'Huidige hulp iseen illusie'
Persoonlijkheidsstoornis
Onze taal
ENKWIJZER
Prof. Ferdinand van Dam: De
ontwikkelingssamenwerking
zou echt heel anders moeten
ZATERDAG 28 OKTOBER 1989
EXTRA
PAGINA 29
De Nederlandse ontwikkelingshulp is één grote Illusie. In Afrika werkt de hulp
niet, in Azië hebben ze onze projecten niet nodig, en Latijns-Amerika moet
geen cent hulp krijgen want ze hebben zelf geld genoeg. De tegendraadse
opvattingen van Ferdinand van Dam, voormalig plaatsvervangend directeur-
generaal van Ontwikkelingssamenwerking, voormalig bewindvoerder van de
Wereldbank en sinds twee jaar hoogleraar internationale economische
betrekkingen in Leiden"Er is schande gesproken over de vele voorwaarden
van het IMF, maar ik denk dat de kritiek zou moeten zijn dat het IMF veel te
weinig voorwaarden stelt bij leningen".
door Sjaak Smakman
'Het grote probleem is dat de discussie
over de Nederlandse ontwikkelingshulp
vast is gaan zitten op een paar thema's:
komt de hulp wel terecht bij de Allerarm
sten, is het departement wel goed geor
ganiseerd en is het IMF niet veel te
streng? Maar daar gaat het helemaal niet
om, er zijn veel fundamentelere vragen
aan de orde. Alleen komen die in de dis
cussie niet boven water", betoogt Ferdi
nand van Dam. Hij zelf gaat er wel op in.
"In Afrika is sprake van een geweldig
probleem met het bestuur. Afrika is
maar heel kort gekoloniseerd geweest,
vanaf ongeveer het einde van de vorige
eeu>v. In die koloniale periode zijn
slechts weinig mensen opgeleid. Voor
dat er een bestuursstructuur was, brak
de dekolonisatie al weer aan. Toen de En
gelsen en Fransen weggingen, hebben ze
een soort namaakdemocratiën achterge
laten die het ook maar kort hebben vol
gehouden. In de meeste landen hebben
de militairen de macht overgenomen. De
onderofficieren dan, want de officieren
waren Engels of Frans. Daardoor zijn re
geringen aan de macht gekomen die van
economie onvoldoende weten om een
land economisch te kunnen besturen".
"In de economie van vandaag heb je
markten nodig, een goed lopend geldwe
zen, banken, transport, communicatie en
een centraal gezag dat regeert. Dat ont
breekt daar allemaal. En", (schaterlach),
"dan zitten we hier een beetje te navel
staren over de organisatie op ons depar
tement".
"In Latijns-Amerika ligt de situatie
heel anders. De oorspronkelijke bevol
king is grotendeels vermoord of ander
zins verdwenen, het continent is eigen
lijk een dependance van Spanje en Por
tugal geweest, compleet met ónderko
ningen die een leger hadden en de grond
verdeelden onder mensen die hen welge
vallig waren. Zo hebben zich in 400 jaar
maatschappelijke structuren gevormd
en is er bijvoorbeeld geen gebrek aan
goed opgeleide mensen".
"Maar dat wil niet zeggen dat ze ook
een goed economisch beleid voeren. In
tegendeel. Je ziet dat ze aan de ene kant
enorme schulden hebben, en dat aan de
andere kant het kapitaal het land uit
vlucht. Het is natuurlijk merkwaardig:
die landen hebben een schuld van onge
veer 450 miljard dollar, terwijl de inwo
ners op banken in het buitenland .parti
culiere tegoeden ter waarde van onge
veer 300 miljard dollar hebben. Als je dat
geld weer terug zou kunnen halen, is het
schuldenprobleem vrijwel opgelost Al
leen: bij gebrek aan effectief beleid lukt
dat niet. Het is dan de vfaag of wij daar
voor moeten opdraaien. Ik vind van niet:
het is hun probleem, zij moeten het dus
Projectillusie
Maar daarover gaat de discussie in Ne
derland niet. Nee,'stelt Van Dam, wij
koesteren ons liever in wat hij de project
illusie noemt. We denken dat we via pro
jecten op landbouw- en industrieel ge
bied de ontwikkelingslanden, en dan
vooral de armsten daar, kunnen helpen.
