fysiotherapie) in Purmer- end per racefiets aflegt. Ard met op nieuw dat weerbastige in zijn temende stem: "Wel lekker, moet ik zeggen. Het begon met een weddenschap". De toe voeging dat hij begin september met een paar vrienden Parijs-Nice heeft gefietst en daarbij de Mont Ventoux heeft be klommen, komt er slechts aarzelend uit. Alsof hij alweer teveel van zichzelf bloot geeft. Schaamt hij zich dan voor zijn sportie ve inspanningen "Nee, natuurlijk niet. Maar ik wil niet dat het wordt uitgelegd als hij-moet-weer-zo-nodig. Het heeft met het leveren van prestaties niets te maken. Noem het maar lekker bezig zijn met mensen die mij niet zien als Schenk de vroegere wereldkampioen. Want dan is de lol er meteen af. Schaatsen op de kunstijsbaan doe ik nooit. Ten eerste is het er te druk en ten tweede kan ik niet lekker in een groepje gaan zitten omdat iedereen me zo snel mogelijk wil losrij- den. Wat natuurlijk niet zo'n kunst is". Hoewel. Gerrit Woudenberg, voorma lig Nederlands kampioen bij de mara thonschaatsers: "Een paar jaar terug zijn we nog met Ard het IJsselmeer rond ge fietst. Hij had twee keer veertig kilome ter getraind. Dat is een beetje weinig na tuurlijk. Maar hij bleef prima bij. Tot op de Afsluitdijk. Ik heb nog nooit iemand zo kapot zien gaan. We reden van Fries land naar Noord-Holland. Maar pas bij het monument vroeg hij eindelijk of we even wilden stoppen". Ard met neerge slagen ogen: "Ja, dat weet ik nog wel. Ik ben toen in het gras gaan liggen en on middellijk in slaap gevallen". Oneerlijk Taai. Nog altijd. Na zevenduizend meter niet meer op je benen kunnen staan en toch 14.55,9 rijden op de tien kilometer. Ard Schenk, de eerste schaatser die, nu alweer bijna twintig jaar terug, de vijf tien minutengrens doorbrak. Vlak daar voor was hij in Gothenburg wereldkam pioen geworden en niet lang daarna zou hij zich tijdens de Olympische Spelen in Saporro naar drie gouden medailles rep pen. Medailles, zei hij toen, die hem ei genlijk niet zoveel deden. Ard Schenk nu: "Dat kwam omdat schaatsen op de Olympische Spelen in mijn tijd zo oneerlijk was. De wedstrij den waren uitgesmeerd over een hele dag. In Grenoble in '64 reed Jonny Nils- son in het begin van de ochtend een tien kilometer op fantastisch ijs. Wij klooiden De twee chefs de missions voor de Olympische Spelen van 1992. Links André Bolhuis die is aangewezen voor de zo merspelen van Barcelona, rechts Ard Schenk die met de Nederlandse sporters meegaat naar de winterspelen in Al- bertville. "Ik heb jaren niet meer naar schaatsen gekeken. Maar daarom heb ik er nu waarschijnlijk zo'n zin in". een halve dag later op schuurpapier. Nilsson goud; wij niks. Ikzelf heb dat voordeel ook gehad. In Sapporo. Ik had op de vijfduizend meter prima ijs; Bols en Verkerk moesten later over een uitge trapte baan. Dat is oneerlijk. Daarom heb ik toen gezegd dat een wereldtitel me meer deed dan die Olympische medail les". Hij heeft die mening bijgesteld. Schenk: "Omdat ik heb gemerkt dat die gouden medailles de buitenwacht meer zeggen dan de wereldtitels die ik heb ge wonnen. Ik ben drie keer wereldkam pioen geweest: twee keer bij de amateurs en een keer bij de profs. Maar dat zijn de meeste mensen alweer vergeten. Dat ik in Sapporo drie goud heb gewonnen, dat weet bijna iedereen". Toch blijft die 'oneerlijkheid'. In Al- bertville, op de Spelen van 1992, wordt weer op een open baan gereden. Schenk: "Is dat zo? Jammer. Eigenlijk zou van nu af in elk belangrijk kampioenschap in een hal moeten worden gehouden. Dan zijn de kansen voor iedereen gelijk. Op de baan van Davos heb je in januari bij zonneschijn een kwartier lang fantasti sche omstandigheden. Daar profiteer den Kees en ik in 1971 van door op de 1500 meter voor het eerst onder de twee minuten te duiken. Heel mooi natuurlijk. Maar als je dan weet dat anderen geen schijn van kans hadden omdat ze vijftien minuten eerder moesten starten.. Daar kan ik dan nog wel eens op zitten kau wen, op zoiets. Zo van eh...Klopt dat nou allemaal wel? Is dat nou wel eerlijk?" Buitengewoon