De stille lente sluipt naderbij
Spinnen sponnen al zijde in oeroude tijden
Vogelbescherming neemt werk van Vrienden van Trekvogels over
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1989
Paleontologen van de universiteit van Manchester hebben onlangs in ruim 120 miljoen
jaar oude aardlagen gevonden fossiele afdrukken van spinnen onderzocht waaruit blijkt
dat deze toen al een web weefden om er prooien mee te vangen. De fossielen werden
hun toegezonden door de Spaanse geoloog Antonio Lacasa-Ruiz van het Instituut voor
Geologisch Onderzoek in de Noordspaanse provincie Lérida. Men meent het gebruik
van webben af te leiden uit de vorm van de uiteinden van de poten die ook de
tegenwoordige spinnen gebruiken om er zijdedraden uit hun spinklieren mee
tevoorschijn te trekken en te bewerken.
door Ben Apeldoorn
Op zich is er helemaal niets nieuws aan
het gegeven dat spinnen al in het vroege
Krijttijdperk zijde konden spinnen; al in
1955 maakten enkele Amerikaanse geo
logen de ontdekking bekend van nog
veel oudere fossielen met duidelijk zicht
bare spintepels. De fossielen werden ge
vonden in ongeveer 400 miljoen jaar ou
de aardlagen.
Soortgelijke fossielen zijn ook bekend
uit latere tijdperken en er mag dus wor
den aangenomen dat spinnen al honder
denmiljoenen jaren lang een vertrouwd
verschijnsel op onze planeet zijn. Alleen
hun grootte en uiterlijk zullen in de loop
van deze geweldig lange tijd de nodige
veranderingen hebben ondergaan en zo
zijn er. zelfs in betrekkelijk jonge aardla
gen. ook fossielen gevonden van spinnen
of spinachtigen met lijven die wel iets
weg hadden van de tegenwoordige, vol
gepropte schoothondjes.
Wat voor webben die beesten (eventu
eel) maakten is niet bekend maar het
moet een nachtmerrie zijn geweest om
daar in verzeild te raken en er, erger nog,
de constructeur van dat kleverige, taaie
vangnet recht in de ogen te zien.
Vrijwel alle geologen en paleontologen
zijn het er dus over eens dat spinnen al
honderden miljoenen jaren draden kun
nen spinnen alleen verschilt men sterk
van mening over het doel van die draden;
werden ze bijvoorbeeld gebruikt in de
vorm van een vangnet of dienden ze al
leen het gemak van de spin?
Het was per slot van rekening heel wat
efficiënter om vanuit een boomtop naar
een volgende boom een draad uit te gooi
en dan eerst helemaal naar beneden te
moeten om de weg te vervolgen.
Weer andere onderzoekers huldigden
de mening dat het vermogen van spin
nen om draden te kunnen ontwikkelen
oorspronkelijk diende voor het bouwen
van nesten.
Gave fossielen
De fossielen zijn afkomstig uit het noord
oosten van Spanje en wel uit de Sierra de
Montsech. Deze landstreek herbergt een
tientallen meters dikke laag sedimentge
steente dat uit het zogeheten Beneden-
Krijt afkomstig is, 110 tot 140 miljoen
jaar oud.
Een nauwkeurige analyse leert dat de
dikke laag bestaat uit talloze flinterdun
ne laagjes afzettingsgesteente dat daar
op uiterst rustige wijze laagje voor laagje
moet zijn gevormd. Daarom denkt men
aan de aanwezigheid van een lagune in
die periode.
De sedimentslagen staan bekend om
hun gave, detailrijke fossielen vooral van
planten, schaaldieren, insecten, vissen,
reptielen, spinnen en vogels. Tot dusver
re heeft men de fossiele afdrukken van
vier soorten spinnen gevonden en deze
werden met behulp van een microscoop
en een speciale belichtingstechniek on
derzocht door Paul Selden van de uni
versiteit van Manchester.
Zijn aandacht ging daarbij vooral uit
naar de uiteinden van de pootafdrukken
in de fossielen, de onderlinge groottever
houdingen van de poten en de manier
waarop ze door de spinnen werden uitge
spreid. Hoe gaaf de fossielen eigenlek
wel zijn blijkt onder meer uit het feit dat
zelfs de kleinste haartjes op de poten van
de spinnen hun indrukken in de ver
steende laagjes hebben achtergelaten.
Selden leidde uit het spreidpatroon
van de poten en de houding van de spin
nen af dat het soorten waren die zogehe
ten 'wielwébben' maakten, dezelfde
soort webben zien we vandaag de dag
nog overal om ons heen door toedoen
van onze tegenwoordige (kruis)spinnen
die vooral in de herfst met hun kleverige,
en vaak oogstrelende arbeid overuren
maken.