"Projecten hebben een psychologisch
voordeel: je ziet wat je doet, je hebt fo
tootjes van die fabrieken en polders. Je*
ziet wat, dus je doet wat. Dat is de pro
jectillusie die we hebben".
"De werkelijkheid is anders. In Azië
bijvoorbeeld hebben we te maken met
landen die zichzelf goed kunnen bestu
ren, die een goed economisch beleid
kunnen voeren, die een investeringsplan
kunnen maken en uitvoeren. Het enige
dat we zouden moeten doen is ze daartoe
in staat stellen door het kapitaal te geven
dat ze daarvoor nodig hebben. We zou
den India gewoon elk jaar een cheque
moeten geven in plaats van ze lastig te
vallen met onze eigenzinnige projecti
deetjes. Ik vind het zo prachtig als je in
India bent en je leest in een Nederlands
verkiezingsprogramma allemaal zinnen
over onze hulpverlening die beginnen
met 'Nederland vindt', 'Nederland zegt',
'Nederland maakt', 'Nederland streeft'...
(proest het bijna uit)...Ze weten in India
niet eens waar Nederland ligt".
"In Afrika komen de projecten terecht
in een niet-functionerend geheel en gaan
ze allemaal achter elkaar ter ziele zodra
ze op eigen benen moeten staan. Ik denk
dat je daar alleen hulp kunt geven in de
zin van voorzien in de eerste levensbe
hoeften: voedsel, medische zorg, dat
soort dingen. Dat past bij de realiteit. Als
je dat niet doet en plompverloren fabrie
ken en landbouwbedrijven gaat neerzet
ten, negeer je de werkelijkheid. Een fa
briek kan alleen draaien in een web van
financiële, economische en sociale voor
zieningen. Als dat er niet is, houdt het
op
- Dat klinkt wel erg simpel
op het bestaansminimum te leven. De
schulden, de stagnatie, het vluchtkapi-
taal: dat zijn problemen die ze zelf maar
op moeten lossen".
Volgens professor De Gaay Fortman
zijn de hoogste inkomens daar 33 keer zo
hoog als de laagste, tegen een verhouding
in Nederland van ongeveer 7 tegen 1.
Moet je dan toch geen projecten voor de
armsten uitvoeren?
"Die scheve inkomensverdeling is het
resultaat van de sociaal-ecomische struc
tuur. Alles wat je er aan hulp instopt,
wordt in die structuur gezogen, daar ont
kom je niet aan. Je kunt niet een macro
structuur met allerlei micro-priegeltjes
veranderen. Waar het om gaat is dat er
een bovenlaag is met een monopolie op
de grond en op de produktie. Dat door
breek je echt niet met projecten".
Moet je dan maar wachten op de re-
"Dat hoeft nou ook weer niet. Er zijn
daar wel degelijk dingen in beweging.
De militairen zijn nog aan de macht,
maar er is zich een burgerlijke tegen
macht aan het ontwikkelen. Het kan nog
even duren, het kan zelfs nog mislukken,
maar ze moeten het daar uiteindelijk
toch zelf doen".
"Wat kunnen wij hier nou helemaal
doen? Neem nou Suriname. We hebben
daar werkelijk alle touwtjes in handen,
maar het lukt niet. Als het bij zo'n piep-
-klein landje al niet lukt, hoe denken we
dan iets te bereiken in een land als Brazi
lië dat 250 keer zo groot is?"
Blokken
Moeten we de ontwikkelingslanden
dan helemaal aan hun lot overlaten? Ze
hebben toch geen schijn van kans op de
wereldmarkt?
