Ook maar een gewone jongen Puberdruk Denkwijzer Onze taal COC Huisarts verkende het gevoel van onmacht bij collega's eu. ■i- w. oe ZATERDAG 16 SEPTEMBER 1989 EXTRA PAGINA 27 O C O O 0 5 O - "Ik denk dat het voor jonge artsen heel nuttig is om een halfjaar in een patiëntenvereniging mee te draaien. Je zit aan de andere kant, merkt wat patiënten van een arts verwachten". (foto GPD) "Geneeskunde is een vorm van hulpverlening, maar binnen de geneeskunde zelf bestaat geen hulpverlening. Het komt voor dat artsen elkaar zakelijk steunen, elkaar in voorkomende gevallen vervangen of elkaar over het een of ander raadplegen. Bij dat soort contacten is er nauwelijks sprake van enige affectie, het komt vaak voor dat artsen domweg vergeten aan elkaar eens te vragen hoe het er nu mee is. Terwijl dat eigenlijk iets heel gewoons is. En je wilt ook wel eens uithuilen". De Overijsselse huisarts Jan Hendrik Duistermaat (53) concludeert in zijn proefschrift 'Onmacht in het werk van de huisarts' dat veel collega's niet kunnen voldoen aan een veel te hoog verwachtingspatroon van hun patiënten "Als ik er nog een stelling aan had kunnen toevoegen zou die zijn geweest dat iedere huisarts een half jaar lid van een patiëntenvereniging moet zijn". door Piet Koster l'Ook de huisarts moet zich verzekeren van veilige -relaties waar hij onmacht kan leren verdragen, accepteren, en kan leren er adequaat mee om te gaan". "Onvoldoende aandacht voor de on macht in het werk van huisarts heeft im plicaties voor de patiënten, de huisarts en de gezondheidszorg in het algemeen". "De huisarts moet zich er tijdens een samenwerkingsoverleg in de eerste lijn. bewust van zijn dat hij niet alleen zake lijke aandacht krijgt voor zijn proble men, maar ook affectieve aandacht" "Als een huisarts een kleine praktijk heeft, is dit geen garantie-voor betere zorg". "Wanneer de dokter in de behandeling de belangrijkste 'pil' is. dan moet de arts meer aandacht aan zijn 'bijsluiter' beste den Wat vooral opvalt in de stellingen die huisarts Jan Hendrik Duistermaat (53) uit het Overijsselse Balkbrug toevoegde aan zijn proefschrift 'Onmacht in het werk van de huisarts' is dat ze allerminst zijn gespeend van zelfkritiek. Niet dat het stereotype beeld van de arts-die-het- altijd-beter-weet er nu voor eens en altijd genadeloos mee wordt onderuit gehaald, maar ze geven wel aan dat 'een huisarts ook maar een gewone jongen is' die niet zelden te kampen heeft met het niet kun nen voldoen aan een 'veel te hoog ver wachtingspatroon' bij zijn patiënten. Onmacht, die weer leidt tot verdriet, beklemming, woede, onverschilligheid, apathie, angst, weerloosheid of het zich gekrenkt, verlaten of verworpen voelen, waren enkele van de kernbegrippen in de berichtgeving ^over zijn onderzoek, waarop hij-onlangs aan de Erasmus Uni versiteit in Rotterdam promoveerde. Duistermaats onderzoek, waarvoor 152 huisartsen in Rotterdam, Drente en noordoost-Overijssel werden onder vraagd, toont aan dat ruwweg tweederde van alle huisartsen in hun werk gevoe lens van onmacht kennen, ruim een kwart zelfs 'zeer frequent'. Het meren deel van de ondervraagde huisartsen zegt echter hiervan in z'n werk geen hin der te ondervinden, maar ongeveer één derde erkent ruiterlijk van onmacht'ge- voelens 'belemmeringen in het werk te ondervinden'. Naast de 'solisten' rpet een kleine over zichtelijke praktijk bevindt zich onder hen ook een opvallend