Ogen van voren en van achteren Spionage: avonturier van toen werd een kille systeem-analist ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1989 PAGINA 39 Spionage is er altijd geweest. Maar sinds de Britse regering in 1910 als eerste een eigen inlichtingendienst uit de grond stampte, was er geen houden meer aan. De beide wereldoorlogen zorgden op hun beurt ook nog eens voor een explosieve groei. Geheime diensten hebben sedertdien zo ongeveer de proporties van multinationals aangenomen, met eigen vliegtuigen en eigen kapitaal. Zelfs arme landen gaan er prat op een spionagedienst in stand te houden, al was het maar om voor vol te worden aangezien. Een blik in de geschiedenis van de meest toonaangevende inlichtingendiensten in het Westen: de Britse 'secret service' en de Amerikaanse CIA. Zij beschermen ons tegen het rode gevaar, maar wie beschermt ons tegen hen? door Marten de Jongh Spionnen duiken overal op in de ge schiedenis. Zo wordt in het Oude Testa ment al melding gemaakt van 12 spion nen die door Mozes op missie werden ge stuurd naar het land van Kanaan. Konin gen die zetelden op een wankele troon namen spionnen in dienst om rivalen in eigen land onder de duim te houden. Ak- bar, de grote mogolleider van India, had bijvoorbeeld 4000 agenten in dienst die dagelijks rapport moesten uitbrengen over de activiteiten die zijn onderdanen ontplooiden. Tot eind vorige eeuw bestonden er geen inlichtingendiensten die deel uit maakten van het overheidsapparaat of daardoor werden gefinancierd. Wanneer het nodig was stuurde de vorst zijn on derdanen op een spionagemissie. Een andere mogelijkheid was dat hij een par ticulier detectivebureau in de arm nam. De Amerikaanse'president Lincoln gaf het detectivebureau Pinkefton aan de vooravond van de burgeroorlog de op dracht aan de weet te komen wat de zui delijken van plan waren. Overspoeld De internationale spanningen deden de Britse regering in 1910 als eerste beslui ten zelf een spionage-apparaat uit de grond te stampen. Het kreeg als op dracht de eigen staatsgeheimen te be schermen en die van andere landen te stelen. Het Britse voorbeeld vond snel navolging. Duitsland, Rusland en Frank rijk beschikten enige jaren later even eens over inlichtingendiensten, die veel al op Britse leest waren geschoeid. De Britse regering was tot haar besluit gekomen omdat het meende dat Enge land werd overspoeld door Duitse spion nen. Het boek 'The invasion of 1910' van de excentrieke amateurspion le Queux veroorzaakte veel opwinding in Enge land. De schrijver beweerde dat 5000 Duitse spionnen de staatsveiligheid van het koninkrijk bedreigden. Om zich te weer te stellen tegen de Duitse vijand werd een inlichtingendienst gecreëerd die officieel niet bestond. Uiterste ge heimhouding werd bepleit omdat de re gering niet de verdenking op zich wilde laden dat ze zeif met smerig spionage werk bezig was. De ministeries van bin nenlandse zaken en van oorlog moesten hun handen in onschuld kunnen wassen wanneer er beschuldigend in hun rich ting werd gewezen. De eerste resultaten van de Britse in lichtingendienst waren wat magertjes. Na de Eerste Wereldoorlog bleken slechts 51 van de vermeende 5000 Duitse spionnen in de kraag te zijn gevat. Het best gedocumenteerde geval is dat van Carl Lody, een luitenant van de Duitse marine. Als gids werkte hij op de Ham- burg-Amenka lijn. Met een gestolen pas poort en onder een valse 'identiteit was hij het land binnengekomen. M-15, de af deling contra-spionage, onderschepte de boodschappen die Lody per telegram naar de vijand stuurde. Lody moest zijn spionage-activiteiten met de doodstraf bekopen. Hij noch enige andere Duitse spion was in staat gebleken belangrijke informatie aan Duitsland door te spelen. In tegenstelling tot Lody, een Duitse nationalist, waren de meeste ontmasker de spionnen overigens sociale misluk kingen, criminelen, avonturiers en vage bonden die zich dik lieten betalen voor wetenswaardigheden die zij uit regionale kranten overschreven. 