"Het is de vraag of dat nodig is. Afrika
bijvoorbeeld zou heel best een economie
kunnen opbouwen die niet gericht is op
export, maar veel meer op zelfvoorzie
ning. Kijk naar Europa, waar 75 procent
van de handel plaats heeft tussen de lid
staten onderling. En de VS exporteren
maar voor een bedrag ter waarde van 5
procent van het nationaal inkomen. Een
economie hoeft dus niet primair afhan
kelijk te zijn van de internationale han
del".
"Tegelijkertijd moeten we beseffen
dat de blokvorming die zich overal in de
wereld voordoet, niet zonder risico's is.
Je hebt nu 4 a 5 integratieprocessen: de
EG, de VS en Canada, Brazilië samen
met Argentinië en Urugay, Japan met
een aantal van zijn buurstaten (al zijn die
er huiverig voor door Japan overstemd
te worden) en de Comecon. Daarnaast
heb je nog India, en China die door hun
omvang eigenlijk blokken op zichzelf
zijn. De verklontering van de wereldeco
nomie kan voor de landen die daar bui
ten vallen, zoals Afrika en het Caraïbisch
gebied, buitengewoon nadelig zijn. Daar-
bieden dat de voedselsubsidies worden
afgeschaft. Er is schande gesproken over
de voorwaarden van het IMF, maar ik
denk dat de kritiek zou moeten zijn dat
het IMF veel te weinig voorwaarden stelt
aan leningen in plaats van te veel".
Maar dat heet dan inmenging in
binnenlandse aangelegenheden
"Precies, precies".
"Dat vind ik wel, ja
- Gebeurt dat ook?
leen
Prof. Ferdinand van Dam: "We moeten af van die projecten". (foto Holvast)
om denk ik dat je aan die integratie
processen een aantal voorwaarden moet
verbinden, bijvoorbeeld via de GATT
(Wereldhandelsconferentie, red.) om te
voorkomen dat de niet-deelnemende
partijen er de dupe van worden".
IMF
Een ander punt van discussie in Ne
derland is het Internationaal Monetair
Fonds, dat landen die bij hem aanklop
pen voor leningen een economische wurg-
politiek oplegt.
"In de eerste plaats: een land hoeft niet
te lenen. Sterker: je moetje behoorlijk in
de nesten hebben gewerkt om voor een
lening in aanmerking te komen. En het
IMF is uiteindelijk gewoon een bankier,
die als criterium bij de lening stelt dat hij
zijn geld terug wil hebben. Alleen be
staat het onderpand in dit geval niet uit
een huis, maar uit een bepaald beleid dat
een land in staat stelt om te kunnen te
rugbetalen. Bijvoorbeeld dat het begro
tingstekort lager moet, of dat de koers
van de munt niet te hoog is zodat het land
kan exporteren".
"In beginsel kan een land zelf beslis
sen hoe het aan die voorwaarden vol
doet. Als de overheidsuitgaven 10 zijn en
de inkomsten 6, dan zegt het IMF: dan
moet u de uitgaven naar 6 brengen of de
inkomsten naar 10. Dat laatste kan door
bijvoorbeeld belasting te heffen, het eer
ste door bijvoorbeeld bepaalde subsidies
op te heffen".
- Maar het IMF weet toch waar de re
gimes in bijvoorbeeld Latijns-Amerika
dan voor kiezen: afschaffen van de subsi
dies die de armen ten goede komen?
Fel: "Dus pleit ik ervoor dat het IMF
veel stringentere voorwaarden kan stel
len en bijvoorbeeld kan eisen dat de be
lastingen worden verhoogd en kan ver-
"Ik denk dat we langzamerhand i
fase zijn gekomen waarin we over het
aanscherpen van die normen kunnen
gaan praten. Je moet daarvoor een reu-
zestap maken: de inbreuk op de soeve
reiniteit. Maar het is zo'n godvergeten
schandaal, die inkomensverdeling in La
tijns-Amerika waarbij de rijken hun ka
pitaal zomaar kunnen exporteren, dat bij
velen langzaam het idee begint te groei
en dat er toch strakkere normen moeten
komen".
Zeuren
Wat betekent dit hele verhaal voor de
ontwikkelingssamenwerking in Neder
land?