groot aantal part time artsen en artsen die in gezondheids centra of groepspraktijken samenwer ken. Maar het contact met hun collega's blijkt nauwelijks tot een vermindering van hun gevoelens van onmacht te lei den. Ook daar leeft men kennelijk te zeer langs elkaar heen. Stuntelig Op het aan een fraaie tuin grenzende ter ras achter zijn huis De Vliegdennen in het Overijsselse Balkbrug, waar hij zich in 1965 als huisarts vestigde, laat Jan Hendrik Duistermaat even een stilte val len. Dan concludeert hij: "Wij zijn daar ontzettend stuntelig in. Met het openlijk tonen van gevoelens blijken artsen nogal moeite te hebben. Want ik hoop dat ik .hiermee niemand tegen de schenen schop, ik sla de verplegende en verzorg- dende beroepen even over eigenlijk is de geneeskunde toch nog wel een man nenwereld. En dat geldt zelfs voor vrou welijke artsen. Die reageren, om het zo uit te drukken, in het algemeen ook man nelijk". In zijn proefschrift geeft Duistermaat in dit verband een staaltje' van zijn eigen gedrag, waarvoor hij toegeeft zich ach teraf, te generen. Tijdens een op video op genomen consult van een patiënt met ernstige rugklachten nam hij de hoog hartige houding aan van: dat regel ik wel even voor u, en zonder erg veel acht te slaan op 's mans klachten bitste hij: "Ik zal u wel even nakijken". Tijdens het hele consult, vertelt Duis termaat, had hij het vooringenomen ge voel dat hij 'toch wel geen contact met de man zou kunnen krijgen'. Door het 'ik zal u wel even nakijken' kreeg hij de situatie weer in de hand, echter zonder dat duide lijk was wat de patiënt van h'èm wilde. De arts was daarin, zegt hij, ook niet in geïnteresseerd omdat hij dacht dat de man iets anders wilde dan dat hij (de arts) wenselijk achtte. De verwachting de situatie niet meester te kunnen zijn leidde tot een reactie die, zegt hij in een terugblik, de arts-patiënt relatie bedreig de. Ter verduidelijking schetst Duistermaat nog een geval waarin hij sterk het gevoel had geen enkele greep op een situatie te hebben en als gevolg daarvan zich nogal onheus te hebben gedragen. "Ik werd opgebeld door een ziekenbroeder die mij vertelde dat een patiënt die kanker had naar huis zou gaan, omdat hij thuis wilde sterven. Hij vroeg me om naar die man te gaan. Ik ben toen kwaad geworden, woe dend eigenlijk. Waarom? Wat kan ik daar nu nog doen. Ik kon die man toch zeker niet meer helpen, zei ik. Ja. ik werd er echt kwaad om. Dat was natuurlijk een smoesje. Ik zocht de oorzaak buiten me zelf, terwijl het natuurlijk helemaal aan mij lag. Onmacht, angst,woede. Ik dacht: als arts heb ik die man niets te bie den, wat moet ik?". "Enfin, toen ik visites ging rijden stond hij wel op het lijstje, maar niet bo venaan. Ik stelde het uit. Ik was ook bang me tegenover hem erg geforceerd te zul len gedragen. Pas in de loop van de mid dag, toen ik dacht: nou wordt het toch echt te gek, ben ik naar het bewuste adres gegaan. Ik heb daar iets gezegd als: wat moet ik hier eigenlijk? Maar de man was er heel blij mee. Wat fijn dat je er bent, ik wil 's met je praten. Toen nam hij als het ware mijn rol over. Ik was mijn angst kwijt en bedacht dat ik er ook op "Wat zul je worden als je groot bent, Charlie Brown?" "Eenzaam". Charlie Browns antwoord lijkt op het eerste gezicht misschien grappig, maar eigenlijk is het niet zo om te lachen. Ten minste niet voor veel kinderen, die van de basisschool en de kindertijd