Haakjes
Met behulp van zijn microscoop vond
Paul Selden nóg een bewijs dat het ging
om spinnen die webben maakten; met
een sterke vergroting ontdekte hij bij
drie van de vier gefossiliseerde soorten
dat de haartjes aan de uiteinden van de
spinnepoten voorzien waren van minus
cule haakjes.
De onderlinge positie van die haakjes
wijst onmiskenbaar in de richting van
een 'draadgrijpende' functie die we ook
bij onze tegenwoordige webspinnen aan
treffen.
'Deze gefossiliseerde spinnen uit de
Sierra de Montsech bewijzen dat enkele
belangrijke soorten webspinnen in ieder
geval al tijdens het begin van het Krijt
tijdperk voorkwamen' schrijft Selden in
het wetenschapsblad 'Nature' van 31 au
gustus. 'Er zijn soortgelijke fossielen be
kend uit het Jura-tydperk, dat vooraf
ging aan het Krijt, maar die zijn minder
gaaf en we hebben er dan ook geen 'web
klauwtjes' in kunnen ontdekken We
hebben echter alle redenen om aan te ne
men dat het ook hier om wiel-webben-
wevers gaat'.
Mocht dat inderdaad zo zijn dan bete
kent dat dat het maken van spinneweb-
ben al minstens tweehonderdmiljoen
jaar oud is. Tegenwoordig kent men
meer dan 30.000 soorten spinnen ver
spreid over de gehele wereld en er wor
den elk jaar nog nieuwe soorten bijge
vonden. In Nederland zijn ongeveer 500
soorten spinnen bekend en, ter gerust
stelling, geen van deze soorten is giftig
noch is hun beet voor de mens pijnlijk of
gevaarlijk.
Voor de duidelijkheid: spinnen zijn
geen insecten. Ze hebben acht poten (in
secten zes) en hun lichaam bestaat uit
twee delen (insecten drie). Hun kop-
borst-stuk is met een dun steeltje ver
bonden met het doorgaans (veel) grotere
achterlijf aan de achterzijde waarvan
zich meestal drie paar spintepels bevin
den.
Aan ogen heeft de spin geen gebrek;
op de voorkant en langs de zijranden van
de kop zijn er meestal acht te vinden in
twee of drie rijen. Tóch kan een spin
slecht zien en een bewegend voorwerp
pas op enkele tientallen centimeters af
stand herkennen.
De tastzin is daarentegen zö goed ont
wikkeld dat een spin letterlijk en figuur
lijk blindelings met feilloze precisie en,
bij sommige soorten, bliksemsnel zijn
prooi vindt. Lang niet alle soorten ma
ken een vangweb waarmee in het dage
lijkse onderhoud wordt voorzien; er zijn
soorten die hun prooi besluipen en be
springen en hun webben, behuizingen
eigenlijk meer, op een donker, afgelegen
plekje hebben gemaakt.
In de nazomer en de herfst verschijnen
op alle mogelijke plaatsen ontelbare
wielwebben van de overbekende Tuin
spin, ook wel kruisspin genoemd naar
het duidelijk zichtbare kruisteken dat op
het achterlijf prijkt.
Het spinnen wordt meestal 's nachts
gedaan kort voor dageraad. Daarbij
wordt^het oude web afgebroken, door de
spin opgegeten en in het spinnelichaam
omgezet in nieuwe zijde. Van die milieu
vriendelijke vorm van recycling kunnen
i nog heel wat leren.
den (in 1980 waren het er plus minus 100,
tegenover 2,3 miljoen jagers) en is de be
ëindiging van de plezierjacht op trekvo
gels thans een serieus onderwerp. Er is
zelfs sprake van geweest om de kwestie
via een referendum aan de bevolking
voor te leggen. Het helpen van lokale vo-
geibeschermers, door hen een hart onder
de riem steken en financieel te steunen
bij het opzetten en uitvoeren van educa
tieve projecten, is de beste manier om de
situatie voor trekvogels in de zuidelijke
landen te verbeteren".
"Voor ons is het vooral een ethisch ac
tiepunt. Wij vinden het onaanvaardbaar
dat er puur en alleen voor de lol wordt ge
jaagd op vogelsoorten die geen enkel
kwaad doen, zoals op lijsters en tortel
duiven in Frankrijk, of op roodborstjes
in Spanje. In eigen land voeren we even
eens actie om elf soorten vogels, waarop
nu nog volop mag worden gejaagd, te
vrijwaren van bejaging. Vogels hebben
het tegenwoordig ook zonder bejaging al
moeilijk genoeg om zich te handhaven.
Hun leefgebieden, en dan vooral de zoge
heten wetlands (natte, moerasachtige ge
bieden), verdwijnen stuk voor stuk door
drooglegging en ontginning", aldus
Steinhaus.