'Room 40' Naast M-15 beschikte Engeland ook over de afdeling SIS. die spioneerde in het buitenland. Ook deze bracht gedurende de Eerste Wereldoorlog geen echte wa penfeiten op haar naam. Ten slotte was er nog een technische decoderingsafde- ling actief. Deze boekte de nodige suc cessen. Zij hield zich voornamelijk bezig met het decoderen van radioboodschap pen. Al aan de vooravond van de Eerste We reldoorlog wist de afdeling de hand te leggen op de sleutel waarmee vrijwel ie dere boodschap kon worden ontcijferd die de Duitse regering naar haar marine stuurde. De Britse regering was er zo mee in haar nopjes dat zij de dienst in ui terste geheimhouding wilde laten wer ken. Een en ander werd dermate over dreven dat de verschillende afdelingen niet eens wisten dat 'Room 40' bestond. Zij konden er dus ook hun voordeel niet mee doen. Ook de coördinatie tussen de drie diensten onderling leed in dit stadi um aan kinderziekten. De afdelingen werkten langs elkaar heen. Regelmatig kwam het voor dat elk afzonderlijk de zelfde informant betaalde voor dezelfde (nutteloze) informatie. Na de oorlog gingen er stemmen op om het budget van de inlichtingendiensten drastisch te beperken. De diensten had den gebrekkig gefunctioneerd en in vre destijd werd weinig waarde gehecht aan het in stand houden van een spionage- apparaat. Maar de Russische revolutie van 1918 gaf het spionage-netwerk nieuw bestaansrecht. Het communisme werd gezien als een woekerend kanker gezwel dat met wortel en al moest wor den uitgeroeid. Zo kreeg de Britse agent Reilly de op dracht in Rusland een staatsgreep te or ganiseren die de bolsjewistische leiders ten val moest brengen. Reilly hitste de troepen van de Baltische provincie Let land op tegen Lenin en Trotsky. De lijf wachten van de leiders die uit deze troe pen werden gerecruteerd kregen de op dracht Lenin gevangen te nemen. Mocht dit niet lukken, dan had Reilly nog een moordaanslag op Lenin achter de hand. In het midden van de jaren zeventig, nadat de naam van de CIA ook in verband was gebracht met de Watergate-affaire die president Nixon ten val bracht, werd de dienst publiekelijk aan de schandpaal genageld. Het omslag van Time (september 1974) luidt: 'Is de CIA te ver gegaan?'. Reilly moest het land ontvluchten toen deze aanslag mislukte omdat de moorde naar te vroeg schoot. Fascisme Toen in de dertiger jaren nazi-Duitsland een steeds ernstiger bedreiging ging vor men voor de vrede in Europa, werd het rode gevaar voorlopig gelaten voor wat het was. De fascisten kwamen nu in het centrum van de belangstelling. Aanvan kelijk liet SIS een aantal steken vallen Zo slaagde men er niet in de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland in 1938 te voorspellen. Ook het Russisch-Duitse monsterverbond aan de vooravond var. de Tweede Wereldoorlog kwam als een donderslag bij heldere hemel. De waar schuwing dat Duitsland in september Polen zou binnenvallen kwam de Britse agenten wel ter ore. Deze wisten hun re gering echter niet te overtuigen van de ernst van de situatie. Vooral de decoderingsafdeling 'Ultra' maakte tijdens WO-2 een glorietijd door Zij kon voortborduren op de successer. die tijdens de vorige wereldoorlog waren geboekt. De gedreven vakidioten die van deze dienst deel uitmaakten wisten in een vroegtijdig stadium de hand te leg gen op de sleutels waarmee vrijwel iede re geheime radioboodschap ontcijferd kon worden die de Duitse regering aan een van haar legeronderdelen zond. De bewering van de Britse inlichtin gendienst dat de oorlog met vier jaar werd bekort dank zij de verdiensten van de decoderingsafdeling is echter over dreven. Hoe waardevol de informatie ook mocht zijn, het hing van de militaire strategen af of deze ook op de juiste ma nier werd gebruikt Het Britse leger wil de niet het risico lopen dat de Duitsers begrepen dat al hun codes werden ge bruikt. Dat weerhield de Britse legerlei ding ervan alle informatie te gebruiken die op het bureau belandde. De informa tie was ook niet altijd zo bruikbaar als wel werd aangenomen. Zo gingen de Britse strategen er ten onrechte van uit dat de Duitse generaal Rommel