OEKEU Kwaliteitsverhalen uit Canada Nazisme was mensenwerk De aandacht voor lezen is niet minder geworden Een fantasiefiguur wordt werkelijkheid Kruithofs debuut: mooi maar traag De kleine nuances van het menselijk drama LITERATUUR Paul Watkins schudt lezer wakker uit apathie Aad Nuis en Jaap Goedegebuure nemen het boek onder de loep DONDERDAG 7 SEPTEMBER 1989 Lange tijd bleef de bekendheid van Canadese schrijvers beperkt tot die van Margaret Atwood en Leonard Cohen, de laatste nog voornamelijk vanwege zijn zangkwaliteiten. Een paar jaar geleden schreef Matt Co- hen (geen familie) zich in de schijn werpers met zijn bestseller 'De Spaanse dokter'. Intussen zijn ook wat minder bekende Canadese au teurs vertaald. Bovendien hebben tijdschriften als De Tweede Ronde en Bzzletin themanummers gewijd aan de Canadese literatuur. De meeste Canadezen wonen in een klein gebied, dicht bij de grens met de Verenigde Staten. Opval- lend is dat er onder hen zoveel kwa liteitsauteurs zijn. Dat bewijst de onlangs verschenen bundel 'Verha len uit Canada'. Opvallend is ook dat er zo veel vrouwen bij zijn, het geen overigens niet betekent dat de Canadese literatuur een vrouwelijk karakter heeft. Wat de tweetalig heid van het land betreft: de Franstalige auteurs schrijven niet wezenlijk anders dan hun Engelsta lige collega's. De bundel is gevarieerd. Naast een science-fictionverhaal van Ti mothy Findley vinden we bijvoor beeld de avonturen van een negen tiende eeuwse acrobaat door Vic- tor-Lévy Beaulieu en een eigentijd se zedenschets van Guy Van- derhaeghe. De enige overeenkomst tussen sommige auteurs is dat ze over het leven op het platteland schrijven. Maar de uitwerking is steeds weer anders. Robert Kroetz verwerkt een suggestie van magie in zijn verhaal. Norman Levine werkt een ontroe rende ontmoeting uit tussen zijn hoofdpersoon en het laatst overge bleven joodse gezin in een visser- dorp. Gabrielle Roy geeft aan de hand van een jonge vrouw die wes terse gezondheidszorg weigert een indringend beeld van de overgangs cultuur waarin de Eskimo's zich be vinden. Opvallend is dat twee verhalen betrekking hebben op fanatieke trimmers die ondanks hun gezonde inspanningen vroegtijdig overlij den. Maar ook deze vertellingen zijn heel verschillend van aanpak. 'Verhalen uit Canada' doet ver moeden dat er nog heel wat uitste kende schrijvers op een vertaling van hun werk wachten. AUGUST HANS DEN BOEF Verhalen uit Canada, gekozen door Charles Forceville, August Fry en Leo Gillet, uitg. Van Gennep, 39,50. In de geschiedenis van het Kwaad vormen de misdragingen van de Duitsers in de Tweede Wereldoor log een absoluut dieptepunt. Om het wat draaglijker te maken, wat minder persoonlijk, noemen we het onmenselijk wat daar gebeurde. En zo is de veilige mythe ontstaan van de nazi's als apocalyptische dieren. Maar het was natuurlijk wel "men senwerk" allemaal. En hoewel aan deze gedachte al vaak lippendienst is bewezen, hebben maar weinigen het aangedurfd om dit gewone en tegelijk zo gruwelijke inzicht seri eus te nemen. Onze slaperige mo raal werd er steeds even op prikke lende wijze door opgeschrikt, waar na de doezel des te behaaglijker aanvoelde. Eén manier waarop de verstar ring in de mythe kan worden bestre den is door de verbeelding van de schrijver. De kennis waarover hij beschikt en waarnaar hij zoekt, is al tijd gericht tegen de cliché, de stig matisering, de mythe, kortom: te gen het mentale establishment. Een prachtig voorbeeld daarvan was het boek '1933' van Philip Met calfe. Het