met zijn be trekkelijke zorgeloosheid zonder dat ze er om gevraagd hebben het voortgezet on derwijs en de puberteit inrollen. En dan gaan merken dat alles is veranderd.en blijft veranderen. Niet alleen om hen heen, maar vooral ook van binnen, in hun lichaam en in hun geest. Met de puberteit en met het meer be wust worden van zichzelf, komen bij veel jongeren ook voor het eerst bewust gevoe lens van eenzaamheid, van angst voor af wijzing door anderen en van angst om te falen naar voren. Ze beginnen zich zor gen te maken over het hebben of houden van vrienden of vriendinnen en over hoe 'gezien' of popidair ze wel zijn. Hoe goed de relatie met hun ouders ook mag zijn, het is niet meer voldoende, zelfs steeds minder voldoende, om emotioneel op te kunnen leven. Daarom kan het maar al te gemakkelijk gebeuren, dat dochterlief op een dag laat weten: "Als ik niet naar dat feest mag, dan ben ik de enige van mijn klas die er niet is. Dan word ik nooit meer ergens uitgenodigd". Veel ouders gaan onderuit bij zo'n be proefde zorg dat ze zich schuldig voe len" benadering door hun kind. Als ze het geheel ook nog besprenkelt met een paar tranen, dan zou ze hen wel eens kunnen overtuigen van het feit, dat ze slechte ou ders zijn als ze niet Dat zou overigens geen reden moeten zijn om toe te geven als de ouders oprecht van mening zijn dat hun dochter niet moet gaan. Tussen de regels door pro- zo'n manier voor de patiënt kan zijn. En dat bevredigde". In de inleiding van zijn proefschrift vertelt Duistermaat dat het terugzien van video-opnamen van zijn eigen con sulten hem ertoe aanzette eerst onder een beperkt aantal artsen een snelle ver kenning te maken. Nadat daarbij bleek dat gevoelens van onmacht 'duidelijk herkenbaar' zijn, besloot hij een grootser opgezet onderzoek naar dit weinig be schreven- onderwerp te verrichten. Maar wie was er nu op het idee gekomen om consulten op video vast te leggen? Bedreigend Duistermaat: "Ik ben lid van de commis sie psychologie van het Nederlands Huisartsen Instituut dat huisartsen zocht die daartoe bereid waren, maar dat lukte niet zo. Veel artsen vinden het ken nelijk bedreigend zichzelf op de video te zien. Ik heb me aangemeld en gedurende drie dagen zijn al mijn consulten opgeno men. Een andere aanleiding is dat ik al een jaar of tien lid ben van de Zwolse Balint-groep, dat is een regelmatig bij eenkomend gezelschap artsen die elkaar proberen te helpen door met elkaar over hun problemen te praten". "Daar steekje veel van op. Ik durf dan ook best te beweren dat wanneer er pro blemen met patiënten zijn vijftig percent beert ze nog iets anders over zichzelf dui delijk te maken. Vooral wil ze de gerust stelling dat ze geaccepteerd wordt niet alleen door haar ouders maar ook door haar leeftijdsgenoten. Wat haar betreft kan ze die acceptatie van haar leeftijdge noten alleen maar te pakken krijgen als ze naar dat feest gaat. Wie kan dat haar kwalijk nemenAc ceptatie, waardering en druk van de kant van leeftijdgenoten zijn zaken die ons allemaal waarschijnlijk veel en veel meer beïnvloeden dan we toe willen ge ven. Als jongeren hun plaats vinden in een sociale groep, op school of ergens an ders, beginnen ze een hele nieuwe wereld en hele andere kanten van zichzelf te ont dekken. Acceptatie door leeftijdgenoten is belangrijk voor hun zelfvertrouwen. Dus is het streven naar die acceptatie een normaal en gezond onderdeel