klakkeloos de orders zou opvol gen die hij uit Berlijn kreeg. De eigenzin nige generaal veranderde zijn plannen zonder zijn superieuren daarvan in ken nis te stellen. Zo begon hij zijn eerste of fensief in Afrika een maand eerder dan werd verwacht. Hoe succesvol de Britse decoderings- dienst ook geweest mag zijn. ze was niet als enige in staat de geheime codes van de vijand te kraken. De Duitsers wisten ook menige geheime radioboodschap van de geallieerden te ontrafelen. Als ge volg daarvan werden ze herhaaldelijk met valse berichten op een dwaalspoor gebracht. Mollen De naoorlogse geschiedenis van de se cret service wordt gekarakteriseerd door de kwestie van de 'mollen': Russische in filtranten binnen de Britse samenleving. Agenten van de Russische geheime dienst KGB zouden hoge posities bezet ten in het Britse overheidsapparaat. De ze bewering bleek op waarheid te berus ten toen in 1951 twee hoge ambtenaren, verbonden aan het ministerie van bui tenlandse zaken en de Britse ambassade in Washington, de wijk namen naar Mos kou. De secret service koesterde al ge- ruimte tijd verdenkingen tegen één van hen. Het feit dat de twee tijdig wisten te ont snappen deed bij Britse agenten het ver moeden rijzen dat er nog een infiltrant moest zijn die hen had getipt. Ruim tien jaar later bleek dit vermoeden op waar heid te berusten. Een van de hoogste functionarissen binnen de inlichtingen dienst zelf week toen naar Moskou uit. Jarenlang had deze man, Kim Philby, ge werkt als verbindingsman tussen de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en de secret service. Het Britse establish ment schudde op z'n grondvesten toen duidelijk werd hoe ver de KGB in haar gelederen had weten door te dringen. En nog was het verhaal niet ten einde. In 1964 werd Anthony Blunt ontmaskerd als KGB-agent. De kunsthistoricus en beheerder van de schilderijencollectie van de koningin had jarenlang in de hoogste kringen verkeerd. De Britse inlichtingendienst ver wachtte na deze incidenten dat er ieder moment opnieuw een Russische spion kon opduiken. Er ontstond een paranoï de sfeer waarin iedereen elkaar verdacht. Tot op de dag van vandaag blijven ge ruchten de ronde doen dat er nog ergens een vijfde spion moet rondzwerven. De secret service liet haar fantasie wat al te ongebreideld de vrije loop toen ze in de jaren 70 zelfs de toenmalige labour pre mier Harold Wilson verdacht. In zijn boek 'Spycatcher' beschuldigt de voor malige geheim agent Peter Wraight de reeds overleden chef van de secret ser vice Roger Hollis van spionage voor de Russen. Mede deze beschuldiging bracht Een spionnen-onderonsje even buiten Moskou. Kim Philby. vóór zijn vlucht naar de Sovjetunie jarenlang verbindingsman tussen de Amerikaanse CIA en de Britse secret service, in gesprek met zijn Russische vrouw Nina. Rechts de Britse KGB-agent George Blake, die kans zag uit een Londense gevangenis te ontsnappen, met zijn Russische vrouw Ida en zoon Mischa. CIA Terwijl de secret service na de oorlog vooral de aandacht trok vanwege de jacht op Russische spionnen, kwam in Amerika een inlichtingendienst van de grond die de Britse inlichtingendienst al snel naar de kroon stak als grootste orga nisatie van het vrije westen. Na WO-2 werd de roep om een centrale inlichtingendienst in Amerika sterker omdat de reeds bestaande particuliere diensten niet naar behoren hadden ge functioneerd gedurende de oorlog. De diensten waren bijvoorbeeld aan de vooravond van de Japanse verrassings aanval op Pearl Harbour in gebreke ge bleven. Enige weken vóór de luchtaan val circuleerden er al geruchten dat Ja pan een sinister plan uitbroedde waar door Amerika zou worden meegesleept in de oorlog. Doordat er geen centraal bureaucratisch apparaat bestond waar alle informatie werd verwerkt, kwamen de geruchten niet ter ore van de juiste personen. De CIA (Central Intelligence Agency) moest in die lacune voorzien. De razend snelle ontwikkeling die deze dienst door maakte wekt nog steeds verbazing. De CIA doorliep dezelfde fasen als de Britse secret sendee, maar ging nog