Positie Nederland steeds sterker
Internationale bedrijfsleven:
groot vertrouwen in ons land
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1989
PAGINA 23
BIJLAGE VAN HET LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD
Nederland behoort tot de top-tien van de
geïndustrialiseerde wereld. Ons land heeft zich op de
internationale ladder de laatste tien jaar een steeds
sterkere positie verworven. Dat blijkt uit een dezer
dagen verschenen onderzoek van het World
Economie Forum uit Genève dat onder meer het
befaamde management-symposion in Davos
organiseert, en de gerenommeerde internationale
business-school IMEDE uit Lausanne. In het
onderzoek wordt de concurrentiepositie van alle
OESO-landen met elkaar vergeleken. Nu Nederland
van het demissionaire kabinet een enigszins
bloedeloze miljoenennota gepresenteerd kreeg, is het
interessant te zien hoe wij er in de wereld werkelijk
voorstaan. Dat is niet slecht: er is internationaal veel
vertrouwen in ons land. De feiten en cijfers van een
landje dat het oog ver over de grenzen laat gaan, maar
thuis bijna de hoogste werkloosheid van de gehele
geïndustrialiseerde wereld kent.
door Rien Robijns
Nederland is het Ajax van de,Europe-
se Gemeenschap. In het uitgebreide
vergelijkende onderzoek van het
World Economie Forum en Imede
staat ons land dit jaar net als de Am
sterdamse voetbalploeg in de vorige
competitie op de tweede plaats na
Westduitsland. In het binnenland mo
gen de stormen nog wel eens hoog
gaan, maar over de grenzen gooien we
hoge ogen. Het internationale be
drijfsleven heeft in ons land zelfs
meer vertrouwen dan in welk ander
EG-land dan ook.
De Financiële dynamiek is groot: al
leen vanuit Westduitsland rolt het
geld soepeler over de wereld. Als ex
portnatie staan we aan de top. En op
Engeland na investeren we meer in
het buitenland dan alle andere elf Eu
ropese partners.
Het internationale vertrouwen in Ne
derland beperkt zich niet tot West
europa. Duizenden topondernemers
uit de hele wereld kenden Nederland
in mondiaal verband een derde plaats
na Japan en Zwitserland toe, toen
hun werd gevraagd welk land in de
OESO in hun ogen de meeste concur
rentiekracht bezat. Naar objectievere
maatstaven gemeten komt Nederland
in de hele geïndustrialiseerde wereld
op een zevende plaats terecht. Japan
is de onbetwistbare koploper van alle
23 naties. Zwitserland voert de kleine
re landen aan. Vooral dank zij hun uit
stekende industriële onderzoekspro
gramma's en de kwaliteit van hun on
derwijs hebben deze landen de beste
vooruitzichten op de lange termijn.
Factoren
Het blijkt allemaal uit een dezer da
gen verschenen rapport van het
World Economie Forum uit Genève
en de Europese business-school IME
DE uit Lausanne, waarin de 22 OESO-
landen (België en Luxemburg zijn ge
makshalve samengevoegd) met el
kaar worden vergeleken. Dat wordt
gedaan aan de hand van tien hoofd
factoren zoals de financiële en econo
mische dynamiek, de industriële slag
kracht, de export-oriëntatie,
tic, arbeidspotentieel en politieke en
sociale stabiliteit.
Daarnaast laat men voor elke
hoofdgroep tientallen zogenaamde
'meetpunten' meewegen. Bronnen
zijn onder meer de publikaties en sta
tistieken van (overheids)organisaties
en banken in de betrokken landen,
terwijl verder zo'n 12.000 topfunctio
narissen uit verschillende sectoren en
economische experts werd gevraagd
lange vragenlijsten te beantwoorden.
Daarin werden zowel objectieve als
subjectieve waarde-oordelen over de
verschillende landen gevraagd.
In het onderzoek van dit jaar is Ca
nada de grote verrassing. In het begin
van de jaren tachtig stond dit land nog
vele plaatsen achter Nederland, maar
in de laatste jaren is het snel geklom
men. Nu is het zelfs een grootmacht
als Westduitsland gepasseerd. Achter
de erkende toppers als Japan, Zwit
serland en Amerika staat Canada vier
de.
