De jeugdzonde van Nicolaas Beets Camera Obscura: gedateerde beststeller die nog steeds actueel is ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1989 *'<«i ui» ia i««ar ooi h de foltatdf dat ceo «««fcrsdieidca De eerste dru/c uan de Camera Obscura (Letterkundig Museum, Den Haag). Inzet: Nicolaas Beets in zijn jonge jaren. De Camera Obscura heeft generaties lezers overleefd en personages opgeleverd die onsterfelijk zijn gebleken. Wie kent niet de families Kegge en Stastok, Kees het diakenhuismannetje, de charmante Van der Hoogen, Robertus Nurks, en Gerrit Witse? Onder het pseudoniem Hildebrand hield Nicolaas Beets 150 jaar geleden zijn lezers een spiegel voor van de negentiende eeuwse samenleving die, hoe gedateerd ook, in meerdere opzichten nog steeds een actueel beeld biedt. Beets-kenner Peter van Zonneveld doet een boekje open over een best-seller met lange adem. door Gerard van Putten In het geheugen ligt louter weerzin tegen de Camera Obscura opgeslagen. Het be wuste boek liet zich destijds lezen met één langgerekte geeuw. En het is tevens de herinnering aan de humorloze docent Nederlands die als enige de lol van het boek inzag. Achteraf rijst de vraag of de terugblik op het lezen van de Camera geen verte kend, zo niet verwrongen beeld van de inhoud ervan heeft opgeleverd. Was het boek werkelijk zo vervelend? Of werd het als niet te pruimen terzijde gescho ven door de puber, in opstand gekomen tegen de gevestigde orde die door de leerkracht werd belichaamd? Door school verplichte literatuur laat zich doorgaans moeilijk lezen, zeker als het onderscheidingsvermogen in beper-kte mate is ontwikkeld. Zelfheeft de in 1814 geboren Nicolaas Beets, onder de naam Hildebrand dan wel te verstaan, er ook blijk van gegeven enkele trauma's aan z'n jeugd te hebben overgehouden. Meer in het bijzonder schooltrauma's. Als hij in 1839, pakweg 15 jaar na zijn kindertijd, terugkruipt in z'n eigen kinderziel draaft hij soms on voorstelbaar door. Een zin als 'de school is als een kanker; een dagelijks terugke rend verdriet' zegt wat dat betreft ge noeg. De frustraties die hij blijkbaar overhield aan de praktische problemen waarmee zijn groeistuipen gepaard gin gen, probeert hij van zich af te schrijven door meer begrip te vragen voor de no den van het opgroeiende kind. Afschuw Enkele fragmenten uit het hoofdstuk Kinderrampen. "De tandmeester moest komen. Hij kwam, niet waar? de ijselijke man! Hij had voor u de verschrikkingen van een scherprechter. Hij veinsde maar effen naaf uw tand te voelen; hij trok er hem verradelijk uit. Spreek mij nifet van grote mensen-jammeren! Zij halen niet bij deze. Het grootworden, hoe schoon en voortreffelijk een uitvinding ook, is de oorzaak van vele smarten". Volgens Hildebrand was het verplicht dragen van de kleertjes waaruit de oude re broer of zuster was gegroeid een voor beeld van een kinderramp waarvan de nawerking zich op volwassen leeftijd nog menigmaal aandiende. Proef de af schuw die de schrijver heeft gelegd in de volgende zinnen, zonder twijfel zullen ze worden beaamd door de huidige genera tie veertigers die de al dan niet verkapte armoe van de naoorlogse jaren moest trotseren. Ook rekenen vele moeders er naar 't schijnt niet op, dat niet alleen de benen, maar het gehele lichaam groeit, en dat het diensvolgens op goede natuur- en wis kundige gronden te bewijzen is, dat, al kunnen de broekspijpen worden uitge legd, het overige gedeelte van dat kle dingstuk hetzelfde blijvende, men een niet zeer aangename bekrompenheid in de circumferentie van het lichaam ge waar wordt, die ook al weer de oorzaak is van menig nieuw kruis, in een dubbele zin, en van ontelbare scheuren". En dan de ellende die kinderen vol gens hem op school tegenkomen. Hoe wel in zijn jeugd een voorbeeldig leer ling, rekent hij af met het klassikale sys teem van de school, volgens hem niet de rechte plaats om het kindergeluk diep te doen gevoelen. Fijntjes merkt Hilde brand op dat 'Mijn leren is spelen', een gezegde van Van Alphen, er bij niet