Nederlands theaterleven op laag pitje' Programmering niet zonder avontuur 7/ Pierre Audi: geen modieus en met parfum besprenkeld operaseizoen Prokovjev en Dukas naast Donizetti en Mozart VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1989 HE A TERKRANT '89/'90 AMSTERDAM - Ruim een jaar geleden verkeerde De Nederlandse Opera in een ernstige crisis. Na twee jaar ambitieus plannen maken had Jan van Vlijmen het veld moeten ruimen. Niet om zijn artistieke beleid, zelfs niet om een tekort van zeven miljoen, maar als gevolg van een vertrouwenscrisis die hem van vrijwel het gehele bedrijf geïsoleerd had. Het bestuur, niet gehinderd door de boterberg op het eigen hoofd, zocht naarstig naar een opvolger en zorgde voor een totale verrassing: Pierre Audi. Door Paul Korenhof De inmiddels 33-jarige Audi werd geboren in Libanon, studeerde in Parijs en werd in Londen de stimu lator achter Almeida Theatre en Al meida Festival. Zijn opera-ervaring bleef beperkt tot de regie van enke le moderne werken, maar dat bleek van bijkomstig belang. Zijn benoe- ming dankte hij vooral aan zijn or- ganisatorische kwaliteiten en zijn binding met het hedendaagse thea- ter. Binnenkort zal Audi zijn plannen f presenteren voor zijn eerste 'eigen' seizoen, waarschijnlijk openend met de door hemzelf geregisseerde 'II ritorno d'Ulisse in patria' van Monteverdi. Dat wil niet zeggen dat het seizoen 1989-90 hem onberoerd heeft gelaten en evenmin dat hij zich rustig met de toekomst kon be zighouden. Wat het laatste betreft: nauwelijks leek de rust bij DNO weergekeerd, of de kranten maak- ten melding van onrust bij de TOM (Technische Organisatie Muziek- i theater), die de technische verant- t. woordelijkheid draagt voor alle voorstellingen in Het Muziekthea- ter, ook voor die van Het Nationale Ballet en van Het Muziektheater zelf. Een mogelijke opsplitsing van de TOM in drie geledingen ziet Audi echter niet als oplossing: "Natuur- lijk is de structuur een probleem, «i maar dat geldt voor de structuur van het hele Muziektheater. Het zou «"trouwens beter zijn als we in dit ge- bouw niet van alles drie zelfstandi ge afdelingen hadden, zoals drie - verschillende afdelingen voor pers en publiciteit. Daarom is één TOM een goed uitgangspunt, op voor waarde dat beantwoord kan wor den aan de eisen en verlangens van de verschillende bespelers. De situ- i atie heeft geleid tot problemen op het gebied van management, com municatie en een verdeelde loyali teit, maar het i§ verbazend wat er tot nu toe gepresteerd is. De TOM heeft een enorme deskundigheid in huis en de kwaliteit van het werk ligt zo hoog, dat ik de resultaten zelfs een succes wil noemen. Het is nu zaak een aantal dingen wat fijner af te stemmen, maar na driejaar is dat al leen maar normaal". U bent tevreden met het theater? "Niet helemaal. Ik zou graag meer flexibiliteit willen in de manier waarop het theater bespeeld wordt. Ik wil het publiek laten zien dat opera méér is dan groots opgezette voorstellingen in een grote zaal. Te gelijkertijd wil ik'de trein organisa torisch beter op de rails krijgen, ik wil het aantal voorstellingen opvoe ren, ik wil meer reismogelijkheden creëren en DNO meer ontplooien als een nationaal gezelschap, en bo vendien wil ik betere banden met de televisie en met hét internationa le muziektheater". "Mijn ambitie is een gezelschap met veel handen en voeten, maar dat kan alleen in fases. Zo moet de hele discussie omtrent repetitietij d bezien worden in relatie tot andere zaken. Natuurlijk kun je met drie weken repeteren bepaalde dingen bereiken, die niet lukken met twee