Het is overigens onwaarschijnlijk
dat het veel verder, zal komen, al
wordt aan de positie van de Verenig
de Staten danig geknabbeld. Als ex
porterend land verliezen de VS name
lijk danig terrein, maar de zeer flexi
bel op allerlei omstandigheden inspe
lende, werkende bevolking blijft alle
vertrouwen wekken.
Westduitsland en Nederland heb
ben zich op de drempel van de jaren
negentig duidelijk afgescheiden van
de rest van de landen van de Europese
Gemeenschap. Bij de eerste tien komt
geen ander EG-land voor. Engeland
heeft volgens het rapport de weg te
rug wel ingeslagen en vormt nu met
Denemarken, Frankrijk en België de
middenmoot van de geindustriali-
seerde wereld. Spanje, Italië, Por
tugal en Griekenland blijven de zor
genkinderen. Het welvaartsniveau is
daar in sommige streken meer dan zes
keer zo laag als in Nederland of Duits
land.
Pluspunten
Nederland is op de meeste terreinen
*De petrochemische industrie bezorgt Nederland op industrieel gebied een unieke positie in de wereld.
Nederland behoort bij de top-tien van de geïndustrialiseerde wereld.
Ons land staat weliswaar in geen enkele hoofdgroep bovenaan, maar
staat op het erepodium als het om onze buitenlandse oriëntatie gaat. In
dit staatje worden de posities van de OESO-landen op de verschillende
terreinen weergegeven. Links: de algemene rangschikking.
een gewone middenmotor, maar heeft
enkele zeer zwaartellende pluspun
ten. Vooral de exportpositie tikt aan:
die is na Zwitserland en Japan het
best in de wereld. Nederland moet het
daarbij vooral hebben van de chemi
sche industrie en de landbouw. Dat
Nederland de laatste jaren steeds
meer aan industriële slagkracht heeft
gewonnen is vooral aan de unieke
plaats van onze petrochemische in
dustrie te danken. Daarnaast behoort
ons land tot de leidende naties op het
gebied van de agrarische en voedsel-
produktie en van computers en ande
re geavanceerde kantoorartikelen.
De samenstellers van het rapport
merken daarbij op: "Nederland her
bergt enkele van de grootste en meest
bekende multinationals in de wereld,
die in zeer belangrijke mate bijdragen
aan het industriële profiel van het
land". Het is duidelijk wie dat zijn:
AKZO, Philips, Shell en Unilever.
De politieke en sociale stabiliteit
wordt verder zeer groot geacht. Ne
derland heeft publieke voorzienin
gen, die tot de beste van de wereld
worden gerekend. Als er een rapport
cijfer zou worden uitgedeeld kregen
ze een negen. In ons rechtsstelsel be
staat veel vertrouwen (een dikke
acht), maar van onze veiligheid op
straat heeft men niet zo'n hoge pet op.
Weliswaar wordt die nog steeds ruim
voldoende (een zeven) geacht, maar
daarmee komt Nederland niet verder
dan een zestiende plaats op de we
reldranglijst. Alleen in Zweden, En
geland, Nieuw-Zeeland, Frankrijk,
Italië en Spanje voelen de burgers
zich nog onveiliger.
Ten slotte wordt onze financiële dy
namiek hoog geprezen: een vijfde
plaats. Maar die positieve beoordeling
komt vooral omdat we zo flexibel het
vrije geldverkeer toepassen en omdat
onze banken in vergelijking met de
andere landen zo soepel kredieten
verstrekken aan het bedrijfsleven. De
dynamiek komt trouwens toch uit de
private sector. Want Nederland heeft
bijna de hoogste staatsschuld van alle
landen.
Vooruitzichten
Nederland heeft goede vooruitzich
ten in de jaren negentig. De groeikan
sen van de economie en van onze be
drijven zijn groot. Worden die voor
uitzichten voor 1989 in vergelijking
met de andere landen nog laag ge
schat (een zestiende plaats), op de
middellange termijn zullen we opruk
ken naar een zevende plaats en op de
langere termijn zelfs naar een vierde.
Die groei zal vooral tot stand komen
in de dienstverlenende industrie en in
kapitaalgoederen. Wat dienstverle
ning betreft neemt Nederland nu een
vijfde plaats op de wereldranglijst in.
