'Huidige hulp iseen illusie' Persoonlijkheidsstoornis Onze taal ENKWIJZER Prof. Ferdinand van Dam: De ontwikkelingssamenwerking zou echt heel anders moeten ZATERDAG 28 OKTOBER 1989 EXTRA PAGINA 29 De Nederlandse ontwikkelingshulp is één grote Illusie. In Afrika werkt de hulp niet, in Azië hebben ze onze projecten niet nodig, en Latijns-Amerika moet geen cent hulp krijgen want ze hebben zelf geld genoeg. De tegendraadse opvattingen van Ferdinand van Dam, voormalig plaatsvervangend directeur- generaal van Ontwikkelingssamenwerking, voormalig bewindvoerder van de Wereldbank en sinds twee jaar hoogleraar internationale economische betrekkingen in Leiden"Er is schande gesproken over de vele voorwaarden van het IMF, maar ik denk dat de kritiek zou moeten zijn dat het IMF veel te weinig voorwaarden stelt bij leningen". door Sjaak Smakman 'Het grote probleem is dat de discussie over de Nederlandse ontwikkelingshulp vast is gaan zitten op een paar thema's: komt de hulp wel terecht bij de Allerarm sten, is het departement wel goed geor ganiseerd en is het IMF niet veel te streng? Maar daar gaat het helemaal niet om, er zijn veel fundamentelere vragen aan de orde. Alleen komen die in de dis cussie niet boven water", betoogt Ferdi nand van Dam. Hij zelf gaat er wel op in. "In Afrika is sprake van een geweldig probleem met het bestuur. Afrika is maar heel kort gekoloniseerd geweest, vanaf ongeveer het einde van de vorige eeu>v. In die koloniale periode zijn slechts weinig mensen opgeleid. Voor dat er een bestuursstructuur was, brak de dekolonisatie al weer aan. Toen de En gelsen en Fransen weggingen, hebben ze een soort namaakdemocratiën achterge laten die het ook maar kort hebben vol gehouden. In de meeste landen hebben de militairen de macht overgenomen. De onderofficieren dan, want de officieren waren Engels of Frans. Daardoor zijn re geringen aan de macht gekomen die van economie onvoldoende weten om een land economisch te kunnen besturen". "In de economie van vandaag heb je markten nodig, een goed lopend geldwe zen, banken, transport, communicatie en een centraal gezag dat regeert. Dat ont breekt daar allemaal. En", (schaterlach), "dan zitten we hier een beetje te navel staren over de organisatie op ons depar tement". "In Latijns-Amerika ligt de situatie heel anders. De oorspronkelijke bevol king is grotendeels vermoord of ander zins verdwenen, het continent is eigen lijk een dependance van Spanje en Por tugal geweest, compleet met ónderko ningen die een leger hadden en de grond verdeelden onder mensen die hen welge vallig waren. Zo hebben zich in 400 jaar maatschappelijke structuren gevormd en is er bijvoorbeeld geen gebrek aan goed opgeleide mensen". "Maar dat wil niet zeggen dat ze ook een goed economisch beleid voeren. In tegendeel. Je ziet dat ze aan de ene kant enorme schulden hebben, en dat aan de andere kant het kapitaal het land uit vlucht. Het is natuurlijk merkwaardig: die landen hebben een schuld van onge veer 450 miljard dollar, terwijl de inwo ners op banken in het buitenland .parti culiere tegoeden ter waarde van onge veer 300 miljard dollar hebben. Als je dat geld weer terug zou kunnen halen, is het schuldenprobleem vrijwel opgelost Al leen: bij gebrek aan effectief beleid lukt dat niet. Het is dan de vfaag of wij daar voor moeten opdraaien. Ik vind van niet: het is hun probleem, zij moeten het dus Projectillusie Maar daarover gaat de discussie in Ne derland niet. Nee,'stelt Van Dam, wij koesteren ons liever in wat hij de project illusie noemt. We denken dat we via pro jecten op landbouw- en industrieel ge bied de ontwikkelingslanden, en dan vooral de armsten daar, kunnen helpen. "Projecten hebben een psychologisch voordeel: je ziet wat je doet, je hebt fo tootjes van die fabrieken en polders. Je* ziet wat, dus je doet wat. Dat is de pro jectillusie die we hebben". "De werkelijkheid is anders. In Azië bijvoorbeeld hebben we te maken met landen die zichzelf goed kunnen bestu ren, die een goed economisch beleid kunnen voeren, die een