nazisme werd opeens le vensechter en bedreigender dan ooit toen ik in dat boek las dat de term "Gestapo" (van Geheimes Staatspolizeiambt) was bedacht door de Duitse posterijen. De afkor ting GPA leek te veel op die van de gevreesde Russische geheime dienst, de GPU. Een handigheid van een bureau-ambtenaar. Het is dat gluiperige maniertje van de wer kelijkheid om alles zo onopvallend mogelijk te doen. De recent verschenen roman 'Dag en nacht uit' van de jonge Amerikaanse schrijver Paul Watkins behoort ook tot deze cate gorie boeken. Watkins vertelt het verhaal van de zeventienjarige Se bastian Westland, die na enkele ja ren bij de Hitlerjugend in 1944 te kent voor de Waffen-SS. Hij weet dat hij als kanonnevoer zal worden gebruikt in het eindstadium van een verloren strijd, maar dat weer houdt hem niet. Hij wordt gedreven door een soort wanhopige onver schilligheid. Nog meer dan '1933' van Metcalfe, is het boek geschreven zonder die morele verlamming die dit soort li teratuur tot nu toe zo onverteerbaar maakte. De stapel lijken die ons au tomatisch in een halve shocktoe stand van doffe gevoelloosheid en werktuiglijk hoofdschudden brengt, komt heel even voor (dat wil zeggen hoogstens één of twee keer als 'niet ter zake doende flits van de verbeelding), de figuur Adolf Hitier wordt praktisch niet genoemd en er valt geen racistisch woord. Het gemakkelijke stereotype beeld van het Derde Rijk is verval len en er komt een andere werke lijkheid voor in de plaats die zo mo gelijk nog gruwzamer is. Net als Metcalfe wil ook Watkins waar schijnlijk aantonen dat er geen sprake was van slechts één werke lijkheid, maar van een veelheid van werkelijkheden: "Dat is wat er niet deugt aan het Derde Rijk zoals het nu is. Je kunt nergens lekker bruin worden". Er is hier denk ik sprake van een heilzame mentaliteitsver andering. De heftige verontwaardi ging is bij velen van ons omgesla gen in desinteresse. Door schrijvers als Metcalfe en Watkins sperren we onze vermoeide ogen weer wagen wijd open. Want wie had het voor mogelijk gehouden dat iemand zich uit on verschilligheid aanmeldt bij de SS? Bij Sebastian Westland is er immers geen sprake van ideologische over gave. Het lidmaatschap van de SS is voor zijn bestaan maar van zijde lings belang, omdat hij er met zijn hoofd niet bij is. Dat is bedreigen der en beledigender dan moedwil. Schoften hebben we graag als fana tici. We verlangen gedrevenheid, in zet van de hele persoon. Dat is niet het geval bij Sebastian. En dan wordt het pas echt griezelig. 'Dag in nacht uit' is een prachtig geschreven boek met een toon zo zuiver als glas. PETER BEKKERS Dag in nacht uit, Paul Watkins, uitg. Agathon. 29.90. Paul Watkins 'Een boek lezen raakt dat niet uit de tijd?' luidt de eerste zin uit 'Een stem in je hoofd' van Aad Nuis. 'Is het lezen van literatuur gedegra deerd tot de randverschijnselen?', zo opent Jaap Goedegebuure 'Te lui om te lezen?'. Voortdurend wordt de noodklok geluid omtrent de toe komst van het lezen. Waarom eigen lijk? Schrijvers zijn nog nooit zulke beroemdheden geweest als in onze dagen. Literatuur is steeds minder een zaak voor de elite. Boeken vor men dikwijls het gesprek van de dag. Letterkundige lezingen trek ken in het hele land volle zalen. Met de verkoop van boeken gaat het niet zo geweldig - al handhaaft Jaap Goedegebu Zevenenveertig bladzijden, zes ge vuld met tekeningen, drie met een inleiding en een nabeschouwing, drie met uitleg. Er lijkt in het kleine boekje 'Markus en de Golem' wei nig ruimte over te blijven