een paar stapjes verder. Oorspronkelijk kreeg ze opdracht de informatie die binnenkwam via particuliere diensten als de FBI (Fe deral Bureau Investigation) te klasseren en te selecteren. Anders dan bij de Britse 'secret ser vice' het geval was, werd het bestaan van de CIA wel officieel bevestigd. In 1949 werd een nationale veiligheidswet van kracht waardoor de CIA het recht kreeg op uitzonderlijke geheimhouding. Ze werd ontslagen van de plicht het Ameri kaanse congres op de hoogte te stellen van de grootte van de organisatie, het budget, de methoden en de geplande operaties. Bijna ongemerkt kon de in lichtingendienst zich bevoegdheden aanmeten die zij oorspronkelijk niet had gekregen. Perzië De Koude Oorlog die nadien de kop op stak, bleek een voedingsbodem waarop de CIA uitstekend kon gedijen. Het ap paraat groeide en slorpte daarbij een groot gedeelte van de bevoegdheden van andere diensten als bijvoorbeeld de FBI op. Naast het klasseren van informatie ging men zich nu ook bezig houden met het verzamelen van informatie in het bui- tenland en het uitvoeren van geheime operaties in het buitenland. Berucht is de affaire in Perzië. In 1953 stootte de Iraanse premier Mohammed Mossadegh met behulp van communis ten de sjah van Perzie van zijn troon. De CIA pompte twee miljoen dollar in een operatie die hem weer aan de macht moest brengen. Iraniers op sleutelposi ties werden omgekocht en legeronderde len die premier Mossadegh niet welge zind waren werden van Amerikaanse wapens voorzien. Na verloop van tijd slaagden de Amerikanen in hun opzet en werd premier Mossadegh ten val ge bracht ten gunste van de sjah. Geheime operaties als deze deden de Amerikanen misschien meer kwaad dan goed. Het Europese publiek reageerde niet onverdeeld positief op de bemoei zucht van de Verenigde Staten. Ook liet de CIA in deze eerste jaren een belangrij ke steek vallen. Na de oorlog waagde het zich aan de voorspelling dat het zeker tot midden vijftiger jaren zou duren voordat de Russen een atoombom ontwikkelden. Groot was de schrik toen de Sovjetunie op 29 augustus 1949 haar eerste geslaag de atoomproef uitvoerde. De Ameri kaanse regering vroeg zich af wat voor De Britse geheim agent Sidney Reilly, die bijna slaagde in zijn op dracht om in het Rusland van 1918 een contra-revolutie te ontketenen. zin het had om een organisatie zo groot als de CIA te financieren wanneer zelfs zaken van dit kaliber onopgemerkt aan haar neus voorbijgingen. De spionage dienst verontschuldigde zich door te suggereren dat KGB-agenten mogelijk Amerikaanse atoomgeheimen het Krem lin hadden binnengesmokkeld. Een sug gestie waarvoor de Amerikanen maar al te gevoelig waren. Vietnam Toen Amerika vervolgens betrokken raakte bij de oorlog in Vietnam verricht te de CIA aanvankelijk goed werk. Met vooruitziende blik meldde de dienst reeds in 1954 dat de Vietnamezen zelfs met Amerikaanse steun niet in staat zou den zijn zich te weren tegen een commu nistische dreiging uit het noorden. In 1964 durfde de CIA het zelfs aan de be roemde 'domino-theorie' in twijfel te trekken. De Amerikaanse strategen ver onderstelden dat, wanneer in Zuid-Oost Azië eenmaal ëén staat voor het commu nisme zou zwichten, er spoedig meer zouden volgen. De toenmalige Ameri kaanse president Johnson werd door de CIA te verstaan gegeven dat deze angst ongegrond was. Johnson sloeg deze raad in de wind en stortte zich in een hopeloos avontuur. Tegen het advies van de CIA in besloot hij toestemming te geven voor de bombardementen op communistische bolwerken in Noord-Vietnam. De Ameri kaanse inlichtingendienst kreeg het ge lijk aan haar kant, want de communisten stelden zich nog verbetener teweer nadat de rook was opgetrokken Ook toen de CIA president Johnson ontraadde Noordvietnamese petroleum- installaties te bombarderen praatte de dienst tegen dovemansoren. Naderhand bleek dat ze terecht had verondersteld dat de communisten reeds voor de bom bardementen hun petroleumvoorraden over hel land hadden verspreid. Johnson bleef tot het eind jaren zestig doof voor de rapporten