Lange adem
Hij benadrukt dat de strijd tegen de trek-
vogelmoord een kwestie is van een heel
lange adem. In èen aantal mediterrane
landen functioneren nu vogelbescher
mingsorganisaties, en de jachtdruk lijkt
plaatselijk wat verminderd. Maar roos
kleurig is de situatie geenszins. "We put
ten moed uit de geschiedenis in ons ei
gen land. Aan het begin van deze eeuw
werden in Nederland immers ook nog
volop vogels gevangen. Om te eten, om
hun veren, om ze als kooivogels te ge
houden, of gewoon voor de lol".
"Persoonlijk geloof ik dat het niet zo
veel zin heeft te proberen volwassenen in
de zuidelijke landen ander gedrag jegens
vogels bij te brengen. We doen het wel,
maar het accent van de activiteiten richt
zich toch op de jeugd, op de volgende ge
neraties. Die moet op een ander spoor ge
zet worden. En op de overheid, om te be
werkstelligen dat er wetten komen die
de trekvogels beter beschermen".
De Vrienden van de trekvogels brach
ten de afgelopen vijftien jaar in totaal een
dikke 800.000 gulden bijeen, waarmee
tientallen projecten, verdeeld over ne
gentien landen, gefinancierd konden
worden: de uitgave van instructieve vo
gelboeken in een dozijn landen, het op
zetten van informatiecentra en financiële
ondersteuning van zusterorganisaties in
het buitenland.
Afgelopen jaar werd op die manier
weer 87.000 gulden verdeeld, waarmee
onder andere een informatiecentrum op
Malta, de opleiding van een reservaats
opzichter in Senegal en de uitgave van
een vogelboekje voor Turkse kinderen
konden worden betaald. Dit jaar gaat er
geld naar Turkije (actie tegen de droog
legging van wetlands) en Senegal (actie
tegen de vangst van sterns).
Door de voortgaande trekvogelmoord
komt sluipend toch de silent spring, de
lente zonder vrolijk stemmende vogel
zang, naderbij. Dat spookbeeld schetste
de Amerikaanse biologe Rachel Carson
al in 1962. Vorig jaar koppelde de West-
duitse ornitholoog Peter Berthold daar
aan zelfs een jaartal: 2030. Berthold
kwam na een studie van tien jaar tot de
conclusie dat van zeventig procent van
de in zijn onderzoek betrokken soorten
er elk voorjaar weer minder uit het zui
den terugkeerden naar hun broedgebie
den.
Van de honderden miljoenen vogels die in
augustus en september over ons land vliegen op
weg naar het warme zuiden, komen er in het
volgende voorjaar tientallen miljoenen minder
terug. De jacht en de commerciële vogelvangst
eisen jaarlijks een hoge tol. De stichting
Nederlands Comité Bescherming Trekvogels,
die vijftien jaar lang ten strijde trok tegen die
praktijken, is onlangs opgegaan in de
Vogelbescherming. Die zet het werk
onverminderd voort, maar het schrikbeeld van de
'stille lente' zonder vogelgekwetter sluipt
niettemin naderbij.
Door Bert de Jong
Een zoele nazomeravond op het Balg-
zand bij Den Oever. Een herrie van jewel
ste. Ruim 50.000 sterns zoeken kibbe
lend om de beste plekjes een slaapplaats
op het schor. Uit West- en Noordwest
europa verzamelen ze zich hier. alvorens
de verre en gevaarlijke reis naar de Afri
kaanse overwinteringsgebieden te ma
ken. Zo maar een voorbeeld van die won
derbaarlijke en eindeloos boeiende vo
geltrek. Die begint medio augustus, voor
sommige soorten zelfs al half juli.
Golf na golf passeren dan vele honder
den miljoenen vogels ons land. Allemaal
onstuitbaar op weg naar het warme zui
den. Half augustus begint het zeer druk
in het zwerk te worden. De laatste twee
weken van september bereikt de vogel
trek het hoogtepunt, vooral 's nachts.
Voorjaar 1990 keren ze terug. Met dien
verstande dat het er dan vele tientallen
miljoenen minder zullen zijn.
Naast natuurlijke oorzaken, zoals ziek
te en voedselschaarste, eisen tijdens de
trektochten vooral plezierjacht en com
merciële zangvogelvangst een hoge tol.
Geschat wordt dat jaarlijks zoli vijftien
procent van de trekvogels het slachtoffer
wordt van jacht- en vangstpraktijken.
Dat gebeurt vooral in de kustzones van
landen rond, en op de eilanden in de Mid
dellandse Zee. Alleen al in Spanje wor
den naar schatting elk jaar ongeveer 30
miljoen vogels gevangen. Voor wat het
schieten op vogels betreft spant Italië de
kroon.