voor het vertellen van een verhaal. Maar het boekje is even krachtig als een ge dicht en beeldend als een schilderij. Voorin zit een onbeschreven an sichtkaart met een reproductie van een impressionistisch werk van Max Lieberman, 'Papegaaienman'. Heeft iemand die kaart in het boek laten zitten, is het een presentje van de uitgever of een misdruk van een foldertje in de boekhandel? Pas tij dens het lezen van het verhaal wordt duidelijk dat het schilderij van Lieberman een belangrijke functie heeft in het boek. In 1942 komt het joodse jongetje Markus terecht in het joodse wees huis van Berlijn. Daar vertelt 'tante Meta' verhalen om de kinderen rus tig te houden. De sprookjes gaan over Rabbi Low, die van klei een mensfiguur maakt en hem leven in blaast. Deze 'Golem* beschermt jo den die in de problemen komen. De dromerige Markus fantaseert dat de papegaaienman op zijn ansicht kaart ook een Golem is. In gedach ten laat hij hem zaken regelen die voor de kinderen in het tehuis on mogelijk zijn. Voor Markus wordt de papegaai enman werkelijkheid. Als de SS het weeshuis ontruimt en de kinderen worden afgevoerd naar een concen tratiekamp, blijft het jongetje ach ter in een omgekeerd babybadje. Daarmee eindigt het verhaal. Schrijver Bodo Schulenberg heeft niet voor een goedkoop happy-end of een even obligaat dramatisch slot gekozen, maar geeft net genoeg hoop aan de lezer. Een samenvatting van het ver haal doet de tekst tekort. Balance rend tussen de harde, concrete wer kelijkheid en de zweverige fantasie van Markus geeft dit boekje een in drukwekkende impressie van het leven van een joods kind in de oor log. De verwerking van de afgrijse lijke gebeurtenissen in de gedach ten van een kind worden niet alleen vorm gegeven door het verhaal, maar ook door de tekeningen die zijn gemaakt door kinderen uit de concentratiekampen van Auschwitz en Theresienstadt. Dat dit poëtische verhaal is ge drukt op grauw papier en is voor zien van een on-nederlandse typo grafie (vreemde aanhalingstekens, haakjes rond de bladzijnummering) is jammer, maar doet niets af aan de waarde van dit boek. Het lijkt me dat kinderen er moei te mee zullen heben om de tekst in hun eentje te verwerken. De inhoud is zwaar, er wordt heen en weer ge sprongen tussen fantasie en werke lijkheid en het taalgebruik is niet eenvoudig. Daarom is het duidelijk een boekje om voor te lezen, om sa men met kinderen van een jaar of tien over te praten. Niet vanwege de feiten van de Tweede Wereldoorlog maar om even mee te voelen met een dromerig jongetje in die tijd. VICTOR FREDERIK juist de literatuur zich redelijk - maar dat is een heel ander pro bleem. De stagnerende afzet heeft niets te maken met een verminder de aandacht voor het lezen, doch al les met de groei van het biblio theekwezen. Zij die boeken lenen, kopen zelden boeken - zo blijkt uit recent onderzoek. Vorig jaar wer den in Nederland 27 miljoen boe ken verkocht, terwijl men bij de bi bliotheken 200 miljoen uitleningen kon noteren. In normale omstan digheden, zo schat men, zouden 43 miljoen boeken verkocht zijn. Geen wonder dat een van de co lumnisten van het nieuwsblad voor de boekhandel, Boekblad, onom wonden vaststelde: "sinds pakweg 1970 is de openbare bibliotheek een regelrechte bedreiging van boek en cultuur, in plaats van wat zij moet zijn, en eeuwen is geweest: een be hoeder". Auteurs en uitgevers der ven veel inkomsten en ontvangen een schamele leenvergoeding. Een verschraling van het boeken aanbod zal onvermijdelijk het ge volg zijn. Nergens