investeringsplan kunnen maken en uitvoeren. Het enige dat we zouden moeten doen is ze daartoe in staat stellen door het kapitaal te geven dat ze daarvoor nodig hebben. We zou den India gewoon elk jaar een cheque moeten geven in plaats van ze lastig te vallen met onze eigenzinnige projecti deetjes. Ik vind het zo prachtig als je in India bent en je leest in een Nederlands verkiezingsprogramma allemaal zinnen over onze hulpverlening die beginnen met 'Nederland vindt', 'Nederland zegt', 'Nederland maakt', 'Nederland streeft'... (proest het bijna uit)...Ze weten in India niet eens waar Nederland ligt". "In Afrika komen de projecten terecht in een niet-functionerend geheel en gaan ze allemaal achter elkaar ter ziele zodra ze op eigen benen moeten staan. Ik denk dat je daar alleen hulp kunt geven in de zin van voorzien in de eerste levensbe hoeften: voedsel, medische zorg, dat soort dingen. Dat past bij de realiteit. Als je dat niet doet en plompverloren fabrie ken en landbouwbedrijven gaat neerzet ten, negeer je de werkelijkheid. Een fa briek kan alleen draaien in een web van financiële, economische en sociale voor zieningen. Als dat er niet is, houdt het op - Dat klinkt wel erg simpel op het bestaansminimum te leven. De schulden, de stagnatie, het vluchtkapi- taal: dat zijn problemen die ze zelf maar op moeten lossen". Volgens professor De Gaay Fortman zijn de hoogste inkomens daar 33 keer zo hoog als de laagste, tegen een verhouding in Nederland van ongeveer 7 tegen 1. Moet je dan toch geen projecten voor de armsten uitvoeren? "Die scheve inkomensverdeling is het resultaat van de sociaal-ecomische struc tuur. Alles wat je er aan hulp instopt, wordt in die structuur gezogen, daar ont kom je niet aan. Je kunt niet een macro structuur met allerlei micro-priegeltjes veranderen. Waar het om gaat is dat er een bovenlaag is met een monopolie op de grond en op de produktie. Dat door breek je echt niet met projecten". Moet je dan maar wachten op de re- "Dat hoeft nou ook weer niet. Er zijn daar wel degelijk dingen in beweging. De militairen zijn nog aan de macht, maar er is zich een burgerlijke tegen macht aan het ontwikkelen. Het kan nog even duren, het kan zelfs nog mislukken, maar ze moeten het daar uiteindelijk toch zelf doen". "Wat kunnen wij hier nou helemaal doen? Neem nou Suriname. We hebben daar werkelijk alle touwtjes in handen, maar het lukt niet. Als het bij zo'n piep- -klein landje al niet lukt, hoe denken we dan iets te bereiken in een land als Brazi lië dat 250 keer zo groot is?" Blokken Moeten we de ontwikkelingslanden dan helemaal aan hun lot overlaten? Ze hebben toch geen schijn van kans op de wereldmarkt? "Het is de vraag of dat nodig is. Afrika bijvoorbeeld zou heel best een economie kunnen opbouwen die niet gericht is op export, maar veel meer op zelfvoorzie ning. Kijk naar Europa, waar 75 procent van de handel plaats heeft tussen de lid staten onderling. En de VS exporteren maar voor een bedrag ter waarde van 5 procent van het nationaal inkomen. Een economie hoeft dus niet primair afhan kelijk te zijn van de internationale han del". "Tegelijkertijd moeten we beseffen dat de blokvorming die zich overal in de wereld voordoet, niet zonder risico's is. Je hebt nu 4 a 5 integratieprocessen: de EG, de VS en Canada, Brazilië samen met Argentinië en Urugay, Japan met een aantal van zijn buurstaten (al zijn die er huiverig voor door Japan overstemd te worden) en de Comecon. Daarnaast heb je nog India, en China die door hun omvang eigenlijk blokken op zichzelf zijn. De verklontering van de wereldeco nomie kan voor de landen die daar bui ten vallen, zoals Afrika en het Caraïbisch gebied, buitengewoon nadelig zijn. Daar- bieden dat de voedselsubsidies worden afgeschaft. Er is schande gesproken over de voorwaarden van het IMF, maar ik denk dat de kritiek zou moeten zijn dat het IMF veel te weinig voorwaarden stelt aan leningen in plaats van te veel". Maar dat heet dan inmenging in binnenlandse aangelegenheden "Precies, precies". "Dat vind ik wel, ja - Gebeurt