een kind in wil. Zelfs niet bij het vlijtigste. "Daar zit gij sedert klokke halftien op school, bij mooi weer, in de maand Mei, als het groen jong is gelijk gijzelf, en wat meer is, als de plassen opgedroogd zijn, zodat het heerlijk weer is om te knikke- Haarscherp Met de Camera Obscura beoogde Hilde brand zijn lezers een haarscherp beeld op de samenleving van 1839 te gunnen. Vijfentwintig was Nicolaas Beets, toen hij zich verborg achter de schuilnaam Hildebrand om te verhalen van personen en voorvallen die hij tegenkwam in zijn geboortestad Haarlem en naderhand Leiden. Waaraan hij zijn pseudoniem had ontleend, of van wie Beets dat had geleend, is nooit achterhaald. "Waar de naam Hildebrand vandaan komt is nooit goed opgehelderd", vertelt drs. Peter van Zonneveld, Beets-kenner en als universitair docent verbonden aan de vakgroep Nederlands van de Leidse universiteit. "Naar het schijnt heeft er begin negentiende eeuw iemand op de Vismarkt met een Camera Obscura ge staan, en die zou Hildebrand hebben ge heten. Wat we wel zeker weten i Beets zijn boek de titel Camera Obscura heeft gegeven. Dat is, omdat het ver scheen in het geboortejaar van de foto- de uitvinder Daguerre Het was niet voor niets dat Beets na de verschijning van de eerste druk op zijn geheel eigen wijze in een voorwoord aan gaf dat elke overeenkomst met persoon of gebeurtenis op toeval berustte. Hij werd overstelpt met brieven van vrien den, bekenden en andere lezers die meenden dat hij met die en die ongetwij feld die man of die vrouw had bedoeld. Achter de figuur Robertus Nurks werd bijvoorbeeld de Amsterdamse dichter Potgieter vermoed, een kennis van Beets, die inderdaad gewend was op al les en iedereen aanmerkingen te maken. "Ik dacht waarlijk niet dat er zó vele Nurksen en Stastokken waren", schrijft Hildebrand ergens in een reactie op de verbindingen die door zijn lezers werden gelegd tussen de schijn van zijn boek en de werkelijkheid van alledag. Breestraat Vijfentwintig was Beets, toen hij in een oplage van 1150 exemplaren de eerste versie publiceerde van zijn werk, waar aan in derde druk (1851) de hoofdstuk ken Kegge en Witse werden toegevoegd. De auteur groeide op als apothekerszoon in de Haarlemse Koningstraat. Amper zestien was Beets toen hij zijn eerste ge dicht publiceerde. Drie jaar later, in 1833, vestigde hij zich als student theologie in de Leidse Breestraat. Tot zijn vrienden in zijn studententijd behoorden onder anderen de Leidse schrijvers Hasebroek en Kneppelhout, die vooral furore zou maken als Klikspaan. De wereld van de student Hildebrand was het deftige Ra penburg, de al even voorname Bree straat en de sociëteit Minerva. Slechts door toevallige omstandighe den kwam hij met mensen van andere, 'mindere' standen in aanraking. De dood van medestudent William Kegge bracht hem in contact met diens familie, van wie de heer des huizes fortuin had ge maakt in de West, maar die qua om gangsvormen arm was gebleven. Via de Kegges ondervond Hildebrand ook hoe iemand, in dit geval Suzette Noiret, zo veel goedheid kan opbrengen dat ze fei telijk haar hele jeugd opoffert voor haar Beets-kenner Peter van Zonneveld: "Geen boekwerk biedt zo veel kennis ver de samenleving in de negentiende eeuw als de Camera Obscura". (foto's Loek Zuyderduin) ziekelijke oude moeder. En wat leven in armoe kan betekenen werd hij in zekere mate gewaar door de kennismaking met Kees, het ontroerende diakenhuisman netje, dat hij bij zijn verre familie Stastok leerde kennen. Gedateerd als de Camera Obscura enerzijds moge zijn, heeft het boek an derzijds weinig van z'n actualiteitswaar de verloren. Of zoals Beets-kenner Van Zonneveld opmerkt: "De maatschappij en alles wat daarbij hoort mag veranderd zijn, de menselijke karakters en de daar bij behorende nukken zijn dat in princi pe niet". De 150-jarige Camera Obscura blijkt in velerlei opzichten nog van deze tijd, zij het dat Hildebrands kijk door zijn came ra een studentikoos en waarschijnlijk daarom karikaturaal beeld opleverde. Hildebrand hield