ter wereld is het bibliotheekwezen zo voortreffelijk georganiseerd als in ons land, maar aan hen die voor al die boeken zor gen is nauwelijks aandacht. Wie iets over de toekomst van het boek wil zeggen, zou eigenlijk niet aan dit probleem voorbij mogen gaan. Nuis zwijgt er evenwel over. Hij is parle mentariër voor D66 en moet dus aan de achterban denken. Maar ook Goedegebuure gaat niet op de kwestie in. Al duizenden jaren wordt erover geklaagd: de jeugd van tegenwoor dig is lang niet zo ontwikkeld als de jeugd van vroeger. Goedegebuures pamflet is hier een variant op. Hij heeft geconstateerd dat de jongeren van nu lang niet zo belezen zijn als de jongeren van weleer. Goedege buure is hoogleraar in Tilburg en merkte dat "tachtig procent van de eerstejaars noch Madame Bovary noch Misdaad en straf' bleek te kennen. Dat kan best zo wezen, maar hoe lag het percentage in het verleden? Goedegebuure beseft blijkbaar niet datje deze vraag moet stellen om tot zinnige conclusies te kunnen ko men. De schrijver van Te lui om te lezen? is waarschijnlijk te lui om na te denken. Zijn beweringen blijken steevast slagen in de lucht. Hij besteedt veel aandacht aan het fenomeen dat een groot aantal van de gekochte boeken ongelezen blijft, dat men zich bepaalde wer ken aanschaft om "voor vol te wor den aangezien door statusgenoten". Ongetwijfeld bestaat dit verschijn sel, maar zal het in het verleden zo veel anders zijn geweest? Het litera tuuronderwijs staat er tegenwoor dig slecht voor, weet hij ook nog te melden. Vroeger was alles beter, dat behoeft volgens deze scribent geen enkele toelichting. Ik kan die instelling niet bewon deren. Maar heimelijk betwijfel ik of vroeger zulke onbeholpen zinnen als waarmee dit boek werd gevuld in druk waren verschenen. Goede gebuure kan het hebben over "de ja ren zestig (die) flink hebben huisge houden". Of over "de minst draag krachtige milieu's die hun kinderen van deze ontwikkelingen konden laten profiteren". Of over de litera tuur die voor 1800 "op een veel klei nere schaal functioneerde" dan in later tijd. Goedegebuure struikelt over bij na elke horde van de taal, Nuis neemt de hindernissen met gemak. Alleen al daarom klinkt diens boek 'over literatuur en literatuurkritiek' zoveel overtuigender. De literatuur liefhebbers zal dat goed uitkomen. Goedegebuure ziet een zwarte toe komst voor het boek in het ver schiet. Nuis daarentegen stelt "dat boek en boekvormige literatuur nog heel lang hun centrale plaats in onze beschaving zullen blijven in- 'Een stem in je hoofd' bestaat uit een aantal lezingen die Nuis hield voor de universiteit van Groningen. Onderwerpen: de toekomst van het lezen, een vluchtig overzicht van de moderne letterkunde, het werk van de recensent en het schrijven. "Alle schrijven begint als terug schrijven", beweert hij. Iedere schrijver is in oorsprong een actieve lezer. Voor recensenten is het 'te rugschrijven' een eindstadium. Nuis zet aan de hand van zyn eigen ervaringen uiteen hoe men boekbe spreker kan worden. "Het echte am bacht leer je door afkijken", is een van zijn uitdagende stelregels. HANS WARREN Te lui om te lezen?, Jaap Goedege buure, uitg. Van Oorschot, 14,90; Een stem in je hoofd, Aad Nuis, uitg. Het Spectrum, 24,90. De Franse filmregisseuse Agnes Varda heeft ooit een mooie film ge maakt over een meisje dat door Frankrijk zwerft. De zwerfster leef de van de hand in de tand en liet zich door niets en niemand tegen houden op haar tocht die eindigde in een greppel eindigde. Haar be vroren lijk werd