Hoger
Voor sommige mooi gekleurde of mooi
zingende soorten en voor veel soorten
roofvogels ligt het percentage jacht- en
vangstslachtoffers nog een stuk hoger
dan vijftien procent. Gebruikt worden
(jacht-)geweren, luchtbuksen, kooien,
netten, lijmstokken, vergif en strikken.
De stichting Nederlands Comité Be
scherming Trekvogels (in de volksmond
beter bekend onder de naam Vrienden
van de Trekvogels) heeft zich vijftien jaar
lang het trieste lot van de trekvogels aan
getrokken.
Onlangs is deze stichting, in 1974 opge
richt door wijlen dr. J. H. Westermann,
opgegaan in de Nederlandse Vereniging
tot Bescherming van Vogels (Vogelbe
scherming). Voor het werk van de stich
ting heeft dat geen gevolgen. Dat wordt
gewoon voortgezet. Juist nu, terwijl de
natuur ernstig te lijden heeft van het
milieubederf, is het immers zaak de vol-
strekt onnodige jacht- en vangstpraktij
ken (die veelal een sociaal-culturele ach
tergrond hebben) uit te bannen. Vogel
bescherming is van plan daar de komen
dejaren veel geld en energie in te steken.
Westermann was iemand met een
vooruitziende blik. Hij besefte als een
van de eersten dat bescherming van vo
gels in Nederland onvoldoende nut
heeft, als niet tegelijkertijd wordt geke
ken naar het buitenland. Hij stelde zich
tot doel yia voorlichting en educatie een
mentaliteits- en gedragsverandering tot
stand te brengen in de mediterrane lan
den. Vogelschieters eh -vangers moesten'
vogelbeschermers worden.
Vogelbescherming was het met die
zienswijze eens, maar destijds was het
verenigingsbeleid toch vooral gericht op
'binnenlandse zaken', dicht bij huis. De
ze particuliere natuurbeschermingsor
ganisatie beschikte bovendien over on
voldoende financiële middelen om kost
bare buitenlandse campagnes en projec
ten te bekostigen. In de stichting Neder
lands Comité Bescherming Trekvogels
participeerden daarom vanaf het begin
in 1974 allerlei andere natuur- en milieu
organisaties. Onder meer de Dierenbe
scherming, het Wereld Natuur Fonds, de
vereniging Politie Dier en Milieu, maar
óók de Bond van Friese Vogel wachters.
Duizend
In vijftien jaar groeide het aantal dona
teurs van het trekvogelfonds tot ruim
duizend. Internationaal werd nauwe sa
menwerking gezocht en gevonden met
het Migratory Birds Committee (MBC),
gevestigd in het Engelse Cambridge. Om
uiteenlopende redenen is de stichting
sinds kort toch helemaal opgegaan in de
Nederlandse Vereniging tot Bescher
ming van Vogels.
Ten eerste is er lichte verbetering
waarneembaar in de trekvogelsituatie
rond de Middenlandse Zee, ten tweede is
het accent van de voorlichtingsactivitei
ten meer verschoven in de richting van
het Midden-Oosten en Afrika, en ten der
de is Vogelbescherming veel meer dan
voorheen bereid grote bedragen te inves
teren in buitenlandse projecten.
Gerard Steinhaus, secretaris van het
trekvogelfonds en werkzaam bij Vogel
bescherming: "We worden er ons steeds
meer van bewust dat vogelbescherming
dicht bij huis niet zoveel zin heeft als je
vogels niet tegelijkertijd beschermt in de
landen die ze tijdens de trek passeren, of
waar ze de winter doorbrengen. Drie jaar
geleden is Vogelbescherming wat dat be
treft een duidelijk andere koers gaan va
ren. Voorheen ging vijf procent van ons
budget naar het buitenland, nu is dat ze
ven procent en we gaan naar tien pro
cent".
Een ideaal dat de stichting vanaf het
begin van de internationale trekvogelac
ties heeft gekoesterd en dat Vogelbe
scherming onverkort zal handhaven,
was het van de grond tillen van vogelbe
schermingsorganisaties in de landen
waar de vervolging juist het grootst is. Er
waren al vanaf het begin in 1974 contac
ten met een handjevol vogelvrienden
rond de Middellandse Zee. Maar die had
den het buitengewoon moeilijk. Ze wer
den met de nek aangekeken en hadden
geen geld.
Steinhaus: "Toch hebben onze inspan
ningen inmiddels geleid tot het ontstaan
van bloeiende vogelbeschermingsorga
nisaties in Italië, Turkije, en op Malta. In
Italië bijvoorbeeld zijn er nu al 20.000 le
Jaarlijks worden
miljoenen trekvo
gels het slachtoffer
van jacht- en
vangstpraktijken.
Spinnen spinnen al minstens tweehonderd miljoen jaar.