Anton Huiskes kon wel eens boos wor den over dat gefilosofeer. De coach die Ard Schenk en Kees Verkerk aan het eind van de jaren zestig groot maakte, ge loofde niet dat snel wisselende kli- matogische omstandigheden een kam pioen in de weg konden staan. Huiskes: "Met die omstandigheden rekening hou den of er profijt van trekken hoort bij schaatskampioenschappen. In zo'n weekeinde komt ook de tegenstander al tijd iets tegen waarover hij later zou kun nen klagen. Als iemand verliest heeft hij iets niet goed gedaan. Geen smoesjes verder". Ard voor het eerst grinnikend: "Een van de fijnste trainers die ik heb meege maakt. Ik zie hem nog geregeld. Een bui tengewoon mens. In allerlei opzichten. Of hij nog steeds achter die woorden staat, weet ik niet. Maar het zou kunnen. Bij een kampioenschap is het inderdaad vaak zo dat de beste wint. Maar het ge beurt ook wel eens niet. Toeval moet je zoveel mogelijk uitsluiten. Zeker als dat technisch kan". Waarna een uitgebreide discussie volgt over keramische Noren, klap schaatsen, Krienbühl en schuin oplopen de bochten die ervoor zouden kunnen zorgen dat sprinters zich in de laatste binnenbaan beter overeind kunnen hou den. Schenk: "Ik ben niet iemand die op dat gebied voorop zal lopen. Maar ik heb er op voorhand geen bezwaar tegen ook. Als een nieuwigheid zich heeft bewezen, zal ik wel gek zijn om die af te wijzen". Maar dan kun je te laat komen. Een Ne derlandse schaatsploeg die op de Olym pische Spelen medailles mist omdat de Russen een revolutionaire schaats heb ben ontwikkeld... Niet leuk. Ook niet voor de chef de mission. Schenk (snelle, onderzoekende blik naar de intervie wer): "Hmmmm. Geloof jij dat? Er is nu zoveel onderling contact. Zoiets hou je nooit geheim". En waarom gaan de als voor onweer vluchtende nijlpaarden over het ijs zwabberende Oostduitse meisjes dan zoveel sneller dan de tech nisch veel beter onderlegde Nederlandse schaatstere? Schenk: "Tja. We weten niet alles natuurlijk. Daarom hadden we nou graag die Oostduitse trainer gehad". Hij kijkt een beetje spottend voor zich uit. Ard Schenk geeft je altijd het gevoel dat hij iets achter houdt. Uitsluitend en alleen om jou te jennen. Iets waarin hij trouwens een veel grotere meester is dan de meeste mensen denken. Samen met hem in de duinen trainen, in het mulle zand, waarbij hij dan net zo lang tegen je praat tot je van vermoeidheid niks meer terug kunt zeggen. Ard, terwijl hij onder het hollen ook nog een deuntje fluit: "Is er soms wat? Waarom zegje niets terug?" Ard Schenk: "Vroeger had ik dat wel ja. Maar toen was ik topsporter. Je deed de hele dag niets anders. Kees Verkerk was erg goed in die truc. Maar ik kon er prima tegen. Ik had hem vlug door. Er zijn wel eens mensen geweest, die dach ten dat ik-een Verkerk-complex had. On zin. Als Kees begon te zuigen, wist ik dat hij dat nodig had om zich waar te maken. En als ik in het voorseizoen hem elke keer in het laatste rondje voorbij ging, dan wist hij waarschijnlijk dat ik me niet helemaal zeker voelde. Zo werkte dat". Verplichtingen Ard en Keessie. Ard zelf gelooft niet dat een dergelijk circus ooit nog eens op de internationale schaatspistes zal verschij nen. De voormalige ijskoning: "Dat kan nu niet meer. Er zijn teveel verplichtin gen. Wij konden op de zaterdagavond tij dens een wereldkampioenschap nog op treden voor de televisie. Kees Verkerk die Oh Mein Pappa speelde op trompet. Als je het goed beschouwt, was het een enorm rommeltje. Ook in de zomer. We zorgden altijd voor nieuws. Ging de baan open dan reed Kees in een zwembroek over het ijs. Foto op de voorpagina van alle Nederlandse kranten". Maar dat kan Kemkers toch ook? Schenk: "Ja, dat is wel zo, maar Kemkers doet dat niet. Die heeft een bureau dat al les voor hem regelt. Hij mag het niet eens. Wij gingen de maandag na het we reldkampioenschap naar de televisie en dat was het dan. Denk nou maar niet dat we aan iemand vroegen of dat goed was. Dat regelden we zelf wel. Gerard wordt via dat bureau 'gekocht' door de meest biedende. Heel goed