gevonden door dorpelingen. Met dit droevige einde begint Varda haar film, die óók een tocht is: wie was de zwerfster? Anderhalf uur lang zien we mensen die het meisje hebben gekend. Allemaal halen ze hun herinneringen op, zo dat er uiteindelijk een redelijk com pleet beeld ontstaat. Nou ja, compleet; feitelijk krijgen we als kijkers een puzzel met onge lijke stukken in handen. De vraag wie het meisje nu eigenlijk was, is aan het einde van de film nog moei lijker te beantwoorden dan aan het begin. Hoe meer je weet, hoe groter het raadsel. Aan deze film van Varda moest ik een paar keer denken toen ik 'Ande re mensen', de onlangs verschenen verhalenbundel van J.J. Peere boom, las. In feite doet hij in het langste verhaal uit de bundel, 'Net weer Napoleon', hetzelfde als Var da: via verschillende getuigenissen proberen te achterhalen wie ie mand was. Die iemand is in dit geval Andries Borgholt, eminent wetenschapper wiens crematie een internationaal evenement was. "Niet alleen waren er te veel mensen voor de aula van Ockenburgh en stonden ze drin gend en reikhalzend in de deuren om te horen wat er gezegd werd bij de kist; dat kwam meer voor. Nog nooit gezien was er zo'n groot aantal fotografen en cameramannen". Eén van de aanwezigen is Diede- rik Wedel, voormalig student van Borgholt, die al jaren rondloopt met het plan om een kritische biografie over zijn leermeester te schrijven. Nu lijkt het moment gekomen. Te gen een kennis zegt hij: "Ik zou wil len weten in welke mate hij mensen gevormd heeft. Dat vind ik een vraag die je moet kunnen beant woorden als je een biografie gaat schrijven: wat heeft zo iemand aan het leven toegevoegd". Voor die biografie voert hij oriën terende gesprekken met verschil lende mensen uit Borgholts omge ving: zijn vrouw, zijn maitresses, een vakgenoot, een oude vriend. Al snel heeft Wedel door dat het geen eenvoudig project zal worden. Zo realiseert hij zich op een zondag morgen, liggend in bed, dat mense lijke levens een even grote verschei denheid van vormen aannemen als de bloemen en kruiden in de tuin. "Of groter: want de soorten van de bloemen en kruiden staan beschre ven, en de mens doet maar wat, al thans niemand kan hem overtui gend indelen". Wat voor Wedel geldt, gaat van zelfsprekend ook op voor de lezer: naarmate het verhaal van Peere boom het einde nadert, weten we ei genlijk nog niet zo gek veel over Borgholt. Ja, hij was in een bepaald opzicht een vreselijke streber die te genstanders kapot maakte, maar hoe moet je dat rijmen met zijn lief de voor zijn dochter? En hoe ver houdt die hufterigheid zich tot de herinneringen van zijn laatste min nares die beweert dat Borgholt zich helemaal niet bekommerde om de waarde van zijn werk? Wie het verhaal uit heeft, blijft achter met lege handen. Dat gevoel wordt nog eens versterkt door het feit dat Peereboom zö schrijft dat het lijkt alsof hij bijna niets zegt. Hij schrijft - en dat blijkt ook uit de an dere verhalen uit deze bundel - tus sen neus en lippen door. Zijn verha len lijken daardoor rustig voort te kabbelen. Onder de oppervlakte woelt het intussen. Ik ken niet veel Nederlandse schrijvers die zo'n goed oog hebben voor de kleine nuances van het menselijk drama. Voeg daarbij Peerebooms gevoel voor humori- (mevrouw Borgholt over haar man: "De enige plaats waar je zeker wist dat hij er geen kinderen bij zou krij gen was hier in huis"), zijn vermo gen om dialogen 'echt' te laten klin ken, en u begrijpt waarom het een genoegen is om zijn verhalen te le- Ik hoop alleen dat hij