De betekenis van de industriële
produktie neemt in het nationale
krachtenspel duidelijk af. De laatste
tien jaar is die met 7 percent gedaald
Het internationale bedrijfsleven heeft veel vertrouwen in de slag
kracht van ons land. Op Japan en Zwitserland na scoren we op dat punt
het hoogst in de geïndustraliseerde wereld. Het is een subjectief oor
deel van topmanagers uit meer dan dertig landen. Niet minder dan
12.000 geslecteerde ondernemers kregen vragenlijsten toegestuurd.
Uit deze grafiek blijkt hoe de verhoudingen binnen de OESO liggen:
een 7,5 voor Nederland dat hiermee de landen van de Europese Ge
meenschap aanvoert.
tot 34 percent van het nationaal inko
men. Dat percentage komt voorname
lijk tot stand door de ijzersterke pe
trochemische industrie.
Dat alles beïnvloedt onze economi
sche dynamiek, op welk vlak Neder
land nu niet verder komt dan een
veertiende plaats. Uit het onderzoek
komt naar voren dat Nederland moet
gaan oppassen op het gebied van we
gen en telecommunicatie. In geen an
der land wordt zo weinig geïnves
teerd in telecommunicatie als in ons
land. Onze wegenstructuur wordt ge
waardeerd met een zes. Wel toonaan
gevend zijn we met het luchttransport
(een derde plaats met een negen als
rapportcijfer) en met de spoorwegen
(een zesde plaats en een acht).
De Nederlandse werknemers doen
en hebben het volgens het onderzoek
niet slecht. Hun produktiviteit in de
industrie is groot: een vierde plaats na
Zwitserland, de Verenigde Staten en
Canada. Ze werken langer dan in de
meeste landen (ruim veertig uur ge
middeld). Ze zijn trouw aan hun baas
(vierde plaats), ze zijn redelijk gemoti
veerd (een achtste plaats) en ze accep
teren automatisering zonder morren
(derde plaats), zelfs als daarmee het
aantal arbeidsplaatsen wordt vermin
derd (zesde plaats).
Verder leveren ze goed werk af. De
kwaliteit van de Nederlandse produk-
ten wordt met een dikke zeven beoor
deeld. Er wordt op tijd geleverd (vijf
de plaats, rapportcijfer zeven), de vei
ligheid is goed (een 7,5), de marketing
mag er wezen (een zesde plaats met
een 7,2 als cijfer) en de zorg achteraf is
redelijk (een vierde plaats met een
6,8).
Daartegenover staat, dat ze behoor
lijk verdienen. Het gemiddelde uur
loon van een produktiemedewerker is
31 gulden, wat een vierde plaats ople
vert na Noordwegen (f 35), Zwitser
land (f 34) en Westduitsland (f 33,50).
Ter vergelijking: een Turkse arbeider
verdient in zijn land zo'n tachtig cent
per uur.
De Nederlandse werknemer heeft
de laatste jaren wel duidelijk bijge
dragen aan het herstel van de econo
mie door loonmatiging. Op België en
Zwitserland na zijn in Nederland de
loonkosten het minst gestegen in de
wereld. Het aantal betaalde vakantie
dagen is verder in Nederland het
hoogst van de hele wereld. Het aantal
ziektedagen is met buitensporig.
Daarmee nestelt Nederland zich in de
middenmoot. Maar echt flexibel zijn
onze werknemers niet. Daarvoor
wordt het rapportcijfer vier uitge
deeld (een veertiende plaats).
Onze managers scoren ook niet
slecht, al behoren ze zeker niet bij de
absolute wereldtop. Maar qua aanpas
singsvermogen, opleiding en talent
behoren ze toch tot de subtoppers
(een achtste plaats met rapportcijfers
tussen de zes en zeven).
De Nederlandse werkgevers zijn
overigens niet erg geneigd om de
werknemers in de lusten van de on
derneming te laten delen. De in
spraakmogelijkheden zijn in vergelij
king met andere landen maar matig,
terwijl wat winstdeling of andere
emolumenten betreft Nederland in de
achterste helft van het peloton te vin
den is met een zeer slecht rapportcij
fer:
3,9.