zó van mensen kijken, dat hij soms de aanvechting kreeg de zie- leknijper van de kou we grond uit te han gen, de amateur-psycholoog. Onuitstaanbaar Opmerkelijk is dat Hildebrand zichzelf neerzet als iemand op wie weinig valt aan te merken, en dat juist maakt hem soms onuitstaanbaar. Meer bepaald is dat het geval als hij zich zogenaamd zijns on danks neerzet als problemen oplossende hulpverlener. Het zweemt naar valse be scheidenheid ais hij zich met zijn goede daden als volgt aandient: "een hoofdstuk waarmee de auteur ijselijk verlegen is, omdat hij er zelf een mooie rol in speelt, iets dat hij wel weet dat hem in 't geheel niet past, maar dat hij voor ditmaal niet helpen kan". De student van 25 geeft er tussen de re gels door blijk van de opvatting te huldi gen het met zichzelf goed te hebben ge troffen. Hildebrand heeft dat hier en daar nog eens benadrukt door soms een ge wichtige uitdrukking als 'zich perpendi culariseren' voor een simpele, want da gelijkse handeling als uit bed komen. Alsof Hildebrand de lezer aan het ver stand wilde brengen hoe groot zijn woor denschat al was op z'n vijfentwintigste. "Niet dat Beets nu een echte corpsbal was, maar de Hildebrand zoals die in de Camera voorkomt is wel de typische Leidse student uit die tijd, die op de we reld om hem heen neerkijkt". De eigenaardigheden die Hildebrand met betrekking tot zichzelf onbeschre ven liet, vermeldde hij tot in details als het om personen uit zijn omgeving ging. Robertus Nurks bijvoorbeeld wordt door hem geportretteerd als een onaan genaam iemand die, de hatelijkheid in ei gen persoon, links en rechts mensen kwetste met bijtende opmerkingen. Ook al was hij, na iemand verbaal helemaal te hebben afgebrand, dan soms in staat een genereus gebaar maken. Bijvoorbeeld in de richting van een zangeresje aan wie hij had gevraagd hoeveel octaven zij ei genlijk wel zingen. Zij kreeg een vijfje toegestopt, een meer dan gemiddelde be loning voor haar vermeende zangkun sten. Kleinburgerlijk Als wereldse Amsterdammer beschouw de Nurks de zondagmiddagwandelingen van de Haarlemse families in de Hout als kleinburgerlijk. De beschrijving van 's mans gedrag heeft zo veel indruk ge maakt dat het woordje nurks later is toe gevoegd aan de woordenschat van de Nederlandse taal. Van Dale geeft als be tekenis van nurks aan: 'knorrig, onaan genaam, hatelijk'. Trouwens: het gezeg de 'hoe warm het was en hoe ver' dat Hil debrand gebruikte om het moeizaam verlopen bezoek van heer Bruis aan zijn oude studievriend Deluw te beschrijven, is later te pas en te onpas geleend door professionele schrijvers en dilettantisti sche pennevoerders. "Het is de verdienste van Hildebrand dat hij allerlei zwakheden van mensen genadeloos heeft blootgelegd. Mensen als Kegge bestaan nu nog. Ze zijn er nog volop, de mensen die het geld maar niet de cultuur bezitten die bij een rijk be staan behoort. Kegge was iemand die te recht van zichzelf zei dat hij een parvenu was en die zich voortdurend afzette te gen de adellijke heren en grote hanzen, die hem niet voor vol aanzagen". Kegge was ook een wegpiraat avant la lettre, die met zijn rijtuig veel te hard door de stad R. reed. Maar neem ook de bijbelvaste oom van Hildebrand, ge naamd Petrus Stastok, die na de verkoop van de lintweverij van diens vader dé he le dag niets te doen had maar die toch een man, of beter een slaaf van de klok was. En zoon Pieter Stastok, student in Utrecht en een boekenwurm van het zui verste soort, die zich telkens naar de mo de kleedt, maar nooit helemaal, omdat hij telkens toch weer iets fouts aantrekt. Invloed Welke waarde de Camera Obscura heeft toegevoegd aan de Nederlandse letter kunde in het algemeen en welke invloed die heeft gehad op de Nederlandse schrijvers in het bijzonder, geeft drs. Pe ter van Zonneveld aan. "Geen boekwerk biedt zo veel kennis over de samenleving in de negentiende eeuw als de Camera Obscura. Het is door Hildebrand alle maal haarscherp beschreven: hoe in die tijd ouders met hun kinderen omgingen, welke rol