"Het betekent het afsterven van een
verschijnsel,' al zal het bedrag nog wel
een tijdje op peil blijven. Je hebt nu al
achterhoedegevechten in de vorm van
de vraag of je uit de ontwikkelingspot
hulp aan Polen moet geven, landen moet
helpen met een schuldenregeling, of dat
je er bijvoorbeeld internationale milieu
maatregelen uit moet betalen. Je ziet ook
dat het ontwikkelingsvraagstuk geen po
litiek punt meer is, het is in de verkiezin
gen totaal weggevallen. En de publieke
belangstelling is de das omgedaan om
dat we maar blijven zeuren over projec
ten voor de allerarmsten, terwijl ieder
een die de krant leest weet dat het om
heel andere vraagstukken gaat. De dis
cussie heeft zichzelf vermoord".
Dan kunt u waarschijnlijk weinig
waardering opbrengen voor de nota van
minister Bukman over ontwikkelingssa
menwerking in de jaren '90, die stelt dat
het eigenlijk wel goed gaat met de ont
wikkelingshulp.
"Daar wil ik niets over zeggen. Ik heb
op het departement een aangename tijd
gehad en ik heb altijd al vreselijk de pest
gehad aan ambtenaren die hun minister
afvallen zodra ze de deur achter zich heb
ben dichtgeslagen".
Goed. Stel: u wordt minister van ont
wikkelingssamenwerking, wat doet u?
"Ik zou het beleid op twee punten ver
anderen. Ten eerste de structurele kant:
de Latino's moeten hun schulden zelf
maar oplossen omdat ze daar rijk genoeg
voor zijn, die van de Afrikanen moeten
we kwijtschelden, en de landen die het
goed voor elkaar hebben krijgen beta-
lingsbalanssteun. Verder moet het IMF
zijn normen verscherpen en zou ik in het
GATT voorstellen doen om te voorko
men dat bij de blokvorming landen defi
nitief uit de boot vallen".
"Daarnaast zou ik aan de mensen ver
tellen dat we met ontwikkelingshulp lan
ge tijd in de illusie hebben geleefd dat de
hele wereld baat heeft bij onze projecten.
Azië heeft ze niet nodig, in Afrika werken
ze niet, in Latijns-Amerika gaat het geld
dat via de voordeur binnenkomt, er via
de achterdeur weer uit".
eu.
ii-
llfej
ui.
oe.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Iedere Nederlander wordt geacht de wet
te kennen Garmt Stuiveling heeft daar
aan eens toegevoegd, dat lang niet iede
re Nederlander geacht kan worden de
wet ook te begrijpen.
Dat is natuurlijk waar. Niet iedere Ne
derlander begrijpt de wet; professor Stui
veling voorop. Uit zijn toevoeging bleek
dat hij weinig van de bovengenoemde
bepaling begrepen had. Het is voor de
wet namelijk van geen belang of iemand
die kent of zelfs begrijpt, men wordt
slechts geaght hem te kennen. Wie steelt
of zwart werkt of harder rijdt dan 120 kilo
meter en betrapt wordt, die kan zich er
niet onderuit draaien door te zeggen dat
hij niet wist dat het verboden was. De
rechter gaat daar niet op in. ook als ie
mand er echt niet van wist. De wet niet
kennen is nooit een excuus. Ik heb wei
nig verstand van juridische zaken maar
deze bepaling lijkt me erg belangrijk en
onmisbaar in ons recht.
In Nederland is de wet gesteld in de
Nederlandse taal. Wie geacht wordt de
ze wet te kennen, wordt in feite ook ge
acht de Nederlandse taal te kennen. Of
althans zoveel ervan dat men de wet kan
kennen. Dat zijn alles bij elkaar boeken
kasten vol. dus men wordt geacht de Ne
derlandse taal heel behoorlijk onder de
knie te hebben. Liefst wat beter dan des
tijds professor Stuiveling. Het komt neer
op een bijna perfecte beheersing van het
Nederlands. Hiermee is niet beweerd dat
iedereen zo goed in z'n Nederlands moet
zijn, maar slechts dat men geacht wordt
onze taal te beheersen.