dat ook? leen Prof. Ferdinand van Dam: "We moeten af van die projecten". (foto Holvast) om denk ik dat je aan die integratie processen een aantal voorwaarden moet verbinden, bijvoorbeeld via de GATT (Wereldhandelsconferentie, red.) om te voorkomen dat de niet-deelnemende partijen er de dupe van worden". IMF Een ander punt van discussie in Ne derland is het Internationaal Monetair Fonds, dat landen die bij hem aanklop pen voor leningen een economische wurg- politiek oplegt. "In de eerste plaats: een land hoeft niet te lenen. Sterker: je moetje behoorlijk in de nesten hebben gewerkt om voor een lening in aanmerking te komen. En het IMF is uiteindelijk gewoon een bankier, die als criterium bij de lening stelt dat hij zijn geld terug wil hebben. Alleen be staat het onderpand in dit geval niet uit een huis, maar uit een bepaald beleid dat een land in staat stelt om te kunnen te rugbetalen. Bijvoorbeeld dat het begro tingstekort lager moet, of dat de koers van de munt niet te hoog is zodat het land kan exporteren". "In beginsel kan een land zelf beslis sen hoe het aan die voorwaarden vol doet. Als de overheidsuitgaven 10 zijn en de inkomsten 6, dan zegt het IMF: dan moet u de uitgaven naar 6 brengen of de inkomsten naar 10. Dat laatste kan door bijvoorbeeld belasting te heffen, het eer ste door bijvoorbeeld bepaalde subsidies op te heffen". - Maar het IMF weet toch waar de re gimes in bijvoorbeeld Latijns-Amerika dan voor kiezen: afschaffen van de subsi dies die de armen ten goede komen? Fel: "Dus pleit ik ervoor dat het IMF veel stringentere voorwaarden kan stel len en bijvoorbeeld kan eisen dat de be lastingen worden verhoogd en kan ver- "Ik denk dat we langzamerhand i fase zijn gekomen waarin we over het aanscherpen van die normen kunnen gaan praten. Je moet daarvoor een reu- zestap maken: de inbreuk op de soeve reiniteit. Maar het is zo'n godvergeten schandaal, die inkomensverdeling in La tijns-Amerika waarbij de rijken hun ka pitaal zomaar kunnen exporteren, dat bij velen langzaam het idee begint te groei en dat er toch strakkere normen moeten komen". Zeuren Wat betekent dit hele verhaal voor de ontwikkelingssamenwerking in Neder land? "Het betekent het afsterven van een verschijnsel,' al zal het bedrag nog wel een tijdje op peil blijven. Je hebt nu al achterhoedegevechten in de vorm van de vraag of je uit de ontwikkelingspot hulp aan Polen moet geven, landen moet helpen met een schuldenregeling, of dat je er bijvoorbeeld internationale milieu maatregelen uit moet betalen. Je ziet ook dat het ontwikkelingsvraagstuk geen po litiek punt meer is, het is in de verkiezin gen totaal weggevallen. En de publieke belangstelling is de das omgedaan om dat we maar blijven zeuren over projec ten voor de allerarmsten, terwijl ieder een die de krant leest weet dat het om heel andere vraagstukken gaat. De dis cussie heeft zichzelf vermoord". Dan kunt u waarschijnlijk weinig waardering opbrengen voor de nota van minister Bukman over ontwikkelingssa menwerking in de jaren '90, die stelt dat het eigenlijk wel goed gaat met de ont wikkelingshulp. "Daar wil ik niets over zeggen. Ik heb op het departement een aangename tijd gehad en ik heb altijd al vreselijk de pest gehad aan ambtenaren die hun minister afvallen zodra ze de deur achter zich heb ben dichtgeslagen". Goed. Stel: u wordt minister van ont wikkelingssamenwerking, wat doet u? "Ik zou het beleid op twee punten ver anderen. Ten eerste de structurele kant: de Latino's moeten hun schulden zelf maar oplossen omdat ze daar rijk genoeg voor zijn, die van de Afrikanen moeten we kwijtschelden, en de landen die het goed voor elkaar hebben krijgen beta- lingsbalanssteun. Verder moet het IMF zijn normen verscherpen en zou ik in het GATT voorstellen doen om te voorko men dat bij de blokvorming landen defi nitief uit de boot vallen". "Daarnaast zou ik aan de mensen ver tellen dat we met ontwikkelingshulp lan ge tijd in de illusie hebben geleefd dat de hele wereld baat heeft bij onze projecten. Azië heeft ze niet nodig, in