maanden, maar als aan de juiste ar tistieke voorwaarden voldaan wordt, kan niets een lange repetitie periode vervangen. Ik denk niet dat we terug moeten naar de manier waarop het hier een paar jaar gele den gebeurde met zestien produk- ties, waarvan sommige in een paar weken werden opgezet. Daar schie ten we niets mee op. Een repetitie periode moet alleen zo effectief en zo intelligent mogelijk gepland worden, en mogelijkheden bieden tot flexibiliteit". Komt de Opera Studio terug? "Misschien, maar dan als uitvloei sel van mijn wens ook kleinschalig theater te brengen. Ik wil niet met een studio beginnen, maar erbij uit komen via projecten die een smalle re basis eisen dan het grote repertoi re. Dat is een essentieel ander uit gangspunt. Helaas biedt dit theater daartoe weinig mogelijkheden en daarom zullen we met andere thea ters in Amsterdam moeten samen werken. Het is echt een enorme ver gissing dat er bij dit theater geen kleine zaal gebouwd is. Alleen als ik kleinschalige produkties kan zetten naast het grote repertoire, kan ik de spanningen binnen deze kunst vorm voelbaar maken en het pu bliek overtuigen van wat mij artis tiek voor ogen staat. Dat lukt niet met alleen grootse spektakels in Het Muziektheater, die in zekere zin het publiek afhouden van een wer Wat is uw indruk van het Neder landse theaterleven? "Dat staat op een tamelijk laag pitje, misschien door een gebrek traditie, misschien ten dele door een bepaalde vermoeidheid i het publiek die ik ook niet meteen kan veranderen. Het Neder landse temperament leent zich bo vendien niet zo goed tot het leggen van contacten, terwijl dat toch een basisvoorwaarde is als je een pu bliek een voorstelling voor wilt zet ten". "Bij het Nederlandse toneel heeft vormgeving de overhand gekregen boven de directe relatie tussen de acteur en het woord, en boven een theater dat op die relatie gebaseerd Tot mijn vreugde merkte ik bij 'Medea' van de Toneelgroep Am sterdam, dat er wel degelijk een pu bliek bestaat dat verlangt naar die relatie met de tekst Het werk van Gerardjan Rijnders komt trouwens dicht in de buurt van mijn visie op hoe opera zou moeten worden ge bracht". "Opera is niet alleen een zanger die op het toneel een aria staat te zingen. Essentieel is de spanning tussen tekst en muziek. Werkelijk grote componisten voegen in hun muziek een element aan de tekst toe il die elementen alsmede de ma- waarop zijn functioneren vor- i een gecompliceerd geheel van signalen of codes die ontcijferd die- te worden. Bij de interpretatie blijkt echter dat een goede partituur alle betekenissen in zich draagt en dat dwingt onvermijdelijk tot het maken van keuzes. Ik geloof in re gisseurs die dat onderkennen zon der meteen te gaan vereenvoudi gen, die uit het geheel de betekenis- kiezen, die zoveel mogelijk ele menten verduidelijken. Daarin ligt de grootheid van Chéreau en Stein. Door instinct en intellect zijn zij er meesters in hun vinger precies te leggen op het juiste raam waardoor het publiek de andere betekenissen gewaar wordt". Een meer complex soort opera- dramaturgie is hier vrijwel alleen bekend door het werk van Kupfer, een werk opsplitst in intellectu ele eenheden die vervolgens in een bepaalde volgorde op het toneel te rugkomen, maar dat ik toch een an der uitgangspunt. Kupfer kiest soms betekenis die niet verheldert, maar die hem in staat stelt het sterk ste theatrale effect te bereiken dat aansluit bij zijn eigen respons op dat werk. Op andere momenten maakt hij weer wel de goede keuze i dat maakt dat ik een beetje ambi valent tegenover hem sta. Zijn werk s