Of toch niet? Ik ben bang dat mijn re
denering voor èen jurist niet waterdicht
is. Een handige advokaat zou er op kun
nen wijzen, dat de wet ons niet verbiedt
op eigen kosten een vertaler aan het
werk te zetten die alles omzet in het
Frans, om op die manier kennis te ne
men van wat hier mag en niet mag. Ver
moedelijk zal die advokaat het winnen.
Dat laat ons een ernstige leemte zien
in onze wetgeving. Er is mijns inziens
grote behoefte aan een wettelijke bepa
ling dat iedereen die onder de Neder
landse wet valt. geacht wordt de Neder
landse taal te kennen.
Alleen al in Friesland zou zo'n bepa
ling wonderen verrichten. Nu volgt daar
de ene halfslachtige beslissing op de an
dere. Friezen hebben soms met succes
geëist dat bepaalde officiële stukken ook
in het Fries gesteld werden. Als men op
zulke eisen ingaat, is de enige logische
consequentie dat onze totale wetgeving
tweetalig wordt. Het valt namelijk niet in
te zien hoe iemand een gemeentelijke
verordening niet in het Nederlands zou
kunnen lezen maar de grondwet wel.
In de praktijk valt Friesland heel erg
mee. Als het er op aankomt, blijken de
meeste Friezen ineens heel behoorlijk
Nederlands te kennen. Dat is anders bij
de groeiende groep allochtone Neder
landers. Onder hen zijn er velen die het
Nederlands maar matig beheersen. Te
matig vaak om op de arbeidsmarkt een
reële kans te maken. Buiten de Centrum
democraten vindt gelukkig bijna ieder
een dat dat anders moet. Zou een wette
lijke verplichting om het Nederlands op
zeker niveau te beheersen haalbaar zijn.
is zoiets heilzaam en fatsoenlijk of is het
juist erg discriminerend?
Toert wij er thuis over te spreken kwa
men, laaide de discussie hoog op en we
zijn het er niet over eens geworden. Wat
de één beschouwde als een noodzakelij
ke bepaling om de genoemde wantoe
stand te kunnen overwinnen, vond de an
der juist een erg discriminerende maatre
gel. Als u om gespreksstof verlegen zit
op de lange winteravonden, zit u hiermee
voorlopig goed.
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
sdat
"Het enige wat we kunnen hopen i
er geleidelijk structuren zullen ontstaan
waarmee ze een meer ingewikkelde eco
nomie kunnen leiden. Ik denk eerlijk ge
zegd dat we in Afrika niet veel meer kun
nen doen dan tot die tijd de zaak een
beetje overeind houden".
Structuur
"Wat Latijns-Amerika aangaat moeten
we in de eerste plaats beseffen dat ze
daar niet arm zijn. Het inkomen per
hoofd van de bevolking is hetzelfde als
bij ons in 1955. Ze hoeven dus beslist niet
Persoonlijkheid is een Zwitserse kaas.
Van buitenaf gezien lijkt zo'n kaas vaak
heel stevig. Je kan er op drukken en zelfs
op gaan staan zonder dat-ie ineenzakt.
Maar snijd je 'm door midden, dan zie je
overal grotere en kleinere gaten.
Op allerlei plaatsen in onze persoon
lijkheid vertonen wij grotere of kleinere
manco's en op sommige plaatsen zijn we
goed gevuld, goed uitgerijpt. Iemand
kan in bepaalde opzichten een onzelf
standig, afhankelijk mens zijn en uiterst
onzeker en aarzelend te werk gaan als hij
ergens alleen voor komt te staan. Zo ie
mand weet bijvoorbeeld niet hoe gauw
hij een nieuwe partner moet zien te krij
gen als de vorige voorgoed is opgestapt.
Of hij blijft maar vragen en bellen om ad
vies en steun als hij de opdracht krijgt om
een taak, die hij altijd samen met ande
ren heeft gedaan, nu eens alteen uit te
voeren. Zo'n persoon heeft op het vlak
van zelfstandigheid en autonomie een
groot gat in zijn kaas.