Afrika werken ze niet, in Latijns-Amerika gaat het geld dat via de voordeur binnenkomt, er via de achterdeur weer uit". eu. ii- llfej ui. oe. DOOR JOOP VAN DER HORST Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen Garmt Stuiveling heeft daar aan eens toegevoegd, dat lang niet iede re Nederlander geacht kan worden de wet ook te begrijpen. Dat is natuurlijk waar. Niet iedere Ne derlander begrijpt de wet; professor Stui veling voorop. Uit zijn toevoeging bleek dat hij weinig van de bovengenoemde bepaling begrepen had. Het is voor de wet namelijk van geen belang of iemand die kent of zelfs begrijpt, men wordt slechts geaght hem te kennen. Wie steelt of zwart werkt of harder rijdt dan 120 kilo meter en betrapt wordt, die kan zich er niet onderuit draaien door te zeggen dat hij niet wist dat het verboden was. De rechter gaat daar niet op in. ook als ie mand er echt niet van wist. De wet niet kennen is nooit een excuus. Ik heb wei nig verstand van juridische zaken maar deze bepaling lijkt me erg belangrijk en onmisbaar in ons recht. In Nederland is de wet gesteld in de Nederlandse taal. Wie geacht wordt de ze wet te kennen, wordt in feite ook ge acht de Nederlandse taal te kennen. Of althans zoveel ervan dat men de wet kan kennen. Dat zijn alles bij elkaar boeken kasten vol. dus men wordt geacht de Ne derlandse taal heel behoorlijk onder de knie te hebben. Liefst wat beter dan des tijds professor Stuiveling. Het komt neer op een bijna perfecte beheersing van het Nederlands. Hiermee is niet beweerd dat iedereen zo goed in z'n Nederlands moet zijn, maar slechts dat men geacht wordt onze taal te beheersen. Of toch niet? Ik ben bang dat mijn re denering voor èen jurist niet waterdicht is. Een handige advokaat zou er op kun nen wijzen, dat de wet ons niet verbiedt op eigen kosten een vertaler aan het werk te zetten die alles omzet in het Frans, om op die manier kennis te ne men van wat hier mag en niet mag. Ver moedelijk zal die advokaat het winnen. Dat laat ons een ernstige leemte zien in onze wetgeving. Er is mijns inziens grote behoefte aan een wettelijke bepa ling dat iedereen die onder de Neder landse wet valt. geacht wordt de Neder landse taal te kennen. Alleen al in Friesland zou zo'n bepa ling wonderen verrichten. Nu volgt daar de ene halfslachtige beslissing op de an dere. Friezen hebben soms met succes geëist dat bepaalde officiële stukken ook in het Fries gesteld werden. Als men op zulke eisen ingaat, is de enige logische consequentie dat onze totale wetgeving tweetalig wordt. Het valt namelijk niet in te zien hoe iemand een gemeentelijke verordening niet in het Nederlands zou kunnen lezen maar de grondwet wel. In de praktijk valt Friesland heel erg mee. Als het er op aankomt, blijken de meeste Friezen ineens heel behoorlijk Nederlands te kennen. Dat is anders bij de groeiende groep allochtone Neder landers. Onder hen zijn er velen die het Nederlands maar matig beheersen. Te matig vaak om op de arbeidsmarkt een reële kans te maken. Buiten de Centrum democraten vindt gelukkig bijna ieder een dat dat anders moet. Zou een wette lijke verplichting om het Nederlands op zeker niveau te beheersen haalbaar zijn. is zoiets heilzaam en fatsoenlijk of is het juist erg discriminerend? Toert wij er thuis over te spreken kwa men, laaide de discussie hoog op en we zijn het er niet over eens geworden. Wat de één beschouwde als een noodzakelij ke bepaling om de genoemde wantoe stand te kunnen overwinnen, vond de an der juist een erg discriminerende maatre gel. Als u om gespreksstof verlegen zit op de lange winteravonden, zit u hiermee voorlopig goed. door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden sdat "Het enige wat we kunnen hopen i er geleidelijk structuren zullen ontstaan waarmee ze een meer ingewikkelde eco nomie kunnen leiden. Ik denk eerlijk ge zegd dat we in Afrika niet veel meer kun nen doen dan tot die tijd de zaak een beetje overeind houden". Structuur "Wat Latijns-Amerika aangaat moeten we in de eerste plaats beseffen dat ze daar