van het op groeien. Wat ouders ook van de vrienden van hun teenagers vinden, ze doen er goed aan te erkennen dat acceptatie door mensen van de eigen leeftijd een sterke behoefte is. Natuurlijk brengen nieuwe invloeden behalve nieuwe mogelijkheden ook nieu we risico's mee. De invloed van leeftijdge noten is lang niet altijd alleen maar posi tief of plezierig. Ze veranderen vaak net zo gemakkelijk van gedachten, voorkeu ren, van verwachtingen en dus ook van vrienden als ze van stëmming verande ren. Hoe hecht een vriendschap ook mag lijken of hoe geaccepteerd een jongere in een groep ook mag zijn, vriendschappen tussen teenagers zijn vaak zo wisselend als de wind. 's Morgens is een bepaalde vriend nog het absolute einde en 's avonds is de vriendschap ten einde. Dat kan vooral moeilijk zijn voor de jongere, die gericht is op het hebben van een enke le hechte vriendschap. van die problemen niet aan de patiënt ligt, maar aan de arts. Aan jezelf. Dat kan ik nu niet meteen wetenschappelijk on derbouwen, maar je kunt in het alge meen wel stellen dat waar er twee ruzie hebben er ook twee schuld hebben. Door een verkeerde reactie, zoals bij de patiënt die ik in mijn proefschrift beschrijf. Mijn houding tegenover hem, denken dat het niet aan mij lag maar aan hem, verschafte een bijwerking van macht die ik gebruik te om verandering in de situatie te bren gen; het consult te laten verlopen zoals ik dat wilde. Dat doet de relatie tussen pa tiënt en arts geen goed". Hoe die moet zijn? Ideaal is wanneer beiden tevreden zijn, dan is het goed. Of, zoals ik het in mijn proefschrift om schrijf: je moet er voor je patiënt zijn om iets voor hem te kunnen doen. Het zijn is de basis van je handelen. Onmacht is daarbij een probleem. Je wilt greep heb ben op een bepaalde situatie, en wanneer je daarin niet slaagt is het onaanvaard baar. Maar het komt voor dat je niets kunt doen en dat dit wèl aanvaardbaar is. Bij een ongeluk, wanneer iemand zijn benen heeft gebroken, kun je in zekere zin niet meteen iets doen. In zo'n geval spreek ik niet van onmacht". Cijfer Duistermaat betoogt dat een arts zich ei- Leeftijdgenoten kunnen ook verdomd wreed. zijn. Vaak lijkt het er op alsof ze andere kinderen tot de grond toe moeten afbreken om zichzelf het gevoel te geven 'erbij te horen'. Het is niet ongewoon dat een hele groep een enkele klasgenoot slachtoffert en hem of haar tot het mik punt maakt van plagerijen, spot of zelfs mishandeling. Iets rots zeggen of doen je gens die leeftijdgenoot wordt een soort bewijs van lidmaatschap van de groep. Je bent "uit" als je dc arme duvel enige vriendelijkheid of sympathie betoont. Er zijn volwassenen, zelfs psychologen en leerkrachten, die beweren datje al die wreedheid niet zo zwaar moet nemen, maar eerder als een soort puberale speels heid of groeistuip moet zien. Grotere on zin dan dat valt moeilijk te bedenken, want het doet gewoon pijn, en berokkent schade aan het slachtoffer, en de daders worden er bepaald geen betere mensen door. Als een jongere zijn zelfvertrouwen vooral afhankelijk maakt van acceptatie door leeftijdgenoten, daii gaat hij of zij vaak zwaar weer tegemoet. Ze stellen vaak lastige eisen. Een van de lastigste kanten van geaccepteerd willen worden genlijk voortdurend dient af te vragen: welk cijfer geef ik mezelf? In het geval van het ongeluk resulteerde dat in een dikke onvoldoende. "Ik stond heel druk te doen, maakte