Het ingewikkelde labyrinth van eigen
schappen en gedragspatronen, dat we
onze persoonlijkheid noemen, is een
voortdurend aan verandering onderhe
vig produkt van erfelijkheid of aanleg en
omgevingsinvloeden. Volgens moderne
persoonlijkheidstheorieën hebben wij
ien aangeboren persoonlijk
heidseigenschappen, die we delen met
andere zoogdieren. We verschillen van el
kaar door de sterkte waarin die eigen
schappen bij ons aanwezig zijn. Die ze
ven eigenschappen zijn: activiteit, vrees
achtigheid, impulsiviteit, sociabiliteit
(meer of minder sociaal of 'aso' zijn),
zorgzaamheid, agressiviteit en dominan
tie. Door onze aanleg zijn we rustiger of
juist actiever dan anderen, zijn we eer
der angstig of juist niet, reageren we im
pulsief of juist secundair, zijn we op an
deren gericht en actief in de sociale om
gang of zijn we meer op onszelf, zijn we
zorgzaam voor anderen of eerder egocen
trisch, reageren we gauw agressief of
doen we dat juist zelden en zijn we ge
neigd ons dominant of juist onderdanig
op te stellen.
Maar erfelijkheid is niet allesbepalend
voor onze persoonlijkheid. Wel legt het de
bandbreedte van persoonlijkheidveran
dering vast, de grenzen waarbinnen we
met onszelf of anderen met ons kunnen
schuiven of ons kunnen veranderen. Ie
mand die door zijn aanleg uiterst rustig
en heel weinig agressief is, zal nooit een
voortdurend er op meppende rauwdou
wer worden, wiens voornaamste levens
taak het ontvolken van stadidns is. Maar
onder invloed van opvoeding en andere
leerprocessen, zoals psychologische trai
ning, kan hij er wel toe komen zich in be
paalde situaties actief en directer op te
stellen dan hij van nature geneigd is.
De voornaamste taak van opvoeding
en cultuur is om ons bepaalde regels aan
te leren, die onze natuurlijke aanleg ver
sterken of juist intomen met als beoogd
resultaat dat we aan de samenleving
kunnen deelnemen zonder er meteen een
puinhoop van te maken. Als het goed is,
leren ouders bijvoorbeeld hun kinderen
om aan tafel op een zodanige manier op
te scheppen dat er ook voor anderen nog
iets te eten overblijft. Zodoende tomen ze
het natuurlijke egocentrisme van hun
kind enigszins in en leren het een bepaal
de mate van altruïsme of zorgzaamheid
voor anderen.
In het proces van wisselwerking tussen
aanleg en opvoeding bij het opbouwen
van persoonlijkheid kan op verschillende
manieren het nodige mis gaan. Een kind
dat van nature tamelijk agressief is en
wordt opgevoed met ouderlijke voorbeel
den onder het motto 'je laat je niet op je
kop zitten, maar geeft meteen een flinke
ram terug' zal het als volwassene in de
boksring nog wel een eind schoppen,
maar op kantoor kan het wel eens heel
lastig worden. Een kind dat van nature
kan vragen of zelf het initiatief kan ne
men - volgt nog steeds dezelfde regel.
Maar nu is die regel niet zinnig meer of
aangepast, en leidt snel tot problemen in
relaties met anderen, nog afgezien van
de frustraties die het oplevert voor de per
soon in kwestie zelf.
Persoonlijkheidsproblemen of -stoor
nissen zijn vooral het gevolg van het feit,
dat we doorgaan met regels te volgen die
ooit terecht of nuttig waren, maar dat nu
niet meer zijn. Een voorbeeld. Een kind
van 5 jaar zit aan tafel tussen zijn vader
en moeder in. Die hébben een heftige
woordenwisseling, waarin regelmatig de
uitdrukking 'ontrouw' valt. Hoewel het
kind inhoudelijk niet precies begrijpt
wat er gezegd wordt, voelt het de span
ning die er heerst goed aan. Op een be
paald moment laat het zich ontvallen:
"Mama vindt papa niet meer zo lief, he"?,
waarop de moeder geschrokken en haast
agressief reageert met te zeggen dat het
voordelen opleveren, toch volgen? Een
van de redenen is dat ze zich niet bewtist
zijn van die regels, zich dus ook niet be
wust zijn van het feit dat bepaalde pro
blemen het gevolg van bepaalde innerlij
ke regels zijn, en op den duur gaan gelo
ven dat dingen zo moeten lopen of zo zijn.