allemaal. Het kan tegenwoordig ook niet anders meer. Maar het gaat natuurlijk wel ten koste van de spontaniteit. De sport verzake lijkt". Wat Schenk overigens in het geheel niet betreurt. Sterker nog: hij vindt dat de schaatsbond veel te weinig van de mo gelijkheden profiteert. "Aegon is een voortreffelijke sponsor. Maar ze zitten wel voor een dubbeltje op de eerste rang. Zeveneneenhalve ton voor zoveel uur te levisie per jaar. Ik vind het voor niets. Zij waarschijnlijk ook, want ze doen allerlei extra dingen. Maar los van alle sentimen ten: ik zou graag zien dat een professio neel bureau ons vertegenwoordigt en dan geloof ik dat er aan sponsorgelden veel meer binnen te halen valt". Voorwaarden Is dat waar hij als chef de mission eerst aan gaat werken? Schenk: "Nee. En mis schien ook ja. Je kunt mijn werkzaamhe den niet in deeltjes opsplitsen. Ik ben voor het scheppen van goede voorwaar den. En dat is niet alleen zorgen voor ge noeg financiële armslag. Dat is ook gezel ligheid onderling. Als er drie keer trai nen per dag op het programma staat, de derde training durven laten vervallen en even wat gaan drinken. Omdat je voelt dat dat nodig is". Ard Schenk heeft ooit gezegd: "Het is moeilijker niet te trainen, dan hard te trainen". De chef de mission: "Is dat zo? Ik kan het me niet herinneren, maar ik denk er wél zo over. Voor niet trainen heb je veel ervaring nodig. Je moet je li chaam door en door kennen. Ik wist op het laatst precies wanneer ik de teugels even moest laten vieren. Toen behaalde ik ook mijn grootste successen. Maar daar kan iemand anders je moeilijk in ra den". Daar zijn heden ten dage toch meter- tjes voor? Opnieuw die spottende blik. "Ja, daar zijn metertjes voor. Maar ik ken wel gevallen van mensen die fantastisch presteerden terwijl de metertjes hadden uitgevogeld dat dat helemaal niet kon. Je mag niet voorbij lopen aan de weten schap. Maar het blijft de sporter zelf die moet weten wat wel kan en niet kan. Hij moet zich niet alleen en uitsluitend laten raden door een stopwatch. Die moet hij alleen maar als steun gebruiken. Kees had vroeger een enorme hekel aan de fietsergometer. Hij zat de boel altijd te sa boteren. Dat was wel lachen. Maar Kees wist donders goed wanneer hij wel in conditie was en wanneer niet. Daar had hij die fiets niet voor nodig". De chef de mission staat dus een licht conventionele aanpak voor? Ard Schenk haalt zijn schouders op en neemt een slok van zijn jus. "Ik doe wat mij het beste lijkt voor de ploeg". En als die ploeg dan toch op bobo Schenk begint te mopperen "Dan zal ik bij mezelf nagaan, wat ik niet goed doe". En als de herrie al volop in smakelij ke opmaak in de krant is gemeld? "Zover komt het niet, want ik zou geen goeie chef de mission zijn als ik het brandje niet al van tevoren had geblust". Niet bang voor de baan dus?. "Als ik bang was geweest, had ik hem niet geaccepteerd". Een paar kranten wisten te melden datje meteen ja hebt gezegd, toen je werd gevraagd. "Dat klopt niet. Ik heb er enkele we ken over nagedacht". Waarover precies? "Over de consequenties die het bij voorbeeld heeft voor mijn werk. Maar dat valt mee. Gelukkig maar, want ik ben geen vergaderdier. Ik vergader telefo nisch, ik noteer alles op memo's en eens in de week wordt alles doorgenomen. Met een paar uurtjes ben je er wel". "Nee, maar ik ben wel van plan het te gaan doen. Hij schiet lekker op met zijn pilotenstudie, hij traint toch nog drie, vier keer per week en misschien dat hü er in 1992 weer bij is". Zin Het is bijna middernacht. Ard Schenk begint om zich heen te kijken en bestelt zijn laatste jus. Morgenochtend zit hij om zeven uur weer op de fiets en morgen avond heeft hij (telefonisch) een bespre king met Simon Smit van de schaats bond. Hij is aan een tweede sportleven be gonnen. Schenk: "Ja, ha ha ha. En als je nou weet hoe verschrikkelijk genoeg ik er van had. Ik heb jaren zelfs niet meer naar schaatsen op de televisie gekeken. Maar daarom heb ik er nu waarschijnlijk zo'n zin in".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 31