zelfs cynische grapjes", herinnert hij zich, "terwijl ik ei genlijk alleen maar gewoon bij de patiënt moest gaan zitten. Er voor de patiënt zijn. Doen kon ik dat moment niet veel. Maar mijn gedrag viel te verklaren door de on macht die ik kennelijk trachtte te verber gen. Dat is overigens een collectief ver schijnsel bij artsen, veel artsen zijn cyni- Wat naast de uitkomsten aan zijn onderzoek zo opvalt is dat het sterk de in druk wekt dat artsen hun fapade hebben afgebroken. Iedereen reageerde zo eer lijk. Duistermaat: "Ja, de respons was hartstikke goed. En ook de meeste reac ties die ik heb gekregen. Ik heb van veel kanten gehoord dat men het heel erg goed vond dat over dit onderwerp onder zoek werd gedaan. Dat bleek ook tijdens de interviews, die heel zakelijk begon nen met vragen naar iemands leeftijd maar die verderop over heel persoonlijke dingen gingen. Daarop is overigens ook wel negatief gereageerd. Artsen die kwaad werden, die het kennelijk te be dreigend vonden. Overigens is het me opgevallen dat veel artsen over zichzelf nogal negatief denken". Vaak de schuld bij zichzelf zoeken? Duistermaat: "Ik denk dat een heleboel narigheid die bij de tuchtcolleges komt, te maken heeft met een te hoog verwach tingspatroon dat men van een arts heeft. Dit boekje en mijn stellingen laten zien dat een huisarts ook een gewone jongen Anders Hij vestigt er de aandacht op dat het aan tal ouderen snel toeneemt en pleit ervoor dat de huisarts moet leren beter om te gaan met ouderen. Moet dat al tijdens de opleiding beginnen? Duistermaat: "Ja, daar moet je je goed op voorbereiden. Anders kijken, luisteren, anders met klachten omgaan. De artsenopleiding zal daarom moeten veranderen. Het is nu zo dat een arts zich na zijn studie ergens vestigt en dan, wanneer hij te maken krijgt met specialisten, vroedvrouwen en maatschappelijk werk, pas zijn weg kan gaan vinden. En die is vaak anders dan hij had geleerd. Daaraan moet in ieder geval aandacht worden besteed. Ik denk dat het yoor jonge artsen heel nuttig is om een periode, zeker een half jaar, in een patiëntenvereniging mee te draaien. Ik heb het zelf gedaan en er ontzettend veel van geleerd. Je zit aan de andere kant, merkt wat patiënten van een arts verwachten. Ja, als ik er nog een stelling aan had kunnen toevoegen zou die zijn geweest dat iedere huisarts een half jaar lid van een patiëntenvereniging moet zijn". Aanleiding tot zijn verkenning waren tekortkomingen die hij bij zichzelf signa leerde. Zat er ook achter dat hij lotgeno ten zocht? Duistermaat: "Nee, niet zo erg. Ik wist gewoon: het is er. Ik vond het eigenlijk gewoon verschrikkelijk leuk om na ruim twintig jaar huisarts te zijn nu eens zo'n onderzoek te kunnen doen, naar heel gewone dingen. Want onmacht is heel gewoon. Al is het moeilijk te vat ten en het maken van een goed weten schappelijk verhaal erover valt niet mee. Misschien dat ik daardoor mezelf er nogal in steek. En strikt genomen is dat niet wetenschappelijk, je dient je aan de cijfers en de feiten te houden". Onderkennen En daaruit valt af te leiden dat een aantal huisartsen, van het type dat zegt veel on macht te kennen en daarvan belemme ringen te ondervinden, wellicht ooit de verkeerde beroepskeuze heeft gemaakt. Duistermaat: "Óver goede of slechte huisartsen durf ik geen oordeel te geven, daar wil en kan ik ook geen oordeel over geven. Wel kun je in het algemeen stellen