niet arm zijn. Het inkomen per hoofd van de bevolking is hetzelfde als bij ons in 1955. Ze hoeven dus beslist niet Persoonlijkheid is een Zwitserse kaas. Van buitenaf gezien lijkt zo'n kaas vaak heel stevig. Je kan er op drukken en zelfs op gaan staan zonder dat-ie ineenzakt. Maar snijd je 'm door midden, dan zie je overal grotere en kleinere gaten. Op allerlei plaatsen in onze persoon lijkheid vertonen wij grotere of kleinere manco's en op sommige plaatsen zijn we goed gevuld, goed uitgerijpt. Iemand kan in bepaalde opzichten een onzelf standig, afhankelijk mens zijn en uiterst onzeker en aarzelend te werk gaan als hij ergens alleen voor komt te staan. Zo ie mand weet bijvoorbeeld niet hoe gauw hij een nieuwe partner moet zien te krij gen als de vorige voorgoed is opgestapt. Of hij blijft maar vragen en bellen om ad vies en steun als hij de opdracht krijgt om een taak, die hij altijd samen met ande ren heeft gedaan, nu eens alteen uit te voeren. Zo'n persoon heeft op het vlak van zelfstandigheid en autonomie een groot gat in zijn kaas. Het ingewikkelde labyrinth van eigen schappen en gedragspatronen, dat we onze persoonlijkheid noemen, is een voortdurend aan verandering onderhe vig produkt van erfelijkheid of aanleg en omgevingsinvloeden. Volgens moderne persoonlijkheidstheorieën hebben wij ien aangeboren persoonlijk heidseigenschappen, die we delen met andere zoogdieren. We verschillen van el kaar door de sterkte waarin die eigen schappen bij ons aanwezig zijn. Die ze ven eigenschappen zijn: activiteit, vrees achtigheid, impulsiviteit, sociabiliteit (meer of minder sociaal of 'aso' zijn), zorgzaamheid, agressiviteit en dominan tie. Door onze aanleg zijn we rustiger of juist actiever dan anderen, zijn we eer der angstig of juist niet, reageren we im pulsief of juist secundair, zijn we op an deren gericht en actief in de sociale om gang of zijn we meer op onszelf, zijn we zorgzaam voor anderen of eerder egocen trisch, reageren we gauw agressief of doen we dat juist zelden en zijn we ge neigd ons dominant of juist onderdanig op te stellen. Maar erfelijkheid is niet allesbepalend voor onze persoonlijkheid. Wel legt het de bandbreedte van persoonlijkheidveran dering vast, de grenzen waarbinnen we met onszelf of anderen met ons kunnen schuiven of ons kunnen veranderen. Ie mand die door zijn aanleg uiterst rustig en heel weinig agressief is, zal nooit een voortdurend er op meppende rauwdou wer worden, wiens voornaamste levens taak het ontvolken van stadidns is. Maar onder invloed van opvoeding en andere leerprocessen, zoals psychologische trai ning, kan hij er wel toe komen zich in be paalde situaties actief en directer op te stellen dan hij van nature geneigd is. De voornaamste taak van opvoeding en cultuur is om ons bepaalde regels aan te leren, die onze natuurlijke aanleg ver sterken of juist intomen met als beoogd resultaat dat we aan de samenleving kunnen deelnemen zonder er meteen een puinhoop van te maken. Als het goed is, leren ouders bijvoorbeeld hun kinderen om aan tafel op een zodanige manier op te scheppen dat er ook voor anderen nog iets te eten overblijft. Zodoende tomen ze het natuurlijke egocentrisme van hun kind enigszins in en leren het een bepaal de mate van altruïsme of zorgzaamheid voor anderen. In het proces van wisselwerking tussen aanleg en opvoeding bij het opbouwen van persoonlijkheid kan op verschillende manieren het nodige mis gaan. Een kind dat van nature tamelijk agressief is en wordt opgevoed met ouderlijke voorbeel den onder het motto 'je laat je niet op je kop zitten, maar geeft meteen een flinke ram terug' zal het als volwassene in de boksring nog wel een eind schoppen, maar op kantoor kan het wel eens heel lastig worden. Een kind dat van nature kan vragen of zelf het initiatief kan ne men - volgt nog steeds dezelfde regel. Maar nu is die regel niet zinnig meer of aangepast, en leidt snel tot problemen in relaties met anderen, nog afgezien van de frustraties die het oplevert voor de per soon in kwestie