in de toe komst andere namen voor zijn per sonages kiest: een Diederik is al erg genoeg, maar als daar dan ook nog een Rodney bij komt. wordt het echt teveel. En het omslag van het boek had ook beslist mooier ge kund: het realistische schilderij van S. Brobbel, waarop we een man naar een huis zien kijken, getuigt van veel vlijt. Meer ook niet. WIM BRANDS J.J. Peereboom Nieuwe Uitgaven Proza De boogschutter. Mobido Sounkalo Kéita. Detectiveroman uit Mali. Uitg. Ambo/Novib/Ncos. ƒ28.50. licht, Judith Merkle Riley. Middeleeuwse roman. Uitg. Unie-« boek. ƒ29,90. De opgraving. Rien Broere. Roman over een architect die na een auto-ongeluk worstelt met geheugenverlies. Uitg. De Harmonie, 37,50. Non fiction Kreatief met katmotieven. Ontwerpen om met de kat als onderwerp creatief aan de slag te gaan. Uitg. M en P, 24,90. Zorg en de staat, Abram de Swaan. Histo risch beeld van de ontwikkeling van de verzorgingsstaat aan de hand van een vergelijkende studie van viif landen: Duitsland, Engeland, Frankrijk, Neder- "ferenigde de Polit Uitg. Bert Bakker. De werkelijkheid van de ander. Opvoe den, schrt Nelissen. 18.50. Niemandsland, Duke Blaauwendraad- Doorduijn. Herinneringen ƒ25,-. Eerst geloven, dan zien. Nieuw boek van de bekende psycholoog Wayne Dyer met richtlijnen en adviezen om het dagelijks leven te verrijken. Uitg. Bruna, 32,50. Yen. Het nieuwe Japanse imperium. Ge schreven door Daniel Burnstein. De eco nomie van Japan afgezet tegen die van westerse landen. Uitg. Veen. 39,90. Peking, Anthony Grey. Roman over de Chinese revolutie van 1921 - 1978. Uitg. Sijthoff, 49,50. Jeugdboeken MeliLsine, Lynne Reid Banks. Geheim zinnige gebeurtenissen op een oud Frans kasteel. Voor 13 jr en ouder. Uitg. Hans Elzenga. 28,50. Terug naar de kermis, Hadley Irwin. Een jongen moet de dood van zijn vriendin zien te verwerken. Voor 13 jr en ouder. Uitg. Hans Elzenga, 23,50. Anna, Elizabeth Laird. De lotsverbond- heid van een 12-jarig meisje met haar ge handicapte broertje. Voor 12 jr en ouder. Uitg. Hans Elzenga. 23,50. Jongen. 18 jaar, zoekt meisje, Harry Ma zer. Titel spreekt voor zich. Voor 13 jr en ouder. Uitg. Hans Elzenga, 23,50. Chips en Jessie, Shirley Hughes. Strip- boekje voor 6 jaar en ouder. Uitg. De Vries Brouwers, 19,90. Suzanne in de hoofdrol, Marita Lindquist met illustraties van Louise Jacobsson. Prentenboek. Uitg. De Vries Brouwers, ƒ26,50. Joris, Jasper en Julia, Ake Eriksson. Prentenboek. Uitg. De Vries Brouwers, ƒ22,90. Jacques Kruithof (1947) heeft eens een sympathiek artikel gepubli ceerd over Pierre H. Dubois (1917), wiens roman 'Een vinger op de lip pen' uit 1952 op hem, een jonge le zer, veel indruk had gemaakt. Als ik me goed herinner bekende de au teur dat door de lektuur zijn levens beschouwing was veranderd. Du bois zal verheugd zijn geweest. Weliswaar had hij een historische roman geschreven over Savanarola, maar daarbij ging het hem toch meer om het denken dan om de en tourage, meer om actuele dan om renaissance-problemen. Ik moest aan Kruithofs artikel denken bij het lezen van zijn eerste roman, 'Het lied van de houtduif. Of hij beïnvloed is door Dubois laat ik buiten beschouwing. Maar er is verwantschap tussen de twee schrijvers. Kruithof situeert zijn verhaal in de Middeleeuwen, en er komt heel wat Middeleeuwen in zijn boek voor. Toch heeft hij ken nelijk problematiek van alle tijden willen behandelen. De oude man (hij is vijftig) die hij de pen in de be vende hand geeft is weliswaar een hoogst notabele koopman, hij is te vens een ernstige en