dienstboden bij een familie vervulden, over de rangen en standen, en' wie bij wie over de vloer kwam". En op Nederlandse schrijvers heeft Hildebrand met zijn Camera Obscura on miskenbaar z'n invloed gehad. Godfried Bomans, om maar een naam te noemen. Van Zonneveld: "Bomans heeft zich la ten inspireren door de Camera en door Dickens, zoals Beets op zijn beurt óók is beïnvloed door Dickens". Herlezing van het eens verafschuwde boek levert een beduidend genuanceer der oordeel op. Nog altijd remmen de lange, telkens in nog langere bijzinnen overgaande zinnen de voortgang van de eerste naar de laatste bladzij. En datzelf de is ook van toepassing op de uitputten de beschrijvingen van allerlei detaiïs. Maar de knappe, soms geestige portret tering van personen en zaken nemen bij nader inzien veel van de eerdere geop perde bezwaren weg. Wat bijvoorbeeld lang blijft hangen is de nietszeggendheid van het gebabbel in de pauze van een concert, waarop niet direct muzieklief hebbers waren afgekomen maar vooral mensen die gezien wilden worden. Rod del, achterklap, schijnvriendelijkheid en jaloezie schoolden er samen. Van Zonneveld: "Het is mijn ervaring dat velen pas later gunstiger gaan oorde len over de Camera. De eerdere weerzin ertegen zal menigeen zeker zijn ingege ven door de verplichting van school om het boek te lezen. De Camera werd des tijds in hoofdzaak onderwezen vanw e de mooie stijl waarin het boek was •- schreven. Maar je moet natuurlijk wel de aardige woordgrapjes en de situaties doorzien om het boek te kunnen herken nen en waarderen als de spiegel van de samenleving. Niet iedere leerkracht bleek ertoe in staat dat op scholieren over te brengen. De zogenaamde tachti gers zijn indertijd trouwens ook tot in keer gekomen. Mensen als Willem Kloos, Albert Verwey en Lodewijk van Deijssel waren anti-Beets, die vonden het aan vankelijk maar niks, die Camera. Later hebben ze toegegeven dat ze veel aan het boek hebben gehad". Jeugdzonde Eenmaal afgestudeerd als dominee be schouwde Nicolaas Beets de Camera Ob scura als een jeugdzonde. Op 1 oktober 1851 schreef hij bij het verschijnen van de derde druk: "Indien ik op dit ogenblik gelegenheid of genegenheid had om de zelfde vorm van schrijven te gebruiken, ik zou menen tot iets belangrijkers, iets geestigers verplicht te zijn, en vooral tot iets dat van een diepere mensenkennis en vruchtbarer levensbeschouwing ge tuigde". Zelf meende Beets dat het publiek sterk overdreef met z'n waardering voor de "minbeduidende opstellen", en dat de appreciatie voor het werk dat Beets later onder eigen naam liet verschijnen daar bij op het onrechtvaardige af achter bleef. De in 1903 overleden Beets be treurde het in hoge mate dat anderen vonden dat het hoogtepunt van z'n lite raire oeuvre in zijn studentikoze verle den lag. Van Zonneveld: "Dat Beets zich na het succes van de Camera Obscura heeft ver loren in stichtelijk gerijmel is iets te sterk uitgedrukt, maar domineesproza was het wel. Zeker in de eerste twintig jaar dat Beets dominee was, wilde hij niet met de Camera vereenzelvigd worden. Hij wilde zich toen als een echte zieleherder op werpen. Op de kansel als predikant. En als schrijver van religieus werk, dat nooit zo is aangeslagen als de Camera Obscura. Het valt niet te ontkennen dat dit Beets als schrijver eigenlijk toch wel tot een ietwat tragisch figuur heeft gemaakt". Nog t/m 26 november is in het Letterkundig Museum. Prinses Irenepad 10 in Den Haag de expositie 'Zwarte tijd en luimigheid; Ni colaas Beets en zijn vrienden Gewin. Hase broek en Kneppelhout 1833-1844' te zien. De tentoonstelling is gratis toegankelijk en geeft aan de hand van documenten, hand schriften. boeken, gravures, geschilderde portretten en een echte camera obscura een beeld van het Leidse literaire leven en het werk van bovengenoemde schrijvers. Het Letterkundig Museum is geopend van dins dag t/m zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en zondag van 13.00 tot 17.00 uur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 25