Een eenvoudig voorbeeld. Ik zat een tijd
je geleden met drie collega's in een Itali
aans restaurant. We bestelden allen
spaghetti, dat in een berg op ons bord
werd geserveerd. Drie van ons aten het
bord ondanks de hoeveelheid schoon leeg.
Toen ik de anderen vroeg waarom ze dat
hadden gedaan, antwoordden twee van
de drie "nou, gewoon, ik eet mijn bord al
tijd leeg". Toen we daar vervolgens over
door spraken, bleken ze er werkelijk nog
nooit over te hebben nagedacht dat ze bij
vrijwel alle maaltijden van hun leven tot
nu toe een oude ouderlijke regel hadden
gevolgd, namelijk dat je je bord leeg moet
eten en dat je je moet schamen als je dat
heel weinig dominant is en er bovendien
in geramd krijgt dat vragen helemaal
niet vrij staat en dat je maar te wachten
hebt tot je aan de beurt bent, zal zich als
volwassene niet alleen de kaas, maar mo
gelijk zelfs het hele brood door anderen
laten afpakken.
Vaak leren we regels als kind, die in
die periode beslist zinnig of nuttig kun
nen zijn, maar die we als volwassene
maar beter kunnen opgeven of in ieder
geval afzwakken. Een baby van minder
dan een jaar oud leert dat het om opge
pakt en vastgehouden te worden moet
gaan huilen of op een andere manier de
aandacht moet trekken door bijvoorbeeld
te roepen 'nah, nah, nah'. Een volwassene
van 30 jaar die de behoefte aan
koestering of aandacht alleen maar kan
laten zien door tranen te vergieten of on
derdrukt te zuchten er niet openlijk om
kind niet zo brutaal moet zijn, dat wat
hij zegt helemaal niet klopt en dat 'mama
en papa nog altijd evenveel van elkaar
houden'.
De kans bestaat dat het kind vanaf dat
moment een bepaalde regel begint te le
ren, namelijk dat het gevaarlijk is om di
rect iets te zeggen over gevoelens die je bij
anderen denkt waar te nemen. Krijgt die
regel in de loop van de tijd een dwingend
karakter, dan zal hij, zelf ouder, zich er
ook niet meer in mengen als hij waar
neemt dat er tussen zijn vrouw en zoon
iets niet goed zit. Dat kan dan weer tot ge
volg hebben, dat de zoon zich door zijn
vader in de steek gelaten voelt en hem als
een slapjanus beschouwt, iemand die wel
aardig is maar op wie je verder niet kunt
rekenen.
Waarom blijven mensen oude regels,
ook als ze op den duur meer nadelen dan
niet doet, want die kinderen in de arme
landen zouden er een moord voor begaan
als ze zoiets op hun bord kregen. Zolang
we kind zijn, kan het nuttig zijn voor on
ze gezondheid om die regel te volgen.
Maar als volwassene kan het juist vaak
ongezond zijn dat te doen.
Veel psychologen gaan er vandaag de
dag van uit dat persoonlijkheidsstoor
nissen ontstaan als mensen oude regels
niet aanpassen aan nieuwe situaties om
dat ze a) zich niet van die oude regels be
wust zijn en b) niet weten welke nieuwe
regels ze beter zouden kunnen volgen. Zo
stikt het in de wereld van de mensen die
de regel aanhangen dat alles wat ze doen
nut moet hebben. Maar goed dat er een
God is geweest die bij de schepping die
regel niet volgde, want de mooiste dingen
in de wereld zijn vaak de meest nutteloze:
pauwen en lelies bijvoorbeeld.