melancholieke denker, en wat hij zoal denkt zou ie mand ook nu kunnen denken. Zelfs de meest dramatische gebeurtenis sen worden verteld in een stijl van beschouwelijkheid. Dat wil zeggen: zij worden niet beschreven, er wordt over gepeinsd. De 'ik' is de koopman Rogier die zijn rijke huis verlaat om per schip naar Brugge te reizen. Een vriend van vroeger heeft hem gevraagd af scheid te komen nemen. Politieke en zakelijke verwikkelingen maken de reis zinvol. En in Brugge heeft zich, vijfentwintig jaar geleden, een liefdesdrama afgespeeld waaraan de 'ik' nog dag en nacht denkt. Hij voelt zich, bijna tegen zijn zin, ge noodzaakt om de stad terug te zien. Rogier maakt zijn uitvoerige dag boekaantekeningen in juni en juli, maar hij zet er geen jaartal bij. Hij vermeldt dat hij zijn stad verlaat, maar niet hoe die stad heet. Hij meldt vrij veel over politieke con flicten, maar houdt geen rekening met ons, lezers van zovele eeuwen later die enige moeite hebben met een notitie als deze: "Vorige maand is de graaf van Holland gestorven, aan bloedvergiftiging, naar men zegt; zijn schoonzoon Touraine was kort te voren al overleden, en nu wil zijn enige dochter met haar neef in Brabant in het huwelijk treden, als daar de pauselijke dispensatie voor verleend wordt. Lang niet allen bui ten Henegouwen erkennen haar trouwens". Waarom onthoudt Jac ques Kruithof de lezer deze infor matie? Rogier is een erudiet, een gretige lezer, en het lijkt me dat hij in zijn overpeinzingen afscheid neemt van de Middeleeuwen, zich ontwikkelt tot een mens zonder kerkelijk ge loof, zonder angst voor autoriteit, een vrije burger. Tijdens zijn studie jaren, in Parijs, heeft hij kennis ge maakt met nieuwe avontuurlijke opvattingen, hij "is die niet vergeten, en denkt nu, op reis, avontuurlijk verder. Essentieel in zijn leven was de liefdesrazernij van vijfentwintig jaar geleden. Het Florentijnse meis je Bianca, dat hij in Brugge leerde kennen, was beeldschoon, vurig op hem verliefd, en zij genoten harts tochtelijk van elkaar tot de knech ten van de man aan wie zij beloofd was haar uit Rogiers huis sleurden. Pas nu komt Rogier erachter hoe af schuwelijk het Bianca is vergaan. Er is heel wat leven in Rogiers no tities. Vrouwen, vrienden, gesprek ken, landschappen, muziek. De toon echter is beschouwelijk, de stijl in wezen traag. Soms heel on zorgvuldig. Ik citeer: "Op een reis als deze is er vooral aan boord veel loze tijd die verdreven moet wor den, maar men kan ook in het roeri ge water staren, naar de roeken en de krijsende meeuwen kijken, of een boogschot wagen op de herten die in de uiterwaarden komen gra zen, de schepen die je tegemoet va ren zien te herkennen, en de benen strekken in de steden en dorpen die ik, zeker op zondagen, voorbij ga". Het is, vind ik, een lelijke zin, met een 'maar' zonder betekenis, een onhandige overgang van 'men' naar 'je' naar 'ik', en het slot is bepaald raar. Wie strekt er zijn benen in een stad die hij voorbijgaat, zeker op zondagen? De schrijver heeft zich laten wiegen op de trage stroom van zijn stijl en is erbij in slaap gevallen. Jammer. Want 'Het lied van de houtduif is een interessante en mooie roman, en de lezer volgt gaar ne de herinneringen en gedachten van de sombere Rogier die toch ve lerlei vrolijks en hartstochtelijks heeft meegemaakt en daar soms duidelijk over vertelt. ALFRED KOSSMANN Jacques Kruithof, Het lied van de houtduif. Uitg.: De Bezige Bij, Amster dam. Prijs: f 26.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1989 | | pagina 33