dat een slechte huisarts er een is die zijn eigen onmacht niet onderkent. Die dat niet wil of niet kan". door je leeftijdgenoten is proberen uit te vinden wat ze nou precies willen. Omdat die verwachtingen en wensen niet netjes ergens opgeschreven staan, moeten de meeste jongeren maar zo'n beetje gissen wat van hen verwacht wordt. Dat is niet zonder risico. Bijvoorbeeld, als een meis je zich druk maakt om geaccepteerd en 'gezien' te zijn bij de jongens kan het ge beuren dat ze zich seksueel laat gebrui ken, omdat ze denkt dat dit is wat van haar wordt verwacht. Nogal wat jongeren knoeien met hun li chaam door alcohol, drugs en sigaretten te gebruiken, omdat ze denken dat dit van hen wordt verwacht of dat het 'stoer' staat. Een jongere die in de groep weigert mee te roken kan vaak rekenen op plage- rig-langzaam uitgesproken mededelin gen als: "Jij mag natuurlijk niet van je pappie en je mammie, he". Sommige jon geren plegen winkeldiefstalletjes en er ger, omdat ze geloven dat hun leeftijdge noten daartegen op zullen kijken en het 'cool' zullen vinden. Het kan voorkomen dat zoons of doch ters altijd op een dweperig-ophemelende manier over een bepaalde jongen of meis je in de klas praten. Die jongen of dat meisje heeft zichzelf cjcm als de leider, als de 'standaard-zetter'opgeworpen en de hele klas of misschien wel de hele school imiteert iedere beweging die hij of zij maakt. Als hij het tweede knoopje van zijn overhemd los gaat dragen, dan loopt binnen de kortste keren iedere jongen met ontblote borst rond. Als hij zijn haar kor ter gaat dragen, dan duikt de korte haar dracht opeens overal op. Als de held een meisje is en ze verschijnt op een dag op school met drie oorbellen in ieder oor, dan lopen de volgende dag heel wat meisjes uit de klas er net zo bij. Wat moet je als ouder doen als je kind 'lijdt' aan heldenverering voor een van zijn leeftijdgenoten of zich op een andere manier meer door ze laat beïnvloeden dan je lief is? Het antwoord is, ouders moeten oppassen in het discussiëren over en bekritiseren van de leeftijdgenoten van hun kinderen. Nogal eens dwingen ze het kind er als het ware mee partij te kiezen. Sommige kinderen worden zo verder onder de invloed van bepaalde leeftijdgenoten gedreven dan misschien goed voor ze is. Anderen kiezen schijn baar voor hun ouders, maar in stilte wer ken de invloed en de aantrekkingskracht van leeftijdgenoten toch door en als ze wat ouder zijn geworden 'stappen' ze soms zomaar opeens over van de ene par tij naar de andere. Waar het uiteindelijk om gaat is na tuurlijk, dat het kind leert om in een en dezelfde wereld met zowel ouders als leef tijdgenoten goede contacten op te bou wen en te houden. Ouders van nu weten uit hun eigen puberjaren maar al te goed dat er misschien weinig andere opgaven in het leven zo lastig zijn als deze. Een van de dingen die het zo moeilijk maakte, was het feit dat hun eigen ouders zo moei lijk deden over leeftijdgenoten, vrienden en vriendinnen. En veel heeft het alle maal niet uitgehaald, want wie van ons heeft zijn vriend of vriendin aan de dijk gezet omdat onze ouders zeiden 'dat het niks voor ons was?' Precies. En zo is het gekomen dat uiteindelijk veel ouders zichzelf aan de dijk gezet voelen. DOOR JOOP VAN DER HORST Als je in een Nederlandse woordenboek opzoekt wat een fiets is, dan vind je als omschrijving: 'rijwiel'; wanneer je dan bij rijwiel gaat kijken, zie je als betekenis.' 