die hem door de CIA werden verstrekt. Het gevolg was dat de inlichtingendienst steeds meer langs de zijlijn kwam te staan. Dat bracht de dienst ertoe de regering alleen nog die informatie te verstrekken die het wilde horen. Als de dienst actief kon blijven door de waarheid te verdoezelen dan koos de CIA voor de eerste optie. In de jaren zestig begon het Amerikaan se publiek steeds meer haar onvrede te uiten over de Amerikaanse inmenging in Vietnam. De CIA moest delen in deze kritiek. In toenemende mate zou ze rele vante informatie over de situatie in Zuid- Oost Azië onder de tafel vegen. Uiterst nadelig voor haar reputatie waren bo vendien de geruchten dat de afdeling ge heime operaties betrokken was bij een aantal moordpraktijken. Aanzwellende kritiek plaatste de Ame rikaanse inlichtingendienst voor grote problemen. Ze probeerde het tij te keren door de publieke opinie te bewerken. De dienst probeerde publikaties te verhin deren die haar in een kwaad daglicht stelden. Uitgevers die bereid waren kriti sche verhalen te publiceren over het werk van de spionagedienst konden zon der reclame-inkomsten komen te zitten doordat de CIA grote adverteerders overhaalde hun financiële steun in te trekken. Iedereen die ervan werd ver dacht samen te spannen tegen de dienst liep het risico dat zijn telefoon werd af getapt of dat hij werd geschaduwd. De lijst van mogelijke 'communistische in filtranten' bevatte zeker 300.000 namen. In het midden van de jaren zeventig, nadat de naam van de CIA ook in ver band was gebracht met de Watergate-af faire die president Nixon ten val bracht, werd de dienst publiekelijk aan de schandpaal genageld. Z^ werd verplicht opening van zaken te geven en er kwa men nieijwe richtlijnen die haar be voegdheden beperkten. De CIA moest voortaan voor al haar activiteiten verant woording afleggen aan congres- en se naatscommissies. Het budget werd aan zienlijk beperkt en de toenmalige presi dent Carter ontsloeg een groot aantal werknemers van de afdeling geheime operaties. Van stal De CIA .werd weer van stal gehaald toen de Sovjetunie Afghanistan binnenviel. De Russische beer was weer los. Tijdens zijn verkiezingstournee in 1980 hamerde presidentskandidaat Ronald Reagan er op dat de CIA in oude glorie hersteld moest worden, wilde Amerika de Russi sche dreiging het hoofd kunnen bieden. Onder Reagans presidentschap kreeg ze haar verstrekkende bevoegdheden te rug. Het beschikbare budget werd in ijl tempo opgevoerd. De afdeling 'geheime operaties', verafschuwd vanwege haar rol in Vietnam, kwam weer volop 'in the picture'. In ieder duister zaakje waarin de Verenigde Staten verwikkeld raakten speelde deze afdeling een rol, of het nu ging om geheime wapenleveranties aan Iran in ruil voor de invrijheidstelling van gijzelaars, of de Amerikaanse bemoeie nissen in Midden-Amerika. De jaren tachtig laten een kentering zien in het werk van de inlichtingendien sten. Niet langer wordt het spel gespeeld op een manier waarbij de agenten hun ei gen leven in de waagschaal zetten. CIA en KGB lijken niet meer in de eerste plaats geïnteresseerd in het elimineren van eikaars agenten. De huidige spion is geen representant meer van het commu nisme of het kapitalisme. Ook werken in het belang van het vaderland zegt hem of haar weinig. Nee, de hedendaagse spion is eerder een kille systeem-analist. Hij levert infor matie vooral in ruil voor veel geld. De op drachtgevers zijn niet enkel in politieke of militaire wetenswaardigheden geïnte resseerd. Ze leggen zich meer en meer toe op het verzamelen van informatie over economische aangelegenheden. Ge gevens over industriële kartels, olieprij zen en grote op stapel staande transac ties zijn goud waard. Bij het verkrijgen van die gegevens is de computer een onmisbaar instrument geworden. Krakers slaagden er reeds in zich toegang te verschaffen tot bijvoor beeld de centrale computer van NASA, het Amerikaanse ruimtevaart-agent schap, en de algemene databank van het Amerikaanse ministerie van defensie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 39