zelf. Persoonlijkheidsproblemen of -stoor nissen zijn vooral het gevolg van het feit, dat we doorgaan met regels te volgen die ooit terecht of nuttig waren, maar dat nu niet meer zijn. Een voorbeeld. Een kind van 5 jaar zit aan tafel tussen zijn vader en moeder in. Die hébben een heftige woordenwisseling, waarin regelmatig de uitdrukking 'ontrouw' valt. Hoewel het kind inhoudelijk niet precies begrijpt wat er gezegd wordt, voelt het de span ning die er heerst goed aan. Op een be paald moment laat het zich ontvallen: "Mama vindt papa niet meer zo lief, he"?, waarop de moeder geschrokken en haast agressief reageert met te zeggen dat het voordelen opleveren, toch volgen? Een van de redenen is dat ze zich niet bewtist zijn van die regels, zich dus ook niet be wust zijn van het feit dat bepaalde pro blemen het gevolg van bepaalde innerlij ke regels zijn, en op den duur gaan gelo ven dat dingen zo moeten lopen of zo zijn. Een eenvoudig voorbeeld. Ik zat een tijd je geleden met drie collega's in een Itali aans restaurant. We bestelden allen spaghetti, dat in een berg op ons bord werd geserveerd. Drie van ons aten het bord ondanks de hoeveelheid schoon leeg. Toen ik de anderen vroeg waarom ze dat hadden gedaan, antwoordden twee van de drie "nou, gewoon, ik eet mijn bord al tijd leeg". Toen we daar vervolgens over door spraken, bleken ze er werkelijk nog nooit over te hebben nagedacht dat ze bij vrijwel alle maaltijden van hun leven tot nu toe een oude ouderlijke regel hadden gevolgd, namelijk dat je je bord leeg moet eten en dat je je moet schamen als je dat heel weinig dominant is en er bovendien in geramd krijgt dat vragen helemaal niet vrij staat en dat je maar te wachten hebt tot je aan de beurt bent, zal zich als volwassene niet alleen de kaas, maar mo gelijk zelfs het hele brood door anderen laten afpakken. Vaak leren we regels als kind, die in die periode beslist zinnig of nuttig kun nen zijn, maar die we als volwassene maar beter kunnen opgeven of in ieder geval afzwakken. Een baby van minder dan een jaar oud leert dat het om opge pakt en vastgehouden te worden moet gaan huilen of op een andere manier de aandacht moet trekken door bijvoorbeeld te roepen 'nah, nah, nah'. Een volwassene van 30 jaar die de behoefte aan koestering of aandacht alleen maar kan laten zien door tranen te vergieten of on derdrukt te zuchten er niet openlijk om kind niet zo brutaal moet zijn, dat wat hij zegt helemaal niet klopt en dat 'mama en papa nog altijd evenveel van elkaar houden'. De kans bestaat dat het kind vanaf dat moment een bepaalde regel begint te le ren, namelijk dat het gevaarlijk is om di rect iets te zeggen over gevoelens die je bij anderen denkt waar te nemen. Krijgt die regel in de loop van de tijd een dwingend karakter, dan zal hij, zelf ouder, zich er ook niet meer in mengen als hij waar neemt dat er tussen zijn vrouw en zoon iets niet goed zit. Dat kan dan weer tot ge volg hebben, dat de zoon zich door zijn vader in de steek gelaten voelt en hem als een slapjanus beschouwt, iemand die wel aardig is maar op wie je verder niet kunt rekenen. Waarom blijven mensen oude regels, ook als ze op den duur meer nadelen dan niet doet, want die kinderen in de arme landen zouden er een moord voor begaan als ze zoiets op hun bord kregen. Zolang we kind zijn, kan het nuttig zijn voor on ze gezondheid om die regel te volgen. Maar als volwassene kan het juist vaak ongezond zijn dat te doen. Veel psychologen gaan er vandaag de dag van uit dat persoonlijkheidsstoor nissen ontstaan als mensen oude regels niet aanpassen aan nieuwe situaties om dat ze a) zich niet van die oude regels be wust zijn en b) niet weten welke nieuwe regels ze beter zouden kunnen volgen. Zo stikt het in de wereld van de mensen die de regel aanhangen dat alles wat ze doen nut moet hebben. Maar goed dat er een God is geweest die bij de schepping die regel niet volgde, want de mooiste dingen in de wereld zijn vaak de meest nutteloze: pauwen en lelies bijvoorbeeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 29