dikwijls een combinatie van geni aliteit met keuzes die het begrip in perken en het publiek op een be paalde manier voorprogrammeren op wat hij zelf zeggen wil. Dat wil niet zeggen dat zijn werk slecht is, want dat is het nooit. Hij is altijd op ?en of andere manier de moeite waard, ook omdat hij daardoor een dialoog op gang hoopt te brengen, dat is iets waar ik helemaal ach ter sta". En wat wil Pierre Audi zelf? "Ik weet wat ik nu zou willen en iraar ik misschien ooit aan toe zou willen komen. Voor Mozart ben ik nog absoluut niet klaar, maar ik wil wel langzaam naar toe werken. Wel ben ik geïnteresseerd in 'Pellé- een Monteverdi-cyclus en mis schien een paar 19de-eeuwse wer ken. Ik heb zelfs een geheime fasci natie voor Meyerbeer, maar dat kan ik verder vergeten. Zijn opera's zijn niet alleen gecompliceerd, ze zijn ook ontzettend duur om te realise- Als ik dat echt zou willen, had ik niet naar Amsterdam moeten ko- Fragment uit 'Don Pasquale', van welke Donizetti-produktie de Neder landse Opera een reeks herhalingen geeft in december. (foto jaap pieper) AMSTERDAM De première van 'Boris Godoenov' op 7 september betekende de inzet van het vierde seizoen van De Nederlandse Opera in Het Muziektheater. Het werd ook de minst enerverende opening tot nu toe, ten dele omdat het om een reprise ging en ten dele omdat Kupfers regie bij lange na niet zoveel stof heeft doen opwaaien als Gosch's 'Tristan' of Wernicke's 'Blauwbaard', waarmee de vorige seizoenen geopend werden. Dat wil echter niet zeggen dat De Nederlandse Opera op safe speelt. Integendeel! Het seizoen 1989-90, voor een belangrijk deel samengesteld vóór de komst van Pierre Audi, is niet zonder risico's in opbouw en repertoirekeuze, zodat het na afloop interessant kan worden de bezoekersaantallen te vergelijken met die van vorige jaren. 'Boris Godoenov' zal weinig proble men opleveren, ook niet in de korte Het publiek heeft waar schijnlijk' een voorkeur voor de lan gere tweede versie met de 'Poolse akte' (en daarmee ook een vrouwe lijke hoofdrol), maar Kupfer's regie over de volle breedte van Het Mu ziektheater stelt daar voldoende theatraal spektakel tegenover. Pro blemen zullen er evenmin zijn met een andere Kupfer-reprise, Strauss' 'Salome' (première 11 mei), weder om met Eva Maria Bundschuh in de titelrol en wederom gedirigeerd door Hartmut Haenchen. Vraagte kens kan men echter stellen bij de herhaling van 'Don Pasquale' (pre mière 1 december). Donizetti's mu zikale komedie is meer dan alleen maar een luchtig niemendalletje, maar de gewild modieuze enscene ring van Renate Ackermann vol theatraal effectwerk (met o.a. een complete sportwagen op het toneel) laat van lyriek en humor weinig hppl De grootste belangstelling gaat natuurlijk uit naar de zes nieuwe produkties, waarvan er maar liefst vier tot het Franse repertoire beho ren. De eerste is 'Ariane et Barbe- Bleue' van Dukas (première 9 okto ber). Dit muzikale sprookje ver plaatst het Blauwbaard-gegeven naar de wereld van Debussy's 'Pel- léas et Mélisande' en geeft een cen trale rol aan de figuur van Ariane, Blauwbaards zesde vrouw. Haar streven naar emancipatie en het conflict met de vijf vorige vrouwen, die daar nog niet aan toe zijn, vor men de kern van deze opera, waarin Blauwbaard zelf gereduceerd wordt tot een bijfiguur. Geen gemakkelijk werk, maar de aanwezigheid van re gisseur Philippe Sireuil, van wie eerder zijn enscenering van 'Kalja Kabanova' te zien was, wettigt de hoop op een interessante theatrale belevenis. Veel makkelijker toegankelijk is 'Le Comte Ory' (première 13 april), een komisch