Geen paradijs
Op verschillende terreinen is Neder
land toch geen paradijs. Het aantal
nieuwe arbeidsplaatsen mag dan de
laatste jaren sneller zijn gegroeid dan
•-waar ook, de werkloosheid is onver
minderd hoog gebleven. Alleen in
Spanje, Turkije en Ierland zijn per
centueel gezien meer werklozen. Wat
de deelname van vrouwen aan het ar
beidsproces betreft behoren we ook
tot de onderontwikkelde landen. In
Turkije, Ierland, Spanje en Italië is
het daarmee nog slechter gesteld,
maar de 35 percent van Nederland
steekt toch behoorlijk schril af bij de
47 percent van het ongeveer even wel
varende Zweden.
Nederland heeft verder de hoogste
belasting- en premiedruk van alle lan
den. Daarmee staan we eenzaam aan
de top. Dat prikkelt de werklust niet
(rapportcijfer 4,2), maar het Neder
landse bedrijfsleven vindt dat we on
der die omstandigheden wel een eer
lijk regime hebben (een eerste plaats
zelfs) en dat het investeringen ook
aanmoedigt.
De Nederlandse overheid bemoeit
zich danig met het dagelijks leven, zo
blijkt uit het onderzoek. Er zijn wei
nig landen te vinden, waar dat meer
gebeurt dan in ons land. Weliswaar
krijgen staatsbedrijven alle ruimte
die ze zich maar kunnen wensen,
maar de druk op het bedrijfsleven om
bijvoorbeeld milieumaatregelen te
nemen of om niet-produktieve inves
teringen te doen is aan de andere kant
groot.
Ons bedrijfsleven begint wel steeds
beter in te zien dat het belangrijk is
om aan onderzoek en ontwikkeling te
doen. Behoorde Nederland op dat
vlak in het begin van de jaren tachtig
nog tot de onderste regionen, in de
tweede helft daarvan begon het in
zicht duidelijk door te breken dat de
concurrentiekracht op de tocht zou
komen te staan zonder technologi
sche vernieuwing. Nederland behoort
nu wat dat betreft tot de top-tien.
Er wordt ook behoorlijk wat mens
kracht aan gespendeerd (een zesde
plaats), terwijl de werkomstandighe
den in deze sector uitstekend zijn (een
eerste plaats met een acht als rapport
cijfer). Dat heeft er alleen niet toe ge
leid dat in Nederland veel nieuwe vin
dingen worden geregistreerd (een zes
tiende plaats), maar dat komt onge
twijfeld omdat het voordeliger is de
patenten in het buitenland onder te
brengen.
Over de grenzen
Als het er om gaat de blik over de
grenzen te richten, zijn we toppers.
Nederland heeft een liberaal handels
klimaat als vrijwel geen ander (een
derde plaats). Protectionisme ont
breekt vrijwel geheel (een derde
plaats), al hebben we er met betrek
king tot andere landen behoorlijk van
te lijden.
Internationale samenwerking
wordt driftig gezocht. We verwelko
men met open armen buitenlandse in
vesteerders (een derde plaats), geven
grif tijdelijke werkvergunningen af
(eerste plaats), hebben gunstige im-
migratiewetten (tweede plaats) en
promoten Holland in het buitenland
danig (vierde plaats).
Hoewel de Nederlandse overheid
investeringen behoorlijk stimuleert,
snellen de Nederlandse beleggers
echter in groten getale naar het bui
tenland om het geld daar weg te zet
ten. Alleen de Engelsen, die blijkens
het onderzoek meer dan welk land
ook op de huid worden gezeten door
lastige vakbonden, besteden meer
over de grens dan de Nederlanders,
die de vakbonden nauwelijks als een
blok aan het been voelen.
Nederland neemt zes percent van
alle buitenlandse investeringen in de
Verenigde Staten voor zijn rekening,
vijf percent in Engeland, 2,5 percent
in Japan, 13 percent in Frankrijk en
6,3 percent in Frankrijk. De reden is
duidelijk: ondanks de zoetsappige er
kenning dat ons fiscale stelsel zo eer
lijk is, is het beduidend lucratiever
met het kapitaal naar elders te vluch
ten.