'fiets'. Dat is kort geleden beweerd door Karei van het Reve (Zie ook onder Mo- zes, Amsterdam 1988, blz. 22) en het is waar. Zowel in de grote Koenen als in de dikke Van Dale, en ook in diverse andere woordenboeken, wordt de lezer met het zelfde kluitje in het riet gestuurd. In een door Van het Reve geraadpleegd Engels woordenboek staat bij bicycle tenminste netjes: 'a vehicle with two wheels tandem, a steering handle, a saddle seat, and pe dals by which it is propelled'. Hoewel ik hierdoor niet onmiddellijk overtuigd ben van de superioriteit van Engelse woor denboeken boven Nederlandse, zoals Van het Reve ons wil doen geloven, is het wel één-nul in het voordeel van de Engel- Wat is een twans? Een twans is een grote snal. Heel interessant maar wat is een snal? Tsja, een snal, dat is een soort twans. Wie zo uitlegt, verklaart niets. De uitleg mag alleen woorden bevatten die elders verklaard worden zonder gebruik making van het eerste woord. Hoe het wèl moet is te zien aan de betekenisom schrijving van het woord zes. Wat is zes? Heeft u er ooit wel eens over nagedacht hoe u zes zou moeten uitleggen aan iemand die dat niet weet? Woordenboekmakers hebben daar inder daad over nagedacht en geven veelal de enig juiste omschrijving: 'vijf plus één'. Wie me niet gelooft, moet het thuis maar eens nakijken. Het spreekt vanzelf dat vervolgens ook vijf verklaard moet wor den, wat dan ook gebeurt met 'vier plus één'. En zo door tot twee: 'één plus één'. Pas bi} één kan dan uitgelegd worden hoe wij deze eenheid van tellen gebruiken. Dat doen de grote Koenen en de dikke Van Dale overigens niet maar daar gaat het nu niet om. Hun betekenisomschrij vingen van twee, drie, vier, vijf enz., zijn in beginsel correct. Er is blijkbaar over nagedacht en de betekenis der getallen wordt systema tisch zo behandeld. Des te merkwaardi ger zijn de inconsequenties in beide grote woordenboeken. Koenen spreekt van 'drie plus één', Vier plus één' maar Vijf en één', 'tien en één'. Plus en en worden schijnbaar lukraak door elkaar gebruikt, net als in Van Dale trouwens. Van Dale heeft 'vier plus één', 'vijf plus één', 'zes plus één' maar dan plotseling 'één meer dan zeven'; 'tien plus één', 'tien plus twee', 'tien plus vier' maar ineens 'veer tien plus één'. Of ook wel omgekeerd: 'zes en tien', 'acht en tien'. Bij de grotere getallen vinden we om schrijvingen als 'tweemaal tien', 'driemaal tien', 'viermaal tien' en daarna wordt het weer moeilijk: Koenen schrijft vijf maaien zes maal los maar zevenmaal weer aan een; Van Dale schrijft tot en met zesmaal aaneen en vanaf zeven maal los. Bij tach tig kon Koenen niets beters bedenken dan tien x acht. Er is weinig lijn in te ontdekken. Koe nen slaat om onduidelijke redenen drie en acht gewoon over, En bij negen en tien heeft Koenen zelfs een rasechte rijwiel- fiets: negen is 'tien min één' en tien is 'ne gen plus één'. Ik durf het Engelse woordenboek van Karei van het Reve er nauwelijks op na te kijken, want het kon wel eens twee-nul worden. Vooral als we in de grote Koenen bij het woord zeventien kijken. Daar wordt geen betekenis van gegeven, de lezer krijgt alleen de onbegrijpelijke verwijzing "zie zes". Bij zeventiende idem dito "zie zesde". Onwillekeurig zou je daar aan willen toevoegen: "Zie ook onder Mo- door René Diekstra hoogleraar psychologie te Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 27