meesterwerkje dat Rossini voor Parijs schreef. Een se rie opvoeringen die De Nederland se Opera ruim vijftien jaar geleden gaf, blijkt onvergetelijk, maar met regisseur Helmut Polixa bestaat ook nu kans op een amusante voor stelling. Ook bij 'Orphée et Euridice' (pre mière 8 januari) gaat grote aandacht uit naar het toneelgebeuren, dat werd toevertrouwd aan de Neder lander Peter te Nuyl en ontwerpster Mirjam Grote Gansey. De keuze van het werk zelf wekt echter verwon dering. Gluck's 'Orfeo ed Euridice' (in het Italiaans en met een alt in de hoofdrol) behoort tot de belangrijk ste werken uit het internationale re pertoire. De bewerking die de com ponist voor Parijs maakte, waarbij hij enkele balletten inlaste en de hoofdrol omwerkte voor een tenor, komt dramatisch echter minder sterk over. 'L'Ange de feu' (première 1 juni tijdens het Holland Festival) is evenmin authentiek Frans. Prokov jev schreef de gecompliceerde par tituur in de jaren twintig op een Russisch libretto, maar bij de uit eindelijke première in 1955 ont stond de gewoonte een Franse ver taling te gebruiken. De door Andrei Serban geregisseerde voorstelling was eerder te zien in Los Angeles en Genève. Speciale aandacht verdie nen de medewerking van het Con certgebouworkest onder Riccardo Chailly en de vertolking van de uit zonderlijk zware hoofdrol door de sopraan Marilyn Zschau. Eerder is het Concertgebouwor kest te horen geweest in 'Cosi fan tutte' (première 24 januari) onder leiding van Nikolaus Harnoncourt, die daarmee zijn Mozart-cyclus voortzet. De regie zal wederom wor den gevoerd door een van de groten uit de Duitse toneelwereld, ditmaal Jürgen Flimm, die ongetwijfeld zal kunnen aantonen dat het tekstboek veel meer is dan een 'oppervlakkig gegeven', zoals de seizoenfolder van De Nederlandse Opera beweert. De negende produktie is het sprookje 'Hansel und Gretel' van Humperdinck, de traditionele ope ra voor de kerstdagen, die door DNO in maart gespeeld wordt. Mis schien maar goed ook, want' de en scenering van David Pountney, die twee jaar geleden al in Londen te zien was, maakt er niet bepaald een 'opera voor kinderen' van. Jammer voor de kleintjes, maar naar te ho pen valt des te interessanter voor de volwassenen. Hoe dit seizoen zon der Verdi, Puccini en Wagner ont vangen zal worden door de liefheb bers van het 'qzeren repertoire', zul len we moeten afwachten. Steeds duidelijker wordt de vraag waar al les om draait: in hoeverre moet the ater gemaakt worden voor 'het pu bliek' en in hoeverre mag men zich richten op een 'happy few' van o.a. collega-dramaturgen, collega-thea termakers en aanverwante 'nieuwe' operaliefhebbers? De verkoop van plaatskaarten zal mogelijk een indi catie geven. PAUL KORENHOF zich door mijn beleid aangesproken voelen". "In museum-opera ben ik niet ge ïnteresseerd. Ik houd van Bellini en Puccini, en ik ben er heilig van overtuigd dat zij passen binnen de lijn die mij voor ogen staat, maar ik moet ze zo kunnen presenteren, dat zij deel uitmaken van een artistiek totaalbeleid. Bovendien zit je met het zangersprobleem. Callas heeft bewezen dat Bellini in bepaalde op zichten boven Verdi staat, en haar pleidooi heeft hem ongeveer op het niveau van de oude Griekse drama turgen gebracht, maar het is heel moeilijk een artieste te vinden, die die fakkel kan overnemen". "Een opera doen omdat ik zo no dig een bepaalde componist of een bepaald werk wil brengen, is er voor mij niet bij. Chailly zou in het Hol land Festival 1990 een Verdi-opera dirigeren, maar ik zag dramaturgi sche problemen en weinig moge lijkheid in één jaar tijd de goede be zetting bijeen te krijgen. Als je Ver- I di wilt doen, moet je er zeker van zijn dat het goed kan, niet met een I samengeraapt groepje dat een week tevoren aankomt om al na een paar repetities het toneel op te gaan". "Ik heb toen tegen Chailly ge zegd: Als je zestig procent kans op een mislukking wilt lopen, wil ik het risico nemen en ons misschien in een nachtmerrie storten". Maar toen ik er vervolgens achter kwam dat hij razend enthousiast was over 'L'Ange de feu' van Prokovjev en dat er een sterke produktie van Ser ban beschikbaar was plus een zan geres, die de hoofdrol aan kan, raak te ik steeds meer in de ban van dat idee, vooral omdat die opera hier nooit op het toneel is opgevoerd". "Ik ben alleen geïnteresseerd in een voorstelling, waarbij elk ele ment in het geheel geïntegreerd is, zoals ik ook alleen maar heil zie in regisseurs die het drama via de zan gers vorm willen geven en in diri genten die in die opzet als partner willen meedraaien. Met 'L'Ange de feu' waren al die voorwaarden ver vuld en zag ik de kans op een opti male realisering van wat mij voor ogen zweefde". "Ik wil werken met een kleine groep min of meer vaste regisseurs, mezelf inbegrepen, waarvan ik pre cies weet wat ieders artistieke be hoeften zijn, zodat ik tot een opti male planning kan komen. Daar naast is het belangrijk regelmatig grote namen in Amsterdam te heb ben, omdat zij kunnen helpen het publiek te tonen dat de opera zich in een bepaalde richting beweegt. Ik ben erop gebrand verschillende stromingen te laten zien, ook als die onderling tegengesteld zijn, maar verwacht van mij geen modieus sei zoen dat meer verwantschap ver toont met een verzameling dure parfums". "Mijn grootste plannen bewaar ik voor het laatst. Ik begin met het uit stippelen van grondpatronen en lij nen, en vervolgens komen bepaalde veeleisende werken die alleen maar opgevoerd kunnen worden door een homogeen gezelschap. Je moet niet gaan hollen als je nog niet eens goed kunt lopen. Het is verkeerd aan 'Moses und Aron' te beginnen in de hoop daarmee een gezelschap te creëren dat tot zo'n uitdaging in staat is. Je moet eerst een gezel schap opbouwen, dat zo'n heidens moeilijk werk aan kan zonder hele maal ontwricht te raken. Een voor ganger van mij heeft dat misschien onderschat. Ik wil hem niet veroor delen, maar ik kom uit de theater praktijk en dat levert een funda menteel verschil in benadering op. Ik begin ook niet met het opzetten van een complete 'Ring des Nibe- lungen'. Dat zou absurd zijn". Pierre Audi: 'In museum-opera ben ik niet geïnteresseerd. kelijke betrokkenheid. Het contact I artistieke opwinding. Daarom wil met een zanger op drie meter af- I ik beide". stand is even belangrijk als luiste- I Dat gaat dus uiteindelijk ten kos- a naar Jessye Norman in een thea- I te van het 'ijzeren repertoire'? ter met vijfduizend plaatsen. Dat I "Je kunt niet alles hebben. Wij zijn twee soorten muziektheater en I zijn het enige grote operagezel- beide zorgen voor een waardevolle schap in dit land en we hebben daarom de plicht een doorsnee van het hele repertoire te brengen. Het is mijn taak keuzes te maken en prioriteiten te leggen, en ik kan al leen maar hopen dat het publiek een avontuurlijk beleid wil accepte ren. In het traditionele operabedrijf heeft het ijzeren repertoire dikwijls teveel prioriteit gekregen. Hier is Hans de Roo begonnen voor dat an dere repertoire ruimte te creëren en ik wil op die weg voortgaan. Dat zal mij misschien vijanden opleveren, maar naar ik hoop ook vrienden, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 35